Investeringsreglement

Groen Ontwikkelfonds Brabant

Versie 1.3.

Algemene vergadering van aandeelhouders van Groen Ontwikkelfonds Brabant BV;

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Overwegende dat de algemene vergadering de wens heeft om subsidies te verstrekken ten behoeve van de realisatie van de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszones in de provincie Noord-Brabant;

Overwegende dat door het beschikbaar stellen van subsidies beoogd wordt initiatieven te stimuleren die leiden tot het bereiken van de provinciale natuurdoelstellingen opdat in 2027 de totale ecologische hoofdstructuur binnen de provincie Noord-Brabant is gerealiseerd;

Overwegende dat Provinciale Staten in de Grondnota Ecologische Hoofdstructuur Noord-Brabant hebben vastgelegd dat, door een gebiedsgerichte aanpak, wordt beoogd om natuurgebieden af te maken;

Overwegende dat de algemene vergadering op de te subsidiëren projecten het Besluit 2012/21/EU van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, tweede lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen (PbEU 2012, L 7) van toepassing verklaart;

Besluiten vast te stellen de volgende beleidsregel:

§ 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit investeringsreglement wordt verstaan onder:

a. ambitiekaart:

kaart als bedoeld in de Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap Noord-Brabant en de Subsidieregeling natuurbeheer Noord-Brabant 2010;

b. Awb:

Algemene wet bestuursrecht;

c. ecologische hoofdstructuur:

samenhangend netwerk van natuurgebieden van nationaal en internationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden;

d. ecologische verbindingszone:

zone die als zodanig is aangewezen in de Verordening ruimte van de provincie Noord-Brabant;

e. EHS:

ecologische hoofdstructuur;

f. EVZ:

ecologische verbindingszone;

g. GOB BV:

Groen Ontwikkelfonds Brabant BV;

h. investeringscommissie:

adviescommissie als bedoeld in artikel 3:5 van de Awb en artikel 24 van de statuten van GOB BV;

i. kaart:

kaart van rijks en provinciale EHS met nieuwe natuur zoals opgenomen in bijlage 1;

j. landbouwgrond met natuurfunctie:

landbouwgrond waarop beperkingen aan het gebruik zijn gesteld, gericht op realisatie van de doelen van de EHS;

k. natuurbeheerplan:

plan als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Noord-Brabant en hoofdstuk 2 van de Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap Noord-Brabant;

l. natuurbeheertype:

soort natuur zoals nader beschreven in de Index Natuur en Landschap;

m. nieuwe natuur:

natuur aangelegd na 1985 en vastgelegd in het Natuurbeleidsplan uit 1990 waarin de opgave nieuwe natuur provincie Noord-Brabant is opgenomen;

n. NURG project:

project dat onderdeel uitmaakt van het programma Nadere Uitwerking Rivierengebied;

o. samenhangend project:

project dat betrekking heeft op twee of meer paragrafen van dit investeringsreglement;

p. Wet Bibob:

Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Artikel 2 Toepasselijkheid

Titel 4.2 van de Awb is van toepassing op dit investeringsreglement.

Artikel 3 Doelgroep

GOB BV past dit investeringsreglement toe op aanvragers om subsidie.

Artikel 4 Subsidievorm

  • 1. GOB BV verstrekt op grond van dit investeringsreglement projectsubsidies.

  • 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van:

    • a. een geldbedrag;

    • b. een lening;

    • c. een garantstelling.

Artikel 5 Algemene weigeringsgronden

GOB BV weigert subsidie indien:

  • a. de subsidieaanvrager een privaatrechtelijke rechtspersoon is die in financiële moeilijkheden verkeert, als bedoeld in artikel 1, zesde lid, onder c, en zevende lid van Verordening (EG) 800/2008 dan wel daarvoor in de plaats tredende regelgeving;

  • b. de subsidieaanvrager een privaatrechtelijke rechtspersoon is die een subsidie vraagt als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onder b of c en in financiële moeilijkheden verkeert, blijkend uit de volgende indicatoren:

    • 1°. het eigen vermogen is minder dan 20% van het totaal vermogen;

    • 2°. de verhouding vlottende activa en kortlopende schulden is kleiner dan 0,7; of

    • 3°. de debt service coverage ratio is kleiner dan 1,2;

  • c. ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering voor onrechtmatig verleende staatssteun uitstaat;

  • d. voor het project reeds subsidie is verstrekt op grond van een andere provinciale regeling;

  • e. het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd een NURG project betreft;

  • f. er sprake is van een samenhangend project en dit project niet in zijn geheel voldoet aan dit investeringsreglement.

Artikel 6 Wet Bibob

GOB BV kan bepalen dat een subsidie aan een rechtspersoon of aan een natuurlijk persoon wordt geweigerd of wordt ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

Artikel 7 Niet subsidiabele kosten

De volgende kosten komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a. BTW die op grond van de Wet op de Omzetbelasting 1968 kan worden verrekend;

  • b. BTW die op grond van de Wet op het BTW-compensatiefonds 2003 kan worden verrekend.

  • c. kosten voor uitvoering van wettelijke taken, een bestaand convenant of een bestaande regeling of afspraak.

Artikel 8 Vereisten subsidieaanvraag

  • 1. Subsidieaanvragen voor subsidies als bedoeld in dit investeringsreglement worden ingediend voor 1 januari 2015.

  • 2. Subsidieaanvragen worden ingediend bij GOB BV met gebruikmaking van het daartoe door GOB BV vastgesteld aanvraagformulier.

  • 3. Een subsidieaanvraag bevat ten minste het volledig ingevulde aanvraagformulier en de daarin voorgeschreven bijlagen.

Artikel 9 Subsidieplafond

GOB BV stelt het subsidieplafond voor het jaar 2014 voor:

  • a. verwerving en functieverandering rijks EHS, vast op € 5.200.000;

  • b. inrichting rijks EHS, vast op € 2.000.000;

  • d. verwerving en functieverandering provinciale EHS, vast op € 10.000.000;

  • e. inrichting provinciale EHS, vast op € 2.000.000;

  • f. verwerving, functiewijziging en inrichting EVZ vast op € 7.000.000.

Artikel 10 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 11 Externe adviescommissie

GOB BV legt aanvragen om subsidies als bedoeld in dit investeringsreglement voor advies voor aan de investeringscommissie.

Artikel 12 Subsidieverlening in de vorm van een lening

  • 1. Indien er sprake is van een subsidieverlening in de vorm van een lening wordt deze verleend onder de opschortende voorwaarde dat tussen de subsidieontvanger en GOB BV een overeenkomst ter uitvoering van de subsidiebeschikking tot stand komt.

  • 2. In de overeenkomst, bedoeld in het eerste lid, en in de beschikking tot subsidieverlening wordt voor de subsidie in de vorm van een lening onder andere een regime voor betaling van rente en aflossing en afspraken met betrekking tot zekerheden opgenomen.

Artikel 13 Subsidieverlening in de vorm van een garantstelling

  • 1. Indien er sprake is van een subsidieverlening in de vorm van een garantstelling wordt deze verstrekt:

    • a. met een garantiepremie binnen de bandbreedte vastgelegd in Europese Mededeling 2008/C155/02 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties dan wel het daarvoor in de plaats gekomen normenkader;

    • b. voor ten hoogste 80% van de financieringsbehoefte van het project;

    • c. met een looptijd van ten hoogste vijf jaar.

  • 2. De subsidieverlening in de vorm van een garantstelling wordt verstrekt onder de opschortende voorwaarde dat tussen de subsidieontvanger en GOB BV een overeenkomst ter uitvoering van de subsidiebeschikking tot stand komt.

