Leggen executoriale derdenbeslagen ten laste van de Staat Irak door Gerechtsdeurwaarderskantoor Geerlings & Hofstede te Amsterdam

18 augustus 2014

Ons kenmerk 548737

Aanzegging ex artikel 3a, tweede en zesde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet

Gerechtsdeurwaarderskantoor Geerlings & Hofstede, gevestigd te Amsterdam, heeft mij op 11 juli 2014 in kennis gesteld van een door hen uitgevoerde opdracht tot het leggen van een tiental executoriale derdenbeslagen ten laste van de Staat Irak. De beslagen waren op dat moment reeds gelegd door toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder van voornoemd kantoor, dhr. Bierenbroodspot. De beslagen zijn gelegd op grond van een in executoriale vorm uitgegeven grosse van de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 10 juli 1991, houdende exequaturverlening op een tussen eiseres en de Staat Irak gewezen vonnis van het Tribunal de Commerce te Parijs, Frankrijk, van april 1991.

Ik acht deze ambtshandeling, na consultatie van mijn ambtgenoot van Buitenlandse zaken, in strijd met de volkenrechtelijke verplichtingen van de Nederlandse Staat. In het geval van (voorgenomen) maatregelen ten aanzien van vermogensbestanddelen van een vreemde Staat geldt een presumptie van immuniteit. Slechts indien wordt vastgesteld dat de vermogensbestanddelen niet bestemd zijn voor publieke doeleinden kan immuniteit van executie worden ontzegd. In dit kader zijn de artikel 18 tot en met 21 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de immuniteit van rechtsmacht van staten en hun eigendommen (Trb. 2010, 272) relevant. Dat louter sprake is van vermogensbestanddelen die niet zijn bestemd voor publieke doeleinden is echter door Geerlings & Hofstede en diens opdrachtgever naar mijn opvatting niet voldoende aannemelijk gemaakt. Bovendien is door Geerlings en Hofstede niet aangetoond dat de Staat Irak afstand zou hebben gedaan van immuniteit van executie ten aanzien van derde partijen.

Op basis van de mij thans beschikbare, door de gerechtsdeurwaarder en diens opdrachtgever aangeleverde informatie, kom ik tot de volgende conclusie. Op grond van artikel 3a, tweede en zesde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet, zeg ik voornoemde gerechtsdeurwaarder en zijn kantoorgenoten aan dat de in dezen executoriaal gelegde beslagen strijdig zijn met de volkenrechtelijke verplichtingen van de Nederlandse Staat en aanstonds opgeheven dienen te worden.

Deze aanzegging is met onmiddellijke ingang van kracht en zal worden gepubliceerd in de Staatscourant.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Naar boven