Advies raad van State betreffende besluit van .......... tot wijziging van een algemene maatregel van bestuur houdende intrekking van het Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur en wijziging van enkele andere besluiten

Nader Rapport

11 juni 2014

IenM/BSK-2014/124408

Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 29 april 2014, nr. 2014000843, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde ontwerp van een algemene maatregel van bestuur rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 28 mei 2014, nr. W14.14.0109/IV, bied ik U hierbij aan.

De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert in de nota van toelichting aandacht te besteden aan de terugwerkende kracht van het ontwerpbesluit. Aan het advies van de Raad om de nota van toelichting op dat punt aan te vullen, is tegemoet gekomen.

Ik moge U hierbij het ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld.

Advies Raad van State

’s-Gravenhage, 28 mei 2014

No. W14.14.0109/IV

Aan de Koning

Bij Kabinetsmissive van 29 april 2014, no. 2014000843, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit houdende intrekking van het Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur en wijziging van enkele andere besluiten, met nota van toelichting.

Het ontwerpbesluit voorziet in de intrekking van het Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur (hierna: het besluit). In het besluit en de daarop gebaseerde (ministeriële) Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur was richtlijn nr. 2002/96/EG 1 geïmplementeerd. Richtlijn nr. 2012/19/EU (hierna: de nieuwe richtlijn) is in de plaats gekomen van voorgenoemde richtlijn. 2 De nieuwe richtlijn is ingevolge artikel 21.6, zesde lid, van de Wet milieubeheer geïmplementeerd in de Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur. Dientengevolge kunnen volgens de toelichting de regels in het besluit die betrekking hebben op afgedankte elektrische en elektronische apparatuur op grond van de oorspronkelijke, ingetrokken richtlijn vervallen. Met de thans voorgestelde intrekking van het besluit wordt hierin voorzien.

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt daarbij een kanttekening over de terugwerkende kracht.

1. Terugwerkende kracht

Het ontwerpbesluit voorziet – naast intrekking van het besluit – in verwijzingen naar de Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (hierna: de nieuwe regeling) in plaats van het besluit en de Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur (hierna: de oude regeling). Het ontwerpbesluit heeft terugwerkende kracht tot en met 14 februari 2014, in verband met de in de nieuwe richtlijn bepaalde datum.

De nieuwe regeling betreft de implementatie van de nieuwe richtlijn en is op 14 februari 2014 in werking getreden. De door het voorliggende ontwerpbesluit te wijzigen algemene maatregelen van bestuur verwijzen thans naar het besluit en de oude regeling. Vanaf het moment van inwerkingtreding van voorliggend ontwerpbesluit dienen de door deze algemene maatregelen van bestuur gereguleerde bedrijven met terugwerkende kracht aan de eisen van de nieuwe regeling – en daarmee de richtlijnverplichtingen – te voldoen. In de toelichting wordt niet ingegaan op deze effecten van de terugwerkende kracht voor de desbetreffende bedrijven.

De Afdeling adviseert in de nota van toelichting aandacht te besteden aan de terugwerkende kracht van het ontwerpbesluit.

2. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De vice-president van de Raad van State, J.P.H. Donner.

Tekst zoals aangeboden aan de Raad van State: Besluit van ...... houdende intrekking van het Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur en wijziging van enkele andere besluiten

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 23 april 2014, nr. IenM/BSK-2014/73122, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op richtlijn nr. 2012/19/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (PbEU 2012, L 197/38) en de artikelen 9.2.2.1, eerste lid, 10.22, tweede lid, 10.41 en 10.61, eerste lid, van de Wet milieubeheer, en artikel 1.1, derde lid van de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van, nr. ...);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van, nr. IenM/BSK-, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur wordt ingetrokken.

ARTIKEL II

In het Uitvoeringsbesluit EG-verordening ozonlaagafbrekende stoffen wordt na artikel 3 een nieuw artikel ingevoegd luidende:

Artikel 3a

Het is verboden om chloorfluorkoolstoffen- of chloorfluorkoolwaterstoffenhoudende koel- en vriesapparatuur voor handelsdoeleinden voorhanden te hebben die afkomstig is van particuliere huishoudens of van anderen dan particuliere huishoudens voor zover deze apparatuur naar aard en hoeveelheid vergelijkbaar is met die van particuliere huishoudens.

