Advies Raad van State betreffende wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van de Verordening (EU) nr. 610/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot wijziging van enkele rechtsinstrumenten behorende tot het Schengenacquis (PbEU 2013, L182), met memorie van toelichting

Nader Rapport

20 mei 2014

Nr. 517653

Directie Wetgeving en Juridische Zaken

Aan de Koning

Nader rapport inzake het voorstel van wet houdende wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van de Verordening (EU) nr. 610/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot wijziging van enkele rechtsinstrumenten behorende tot het Schengenacquis (PbEU 2013, L182), met memorie van toelichting

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 26 maart 2014, nr. 2014000615, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 24 april 2014, nr. W03.14.0072/II, bied ik U hierbij aan.

Het ontwerp geeft de Afdeling advisering aanleiding tot het maken van twee opmerkingen.

1. Multiple entry-karakter van mvv

Het advies van de Afdeling is gevolgd. In de toelichting is verduidelijkt dat de voorgestelde wijziging ziet op de mogelijkheid meermalen het Schengengebied in en uit te reizen en waarom aan de mvv een ‘multiple entry’-karakter wordt verleend.

2. Redactionele opmerking.

De redactionele opmerking is verwerkt.

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven.

Advies Raad van State

No. W03.14.0072/II

’s-Gravenhage, 24 april 2014

Aan de Koning

Bij Kabinetsmissive van 26 maart 2014, no.2014000615, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van de Verordening (EU) nr. 265/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 25 maart 2010 tot wijziging van de Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord en Verordening (EG) nr. 562/2006 wat het verkeer van personen met een visum voor verblijf van langere duur betreft en implementatie van de Verordening (EU) nr. 610/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 562/2006, de Overeenkomst ter uitvoering van het Schengenakkoord, Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad, Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad, Verordening (EG) nr. 1638/95 van de Raad en Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2013, L 182), met memorie van toelichting.

Het voorstel strekt tot uitvoering van Verordening (EU) nr. 610/2013, waarin onder meer de aanduiding van de verblijfsduur gedurende de ‘vrije termijn’ van maximaal drie maanden uit een periode van zes maanden wordt gewijzigd in de aanduiding van maximaal 90 dagen uit een periode van 180 dagen. De bepalingen van de Vreemdelingenwet 2000 worden overeenkomstig aangepast. Tevens wordt het karakter van de machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) gewijzigd, in die zin dat de mogelijkheid van enkelvoudige binnenkomst in Nederland (‘single entry’) wordt gewijzigd in een mogelijkheid tot meervoudige binnenkomst (‘multiple entry’).

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt daarbij de volgende kanttekening over de wijziging van het karakter van de mvv (van ‘single entry’ naar ‘multiple entry’).

1. ‘Multiple entry’-karakter van mvv

  • a. De Afdeling merkt op dat de toelichting bij artikel 1, onderdeel C, geen duidelijk onderscheid aanbrengt tussen het recht om de binnengrenzen van het Schengengrondgebied te overschrijden en het recht om (meervoudig) de buitengrenzen daarvan te overschrijden. Enerzijds verwijst de toelichting naar het ‘circulatierecht’ binnen het Schengengebied voor houders van een visum voor langere duur, zoals bevestigd in Verordening 265/2010.1 In de memorie van toelichting wordt betoogd dat met de aanpassing van artikel 2r van de Vreemdelingenwet 2000 aan dit vereiste wordt voldaan. Anderzijds wordt betoogd dat voor houders van een mvv ook meervoudige overschrijding van de buitengrenzen van het Schengengrondgebied mogelijk moet zijn, evenals dat het geval is voor de houders van een toeristenvisum (Schengenvisum) voor kort verblijf of voor houders van een verblijfsvergunning.

    De Afdeling wijst er op dat het recht om vrij te reizen binnen het Schengengrondgebied binnen een maximale termijn van 90 dagen voor houders van een mvv reeds mogelijk is sinds 2001.2

    De Afdeling adviseert in de toelichting te verduidelijken dat de voorgestelde wijziging ziet op de mogelijkheid meermalen het Schengengrondgebied in en uit te reizen.