Artikel 14 Verplichtingen algemeen

  • 1. GOB BV verbindt aan de beschikking tot subsidieverlening in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a. de subsidieontvanger overlegt aan GOB BV twee keer per jaar een tussentijds voortgangsverslag;

    • b. de subsidieontvanger houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb;

    • c. de subsidieontvanger doet onverwijld melding aan GOB BV zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht;

    • d. de subsidieontvanger doet onverwijld melding aan GOB BV zodra aannemelijk is dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan;

    • e. de subsidieontvanger realiseert de activiteit binnen drie jaar na ontvangst van de beschikking tot subsidieverlening.

  • 2. De subsidieontvanger kan een aanvraag indienen tot ontheffing van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, onder e, indien uiterlijk twee weken voor het verstrijken van de termijn door de subsidieontvanger een gemotiveerd verzoek wordt ingediend bij GOB BV.

  • 3. GOB BV kan besluiten de termijn, bedoeld in het eerste lid, onder e, eenmaal met maximaal drie jaar te verlengen.

Artikel 15 Verplichtingen bij vermogensvorming

  • 1. Voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, zal GOB BV in de gevallen, bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Awb, een vergoeding in rekening brengen.

  • 2. De hoogte van de vergoeding, bedoeld in het eerste lid, wordt door GOB BV bepaald.

  • 3. Bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding, bedoeld in het tweede lid, gaat GOB BV uit van de economische waarde van de eigendommen en de andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt.

  • 4. In afwijking van het derde lid wordt bij verlies of beschadiging van eigendommen uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger is ontvangen, vermeerderd met de restwaarde.

  • 5. Indien het een onroerende zaak betreft, wordt de hoogte bepaald door twee door GOB BV in overleg met de subsidieontvanger aan te wijzen onafhankelijk deskundigen.

  • 6. De vergoeding, bedoeld in het eerste lid, bedraagt niet meer dan het aandeel van GOB BV in de vermogensvorming.

  • 7. In afwijking van het eerste tot en met het zesde lid kan GOB BV op een daartoe strekkend verzoek van de subsidieontvanger besluiten dat geen vergoeding is verschuldigd, indien door een rechtspersoon of een natuurlijke persoon met een gelijke of nagenoeg gelijke doelstelling:

    • a. de activiteiten of werkzaamheden van de subsidieontvanger worden overgenomen en voortgezet;

    • b. de activa en passiva tegen boekwaarde worden overgenomen.

Artikel 16 Bevoorschotting en betaling algemeen

  • 1. GOB BV verstrekt een voorschot van maximaal 100% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2. GOB BV bepaalt de hoogte van het voorschot, bedoeld in het eerste lid, op basis van prestaties, besteding, liquiditeitsbehoefte en het risicoprofiel van de subsidieontvanger.

  • 3. GOB BV betaalt het voorschot in termijnen, waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

Artikel 17 Subsidievaststelling algemeen

  • 1. GOB BV toetst de aanvragen tot vaststelling, die binnen 13 weken na het verrichten van het project zijn ingediend, aan het volgende:

    • a. zijn de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, verricht;

    • b. is aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen voldaan.

  • 2. GOB BV toetst de aanvraag tot vaststelling voorts aan:

    • a. het ingediende financiële verslag;

    • b. de ingediende accountantsverklaring bij subsidies van € 125.000 en hoger, inclusief een oordeel over de rechtmatigheid, overeenkomstig het daartoe door GOB BV opgestelde controleprotocol.

  • 3. GOB BV stelt binnen 22 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

Artikel 18 Toezicht

GOB BV kan een of meer toezichthouders aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de aan de subsidieontvanger opgelegde voorwaarden en verplichtingen.

§ 2 Grondverwerving EHS

Artikel 19 Subsidiabele activiteiten

GOB BV kan subsidie als bedoeld in artikel 4, tweede lid, verstrekken voor projecten gericht op verwerving van grond of beëindiging van een pacht- of erfpachtovereenkomst ten behoeve van de realisatie van de:

  • a. rijks EHS;

  • b. provinciale EHS.

Artikel 20 Weigeringsgronden

Onverminderd artikel 5 weigert GOB BV subsidie indien:

  • a. de verwerving of de beëindiging van pacht of erfpacht waarvoor subsidie wordt gevraagd is aangemerkt als bestaande natuur;

  • b. de subsidieaanvrager of diens rechtsvoorgangers voor het betrokken terrein reeds subsidie hebben ontvangen voor dezelfde subsidiabele activiteit;

  • c. de subsidieontvanger of diens rechtsvoorgangers voor het betrokken terrein reeds subsidie hebben ontvangen voor de verwerving van het terrein, waarbij ten tijde van de verwerving het terrein pachtvrij is verworven;

  • d. de subsidieontvanger, bij een subsidieaanvraag voor een project als bedoeld in artikel 19 eigenaar of erfpachter is van een terrein waarop pas na het tijdstip dat het terrein door de subsidieaanvrager is verworven, pachtrechten zijn gevestigd.

Artikel 21 Subsidievereisten

  • 1. GOB BV toetst aanvragen om subsidie voor een project als bedoeld in artikel 19 aan de volgende vereisten:

    • a. het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • b. binnen het project wordt de grond tegen een marktconforme prijs verworven of ontpacht;

    • c. bij projecten van minder dan 10 hectare kan de subsidieaanvrager het recht van eigendom van het terrein verwerven of kan het terrein ontpachten;

    • d. de subsidieaanvrager verricht duurzaam natuur- en landschapsbeheer of kan voldoende aannemelijk maken dat duurzaam natuur- en landschapsbeheer zal worden verricht overeenkomstig de doelstelling van de ambitiekaart;

    • e. het terrein dat in eigendom wordt verkregen door verwerving of beëindiging van een pacht- of erfpachtovereenkomst is begrensd als EHS, zoals opgenomen in de Verordening ruimte 2014 van de provincie Noord-Brabant en de kaart in bijlage 1;

    • f. indien de subsidieaanvrager grond van een gemeente gaat verwerven wordt een verklaring van de desbetreffende gemeente overgelegd dat deze de inkomsten uit de verkochte grond voor 50% investeert in nieuwe natuur;

    • g. indien sprake is van beëindiging van een pacht- of erfpachtovereenkomst, is de subsidieaanvrager eigenaar van het terrein waarop reeds voor het tijdstip van verwerving van het terrein door de subsidieaanvrager, pachtrechten zijn gevestigd;

    • h. de grond wordt na verwerving of na beëindiging van de pacht of erfpachtovereenkomst ingericht;

    • i. aan het project liggen ten grondslag:

      • 1°. een projectplan, waarin ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°. een sluitende begroting;

      • 3°. een onderbouwing van de inrichtingsmaatregelen in relatie tot hydrologie, afgestemd met het waterschap;

      • 4°. een beschrijving van de risico’s van het project en de te nemen beheersmaatregelen met gebruikmaking van het daartoe door GOB BV vastgestelde format risicoprofiel;

      • 5°. een kadastrale omschrijving van het terrein;

      • 6°. een kaart met topografische ondergrond met een schaal van ten hoogste 1:10.000 met daarop de ligging van het terrein.

  • 2. Onverminderd het eerste lid, toetst GOB BV aanvragen om subsidie in de vorm van een geldlening of een garantstelling aan de volgende vereisten:

    • a. er is sprake van een project dat gericht is op een economische activiteit;

    • b. het project is verbonden met een project als bedoeld in artikel 19.

Artikel 22 Subsidiabele kosten

Voor subsidies als bedoeld in artikel 19 komen voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie de kosten, inzake de getaxeerde waarde van het te verwerven of te ontpachten gebied plus maximaal 5% van de getaxeerde waarde voor bijkomende kosten, voor subsidie in aanmerking.

Artikel 23 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 19, onder a, bedraagt maximaal 85% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 19, onder b, bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten.

  • 3. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 19 bedraagt maximaal 15% van de subsidiabele kosten voor een project als bedoeld in artikel 21, tweede lid.

