Overeenkomst inzake de uitvoering van de Overeenkomst van 7 juni 1988 tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake wederzijdse bijstandsverlening bij het bestrijden van rampen, zware ongevallen daaronder begrepen

Overeenkomst tussen de Minister van Veiligheid en Justitie van Nederland

en

de Minister van Binnenlandse Zaken van de deelstaat Noordrijn-Westfalen

inzake de uitvoering van de Overeenkomst van 7 juni 1988 tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake wederzijdse bijstandsverlening bij het bestrijden van rampen, zware ongevallen daaronder begrepen

Preambule

De minister van Veiligheid en Justitie van Nederland

en

de minister van Binnenlandse Zaken van de deelstaat Noordrijn-Westfalen

zijn onafhankelijk van de desbetreffende EU-procedures met betrekking tot de wederzijdse bijstandsverlening bij het bestrijden van rampen, zware ongevallen daaronder begrepen, op basis van

  • de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake wederzijdse bijstandsverlening bij het bestrijden van rampen, zware ongevallen inbegrepen, van 7 juni 1988 en

  • de Gemeenschappelijke verklaring van Nederland en Noordrijn-Westfalen inzake grensoverschrijdende samenwerking 2000 van 16 november 2000;

overwegende dat:

  • de grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van de rampenbestrijding de effectiviteit en efficiëntie van preventieve maatregelen en hulpverlening op dit gebied kan verbeteren;

  • preventie een sleutelelement is bij de hulpverlening;

  • de maatregelen moeten zijn gericht op de bescherming van de bevolking en niet mogen worden beperkt door landsgrenzen en verschillende organisatiewijzen;

  • de wederzijdse informatiestroom in geval van een ramp en van zware ongevallen alsmede van een crisis ook ten behoeve van een gelijkvormige, onderling afgestemde communicatie dient te worden gewaarborgd;

  • door een onderling afgestemd beheer van personeel en materieel kosten kunnen worden bespaard;

  • de wederzijdse bijstandsverlening in geval van rampen, zware ongevallen en crises de bescherming van de burgers in het grensgebied bij de inzet van hulpdiensten wordt verbeterd;

overeengekomen als volgt:

Artikel 1 Doel

  • (1) Deze overeenkomst dient ter concretisering van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake wederzijdse hulpverlening bij het bestrijden van rampen, zware ongevallen daaronder begrepen, van 7 juni 1988. Op basis van artikel 3, 11 en 13 van de Overeenkomst worden de toepassing en uitvoering in geval van bijstandsverlening voor en door aan elkaar grenzende steden, districten en stadsregio’s in Noordrijn-Westfalen en veiligheidsregio’s in het Koninkrijk der Nederlanden geregeld alsmede de onderlinge informatie-uitwisseling tussen de minister van Veiligheid en Justitie van het Koninkrijk der Nederlanden en de minister van Binnenlandse Zaken van de deelstaat Noordrijn-Westfalen in geval van een ramp, een zwaar ongeval of een crisis mede ten behoeve van een gelijkvormige communicatie.

  • (2) Op de grensoverschrijdende samenwerking bij de dagelijkse hulpverlening is deze overeenkomst niet van toepassing.

Artikel 2 Bevoegde organen

Voor de uit de overeenkomst van 7 juni 1988 voortvloeiende maatregelen op het gebied van preventie en hulpverlening voor en door aan elkaar grenzende veiligheidsregio’s in Nederland en districten en stadsregio’s in Noordrijn-Westfalen zijn de volgende organen bevoegd:

  • (a) in Noordrijn-Westfalen: de districtscommissarissen van de aangrenzende districten, de stadsregiobestuurder voor zijn stadsregio;

  • (b) in Nederland: de voorzitters van de aangrenzende veiligheidsregio’s.

Artikel 3 Indienen van verzoeken om bijstand en doen uitvoeren daarvan

  • (1) De bevoegde organen van de verzoekende overeenkomstsluitende partij kunnen een verzoek om bijstand bij het telkens aangrenzende orgaan van de andere overeenkomstsluitende partij indienen, indien de plaats, de omvang en de aard van de ramp respectievelijk het zware ongeval gelet op het beschikbare personeel en materieel naar hun oordeel bijstand noodzakelijk maken.