  • b. De toelichting stelt voorts ter onderbouwing van de wijziging van het ‘single entry’-karakter van de mvv dat dit niet goed valt te rijmen met de mogelijkheid van verstrekking van een toeristenvisum voor meerdere binnenkomsten (‘multiple entry’).3 De Afdeling wijst er op dat de visumcode uit gaat van een ‘single entry’ bij een eenvormig toeristenvisum en dat de verlening van de mogelijkheid van meervoudige binnenkomst een uitzondering betreft die aan voorwaarden is verbonden. In dat opzicht is de opmerking dat het ‘single entry’-karakter van de mvv ‘niet goed valt te rijmen’ met de Visumcode niet goed te begrijpen.

    De Afdeling adviseert in de toelichting duidelijk tot uitdrukking te brengen waarom aan de mvv een ‘multiple entry’-karakter wordt verleend.

2. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De vice-president van de Raad van State, J.P.H. Donner.

Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no. W03.14.0072/II

  • In de aanhef het eerste zinsdeel met de verwijzing naar Verordening 265/2010 laten vervallen, omdat het voorstel niet dient ter uitvoering van deze Verordening (zie punt 1a van het advies).

Tekst zoals toegezonden aan de Raad van State: Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van de Verordening (EU) nr. 265/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 25 maart 2010 tot wijziging van de Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord en Verordening (EG) nr. 562/2006 wat het verkeer van personen met een visum voor verblijf van langere duur betreft en implementatie van de Verordening (EU) nr. 610/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 562/2006, de Overeenkomst ter uitvoering van het Schengenakkoord, Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad, Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad, Verordening (EG) nr. 1638/95 van de Raad en Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2013, L 182)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de Vreemdelingenwet 2000 te wijzigen ter implementatie van de Verordening (EU) nr. 265/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 25 maart 2010 tot wijziging van de Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord en Verordening (EG) nr. 562/2006 wat het verkeer van personen met een visum voor verblijf van langere duur betreft en implementatie van de Verordening (EU) nr. 610/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 562/2006, de Overeenkomst ter uitvoering van het Schengenakkoord, Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad, Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad, Verordening (EG) nr. 1638/95 van de Raad en Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2013, L 182);

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Vreemdelingenwet 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1a wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel b wordt ‘meer dan drie maanden’ vervangen door: meer dan 90 dagen.

2. In onderdeel d wordt ‘niet langer dan drie maanden’ vervangen door: niet langer dan 90 dagen.

B

In artikel 2a, eerste lid, onder b, wordt ‘langer dan drie maanden’ vervangen door: langer dan 90 dagen.

C

Artikel 2r, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste volzin wordt ‘ten hoogste drie maanden’ vervangen door ‘ten hoogste 90 dagen’ en wordt ‘slechts een maal’ vervangen door: meermalen.

2. In de tweede volzin vervalt ‘een aanvraag tot het verlenen van’ en vervalt ‘is ingediend of een dergelijke verblijfsvergunning’.

D

In artikel 12, tweede lid, eerste volzin, wordt ‘ten hoogste op zes maanden’ vervangen door: ten hoogste op 180 dagen.

E

In artikel 84, onderdeel b, wordt ‘verblijf van drie maanden of minder’ vervangen door: verblijf van 90 dagen of minder.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

MEMORIE VAN TOELICHTING

Dit wetsvoorstel strekt tot implementatie van de Verordening (EU) nr. 265/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 25 maart 2010 tot wijziging van de Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord en Verordening (EG) nr. 562/2006 wat het verkeer van personen met een visum voor verblijf van langere duur betreft. Deze verordening is ingevolge artikel 6 ervan in werking getreden op 5 april 2010.

Tevens strekt dit wetsvoorstel tot implementatie van de Verordening (EU) nr. 610/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 (hierna: de Verordening) tot wijziging van Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) en van de Overeenkomst ter uitvoering van het Schengenakkoord, Verordeningen (EG) nr. 1683/95 en (EG) nr. 539/2001 van de Raad en Verordeningen (EG) nr. 767/2008 en (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2013, L 182).

Ingevolge artikel 7 van de Verordening is deze in werking getreden op 19 juli 2013 en zijn enkele onderdelen, betreffende de geldigheid van het reisdocument en de duur van het voorgenomen verblijf, van toepassing vanaf 18 oktober 2013.

Aan het slot van deze toelichting zijn twee transponeringstabellen opgenomen.