Artikel 24 Subsidieverlening

  • 1. GOB BV beslist op een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 19 binnen 22 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. GOB BV verleent de subsidie, bedoeld in artikel 19, onder de opschortende voorwaarde dat tussen de subsidieontvanger en GOB BV een kwalitatieve verplichting als bedoeld in artikel 6:252 van het Burgerlijk Wetboek bij de notaris wordt gevestigd, waarin in ieder geval wordt opgenomen:

    • a. na aanvang van de inrichting mag degene aan wie het terrein toebehoort of degene die het recht van erfpacht verwerft, het desbetreffende terrein niet gebruiken of doen gebruiken als landbouwgrond;

    • b. degene die het terrein toebehoort, beheert of degene die het recht van erfpacht verwerft, gebruikt het desbetreffende terrein overeenkomstig het natuurbeheertype zoals voorgeschreven in het natuurbeheerplan en duldt effecten op zijn terrein die ontstaan door hydrologische maatregelen in zijn omgeving ten behoeve van natuurdoelen, Natura2000 en de Kaderrichtlijn Water;

    • c. datgene nalaten wat de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten in gevaar brengt of verstoort.

  • 3. De verplichtingen, bedoeld in het tweede lid, gaan over op degenen die het terrein onder bijzondere of algemene titel zullen verkrijgen en degene die van de rechthebbende een recht op het gebruik van de zaak zal krijgen.

  • 4. De overeenkomst, bedoeld in het tweede lid, wordt bij overdracht van het terrein ingeschreven in de openbare registers.

Artikel 25 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Onverminderd artikel 14 verbindt GOB BV aan de beschikking tot subsidieverlening in ieder geval de verplichting dat, indien de subsidieontvanger niet de eindbeheerder van de verworven grond is, de verworven grond binnen de looptijd van het project door de subsidieontvanger in eigendom wordt overgedragen aan de eindbeheerder.

Artikel 26 Subsidievaststelling

Onverminderd artikel 17 wordt de subsidie als volgt vastgesteld:

  • a. indien de werkelijke kosten gelijk zijn aan of meer bedragen dan het in de beschikking tot subsidieverlening vermelde bedrag, wordt de subsidie overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening vastgesteld;

  • b. indien de werkelijke kosten minder bedragen dan het in de beschikking tot subsidieverlening vermelde bedrag, wordt de subsidie op 100% van de werkelijk gemaakte kosten vastgesteld.

§ 3 Inrichting EHS

Artikel 27 Subsidiabele activiteiten

GOB BV kan subsidie, als bedoeld in artikel 4, tweede lid, verstrekken voor projecten gericht op inrichting van grond ten behoeve van de realisatie van de EHS.

Artikel 28 Weigeringsgronden

Onverminderd artikel 5 weigert GOB BV subsidie indien de inrichting van grond waarvoor subsidie wordt gevraagd is aangemerkt als bestaande natuur.

Artikel 29 Subsidievereisten

  • 1. GOB BV toetst subsidieaanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 27 aan de volgende vereisten:

    • a. het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • b. het terrein dat wordt ingericht is begrensd als EHS, zoals opgenomen in de Verordening ruimte 2014 van de provincie Noord-Brabant en de kaart in bijlage 1;

    • c. de inrichtingsmaatregelen wijzigen de fysieke kenmerken van het desbetreffende natuurterrein met als doel de realisatie van het desbetreffende natuurbeheertype zoals aangegeven op de ambitiekaart;

    • d. aan het project liggen ten grondslag:

      • 1°. een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°. een sluitende begroting;

      • 3°. een beschrijving van de uitgangssituatie;

      • 4°. een omschrijving van de te treffen inrichtingsmaatregelen;

      • 5°. een onderbouwing van de inrichtingsmaatregelen in relatie tot hydrologie, afgestemd met het waterschap;

      • 6°. een beschrijving van de risico’s van het project en de te nemen beheersmaatregelen met gebruikmaking van het daartoe door GOB BV vastgestelde format risicoprofiel;

      • 7°. de oppervlakte waarop de maatregelen zullen worden uitgevoerd;

      • 8°. de met de maatregelen beoogde eindsituatie van het terrein, waarbij minimaal het beoogde beheertype en de oppervlakte wordt aangegeven;

      • 9°. een beschrijving van de in stand te houden, te verbeteren, aan te leggen of te verwijderen wegen en paden;

      • 10°. een of meer topografische kaarten met een schaal van ten hoogste 1:10.000 waarop de grenzen van het natuurterrein waarvoor subsidie wordt aangevraagd is aangegeven.

  • 2. Onverminderd het eerste lid, toetst GOB BV aanvragen om subsidie in de vorm van een geldlening of een garantstelling aan de volgende vereisten:

    • a. er is sprake van een project dat gericht is op een economische activiteit;

    • b. het project is verbonden met een project als bedoeld in artikel 27.

  • 3. Indien de aanvrager een ander is dan de eigenaar gaat, bij projecten van minder dan 10 hectare, een subsidieaanvraag vergezeld van een verklaring van geen bezwaar van:

    • a. de eigenaar van het desbetreffende natuurterrein; en

    • b. indien van toepassing de erfpachter van het desbetreffende natuurterrein.

  • 4. Het derde lid, onder b, is niet van toepassing indien de aanvraag wordt ingediend door de erfpachter van het desbetreffende natuurterrein.

Artikel 30 Subsidiabele kosten

Voor subsidies als bedoeld in artikel 27 komen voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie de inrichtingskosten zoals opgenomen in bijlage 2 voor subsidie in aanmerking.

Artikel 31 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 27, bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 27, bedraagt maximaal 15% van de subsidiabele kosten voor een project als bedoeld in artikel 29, tweede lid.

Artikel 32 Subsidieverlening

  • 1. GOB BV beslist op een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 27 binnen 22 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. GOB BV verleent de subsidie, bedoeld in artikel 27, onder de opschortende voorwaarde dat tussen de subsidieontvanger en GOB BV een kwalitatieve verplichting als bedoeld in artikel 6:252 van het Burgerlijk Wetboek bij de notaris wordt gevestigd, waarin in ieder geval wordt opgenomen:

    • a. degene aan wie het terrein toebehoort of degene die het recht van erfpacht verwerft, mag het desbetreffende terrein niet gebruiken of doen gebruiken als landbouwgrond;

    • b. degene die het terrein toebehoort, beheert of degene die het recht van erfpacht verwerft, gebruikt het desbetreffende terrein overeenkomstig het natuurbeheertype zoals voorgeschreven in het natuurbeheerplan en duldt effecten op zijn terrein die ontstaan door eventuele hydrologische maatregelen in zijn omgeving ten behoeve van natuurdoelen, Natura2000 en de Kaderrichtlijn Water;

    • c. datgene nalaten wat de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten in gevaar brengt of verstoort.

  • 3. De verplichtingen, bedoeld in het tweede lid, gaan over op degenen die het terrein onder bijzondere of algemene titel zullen verkrijgen en degene die van de rechthebbende een recht op het gebruik van de zaak zal krijgen.

  • 4. De overeenkomst, bedoeld in het tweede lid, wordt ingeschreven in de openbare registers.

Artikel 33 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Onverminderd artikel 14 verbindt GOB BV aan de beschikking tot subsidieverlening in ieder geval de verplichting dat geen aanvang met de uitvoering van de inrichtingsmaatregelen mag worden gemaakt voordat de taxatie van de landbouwgrond is uitgevoerd, indien de aanvraag voor een inrichtingssubsidie vergezeld gaat van een aanvraag voor een subsidie betreffende functiewijziging als bedoeld in artikel 35.