  • (2) De omvang en de aard van de te verlenen bijstand worden van geval tot geval door het orgaan dat om bijstand wordt verzocht, en het verzoekende orgaan in onderling overleg vastgesteld.

  • (3) Het om bijstand aangezochte orgaan is belast met de uitvoering van de bijstand.

  • (4) Van elk verzoek om bijstand wordt door de bevoegde organen in de deelstaat Noordrijn-Westfalen terstond mededeling gedaan aan de minister van Binnenlandse Zaken van de deelstaat Noordrijn-Westfalen, de minister van Binnenlandse Zaken van de Bondsrepubliek Duitsland respectievelijk in Nederland aan de minister van Veiligheid en Justitie van het Koninkrijk der Nederlanden.

Artikel 4 Inzet van luchtvaartuigen

  • (1) Van het voornemen om in geval van een ramp of crisis luchtvaartuigen in te zetten, dient onder overlegging van zo nauwkeurig mogelijke gegevens over de aard en het inschrijvingskenmerk van het luchtvaartuig, de bemanning, de lading, de vertrektijd, de vermoedelijke route en de plaats van landing, onverwijld mededeling te worden gedaan aan:

    • (a) voor de deelstaat Noordrijn-Westfalen de minister van Binnenlandse Zaken van de deelstaat Noordrijn-Westfalen;

    • (b) voor Nederland: de directeur-generaal van de Rijksluchtvaartdienst.

  • (2) Verzoeken om bijstand van luchtvaartuigen van het Duitse leger worden in Noordrijn-Westfalen uitsluitend ingediend door de minister van Binnenlandse Zaken van de deelstaat Noordrijn-Westfalen.

  • (3) Op reddingsvluchten is deze overeenkomst niet van toepassing.

Artikel 5 Rampenpreventie

Om rampen beter te kunnen voorkomen en effectiever te kunnen bestrijden, wordt de volgens artikel 2 van deze overeenkomst bevoegde organen verzocht met de aangrenzende veiligheidsregio’s respectievelijk districten of stadsregio’s samenwerkingsovereenkomsten te sluiten teneinde over en weer:

  • (a) uitvoerige informatie uit te wisselen over mogelijke gevarenbronnen binnen hun bevoegdheidsgebied die in geval van een ongeval of een ramp gevolgen kunnen hebben voor het gebied van de ander;

  • (b) een gezamenlijke risicobeoordeling uit te voeren en deze voortdurend te actualiseren;

  • (c) zo nodig gezamenlijke regionale grensoverschrijdende rampenbestrijdingsplannen uit te werken;

  • (d) de deugdelijkheid daarvan te controleren door middel van bilaterale oefeningen.

Artikel 6 Informatie en communicatie

  • (1) Onafhankelijk van andere bestaande (meld)procedures stellen de minister van Veiligheid en Justitie van het Koninkrijk der Nederlanden en de minister van Binnenlandse Zaken van de deelstaat Noordrijn-Westfalen elkaar over en weer op de hoogte van gevaren, rampen, crises of grote gebeurtenissen die in potentie gevolgen kunnen hebben voor het gebied van de ander. Dit geldt ook voor aanwijzingen voor of voortekenen van dergelijke gebeurtenissen.

  • (2) Om te waarborgen dat alle burgers in het grensgebied inhoudelijk dezelfde informatie krijgen, maken de minister van Veiligheid en Justitie van het Koninkrijk der Nederlanden en de minister van Binnenlandse Zaken van de deelstaat Noordrijn-Westfalen bij gevaren, rampen, crises en grote gebeurtenissen onderlinge afspraken over de inhoud van de bekendmakingen en in het bijzonder van waarschuwingen.

  • (3) Voor het waarborgen van de informatie- en communicatiekanalen vindt er een uitwisseling over verdere ontwikkelingen van systemen en informatiemiddelen plaats.