Een verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten. Daarom behoeft een verordening als regel geen implementatie. Er kunnen echter toch implementatie maatregelen nodig zijn in de nationale regelgeving, bijvoorbeeld om een verordening zijn nuttig effect doen hebben in de nationale rechtsorde van een lidstaat of om bepalingen in de nationale wetgeving, die niet of niet langer stroken met die van de verordening, te schrappen, daarmee in overeenstemming te brengen of daarop af te stemmen. Van dat laatste is hier sprake.

Met dit wetsvoorstel wordt een aantal van de technisch noodzakelijke aanpassingen in de Nederlandse regelgeving verricht door middel van wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw2000). Zowel de verordening (EU) nr. 265/2010 als de Verordening zal nader worden geïmplementeerd door middel van wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 (hierna: Vb2000). Ook zullen er enkele technische aanpassingen van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (hierna: VV2000) worden doorgevoerd.

De Verordening omvat technische wijzigingen, die, voor zover hier van belang, ertoe strekken om regels betreffende de wijze van berekening van de termijnen voor toegestaan kort verblijf, die in verschillende Europese rechtsinstrumenten voorkomen met betrekking tot onderdanen van derde landen, te verduidelijken, te vereenvoudigen en te harmoniseren.

Volgens de preambule, overweging 9, van de Verordening is op grond van het arrest in de zaak C-241/05 Nicolae Bot/Préfet du Val- de-Marne ([2006] Jurispr. blz. I-9627) de noodzaak ontstaan om de regels voor de berekening van de toegestane duur van kort verblijf in de Unie te wijzigen. Duidelijke, eenvoudige en geharmoniseerde regels in alle rechtshandelingen over dit onderwerp zouden voor zowel reizigers als grens- en visumautoriteiten een goede zaak zijn. Verordening (EG) nr. 562/2006 (Schengengrenscode)1 en de Schengenuitvoeringsovereenkomst2, Verordening (EG) nr. 1683/95 van de Raad van 29 mei 1995 betreffende de invoering van een uniform visummodel3 en Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen van de lidstaten in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld4, Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende het Visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van gegevens op het gebied van visa voor kort verblijf (VIS-verordening)5 en Verordening (EG) nr. 810/2009 (Visumcode)6 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

Het verblijf van korte duur op het grondgebied van de lidstaten, in de zin van onder meer de Schengengrenscode en de Visumcode, is ingevolge de Verordening bepaald op ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen, waarbij voor iedere dag van het verblijf de 180 voorafgaande dagen in aanmerking worden genomen (artikel 1, onderdeel 5, sub a). Tevens is bepaald dat de datum van inreis geldt als de eerste dag van het verblijf op het grondgebied van de lidstaten en de uitreisdatum als laatste dag van het verblijf op het grondgebied van de lidstaten (artikel 1, onderdeel 5, sub b).

Die wijzigingen hebben tot gevolg dat de maximum periode van beoogd verblijf in alle gevallen gelijk is gemaakt. De nu vervangen berekeningswijze op basis van maanden (drie maanden binnen een periode van zes maanden) leidde in de praktijk tot ongerechtvaardigde verschillen van een of enkele dagen, omdat maanden 28, 29, 30 of 31 dagen omvatten.

Zo zou ingeval van een binnenkomst op bijvoorbeeld 10 juli van een jaar de termijn van drie maanden eindigen op 10 oktober daarop volgend. Dat kwam neer op 22 dagen in juli, 31 dagen in augustus, 30 dagen in september en 10 dagen in oktober, in totaal 93 dagen, inclusief de data van inreis en uitreis.

Ingeval van binnenkomst op bijvoorbeeld 1 januari zou de termijn van drie maanden eindigen op 1 april daarop volgend. Dat kwam neer op 31 dagen in januari, 28 of 29 dagen in februari, 31 in maart en tot slot een dag in april, in totaal 90 of 91 dagen, afhankelijk van de vraag of februari in het betreffende jaar 28 dan wel 29 dagen telde.