Artikel 34 Subsidievaststelling

Onverminderd artikel 17 wordt de subsidie als volgt vastgesteld:

  • a. indien de werkelijke kosten gelijk zijn aan of meer bedragen dan het in de beschikking tot subsidieverlening vermelde bedrag, wordt de subsidie overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening vastgesteld;

  • b. indien de werkelijke kosten minder bedragen dan het in de beschikking tot subsidieverlening vermelde bedrag, wordt de subsidie op 100% van de werkelijk gemaakte kosten vastgesteld.

§ 4 Functiewijziging binnen EHS

Artikel 35 Subsidiabele activiteiten

GOB BV kan subsidie als bedoeld in artikel 4, tweede lid, verstrekken voor projecten gericht op de waardedaling van grond in de rijks EHS of in de provinciale EHS ten gevolge van:

  • a. de omzetting van landbouwgrond in natuurterrein;

  • b. de omzetting van landbouwgrond ten behoeve van de daaropvolgende aanleg van een landschapselement of realisatie van een beheerpakket landschap;

  • c. de omzetting van landbouwgrond naar landbouwgrond met natuurfunctie.

Artikel 36 Weigeringsgronden

Onverminderd artikel 5 weigert GOB BV subsidie:

  • a. voor zover op de landbouwgrond nog verplichtingen rusten op grond van:

    • 1°. de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Noord-Brabant 2009;

    • 2°. de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister;

    • 3°. hoofdstuk 4 of afdeling 5.1.3 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer Noord-Brabant;

    • 4°. de Regeling stimulering bosuitbreiding op landbouwgronden;

    • 5°. de Beschikking ter zake van het uit productie nemen van bouwland;

  • b. indien voor het project reeds subsidie is verstrekt op grond van paragraaf 2 van dit investeringsreglement;

  • c. indien de waardedaling van de grond die ontstaat als gevolg van de omzetting, bedoeld in artikel 35, onder c, reeds aan de aanvrager is vergoed door de verkrijging van vervangende grond.

Artikel 37 Subsidievereisten

  • 1. GOB BV toetst subsidieaanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 35 aan de volgende vereisten:

    • a. de functiewijziging is in overeenstemming met het, op de datum van de subsidieaanvraag, geldende natuurbeheerplan;

    • b. de in het inrichtingsplan beschreven wijze van ontwikkeling en beheer van het natuurterrein, het landschapselement of het beheerpakket landschap draagt naar het oordeel van GOB BV voldoende bij aan de doelstellingen van de ambitiekaart;

    • c. de gronden worden na functiewijziging ingericht;

    • d. aan het project liggen ten grondslag:

      • 1°. een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°. een sluitende begroting;

      • 3°. een onderbouwing van de inrichtingsmaatregelen in relatie tot hydrologie, afgestemd met het waterschap;

      • 4°. een beschrijving van de risico’s van het project en de te nemen beheersmaatregelen met gebruikmaking van het daartoe door GOB BV vastgestelde format risicoprofiel;

      • 5°. een of meer topografische kaarten met een schaal van ten hoogste 1:10.000 waarop de grenzen van landbouwgrond waarvoor subsidie wordt aangevraagd is aangegeven, alsmede de op die landbouwgrond gelegen wegen en paden;

      • 6°. indien een recht van hypotheek is gevestigd, een verklaring van geen bezwaar van de natuurlijke of rechtspersoon die het recht van hypotheek toekomt.

  • 2. Onverminderd het eerste lid, toetst GOB BV aanvragen om subsidie in de vorm van een geldlening of een garantstelling aan de volgende vereisten:

    • a. er is sprake van een project dat gericht is op een economische activiteit;

    • b. het project is verbonden met een project als bedoeld in artikel 35.

  • 3. Indien de aanvrager een ander is dan de eigenaar gaat, bij projecten van minder dan 10 hectare, een subsidieaanvraag vergezeld van een verklaring van geen bezwaar van de eigenaar van het desbetreffende natuurterrein.

Artikel 38 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie wordt de waardedaling van de grond vergoed.

Artikel 39 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 35 onder a en b, bedraagt voor de rijks EHS maximaal 100% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 35 onder a en b, bedraagt voor de provinciale EHS maximaal 58,82% van de subsidiabele kosten.

  • 3. In afwijking van het eerste en tweede lid, bedraagt voor grond van een gemeente gelegen in de rijks of provinciale EHS, de hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 35 onder a en b, maximaal 50% van de subsidiabele kosten.

  • 4. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 35 onder c, bedraagt maximaal 50% van de waarde van de landbouwgrond zonder beperkingen.

  • 5. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 35 bedraagt maximaal 17,64% van de subsidiabele kosten voor een project als bedoeld in artikel 37, tweede lid.

Artikel 40 Subsidieverlening

  • 1. GOB BV beslist op een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 35 binnen 22 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. GOB BV verleent de subsidie, bedoeld in artikel 35, onder a en b, onder de opschortende voorwaarde dat tussen de subsidieontvanger en GOB BV een kwalitatieve verplichting als bedoeld in artikel 6:252 van het Burgerlijk Wetboek bij de notaris wordt gevestigd, waarin in ieder geval wordt opgenomen:

    • a. de eigenaar van de grond mag de desbetreffende grond niet gebruiken of doen gebruiken als landbouwgrond en laat overigens datgene na wat de ontwikkeling van het te realiseren natuurbeheertype dan wel landschapselement en de daaropvolgende instandhouding daarvan op de desbetreffende grond in gevaar brengt of verstoort;

    • b. de eigenaar van de grond duldt effecten op zijn terrein die ontstaan door hydrologische maatregelen in zijn omgeving ten behoeve van natuurdoelen, Natura2000 en de Kaderrichtlijn Water;

    • c. de verplichtingen, bedoeld onder a en b, zullen overgaan op degene die de grond onder algemene of bijzondere titel zal verkrijgen en zullen eveneens gelden voor degene die van de rechthebbende een recht op het gebruik van de grond krijgt.

  • 3. GOB BV verleent de subsidie, bedoeld in artikel 35, onder c, onder de opschortende voorwaarde dat tussen de subsidieontvanger en GOB BV een kwalitatieve verplichting als bedoeld in artikel 6:252 van het Burgerlijk Wetboek bij de notaris wordt gevestigd, waarin in ieder geval wordt opgenomen:

    • a. de eigenaar van de grond gedoogt op de desbetreffende grond voor onbepaalde tijd de ontwikkeling dan wel instandhouding van het natuurbeheertype waarvoor subsidie is verleend en laat overigens datgene na wat de ontwikkeling dan wel instandhouding belemmert, bemoeilijkt of verhindert;

    • b. de eigenaar van de grond duldt effecten op zijn terrein door hydrologische maatregelen in zijn omgeving ten behoeve van natuurdoelen, Natura2000 en de Kaderrichtlijn Water;

    • c. de verplichtingen, bedoeld onder a en b, zullen overgaan op degene die de grond onder algemene of bijzondere titel zal verkrijgen en zullen eveneens gelden voor degene die van de rechthebbende een recht op het gebruik van de grond krijgt.

  • 4. De overeenkomst, bedoeld in het tweede en derde lid, wordt ingeschreven in de openbare registers.

Artikel 41 Bevoorschotting en betaling

In afwijking van artikel 16, tweede en derde lid, wordt het voorschot in een keer uitbetaald.

Artikel 42 Subsidievaststelling

In afwijking van artikel 17 wordt de subsidie als bedoeld in artikel 35 door GOB BV ambtshalve vastgesteld, nadat de kwalitatieve verplichting is ingeschreven in de openbare registers.

§ 5 Verwerving, functiewijziging en inrichting EVZ

Artikel 43 Subsidiabele activiteiten

GOB BV kan subsidie als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onder a, verstrekken voor projecten gericht op:

  • a. verwerving van gronden ten behoeve van EVZ’s en de inrichting van EVZ’s;

  • b. omzetten en inrichten van landbouwgrond naar een EVZ;

  • c. inrichting van EVZ’s.