  • (4) De coördinatie van de informatie en communicatie vindt plaats via het Nationaal Crisis Centrum (NCC) in Nederland en het crisiscoördinatiecentrum bij het ministerie van Binnenlandse Zaken in de deelstaat Noordrijn-Westfalen.

Artikel 7 Bekendmaking

  • (1) Deze overeenkomst dient als volgt te worden aangehaald: ‘Overeenkomst tussen Nederland en Noordrijn-Westfalen inzake grensoverschrijdende samenwerking bij het bestrijden van rampen’.

  • (2) De overeenkomst wordt in Nederland gepubliceerd in de Nederlandse Staatscourant en in Noordrijn-Westfalen in het Ministerialblatt für das Land Nordrhein-Westfalen.

  • (3) Deze gemeenschappelijke overeenkomst wordt in twee gelijkluidende versies in de Nederlandse en Duitse taal ondertekend.

Artikel 8 Slotbepalingen

  • (1) Deze overeenkomst treedt op de dag van ondertekening in werking.

  • (2) Deze overeenkomst wordt gesloten voor de duur van twee jaar en wordt telkens stilzwijgend met twee jaar verlengd, tenzij deze door één van beide overeenkomstsluitende partijen minimaal zes maanden vóór afloop van de desbetreffende geldigheidsduur schriftelijk wordt opgezegd.

  • (3) Deze overeenkomst wordt voor het eerst in 2015 geëvalueerd.

Enschede, 30 april 2014

De Minister van Veiligheid en Justitie I.W. Opstelten

De Minister van Binnenlandse Zaken van de deelstaat Noordrijn-Westfalen R. Jäger

Vereinbarung über die Ausführung des Abkommens vom 7. Juni 1988 zwischen der Bundesrepublik Deutschland und dem Königreich der Niederlande über die gegenseitige Hilfeleistung bei Katastrophen einschließlich schweren Unglücksfällen

Vereinbarung zwischen dem Minister für Sicherheit und Justiz der Niederlande

und

dem Minister für Inneres und Kommunales des Landes Nordrhein-Westfalen

über die Ausführung des Abkommens vom 7. Juni 1988 zwischen der Bundesrepublik Deutschland und dem Königreich der Niederlande über die gegenseitige Hilfeleistung bei Katastrophen einschließlich schweren Unglücksfällen

Präambel

Der Minister für Sicherheit und Justiz der Niederlande

und

der Minister für Inneres und Kommunales des Landes Nordrhein-Westfalen

sind unabhängig von den einschlägigen EU-Verfahren hinsichtlich der gegenseitigen Hilfeleistung bei Katastrophen einschließlich schweren Unglücksfällen auf der Grundlage

  • des Abkommens zwischen der Bundesrepublik Deutschland und dem Königreich der Niederlande über die gegenseitige Hilfeleistung bei Katastrophen einschließlich schweren Unglücksfällen vom 7. Juni 1988 sowie

  • der Niederländisch – Nordrhein-Westfälischen Gemeinsamen Erklärung bezüglich grenzüberschreitender Zusammenarbeit 2000 vom 16. Januar 2001 und

in Erwägung dessen, dass

  • die grenzüberschreitende Zusammenarbeit im Bereich Katastrophenschutz die Effektivität und Effizienz von präventiven und gefahrenabwehrenden Maßnahmen in diesem Bereich verbessern kann,

  • Prävention ein Schlüsselelement der Gefahrenabwehr darstellt,

  • die Maßnahmen auf den Schutz der Bevölkerung abgestimmt sein müssen und nicht durch Landesgrenzen und unterschiedliche Organisationsweisen eingeschränkt werden dürfen,

  • der wechselseitige Informationsfluss im Falle einer Katastrophe und schweren Unglücksfällen sowie einer Krise auch im Interesse einer gleichförmigen abgestimmten Kommunikation zu gewährleisten ist,

  • durch ein aufeinander abgestimmtes Ressourcenmanagement Kosten reduziert werden können,