Ingevolge de Verordening is de termijn thans op ten hoogste 90 dagen gesteld, binnen een periode van 180 dagen (in plaats van ten hoogste drie maanden binnen een periode van zes maanden). Gevolg daarvan is dat, ongeacht de tijd van het jaar, de termijn waarvoor ten hoogste verblijf van korte duur kan worden toegestaan altijd even lang is, namelijk 90 dagen. Hetzelfde effect kan worden bereikt door een maand voor de toepassing van een regeling op 30 dagen te stellen. In dit geval is er, om mogelijke discrepanties in de uitlegging van de wettelijke regels te voorkomen, voor gekozen om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de bewoordingen en termijnen zoals die in de Verordening worden gebruikt, derhalve aanduidingen in dagen.

De nu vervangen wijze van berekening van de periode van beoogd dan wel toegestaan verblijf van korte duur betekent tevens een minimale aanpassing van de verdeling van de bevoegdheden tussen de Unie aan de ene kant en de lidstaten aan de andere kant. De Unie heeft immers van de lidstaten de bevoegdheid ontvangen om regels te stellen over de toegang met het oog op het verblijf van korte duur, dat in Europees verband grosso modo wordt gerekend tot het personenverkeer, en de lidstaten zijn nog steeds bevoegd regels te stellen voor verblijf van langere duur, grosso modo voor immigratiedoeleinden. Dat laatste vanzelfsprekend overigens met inachtneming van de richtlijnen die door de Uniewetgever ter zake zijn gegeven.

Een gevolg van de gewijzigde voorschriften voor de berekening van de duur van het beoogd verblijf is dat de bevoegdheid van de Unie wat betreft toepassingsbereik een geringe inkorting heeft ondergaan, omdat die bevoegdheid zich niet langer uitstrekt over het beoogd verblijf van meer dan 90 dagen (dat wil zeggen wisselend 91, 92 of 93 dagen). Met andere woorden: de fluctuerende bevoegdheid van de Unie is nu statisch gemaakt en expliciet beperkt tot voorgenomen verblijven van ten hoogste 90 dagen. Nu de bevoegdheid van de Unie statisch is gemaakt en beperkt, is de omgekeerd evenzo fluctuerende bevoegdheid van de lidstaten (met betrekking tot voorgenomen verblijven van meer dan 93, 92 dan wel 91 dagen) dienovereenkomstig eveneens statisch gemaakt en uitgebreid: voorgenomen verblijven van meer dan 90 dagen.

Artikel I, onderdelen A, B, D en E

Enkele bepalingen in de Vw2000 sluiten aan op de duur en de wijze van berekening van de termijn voor kort verblijf en behoeven aanpassing in verband met de preciseringen die zijn aangebracht door de Verordening.

Het betreft de definitie van machtiging tot voorlopig verblijf. Een machtiging tot voorlopig verblijf is immers ingevolge artikel 1a van de Vw2000 nu nog een visum voor de toegang tot Nederland voor een verblijf van langer dan drie maanden. Die aansluiting dient te worden geactualiseerd. Daartoe wordt op grond van het nu voorliggende voorstel van wet de definitie zodanig gewijzigd dat de machtiging tot voorlopig verblijf voortaan een visum is voor de toegang tot Nederland voor een verblijf langer dan 90 dagen.

En zo wordt ook de definitie van visum (kort verblijf) in artikel 1a, waarin nog wordt aangeknoopt bij een verblijf van niet langer dan drie maanden, gewijzigd in: verblijf van niet langer dan 90 dagen.

Daaraanvolgend is het ook nodig om vergelijkbare aansluitingen aan te passen, zoals in artikel 2a, eerste lid, onder b, ‘langer dan drie maanden’ te vervangen door ‘langer dan 90 dagen’, in artikel 12, tweede lid, eerste volzin ‘ten hoogste op zes maanden’ te vervangen door ‘ten hoogste op 180 dagen’ en tenslotte in artikel 84, onder b ‘verblijf van drie maanden of minder’ te vervangen door: verblijf van 90 dagen of minder.

Artikel I, onderdeel C

Voorgesteld wordt om in artikel 2r, tweede lid, enkele wijzigingen aan te brengen, die ertoe strekken de Vw2000 af te stemmen op artikel 21, lid 1 en lid 2 bis, van de Schengenuitvoeringsovereenkomst en artikel 5 van de Schengengrenscode, zoals gewijzigd door Verordening (EU) nr. 265/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 25 maart 2010 tot wijziging van het te Schengen gesloten akkoord en Verordening (EG) nr. 562/2006 wat het verkeer van personen met een visum voor verblijf van langere duur betreft (PbEU 2010, L 85), die, zoals gezegd, op 5 april 2010 in werking is getreden.