Artikel 44 Subsidievereisten

GOB BV toetst aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 43 aan de volgende vereisten:

  • a. het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

  • b. het project wordt uitgevoerd buiten de EHS;

  • c. er is sprake van een ecologische visie die voldoet aan de handreiking ecologische visie zoals opgenomen in bijlage 3;

  • d. de EVZ is op de subsidiekaart ecologische verbindingszones aangeduid met prioriteit hoog, zoals opgenomen in bijlage 4;

  • e. de gemiddelde breedte van de EVZ overschrijdt niet de breedte zoals aangegeven op de subsidiekaart, zoals opgenomen in bijlage 4;

  • f. aan het project liggen ten grondslag:

    • 1°. een projectplan waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°. een sluitende begroting;

    • 3°. een beschrijving van de risico’s van het project en de te nemen beheersmaatregelen met gebruikmaking van het daartoe door GOB BV vastgestelde format risicoprofiel.

Artikel 45 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a. kosten voor verwerving van landbouwgrond, mits zij niet uitstijgen boven de markconforme prijs;

    • b. kosten als gevolg van waardedaling van landbouwgrond;

    • c. kosten voor pachtvrij maken van landbouwgrond;

    • d. kosten voor planvorming tot een maximum van 10% van de kosten voor de inrichting;

    • e. inrichtingskosten ten behoeve van de EVZ tot een maximum van € 50.000 per hectare;

    • f. indien noodzakelijk voor de uitvoering van het inrichtingsplan, kosten voor:

      • 1°. archeologisch onderzoek;

      • 2°. bodemonderzoek;

      • 3°. munitiedetectie;

      • 4°. onderzoek naar ligging van kabels en leidingen;

      • 5°. quick scan flora- en faunaonderzoek;

      • 6°. hydrologische onderzoek;

      • 7°. fosfaatonderzoek;

    • g. externe kosten voor directievoering en bestek tot een maximum van 10% van de aanneemsom;

    • h. externe personele kosten ten behoeve van grondverwerving of ontpachting tot een maximum van 10% van de grondkosten;

    • i. leges;

    • j. notariële kosten;

    • k. kosten voor een accountantsverklaring.

  • 2. In afwijking van het eerste lid komen, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, de kosten voor een kilometer EVZ van gemiddeld 25 meter breed tot een maximum van € 225.000 per kilometer voor subsidie in aanmerking, indien er sprake is van een project ter realisering van 10 kilometer of meer EVZ.

Artikel 46 Niet subsidiabele kosten

Onverminderd artikel 7 en in afwijking van artikel 45 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a. kosten gemaakt voorafgaand aan indiening van de subsidieaanvraag, met uitzondering van de kosten genoemd in artikel 45, eerste lid, onder f, onderdelen 1° tot en met 6°;

  • b. kosten van aanleg van een EVZ op gronden die gelegen zijn in of grenzend aan uitbreidingsplannen woningbouw of bedrijventerrein;

  • c. kosten van aanleg van een EVZ binnen bestaande of te ontwikkelen bos- of natuurgebied begrensd als ecologische hoofdstructuur.

Artikel 47 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 43 bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten.

Artikel 48 Subsidieverlening

  • 1. GOB BV beslist op een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 43 binnen 22 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Onverminderd het eerste lid wordt de subsidie, bedoeld in artikel 43, onder b, verleend onder de opschortende voorwaarde dat tussen de subsidieontvanger en GOB BV een kwalitatieve verplichting als bedoeld in artikel 6:252 van het Burgerlijk Wetboek bij de notaris wordt gevestigd, waarin in ieder geval wordt opgenomen:

    • a. de duurzame bestemming tot natuur;

    • b. een beheerplan;

    • c. de verplichting om geen maatregelen te treffen die de migratie van de in de flora- en faunawet opgenomen beschermde soorten belemmeren;

    • d. degene die het terrein toebehoort, beheert of degene die het recht van erfpacht verwerft, duldt effecten op zijn terrein door hydrologische maatregelen in zijn omgeving ten behoeve van natuurdoelen, Natura2000 en de Kaderrichtlijn Water.

  • 3. De overeenkomst, bedoeld in het tweede lid, wordt ingeschreven in de openbare registers.

Artikel 49 Subsidievaststelling

Onverminderd artikel 17 en indien er sprake is van verwerving van landbouwgrond, overlegt de subsidieontvanger een taxatierapport van het terrein dat in eigendom is verkregen, opgemaakt door een onafhankelijke taxateur.

§ 6 Slotbepalingen

Artikel 50 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 51 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Investeringsreglement Groen Ontwikkelfonds Brabant BV.

’s-Hertogenbosch, 7 juli 2014

Algemene vergadering van aandeelhouders voornoemd, J. van den Hout namens Provincie Noord-Brabant

BIJLAGE 1 BIJ INVESTERINGSREGLEMENT GROEN ONTWIKKELFONDS BRABANT BV

BIJLAGE 2 INRICHTINGSKOSTEN PER NATUURTYPE

BIJLAGE 3 BIJ INVESTERINGSREGLEMENT GROEN ONTWIKKELFONDS BRABANT BV

Handreiking ecologische visie

Bij subsidieaanvragen voor ecologische verbindingszones is het van belang om hieraan een goede ecologische onderbouwing ten grondslag te leggen. Het uitgangspunt hierbij is dat in een goede visie de volgende vragen worden beantwoord:

  • 1. Welke natuurgebieden worden door de ecologische verbindingszone verbonden?

    Het kan daarbij gaan om natuurgebieden van de ecologische hoofdstructuur, maar ook om andere voor specifieke soorten relevante leefgebieden, zoals dassenleefgebied of struweelvogelgebied. In sommige gevallen kan ook het gebied van de verbindingszone zelf bijzondere natuurwaarden hebben. In de visie worden de betreffende natuurgebieden genoemd en wordt een korte karakterisering van de natuurwaarden in deze gebieden gegeven (inclusief bronvermelding).

  • 2. Voor welke (doel)soorten in de te verbinden natuurgebieden is de ecologische verbindingszone van belang? Is er een goede analyse gemaakt ten aanzien van de keuze van deze doelsoorten?

    Uit de visie moet duidelijk worden welke soorten er in de te verbinden natuurgebieden voorkomen (inclusief bronvermelding), en voor welke van die soorten de ecologische verbindingszone van belang kan zijn. Het kan daarbij gaan om soorten die al in (één van de) betreffende gebieden voorkomen, maar ook om soorten waarvoor de te verbinden gebieden in potentie geschikt zijn.

    In de visie wordt tevens een nadere onderbouwing gegeven bij de selectie van de doelsoorten. Daaruit moet blijken dat verwacht mag worden dat de soorten waarvoor de verbindingszone wordt ingericht, ook daadwerkelijk van de verbindingszone gebruik zullen gaan maken. Het heeft daarbij de voorkeur om te kiezen voor een beperkt aantal doelsoorten, en niet een opsomming te geven van alle mogelijke doelsoorten.

    Dit is een essentieel onderdeel van de visie. Het gaat hier in feite om de vraag welke functie de ecologische verbindingszone binnen het robuuste natuurnetwerk kan vervullen. Een veelgemaakte denkfout is dat er hier vanuit de verbindingszone zelf geredeneerd wordt in plaats vanuit deze verbindende functie van de verbindingszone. (Dus niet: ‘het is een natte EVZ; als doelsoort wordt daarom gekozen voor soorten van natte biotopen’, maar wel ‘de EVZ verbindt twee populaties van soort X; de EVZ wordt daarom ingericht zodat in ieder geval soort X van deze zone gebruik kan maken.’)

  • 3. Past het gekozen ambitieniveau (doelsoorten) bij de feitelijke mogelijkheden voor de verbindingszone?