  • die wechselseitige Hilfeleistung bei Katastrophen und schweren Unglücksfällen sowie in Krisen den Schutz der Bürgerinnen und Bürger in der Grenzregion bei Einsätzen verbessern wird,

wie folgt übereingekommen:

Artikel 1 Zweck

  • (1) Diese Vereinbarung dient der Konkretisierung des Abkommens zwischen der Bundesrepublik Deutschland und dem Königreich der Niederlande über die gegenseitige Hilfeleistung bei Katastrophen einschließlich schweren Unglücksfällen vom 7. Juni 1988. Auf der Grundlage der Artikel 3, 11 und 13 des Abkommens werden Anwendung und Durchführung im Falle von Hilfeleistungen für und durch aneinandergrenzender Städte, Kreise, Städteregionen in Nordrhein-Westfalen und Sicherheitsregionen im Königreich der Niederlande geregelt sowie der wechselseitige Informationsaustausch zwischen dem Minister für Inneres und Kommunales des Landes Nordrhein-Westfalen und dem Minister für Sicherheit und Justiz des Königreichs der Niederlande im Falle einer Katastrophe, eines schweren Unglücksfalles oder einer Krise auch im Interesse einer gleichförmigen Kommunikation vereinbart.

  • (2) Die grenzüberschreitende Zusammenarbeit in der alltäglichen Gefahrenabwehr bleibt von dieser Vereinbarung unberührt.

Artikel 2 Zuständige Organe

Für die sich aus dem Abkommen vom 7. Juni 1988 ergebenden präventiven und gefahrenabwehrenden Maßnahmen für und durch aneinandergrenzende Sicherheitsregionen auf der niederländischen Seite und Kreisen sowie Städteregionen auf nordrhein-westfälischer Seite sind die folgenden Organe zuständig:

  • (a) auf nordrhein-westfälischer Seite: Die Landräte der grenzanliegenden Kreise, der Städteregionsrat für die Städteregion,

  • (b) auf niederländischer Seite: Die Vorsitzenden der grenzanliegende Sicherheitsregionen

Artikel 3 Anforderung und Auslösung von Hilfsmaßnahmen

  • (1) Die zuständigen Organe der ersuchenden Vertragspartei können ein Hilfeersuchen an das jeweils angrenzende Organ der anderen Vertragspartei stellen, wenn nach ihrer Auffassung Ort, Umfang und Art der Katastrophe beziehungsweise des schweren Unglücksfalls in Anbetracht der verfügbaren Ressourcen Hilfe erforderlich machen.

  • (2) Umfang und Art der zu leistenden Hilfe werden jeweils von dem um Hilfeleistung ersuchten Organ im Einvernehmen mit dem ersuchenden Organ festgelegt.

  • (3) Die Durchführung der Hilfsmaßnahmen obliegt dem um Hilfe ersuchten Organ.

  • (4) Die zuständigen Organe auf nordrhein-westfälischer Seite melden jedes Hilfeersuchen unverzüglich dem Minister für Inneres und Kommunales des Landes Nordrhein-Westfalen, dem Bundesminister für Inneres der Bundesrepublik Deutschland beziehungsweise auf niederländischer Seite dem Minister für Sicherheit und Justiz des Königreichs der Niederlande.

Artikel 4 Einsatz von Luftfahrzeugen

  • (1) Die Absicht, Luftfahrzeuge einzusetzen, ist mit möglichst genauen Angaben über Art und Kennzeichen des Luftfahrzeugs, Besatzung, Beladung, Abflugzeit, voraussichtliche Route und Landeort unverzüglich mitzuteilen

    • (a) für Nordrhein-Westfalen dem Minister für Inneres und Kommunales des Landes Nordrhein-Westfalen,

    • (b) für die Niederlande: dem ‘Directeur-Generaal van de Rijksluchtvaartdienst’.

  • (2) Anforderungen von Luftfahrzeugen der Bundeswehr erfolgen auf nordrhein-westfälische Seite ausschließlich durch den Minister für Inneres und Kommunales des Landes Nordrhein-Westfalen.