ARTIKEL III

In artikel 2, onderdeel b, van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 wordt ‘bij of krachtens het Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur’ vervangen door: in de Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur.

ARTIKEL IV

In artikel 2, tweede lid, van het Besluit beheer autowrakken wordt ‘het Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur, de Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur’ vervangen door: de Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur.

ARTIKEL V

In bijlage I, onderdeel C, categorie 28.10, onder 9°, van het Besluit omgevingsrecht wordt ‘artikel 1, onderdeel l, van de Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur die overeenkomstig artikel 3, tweede lid, en artikel 4 van die regeling zijn ingenomen’ vervangen door: artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur die overeenkomstig artikel 3, tweede lid, artikel 4 en artikel 5 van die regeling zijn ingenomen.

ARTIKEL VI

Het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 2, tweede lid, onderdeel e, wordt ‘de Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur’ vervangen door ‘de Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur’ en vervalt ‘, artikel 16 van de Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur’.

2. In bijlage II, onder d, wordt ‘artikel 1, eerste lid, onder b, van de Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur’ vervangen door: artikel 1, eerste lid, onder f, van de Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur.

ARTIKEL VII

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst werkt terug tot en met 14 februari 2014.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

NOTA VAN TOELICHTING

1. Inleiding

De intrekking van het Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur (hierna: besluit) vloeit voort uit de implementatie van richtlijn nr. 2012/19/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (PbEU 2012, L 197/38) (hierna: richtlijn). In de praktijk wordt deze richtlijn vaak ook wel de ‘WEEE-richtlijn’ genoemd naar de Engelstalige afkorting ervan.

Deze richtlijn heeft ten doel bij te dragen aan duurzame productie en consumptie van elektrische en elektronische apparatuur. Dit wordt in de eerste plaats bevorderd door regels over preventie van het ontstaan van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur. Daarnaast worden hergebruik, recycling en andere vormen van nuttige toepassing van dergelijke afvalstoffen verplicht. Voornoemde richtlijn nr. 2012/19/EU is in de plaats gekomen van richtlijn nr. 2002/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 2003 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) (PbEU 2003, L 37). Deze ingetrokken richtlijn was geïmplementeerd in het Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur en de daarop gebaseerde Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur. De nieuwe richtlijn is ingevolge artikel 21.6, zesde lid, van de Wet milieubeheer geïmplementeerd in de Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur die op 14 februari 2014 in werking is getreden. Deze wijze van implementatie brengt met zich mee dat de regels in het besluit die betrekking hebben op afgedankte elektrische en elektronische apparatuur op grond van de oorspronkelijke, ingetrokken richtlijn dienen te vervallen. Met de intrekking van het besluit wordt hierin voorzien.

2. Beschrijving van de te implementeren regeling en hoofdlijnen implementatie

Het ingetrokken Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur bevatte wat betreft afgedankte elektrische en elektronische apparatuur slechts één artikel, de zogenaamde mededelingsplicht. Op grond hiervan waren producenten verplicht om binnen dertien weken nadat zij waren aangevangen met de productie of import van elektrische en elektronische apparatuur daarvan melding te doen aan de Minister van Infrastructuur en Milieu, alsmede over de wijze waarop zij de inzameling en verwerking van hun afgedankte elektrische en elektronische apparatuur hadden georganiseerd. Omdat de ingetrokken richtlijn een dergelijke verplichting niet kende en in verband met het bepaalde in artikel 21.6, zesde lid van de Wet milieubeheer (mogelijkheid strikte implementatie bij ministeriële regeling, anders bij algemene maatregel van bestuur) kon deze verplichting destijds niet rechtstreeks worden opgenomen in de Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur. Met de implementatie van artikel 16 van de nieuwe richtlijn in de Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur is de noodzaak van deze mededelingsplicht komen te vervallen. De gegevens die vanwege de mededelingsplicht moesten worden aangeleverd komen namelijk grotendeels overeen met de gegevens die producenten, importeurs en distributeurs op grond van Bijlage X van de richtlijn moeten aanleveren voor verplichte registratie. Zij doen dit in het hiervoor op grond van artikel 16 van de richtlijn opgerichte nationale register. Op basis van de gegevens verzameld in dit register wordt de verplichte jaarlijkse rapportage door de Minister van Infrastructuur en Milieu aan de Europese Commissie gestuurd.