    Het ambitieniveau voor de ecologische verbindingszone moet overeenstemmen met de mogelijkheden die er voor inrichting zijn. Als een ecologische verbindingszone door stedelijk gebied loopt, dan heeft het mogelijk weinig zin om voor een doelsoort te kiezen die stedelijk gebied mijdt, ook al zou de verbindingszone in potentie veel meerwaarde voor die soort kunnen hebben. Het is dan waarschijnlijk beter om het ambitieniveau te richten op een soort die wel van de verbindingszone gebruik kan maken. Een ander voorbeeld is wanneer een bepaalde doelsoort dusdanig hoge eisen aan zijn leefgebied stelt (qua milieu of qua oppervlakte), en verwacht wordt dat binnen de voor een verbindingszone beschikbare ruimte niet aan deze eisen voldaan kan worden. Indien er geen mogelijkheden zijn om alsnog aan deze eisen te voldoen, dan is het waarschijnlijk beter om het ambitieniveau aan te passen.

    Overigens is het van belang om niet alleen een onderbouwing te geven bij de keuze voor de doelsoorten waarvoor wel gekozen is, maar deze onderbouwing ook te geven voor de doelsoorten waarvoor niet gekozen is. Alleen wanneer deze informatie is toegevoegd, kan een goed oordeel over een ecologische visie worden gegeven.

  • 4. Is de inrichting en het beheer van de verbindingszone afgestemd op de gekozen doelsoorten?

    In de visie is aangegeven welke eisen de gekozen doelsoorten aan hun leef- of verspreidingsgebied stellen, en dat dit zijn doorvertaling heeft gekregen in het inrichtingsplan. Belangrijk is ook dat uitgewerkt wordt welk ecologisch beheer er nodig is om ook op de langere termijn de verbindingszone voor deze soort geschikt te houden.

  • 5. Hoe wordt het ecologische functioneren en recreatief medegebruik op elkaar afgestemd?

    In de visie is aangegeven waar – en met welke frequentie – er binnen de verbindingszone sprake is van recreatief medegebruik, en door middel van welke maatregelen voorkomen wordt dat er verstoring van de verbindingszone plaatsvindt.

    Over het algemeen is een ecologische verbindingszone goed te combineren met (extensief) recreatief medegebruik, mits er hiermee bij de inrichting rekening wordt gehouden. De mogelijkheden van recreatief medegebruik wordt vanzelfsprekend mede bepaald door de voor de verbindingszone beschikbare ruimte: in een EVZ met een gemiddelde breedte van 25 meter is meer mogelijk dan in een EVZ met de minimale breedte van 10 meter.

  • 6. Past de inrichting bij de landschapsecohydrologische structuur van het gebied, en is rekening gehouden met archeologische, aardkundige en cultuurhistorische aspecten?

    In Indien er opvallende zaken bij deze aspecten van toepassing zijn, worden zij meegenomen in de beoordeling.

    Onder ‘opvallende zaken’ kan worden verstaan:

    • een voorstel tot bosaanleg in een gebied met een typisch open landschappelijk karakter;

    • het voorstel tot hermeandering van een gegraven waterloop (graaf, leij, turfvaart);

    • het voorstel tot een inrichtingsprofiel van een laaglandbeek in de bovenloop van een waterloop of omgekeerd;

    • het voorstel om een natte EVZ aan te leggen over of door een dekzandrug;

    • het voorstel om een gebied in te richten volgens het natuurdoeltype ‘nat schraalland’ op een locatie waar geen kwel verwacht wordt.

    Het heeft daarom meerwaarde wanneer in een visie wordt aangegeven of bovengenoemde aspecten relevant zijn voor het gebied waarin de betreffende verbindingszone is gelegen en hoe dit heeft doorgewerkt in de inrichting.

  • 7. Heeft er over de plannen voor de EVZ afstemming plaatsgevonden met relevante betrokken partijen, in ieder geval waterschap en gemeente?

    De eerste verantwoordelijkheid voor het aanleggen van ecologische verbindingszones ligt bij waterschappen (‘natte’ EVZ’s) en bij gemeenten (‘droge’ EVZ’s). Deze overheden hebben in veel gevallen al plannen opgesteld en voorbereidingen getroffen voor de realisatie van EVZ’s. Bovendien heeft de provincie in ieder geval met de waterschappen al afspraken gemaakt over de uitvoering. We willen niet dat deze voorbereidingen, plannen en afspraken niet doorkruist worden, of dat er slechts ‘snippers’ EVZ aangelegd worden, die geïsoleerd blijven liggen. Daarom moet aangegeven worden hoe er afgestemd is met het betreffende waterschap en/of gemeente waar de EVZ in gelegen is en dat het waterschap en/of de gemeente geen bezwaar heeft tegen de plannen.

BIJLAGE 4 BIJ INVESTERINGSREGLEMENT GROEN ONTWIKKELFONDS BRABANT BV

TOELICHTING

Algemeen

Het Investeringsreglement is een uitwerking van de Grondnota Ecologische Hoofdstructuur Noord-Brabant. Met dit Investeringsreglement wordt beoogd om in 2027 de totale ecologische hoofdstructuur binnen de provincie Noord-Brabant te realiseren.

Vanwege de verdeling van verantwoordelijkheden en financiële middelen vanuit het rijk, wordt onderscheid gemaakt in rijks- en provinciale EHS.

De rijks EHS zijn alle gebieden met internationale verplichtingen zoals die onder andere volgen uit Natura 2000 en de Kaderrichtlijn Water. In Noord-Brabant liggen 21 Natura 2000 gebieden. Dit zijn gebieden met bijzondere natuur en bedreigde soorten die vanwege internationale afspraken beschermd moeten worden.

De provinciale EHS zijn de gebieden waarop geen internationale verplichtingen rusten.

De EHS is een netwerk van natuurgebieden waarmee de biodiversiteit behouden blijft en versterkt wordt. Via dit netwerk kunnen planten en dieren zich van het ene naar het andere gebied verspreiden, waarbij de ecologische verbindingszones een essentieel onderdeel uitmaken van dit netwerk. Soorten raken hierdoor niet geïsoleerd en hebben dus minder kans op uitsterven. De provincie Noord-Brabant heeft relatief veel versnipperde natuurgebieden. Er zijn dus veel ecologische verbindingszones nodig voor een goed ecologisch functioneren.

§ 2 Grondverwerving EHS

Het gaat in deze paragraaf om verwerving van gronden die zijn gelegen in de EHS. De EHS is een samenhangend netwerk van natuurbeschermingsgebieden van nationaal en internationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten. Voor deze in de EHS gelegen gronden kan subsidie worden verleend, indien de grond is begrensd als EHS en als is aangegeven welk natuurbeheertype op die grond in stand kan worden gehouden.

§ 3 Inrichting EHS

In deze paragraaf gaat het om het inrichten van gronden die zijn gelegen in de EHS. Het gaat dan om de inrichting van nieuwe natuur, derhalve gronden waarop nu nog geen natuur aanwezig is. Dat kunnen gronden zijn die zijn verworven of waarop functiewijziging heeft plaatsgevonden. Inrichting vindt plaats conform het natuurbeheertype dat de provincie op de ambitiekaart van het natuurbeheerplan heeft opgenomen.

§ 4 Functiewijziging binnen EHS

Subsidie voor functiewijziging wordt verleend voor percelen die worden omgezet van landbouwgrond tot grond met de in het natuurbeheerplan aangegeven natuurdoelen. Tevens is het mogelijk om subsidie te krijgen voor landbouwgrond waarop een landschapsbeheertype wordt aangelegd. De ondergrond van het landschapsbeheertype kan na aanleg van het landschapsbeheertype niet meer landbouwkundig worden gebruikt en wordt dus definitief uit productie genomen.