  • (3) Rettungsflüge sind von dieser Vereinbarung nicht erfasst.

Artikel 5 Katastrophenprävention

Um Katastrophen besser vorbeugen und sie wirksamer bekämpfen zu können, werden die nach Artikel 2 dieser Vereinbarung zuständigen Organe angehalten, mit den angrenzenden Sicherheitsregionen beziehungsweise den Städten, Kreisen oder Städteregionen Kooperationsvereinbarungen über wechselseitige

  • (a) umfängliche Informationen über mögliche Gefahrenquellen, von denen sich im Falle eines Unfalls oder einer Katastrophe Auswirkungen auf das gebiet des jeweils Anderen ergeben können, innerhalb ihres Zuständigkeitsbereiches auszutauschen,

  • (b) eine gemeinsame Risikoeinschätzung durchzuführen und fortzuschreiben

  • (c) erforderlichenfalls gemeinsame regionale grenzüberschreitende Katastrophenabwehrplanungen vorzunehmen und

  • (d) deren Tauglichkeit durch bilaterale Übungen zu überprüfen.

Artikel 6 Information und Kommunikation

  • (1) Unabhängig von anderweitig bestehenden (Melde-) Verfahren unterrichten sich der Minister für Sicherheit und Justiz des Königreichs der Niederlande und der Minister für Inneres und Kommunales des Landes Nordrhein-Westfalen wechselseitig über Gefahren, Katastrophen, Krisen oder Großereignisse, die geeignet sind, Auswirkungen auf das Gebiet des Anderen hervorzurufen. Dies beinhaltet auch Hinweise oder Anzeichen auf entsprechende Ereignisse.

  • (2) Zur Sicherstellung inhaltlich gleicher Informationen an die Bürgerinnen und Bürger im Grenzgebiet stimmen sich der Minister für Sicherheit und Justiz des Königreichs der Niederlande und der Minister für Inneres und Kommunales des Landes Nordrhein-Westfalen wechselseitig bei Gefahren, Katastrophen, Krisen oder Großereignissen über die Inhalte von Verlautbarungen insbesondere von Warnungen ab.

  • (3) Zur Sicherung der Informations- und Kommunikationswege erfolgt ein Austausch über Weiterentwicklungen von Systemen und Informationsmitteln.

  • (4) Die Koordinierung der Information und Kommunikation erfolgt über das Staatliche Koordinierungszentrum der Niederlande (N.C.C.) und dem Lagezentrum beim Minister für Inneres und Kommunales des Landes Nordrhein-Westfalen.

Artikel 7 Verlautbarung

  • (1) Diese Vereinbarung soll wie folgt zitiert werden: ‘Niederländisch-Nordrhein-westfälische Vereinbarung bezüglich grenzüberschreitender Zusammenarbeit im Katastrophenschutz’.

  • (2) Die Vereinbarung wird in den Niederlanden im Nederlandse Staatscourant und in Nordrhein-Westfalen im Ministerialblatt für das Land Nordrhein-Westfalen veröffentlicht.

  • (3) Diese gemeinsame Vereinbarung wurde in niederländischer und deutscher Sprache gleichlautend unterzeichnet.

Artikel 8 Schlussbestimmungen

  • (1) Diese Vereinbarung tritt am Tage der Unterzeichnung in Kraft.

  • (2) Diese Vereinbarung wird für die Dauer von zwei Jahren geschlossen und verlängert sich jeweils stillschweigend um weitere zwei Jahre, sofern es nicht von einer der beiden Vertragsparteien mindestens sechs Monate vor Ablauf der jeweiligen Geltungsdauer schriftlich gekündigt wird.

  • (3) Diese Vereinbarung wird erstmalig im Jahre 2015 evaluiert.

Enschede, 30 April 2014

Der Minister für Sicherheit und Justiz der Niederlande I.W. Opstelten

Der Minister für Inneres und Kommunales des Landes Nordrhein-Westfalen R. Jäger

Naar boven