Het enkel laten vervallen van de mededelingsplicht zou tot gevolg hebben gehad dat in het Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur slechts één verweesd artikel zou resteren, betreffende het verbod om (H)CFK-houdende koel- en vriesapparatuur voor handelsdoeleinden voorhanden te hebben die afkomstig is van particuliere huishoudens of van anderen dan particuliere huishoudens. Overwogen is om ook dit artikel te schrappen, omdat het een type koelkasten betreft, dat al langere tijd niet meer wordt gefabriceerd. Daarvoor is het echter nog te vroeg. Deze koelkasten met (H)CFK’s worden namelijk door de Inspectie Leefomgeving en Transport nog regelmatig aangetroffen. Het handelsverbod voor voornoemde koel- en vriesapparatuur is al vanaf 1 januari 1999 in Nederland van kracht (artikel 3 van het voormalige Besluit beheer wit- en bruingoed) zodat sprake is van continuering van beleid.

Om te voorkomen dat er een Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur met één artikel overblijft, is gekozen om het gehele besluit in te trekken en het resterende artikel betreffende CFK- of HCFK’s elders onder te brengen. Dit laatste is gebeurd door het artikel als nieuw artikel 3a op te nemen in het Uitvoeringsbesluit EG-verordening ozonlaagafbrekende stoffen. Het artikel past goed in het voornoemd uitvoeringsbesluit, dat regels geeft voor ozonlaagafbrekende stoffen waarvan CFK- of HCFK’s ook onderdeel uitmaken.

Het nieuwe artikel 3a van het Uitvoeringsbesluit EG-verordening ozonlaagafbrekende stoffen verwijst naar de nieuwe verordening (EG) 1005/2009 1 en is licht geactualiseerd ten opzichte van het artikel uit het Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur. De begrippen CFK en HCFK uit de oude verordening (EG) 2037/2000 2 zijn vervangen door de uitgeschreven begrippen chloorfluorkoolstoffen en chloorfluorkoolwaterstoffen uit de nieuwe verordening. De in het oude artikel 3 Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur genoemde afwijkingen van het verbod zijn bovendien vervallen. De twee artikelen van de oude verordening (EG) 2037/2000, waarin deze afwijkingen waren geregeld, komen niet meer terug in de nieuwe verordening. Het op de markt brengen van bedoelde koel- en vriesapparatuur met chloorfluorkoolstoffen of chloorfluorkoolwaterstoffen, zijnde onderdeel van de groep gereguleerde stoffen, is verboden op grond van artikel 6 van verordening (EG) 1005/2009. Artikel 3a van het Uitvoeringsbesluit EG-verordening ozonlaagafbrekende stoffen bestendigt daarnaast het verbod en daarmee de strafbaarheid van het voor handelsdoeleinden voorhanden hebben van deze risicovolle goederen, zonder dat het goed daadwerkelijk op de markt wordt gebracht.

In verband met het intrekken van het Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur zijn verwijzingen naar dat besluit in andere besluiten geschrapt. Deze verwijzingen zijn vervangen door een verwijzing naar de regeling. Gewezen wordt op de artikelen III tot en met VI.

3. Uitvoering en handhaving

Voor een toelichting op de uitvoering en handhaving wordt verwezen naar paragraaf 6 van de toelichting bij de Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur.

4. Gevolgen

Voor een toelichting op de (financiële) gevolgen van dit besluit wordt verwezen naar paragraaf 7 van de toelichting bij de Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur.

5. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking de dag na publicatie in het Staatsblad en werkt terug tot en met 1 februari 2014. In verband met deze in de richtlijn bepaalde datum van inwerkingtreding wordt afgeweken van de systematiek van de vaste verandermomenten uit Aanwijzing 174 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

Deze afwijking berust op de afwijkingsgrond d, die betrekking heeft op Europese of andere internationale regelgeving.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,


X Noot
1

Richtlijn nr. 2002/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 2003 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) (PbEU 2003, L 37).

X Noot
2

Richtlijn nr. 2012/19/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (PbEU 2012, L 197/38).

X Noot
1

Verordening (EG) 1005/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen (PbEU L 286/1)

X Noot
2

Verordening (EG) 2037/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2000 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen (PbEU L 244/1)

Naar boven