Via ‘Ondernemende EHS’ worden de doelen van de EHS gerealiseerd via gedeeltelijke functiewijziging van landbouwgronden. Deze gronden behouden hun agrarische bestemming. Via een kwalitatieve verplichting wordt geborgd dat inrichting en gebruik van deze gronden blijvend worden aangepast met oog op de doelen van de EHS. Deze beperkingen leiden tot een daling van de waarde van deze gronden in het economisch verkeer. Deze waardedaling wordt bepaald via een taxatie en vervolgens vergoed door middel van een eenmalige afkoopsom. Taxatie gebeurt marktconform en houdt rekening met van toepassing zijnde vergoedingen of toeslagen.

§ 5 Verwerving, functiewijziging en inrichting EVZ

Om de EHS te kunnen realiseren is het noodzakelijk om verbindingszones aan te leggen. Uit onderzoek is gebleken dat de gerealiseerde EVZ’s hogere natuurwaarden bezitten dan de (veelal agrarische) omgeving en dat de onderzochte soortgroepen daadwerkelijk gebruik maken van de verbindingszones. Deze paragraaf biedt de mogelijkheid om subsidie aan te vragen voor verwerving en inrichting van EVZ’s.

Juridisch kader

Algemene wet bestuursrecht

De regels van de Algemene wet bestuursrecht zijn op deze beleidsregel van toepassing.

Subsidies en Europese staatssteunregels

Bij de opzet van de beleidsregel is in geval van subsidieverlening sprake van staatssteun. Staatssteun is in beginsel verboden, maar uitzonderingen zijn mogelijk. Een aparte categorie steunmaatregelen betreft diensten van algemeen economisch belang (DAEB). DAEB onderscheiden zich van gewone diensten door de aanwezigheid van publieke belangen met betrekking tot kwaliteit en toegankelijkheid. Indien de overheid van mening is dat bepaalde economische diensten in het algemeen belang zijn en het marktmechanisme niet in voldoende mate in deze diensten voorziet, kan zij besluiten om de DAEB te gaan ondersteunen.

Deze beleidsregel ziet op projecten die onder natuurbescherming vallen. De Europese Commissie heeft natuurbeschermingstaken als DAEB erkend. Gelet hierop kunnen projecten die zien op natuurbescherming onder de DAEB regels worden gebracht.

De compensatie voor het verrichten van DAEB dient aan een aantal strikte voorwaarden te voldoen:

  • 1. De begunstigde onderneming moet daadwerkelijk belast zijn met de uitvoering van openbare dienst verplichtingen en die verplichtingen moeten duidelijk omschreven zijn (artikel 4 van het DAEB-Vrijstellingsbesluit).

  • 2. De parameters op basis waarvan de compensatie wordt berekend, moeten vooraf op objectieve en doorzichtige wijze worden vastgesteld (artikel 4 van het DAEB-Vrijstellingsbesluit).

  • 3. De compensatie mag niet hoger zijn dan nodig is om de kosten van de uitvoering van de openbare dienst verplichting, rekening houdend met de opbrengsten alsmede met een redelijke winst uit de uitvoering van die verplichtingen, geheel of gedeeltelijk te dekken (artikel 5 van het DAEB-Vrijstellingsbesluit).

  • 4. Er dient verwezen te worden naar het DAEB-Vrijstellingsbesluit van de Europese Commissie. Dit vrijstellingsbesluit stelt als voorwaarde dat iedere twee jaar gerapporteerd wordt over het gebruik van het vrijstellingsbesluit.

Artikelsgewijs

Artikel 5 Algemene weigeringsgronden

Onder a Financiële moeilijkheden

Voor wat betreft de vraag wanneer een privaatrechtelijke rechtspersoon in financiële moeilijkheden verkeert wordt aangesloten bij hetgeen daarover is bepaald in artikel 1, zesde lid, onder c, en zevende lid van Verordening (EG) 800/2008 dan wel daarvoor in de plaats tredende regelgeving.

Ingevolge deze Verordening wordt een privaatrechtelijke rechtspersoon geacht in moeilijkheden te verkeren wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. in het geval van een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid: wanneer meer dan de helft van het maatschappelijke kapitaal is verdwenen en meer dan een kwart van dit kapitaal tijdens de afgelopen twaalf maanden is verloren gegaan;

  • b. in het geval van een vennootschap waarvan ten minste enkele vennoten onbeperkte aansprakelijkheid voor de schulden van de vennootschap hebben: wanneer meer dan de helft van het eigen vermogen, zoals in de jaarrekening van de vennootschap wordt vermeld, is verdwenen en meer dan een kwart van dit vermogen tijdens de afgelopen twaalf maanden is verloren gegaan; of

  • c. ongeacht de vorm van de betrokken privaatrechtelijke rechtspersoon: wanneer de privaatrechtelijke rechtspersoon naar zijn nationale recht aan de voorwaarden voldoet om aan een collectieve insolventieprocedure te worden onderworpen.

Een privaatrechtelijke rechtspersoon die minder dan drie jaar geleden is opgericht wordt niet aangemerkt als een privaatrechtelijke rechtspersoon in financiële moeilijkheden tenzij deze voldoet aan de voorwaarden om aan een collectieve insolventieprocedure te worden onderworpen.

Onder b derde onderdeel Debt service coverage ratio

De debt service coverage ratio geeft aan of een aanvrager aan zijn rente- en aflossingsverplichtingen kan voldoen.

Onder f Samenhangend project

Indien er een samenhangend project wordt ingediend, met andere woorden een project dat betrekking heeft op twee of meer paragrafen van dit investeringsreglement wordt dit project integraal getoetst aan dit reglement. Indien een dergelijk project op onderdelen niet aan dit reglement voldoet, wordt de aanvraag afgewezen. Het is niet mogelijk om de subsidie gedeeltelijk te verlenen.

Artikel 7 Niet subsidiabele kosten

Onder c Kosten voor uitvoering van wettelijke taken, een bestaand convenant of een bestaande regeling of afspraak

Onder dergelijke kosten worden onder andere een goede landbouwpraktijk en compensatieverplichtingen verstaan.

Artikel 8 Vereisten subsidieaanvraag

Tweede lid Aanvraagformulier

Een samenhangend project kan worden ingediend door middel van het door GOB BV vastgestelde aanvraagformulier met als bijlagen een samenhangend projectplan en een samenhangende begroting.

Artikel 15 Verplichtingen bij vermogensvorming

De vergoedingsplicht ontstaat vanzelfsprekend slechts indien er een causaal verband bestaat tussen de subsidieverlening en de vermogensvorming. Er moet een vermogenstoename hebben plaatsgevonden waarvan vaststaat dat deze niet zou hebben plaatsgevonden indien de subsidie niet zou zijn verleend. De voorzienbaarheid van de vermogenstoename is daarbij niet van belang; het gaat juist om een vermogenstoename die met de subsidieverlening niet werd beoogd. Er is een vergoeding verschuldigd in situaties waarbij de subsidieontvanger de voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt, een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging, de activiteiten heeft beëindigd, de subsidieverlening of vaststelling wordt ingetrokken of de rechtspersoon wordt ontbonden. Bij schadevergoeding kan alleen een vergoeding worden verlangd indien het ontvangen van de schadevergoeding ook inderdaad leidt tot vermogensvorming bij de ontvanger van de subsidie. Dit kan zich voordoen wanneer de bij wijze van schadevergoeding ontvangen gelden niet worden gebruikt voor vervanging van de verloren gegane of beschadigde goederen. De hoogte van de vergoeding wordt door GOB BV bepaald op de wijze zoals aangegeven in dit artikel.

Artikel 21 Subsidievereisten

Eerste lid onder c

Voor projecten van minder dan 10 hectare geldt dat de omvang daarvan beperkt is, zodat bij de aanvraag al aangetoond wordt dat het mogelijk is om het recht van eigendom van het terrein te verwerven of het recht van erfpacht te vestigen op het terrein. Bij projecten van meer dan 10 hectare hoeft dit bij de aanvraag niet te worden aangetoond.