Ingevolge de Verordening nr. (EU) 265/2010, preambule, overweging 3, dient een visum voor een verblijf van langere duur -in de Nederlandse situatie is dat een machtiging tot voorlopig verblijf- wat het vrije verkeer in het Schengengebied van de houder ervan betreft, dezelfde effecten te hebben als een verblijfstitel.

Omdat met een verblijfstitel gedurende de geldigheidsduur ervan onbeperkt het Schengengebied kan worden ingereisd en uitgereisd, maar het huidige artikel 2r, tweede lid, nog bepaalt dat de machtiging tot voorlopig verblijf slechts een maal kan worden benut voor het verkrijgen van toegang tot Nederland, anders gezegd: voor één binnenkomst, strookt artikel 2r niet met de Schengenuitvoeringsovereenkomst, de Schengengrenscode en de Visumcode.

Omdat een machtiging tot voorlopig verblijf een visum is, maar dan voor verblijf van langere duur, zijn hierbij ook van belang de bepalingen in de Schengenuitvoeringsovereenkomst, de Schengengrenscode en de Visumcode omtrent het aantal toegestane binnenkomsten op het grondgebied van de Schengenstaten op basis van een Schengenvisum.

In artikel 23, eerste lid, van de Visumcode is, voor zover hier van belang, vermeld dat een visum (kort verblijf) kan worden afgegeven voor één, twee of meer binnenkomsten.

Het is ook in verband daarmee niet goed te rijmen dat een machtiging tot voorlopig verblijf slechts een maal zou kunnen worden benut voor het verkrijgen van toegang tot Nederland, terwijl een visum voor kort verblijf in de praktijk als regel geldig wordt gemaakt voor meer binnenkomsten (multiple entry).

Om die reden wordt voorgesteld om artikel 2r, tweede lid, eerste volzin, zodanig te wijzigen dat een machtiging tot voorlopig verblijf meermalen kan worden benut voor het verkrijgen van toegang tot Nederland (multiple entry) in plaats van slechts een maal.

In verband met het vorenstaande wordt voorts voorgesteld om in artikel 2r, tweede lid, ook de derde volzin, die betrekking heeft op de geldigheid van de machtiging tot voorlopig verblijf, aan te passen. Omdat een machtiging tot voorlopig verblijf ook na de eerste binnenkomst geldig moet blijven met het oog op daarna eventueel nog volgende nieuwe binnenkomsten, totdat die niet langer nodig is, namelijk het moment waarop ambtshalve een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd is verleend, dient de machtiging tot voorlopig verblijf geldig te blijven voor opvolgende binnenkomsten tot dat moment van de ambtshalve verlening van de verblijfsvergunning, maar niet langer dan de maximale geldigheid.

Omdat het einde van de geldigheid van de visumsticker, waaruit de machtiging tot voorlopig verblijf blijkt, wordt aangeduid door middel van een datum, en de berekening van die datum al door middel van het Nationaal Visuminformatiesysteem NVIS geautomatiseerd wordt berekend in dagen na datum afgifte (90), in plaats van maanden na datum afgifte (drie), wordt voorgesteld om de periode van geldigheid in artikel 2r, tweede lid, eerste volzin, eveneens op 90 dagen te bepalen.

Gevolg daarvan is dat ook de duur van de termijn waarbinnen de binnenkomst (de toegang) uiterlijk dient plaats te vinden niet langer afhankelijk is van de tijd van het jaar (de maand) waarin de afgifte van de machtiging tot voorlopig verblijf plaatsvindt.

Overigens dient de ‘geldigheid’ van de machtiging tot voorlopig verblijf – dat wil zeggen de geldigheid met het oog op de binnenkomst (toegang tot het grondgebied) – te worden onderscheiden van de duur van het rechtmatig verblijf, verbonden aan het verkregen hebben van toegang met een geldige machtiging tot voorlopig verblijf. De duur van het rechtmatig verblijf, verbonden aan het verkregen hebben van de toegang op basis van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf, kan op voet van artikel 12, eerste lid, in artikel 3.3, eerste lid, onderdeel e, van het Vb2000 ongewijzigd bepaald blijven: voor houders van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf is die duur de tijd tot de vreemdeling rechtmatig verblijf in de zin van artikel 8, onder a, van de Wet verkrijgt, maar niet langer dan de geldigheidsduur van de machtiging.

