Herziening besluit College bescherming persoonsgegevens inzake goedkeuring Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Zorgverzekeraars

Bij besluit van 13 december 2011, bekend gemaakt door publicatie in de Staatscourant op 10 januari 2012 (2012, nr. 401) heeft het College bescherming persoonsgegevens (CBP) op verzoek van Zorgverzekeraars Nederland een goedkeurende verklaring in de zin van artikel 25 Wet bescherming persoonsgegevens afgegeven met betrekking tot de Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Zorgverzekeraars met bijbehorend Protocol Materiële Controle.

Tegen dit besluit tot afgifte van een goedkeurende verklaring is door de Stichting Koepel van DBC-vrije Praktijken van Psychotherapeuten en Psychiaters (KDVP) beroep aangetekend bij de Rechtbank Amsterdam.

Bij uitspraak van 13 november 2013 (zaaknummer AMS 12/984 WBP 251) is door de Rechtbank Amsterdam het besluit van het CBP van 13 december 2011 tot afgifte van een goedkeurende verklaring voor de Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Zorgverzekeraars met bijbehorend Protocol Materiële Controle vernietigd, mede gelet op het bepaalde in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

Bij de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam is een termijn van zes weken gesteld voor het door het CBP ter zake nemen van een nieuw besluit met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.

Hieronder volgen dit besluit en een kennisgeving van terinzagelegging van de stukken.

Het College bescherming persoonsgegevens (CBP),

gelet op artikel 25, eerste lid van de Wet bescherming persoonsgegevens (Stb. 2000, 302);

gezien het schriftelijk verzoek van 29 december 2010 van Zorgverzekeraars Nederland tot het afgeven van een verklaring bedoeld in artikel 25, eerste lid van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) met betrekking tot de Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Zorgverzekeraars met bijbehorend Protocol Materiële Controle (hierna: Gedragscode);

gelet op de vernietiging door de Rechtbank Amsterdam bij uitspraak van 13 november 2013 (zaaknummer AMS 12/984 WBP 251) van het besluit van het CBP d.d. 13 december 2011 tot afgifte van een goedkeurende verklaring;

overwegende dat door Zorgverzekeraars Nederland is aangegeven dat tegen de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 13 november 2013 hoger beroep is ingediend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State;

overwegende dat in verband met dit hoger beroep door Zorgverzekeraars Nederland geen – aan de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam – aangepaste versie van de Gedragscode is voorgelegd aan het CBP ter beoordeling binnen de daarvoor door de Rechtbank Amsterdam gestelde termijn;

overwegende dat de termijn waarbinnen het CBP dient te beslissen door het ingestelde hoger beroep niet wordt opgeschort;

overwegende dat het CBP derhalve gehouden is om binnen de daarvoor door de Rechtbank Amsterdam gestelde termijn en met inachtneming van de in de uitspraak van de Rechtbank

Amsterdam d.d. 13 november 2013 (zaaknummer AMS 12/984 WBP 251) opgenomen overwegingen en gegrondverklaring van diverse beroepsgronden, een nieuw besluit te nemen ten aanzien van het verzoek van Zorgverzekeraars Nederland tot afgifte van een goedkeurende verklaring ex artikel 25 Wbp met betrekking tot de Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Zorgverzekeraars met bijbehorend Protocol Materiële Controle.

besluit te verklaren:

dat het verzoek van Zorgverzekeraars Nederland tot afgifte van een goedkeurende verklaring ex artikel 25 Wbp met betrekking tot de Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Zorgverzekeraars met bijbehorend Protocol Materiële Controle wordt afgewezen.

Den Haag, 19 december 2013

W.B.M. Tomesen, collegelid

Terinzagelegging van de stukken

Het besluit en de daarop betrekking hebbende stukken waaronder de Gedragscode en het schriftelijk verzoek aan het CBP om de verklaring af te geven, liggen tot zes weken na deze publicatie, maandag tot en met vrijdag tussen 10.00 en 16.00 uur, ter inzage bij het CBP, Juliana van Stolberglaan 4-10 te Den Haag. U dient hiervoor een afspraak te maken. Telefoonnummer CBP: 070-8888 500.

Een belanghebbende kan op grond van de Algemene wet bestuursrecht tegen dit besluit beroep instellen bij de sector bestuursrecht van de rechtbank. Een afschrift van dit besluit moet worden bijgevoegd. De termijn voor het indienen van beroep bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit overeenkomstig artikel 3:44 eerste lid Algemene wet bestuursrecht (Awb) ter inzage is gelegd.

Bij het indienen van beroep is voorts het volgende van belang. Artikel 6:13 Awb bepaalt dat geen beroep kan worden ingesteld bij de rechter door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijze (als bedoeld in artikel 3:15 Awb) naar voren heeft gebracht. Alleen een belanghebbende die een zienswijze heeft ingediend, kan beroep instellen en dan nog uitsluitend voor zover het de onderdelen van het besluit betreft waartegen zijn zienswijze zich richtte. Die beperking geldt niet voor zover in het definitieve besluit wijzigingen zijn aangebracht ten opzichte van het ter inzage gelegde ontwerpbesluit.

Het besluit is gepubliceerd op de website van het CBP: www.cbpweb.nl

Naar boven