Eerste lid onder h

Hierin wordt bepaald dat bij een aanvraag om subsidie voor een project dat gericht is op de verwerving van grond of beëindiging van pacht of erfpacht vereist is dat deze grond na verwerving of na beëindiging van pacht of erfpacht ook wordt ingericht. Een aanvraag om subsidie voor een project dat alleen gericht is op verwerving van grond wordt afgewezen. Er zijn situaties denkbaar dat er enige tijd zit tussen de verwerving of beëindiging van pacht of erfpacht en inrichting van de grond, bijvoorbeeld indien de natuur eerst moet herstellen. Er mag enige tijd tussen verwerving of beëindiging van pacht of erfpacht en inrichting zitten, als maar uit de aanvraag blijkt dat de grond zal worden ingericht.

Artikelen 24, 40 en 48 Subsidieverlening

Tweede lid Kwalitatieve verplichting

Om te verzekeren dat de grond ook in de toekomst natuurgrond zal blijven en zal worden beheerd overeenkomstig het voorgeschreven natuurbeheertype, wordt de subsidie verleend onder de opschortende voorwaarde dat er een kwalitatieve verplichting wordt gevestigd op het terrein.

Artikel 24 tweede lid onder a

In dit onderdeel wordt geregeld dat tijdelijk gebruik van de grond is toegestaan tot de start van de werkzaamheden ten behoeve van de inrichting van de grond.

Artikel 25 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Bij grondverwerving is subsidie mogelijk voor grote samenhangende projecten, maar ook voor kleinere projecten, waarmee de EHS bijvoorbeeld op een specifieke locatie wordt afgemaakt. In het geval van een groot samenhangend project, zal de subsidieontvanger niet altijd ook de eindbeheerder zijn van de gronden, althans niet van alle gronden. In dat geval is de verplichting opgenomen dat binnen de looptijd van het project de grond, door middel van een openbare aanbestedingsprocedure, overgaat naar de eindbeheerder. In het geval van een kleiner project zal de subsidieontvanger vaak wel al de eindbeheerder zijn. Doorlevering van gronden is dan niet nodig. Om hierin voldoende transparantie te betrachten zal er jaarlijks een programma worden opgesteld, waarin de projecten worden vermeld die in voorbereiding zijn.

Artikelen 26 en 34 Subsidievaststelling

Hierin wordt bepaald hoe de subsidievaststelling wordt berekend. Als bijvoorbeeld de subsidiabele kosten van een project € 20.000 bedragen, bedraagt de subsidieverlening € 10.000, namelijk 50% van de subsidiabele kosten.

Onderdeel a is van toepassing indien de subsidieontvanger er in slaagt om het project te realiseren voor bijvoorbeeld € 15.000 in plaats van € 20.000. De subsidie wordt dan vastgesteld op € 10.000, derhalve overeenkomstig de verlening.

Onderdeel b is van toepassing indien de subsidieontvanger er in slaagt om het project te realiseren voor bijvoorbeeld € 8.000 in plaats van € 20.000. De subsidie wordt dan vastgesteld op € 8.000, derhalve op 100% van de werkelijk gemaakte kosten.

Artikel 29 Subsidievereisten

Eerste lid onder c

Hier is opgenomen dat de inrichting die plaatsvindt, aansluit bij de ambitie die de provincie voor de betrokken gronden in de toewijzing van beheertypen voor de betrokken gronden voor ogen heeft. Als het beheertype zoals dat op de ambitiekaart is aangeduid niet te realiseren is of wanneer een ander beheertype beter zou aansluiten bij de inrichting van het omliggende gebied, zal eerst de ambitiekaart van de provincie aangepast worden.

Artikel 37 Subsidievereisten

Eerste lid onder c

Hierin wordt bepaald dat bij een aanvraag om subsidie voor functiewijziging deze grond na functiewijziging ook wordt ingericht. Er zijn situaties denkbaar dat er enige tijd zit tussen functiewijziging en inrichting van de grond, bijvoorbeeld indien de natuur eerst moet herstellen. Er mag enige tijd tussen functiewijziging en inrichting zitten, als maar uit de aanvraag blijkt dat de grond na functiewijziging zal worden ingericht.

Artikel 38 Subsidiabele kosten

Bij functiewijziging wordt de waardedaling van de grond vergoed. Het gaat dan enerzijds om landbouwgrond die wordt omgezet naar natuur, waarbij de landbouwgrond daalt in waarde naar natuurgrond. De eindwaarde van natuur is vaak moeilijk te bepalen, vooral ook omdat voor natuurgrond nog geen echte markt is en prijsvergelijking daardoor vrijwel niet mogelijk is. Om de waardedaling te bepalen wordt de landbouwgrond daarom getaxeerd. Aangenomen wordt dat de grond als natuur nog een restwaarde heeft van ongeveer 15% van de waarde die de landbouwgrond heeft voordat de inrichting naar natuur plaatsvindt. De waardedaling is daarmee 85% van de waarde van de landbouwgrond.

Ook in geval er sprake is van omzetting van landbouwgrond naar landbouwgrond met natuurwaarde, wordt de waardedaling bepaald door de landbouwgrond te taxeren. Nu in het geval van de ondernemende EHS meer waarde in de landbouwgrond aanwezig blijft, dan wanneer deze geheel naar natuur zou worden omgezet, is de vergoeding maximaal 50% van de getaxeerde waarde.

Artikel 44 Subsidievereisten

Onder c Ecologische visie

Een vereiste bij het aanvragen van subsidie voor een ecologische verbindingszone is een deugdelijke ecologische onderbouwing. Een ecologische visie die eerder is goedgekeurd door de (opgeheven) Adviescommissie Ecologische Verbindingszones kan ook gelden als voldoende onderbouwing.

In bijlage 2 is de Handreiking ecologische visie opgenomen, met daarin een aantal vragen die in de visie beantwoord dienen te worden.

Onder d Subsidiekaart EVZ

Voor subsidie komen in aanmerking de verbindingszones zoals aangegeven op de subsidiekaart EVZ behorende bij deze subsidieregeling, met dien verstande dat hiermee een zoekgebied wordt aangeduid. Op dit moment komen alleen EVZ’s die op de kaart met ‘prioriteit hoog’ zijn aangeduid, in aanmerking voor subsidie. De provincie wil namelijk meer focus aanbrengen bij het realiseren van de EVZ’s en daarom de EVZ’s met de meeste ecologische meerwaarde realiseren of EVZ’s afmaken waar al gedeeltes van zijn gerealiseerd.

Onder e Gemiddelde breedte

Voor sommige ecologische verbindingszones is de gemiddelde breedte van 25 meter in het buitengebied en 50 meter in stedelijk gebied niet noodzakelijk voor een voldoende ecologisch functioneren, afhankelijk van het soort EVZ en de omgevingskenmerken. Dit is per EVZ bepaald en betreft maatwerk. Welke EVZ’s dat betreft en om welke breedte het gaat, staat aangegeven op de subsidiekaart. Die EVZ’s komen slechts voor de aangegeven breedte in aanmerking voor subsidie.

Artikel 46 Niet subsidiabele kosten

Onder b Kosten van aanleg van EVZ op gronden die zijn gelegen in of grenzend aan uitbreidingsplannen woningbouw of bedrijventerrein

Kosten voor verwerving, waardedaling of ontpachting van landbouwgronden ten behoeve van de realisering van ecologische verbindingszones die gelegen zijn in, of grenzen aan uitbreidingsplannen voor woningbouw of bedrijventerrein, zijn niet subsidiabel, aangezien deze kosten onderdeel dienen uit te maken van de projectontwikkelingskosten; hier is het principe ‘Rood betaalt voor Groen’ van toepassing.

Algemene vergadering van aandeelhouders van Groen Ontwikkelfonds Brabant BV, J. van den Hout namens Provincie Noord-Brabant

Naar boven