Bestuurslasten

De onderhavige wijzigingen in de Vw2000 brengen geen wijzigingen met zich in de omvang van de bestuurslasten. De wijzigingen brengen geen meerkosten met zich en leiden niet tot besparingen. Met het oog op de door de Verordening voorgeschreven en nu veranderde wijze van berekening is door de Europese Commissie voor de uitvoerende ambtenaren in de lidstaten (in de Nederlandse situatie: de ambtenaren belast met de visumverlening, het grenstoezicht en het binnenlands vreemdelingentoezicht) een speciale, digitale calculator ter beschikking gesteld. Die is met name ook van praktisch belang in die gevallen waarin sprake is van een multiple entry visum, waarbij mogelijk twee of meer perioden van verblijf op het grondgebied in aanmerking moeten worden genomen om te bepalen of en zo ja wanneer de maximum duur van het toegestane verblijf is overschreden dan wel hoeveel daarvan nog resteert.

Administratieve lasten voor burgers en bedrijfsleven

De bedoelde technische wijzigingen brengen evenmin andere, hogere of lagere administratieve lasten met zich voor burgers en bedrijfsleven.

Totstandkoming

Omdat het onderhavige voorstel van wet de implementatie betreft van enkele EU-rechtshandelingen is het niet aan de Adviescommissie voor vreemdelingenzaken voorgelegd, gelet op artikel 1:7 van de Algemene wet bestuursrecht.

Tijdstip van inwerkingtreding

Omdat, zoals gezegd, het onderhavige voorstel van wet de implementatie betreft van enkele EU-rechtshandelingen, is voorts een van de uitzonderingen van toepassing van het systeem van vaste verandermomenten. Daarom wordt door middel van het artikel II voorgesteld om dit voorstel van wet, nadat het tot wet zal zijn verheven, in werking te laten treden de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het zal worden geplaatst.

Gevolgen voor de openbare lichamen

Op de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba is, voor zover hier van belang, uitsluitend het Vierde Deel van het VWEU van toepassing betreffende de associatie van landen en gebieden overzee. De hoger bedoelde Europese rechtshandelingen zijn daarom niet van toepassing in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Ook de Vw2000 is aldaar niet van toepassing. Daarom heeft het onderhavige voorstel van wet geen gevolgen voor de regels omtrent de toegang en de toelating van vreemdelingen met het oog op kort dan wel lang verblijf in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Aldaar is van toepassing de Wet toelating en uitzetting BES.

Er is geen aanleiding gevonden om die wet dienovereenkomstig te wijzigen met het oog op de rechtseenheid of factoren waardoor de openbare lichamen zich onderscheiden van het Europese deel van Nederland, omdat de noodzaak ontbreekt en gegeven het uitgangspunt om terughoudend te zijn met wijziging van de aldaar geldende wetgeving gedurende de eerste vijf jaren na de ingang van gewijzigde staatkundige verhoudingen per 10 oktober 2010 en die termijn nog niet is verstreken.

Transponeringstabel Verordening (EU) nr. 265/2010

Bepaling EU-regeling

Bepaling in implementatieregeling of bestaande regeling:

toelichting indien niet geïmplementeerd of naar zijn aard geen implementatie behoeft

Omschrijving beleidsruimte

Toelichting op de keuze(n) bij de invulling van beleidsruimte

Art. 1, punt 1

Art. 2r, lid 1, zin 1 en zin 3, art. 14, lid 2, Vw2000

Geldigheidsduur van een visum voor verblijf van langere duur is maximaal een jaar

De geldigheidsduur van de mvv (was: maximaal drie maanden na datum afgifte) is nu bepaald op maximaal 90 dagen na datum afgifte.

Sinds inwerkingtreding van de Wet modern migratiebeleid (Stb. 2010, 290) per 1 juni 2013 wordt de mvv binnen twee weken na aankomst op het grondgebied en aanmelding ambtshalve vervangen door een verblijfstitel op grond van artikel 14, lid 2.

Art. 1, punt 2, sub b

Art 2r, lid 2, zin 1,Vw2000

Het recht van vrij verkeer dat is verbonden aan verblijftitels is ook van toepassing op houders van een nationaal visum voor verblijf van langere duur

Aan bedoeld recht is inherent dat een mvv binnen de geldigheidsduur ervan voor meer dan een binnenkomst via een buitengrens moet kunnen worden gebruikt, zoals een verblijfstitel en ook een multiple entry visum kort verblijf (Schengenvisum)

Art. 1, punt 3 en art. 2 tot en met 6

Behoeven naar hun aard geen implementatie

   
Transponeringstabel Verordening (EU) nr. 610/2013

Bepaling EU-regeling

Bepaling in implementatieregeling of bestaande regeling:

toelichting indien niet geïmplementeerd of naar zijn aard geen implementatie behoeft

Omschrijving beleidsruimte

Toelichting op de keuze(n) bij de invulling van beleidsruimte

Art. 1, punten 1 en 2

Behoeven naar hun aard geen implementatie

   

Art. 1, punt 3

Art. 93, 94 Grondwet

   

Art. 1, punt 4

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

   

Art. 1, punt 5, sub a, onder i

Art. 1a, sub b en d, Vw2000:

b. definitie mvv en

d. definitie van visum kort verblijf

art. 2a, lid 1, sub b;

art. 2r, lid 2;

art. 12, lid 2, zin 1;

art. 84, onderdeel b, Vw2000;

art. 2.3, lid 1 en 3, art. 3.3, lid 1, 2 en 3, art. 3.6, lid 1, sub b, art. 4.21, lid 1, sub b, art. 4.46, lid 1, art. 4.47, lid 1 en 2, art. 4.48, lid 1, en art. 6.5a, lid 2, Vb2000

De lidstaten blijven bevoegd regels vast te stellen voor hun nationale visa, bestemd voor verblijf van langere duur

Art. 1a: de definitie van een zodanig nationaal visum, de mvv, dient aan te sluiten op de definitie van visum kort verblijf (met het oog op voorgenomen verblijf van ten hoogste 90 dagen), teneinde hiaten tussen de bevoegdheden van de Unie en de betrokken lidstaat te voorkomen; de overige wijzigingen hangen met deze wijzigingen samen.

Art. 1, punt 5, sub a, onder ii, tot en met punt 7, sub c

Behoeven naar hun aard geen implementatie

   

Art. 1, punt 7, sub d

Facultatieve bepaling waar geen gebruik van wordt gemaakt

   

Art. 1, punt 8, sub a, tot en met punt 21

Behoeven naar hun aard geen implementatie

   

Art. 2, punt 1 tot en met 3, sub a

Zie bij art. 1, punt 5, sub a, onder i

   

Art. 2, punt 3, sub b tot en met artikel 7

Behoeven naar hun aard geen implementatie

   

Bijlage I, punt 4, sub b en c

Artikelen 4.11, 4.12 en 4.13 Vb2000

 

Al geïmplenteerd in het kader van de implementatie van de Richtlijn 2010/65/EU (meldingsformaliteiten voor zeeschepen) (PbEU 2010, L 283) (Stb. 2014, 45)

Bijlage I, overige onderdelen en Bijlage II

Behoeven naar hun aard geen implementatie

   

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,


X Noot
1

Artikel 1, tweede lid, onder b, van Verordening 265/2010 dat betrekking heeft op de invoeging van lid 2bis aan artikel 21 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst. De toelichting op Artikel I, onderdeel C, verwijst naar de preambule, overweging 3, bij deze verordening.

X Noot
2

De wijziging van de Schengenuitvoeringsovereenkomst door Verordening 1091/2001.

X Noot
3

De toelichting verwijst in dit verband naar artikel 23 (bedoeld zal zijn : 24) van de Verordening 810/2009 (Visumcode).

X Noot
1

PbEU, 2006, L 105.

X Noot
2

PbEG 2000, L 239.

X Noot
3

PbEG 1995, L 164.

X Noot
4

PbEG 2001, L 81.

X Noot
5

PbEU 2008, L 218.

X Noot
6

PbEU 2009, L 243.

Naar boven