Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 21 november 2013, nr. 538765 (10382), houdende wijziging van de Regeling bezoldiging topfunctionarissen OCW-sectoren in verband de invoering van verlaagde bezoldigingsmaxima voor de cultuurfondsen en de jaarlijkse indexatie van de verlaagde maxima

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, alsmede de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken en gehoord de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Gelet op artikel 2.6, eerste lid, van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector;

Besluit:

ARTIKEL I. WIJZIGING REGELING BEZOLDIGING TOPFUNCTIONARISSEN OCW-SECTOREN

De Regeling bezoldiging topfunctionarissen OCW-sectoren wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt in de alfabetische rangschikking een begripsbepaling ingevoegd, luidende:

topfunctionarissen van de cultuurfondsen:

de topfunctionarissen van de rechtspersonen onder nummer 23, genoemd in bijlage 1 van de wet onder het opschrift ‘Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap’, voor zover het betreft de rechtspersonen die zijn opgericht op grond van artikel 9 van de Wet op het specifiek cultuurbeleid;.

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘€ 164.551’ vervangen door: € 165.901.

2. In onderdeel b wordt ‘€ 182.948’ vervangen door: € 184.448.

3. In onderdeel c wordt ‘€ 198.279’ vervangen door: € 199.905.

4. In onderdeel d wordt ‘€ 198.279’ vervangen door: € 199.905.

C

Na artikel 5 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

Paragraaf 2a. Topfunctionarissen van de cultuurfondsen

Artikel 5a. Toepassingsbereik

Deze paragraaf is van toepassing op de topfunctionarissen van de cultuurfondsen.

Artikel 5b. Verlaagde bezoldigingsmaxima topfunctionarissen van de cultuurfondsen

In afwijking van artikel 2.3, eerste lid, van de wet komen partijen voor de topfunctionarissen van de cultuurfondsen geen bezoldiging overeen die per kalenderjaar meer bedraagt dan:

  • a. € 123.024 voor zover het betreft

    • 1°. het Fonds voor Cultuurparticipatie,

    • 2°. het Nederlands Letterenfonds, of

    • 3°. het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie; of

    • 4°. het Nederlands Fonds voor de Film; en

  • b. € 147.629 voor zover het betreft

    • 1°. het Mondriaan Fonds, of

    • 2°. het Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+.

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2014.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker.

ALGEMENE TOELICHTING

1 Aanleiding

In de regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 8 december 2012, nr. WJZ/353186 (10126), houdende verlaagde bezoldigingsmaxima voor topfunctionarissen in het onderwijs1 (hierna verkort Regeling bezoldiging topfunctionarissen OCW-sectoren) dient een aantal punten gewijzigd te worden. De wijziging betreft het volgende:

  • 1. indexatie van de verlaagde bezoldigingsmaxima op het niveau 2014;

  • 2. introductie van een verlaagd plafond voor fondsbestuurders in de sector Cultuur.

Over de inhoud van deze regeling is de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gehoord. Deze toelichting is opgesteld in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken.

1.1 Indexatie van de verlaagde bezoldigingsmaxima op het niveau 2014

De Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) normeert en maximeert de bezoldiging in de publieke en semipublieke sector. Om recht te doen aan de grote verschillen tussen de sectoren die onder de wet vallen zijn er drie verschillende bezoldigings-regimes. De onderwijssectoren vallen onder het regime met een bezoldigingsmaximum van 130% van het ministerssalaris (de minister van BZK is verantwoordelijk voor de uitvoering van het regeerakkoord wat betreft de verlaging van de norm tot 100%). Aangezien het niet wenselijk is dat dit maximum voor alle onderwijsbestuurders en leden van de Raden van Toezicht bereikbaar is, is gebruik gemaakt van de mogelijkheid van de WNT om voor de onderwijssectoren een lager maximum vast te stellen. Deze verlaagde maxima zijn vastgelegd in de Regeling bezoldiging topfunctionarissen OCW-sectoren en verschillen per onderwijssoort. In de toelichting bij die regeling is aangegeven dat de verlaagde maximumbedragen jaarlijks geïndexeerd zullen worden conform de indexering van het WNT-maximum.

Het vaststellen van verlaagde bezoldigingsmaxima is een bevoegdheid op grond van de WNT waaraan de voorwaarde is verbonden dat die lagere maxima in de maand november bekend worden gemaakt.

1.2 Instelling verlaagde bezoldigingsmaxima cultuursector

OCW vindt het reëel voor de zes cultuurfondsen van de rijksoverheid een lager bezoldigingsplafond dan de wettelijke norm in te voeren om opwaartse druk voorkomen. Met een brief van 15 januari 2013 zijn de fondsen geïnformeerd over de WNT. In deze brief is ook medegedeeld dat het verlaagd maximum met ingang van 1 januari 2014 wordt ingevoerd aan de hand van een indeling van de zes cultuurfondsen in twee salarisklassen, vergelijkbaar met de BBRA-schalen 15 en 16. De cultuurfondsen hebben eerder ingestemd met deze BBRA-schalen als uitgangspunt voor het vaststellen van de bezoldigingsmaxima.

1.3 Aanlevering gegevens culturele instellingen

In artikel 4 van de Regeling bezoldiging topfunctionarissen OCW-sectoren staat dat gegevens worden aangeleverd door middel van het daartoe voorgeschreven e-formulier (zie www.topinkomens.nl). De culturele instellingen, waaronder de cultuurfondsen zullen deze melding bij BZK doen en niet bij DUO zoals de onderwijsinstellingen.

2 Reikwijdte

Door de wijziging van de regeling gaat deze ook gelden voor alle topfunctionarissen in de cultuursector.

De wet en de regeling gelden niet in Caribisch Nederland, en evenmin voor het niet-bekostigd onderwijs.

3 Jaarlijkse indexatie verlaagde bezoldigingsmaxima

De verlaagde bezoldigingsmaxima voor topfunctionarissen in het onderwijs worden jaarlijks geïndexeerd, rekening houdend met de wijze waarop het WNT-maximum wordt geïndexeerd. Dit is aangekondigd in de toelichting bij de Regeling bezoldiging topfunctionarissen OCW-sectoren.

De mogelijkheid tot indexatie ligt besloten in de bevoegdheid van de minister om een verlaagd bedrag vast te stellen. De verlaagde plafonds voor het onderwijs bedragen als gevolg van de indexatie als volgt:

Sector

Verlaagde plafond niveau 2013

Verlaagde plafond niveau 2014

PO

€ 164.551

€ 165.901

VO

€ 182.948

€ 184.448

MBO

€ 198.279

€ 199.905

HBO

€ 198.279

€ 199.905

WO

Geen verlaagd plafond

 

4 Instelling verlaagde bezoldigingsmaxima topfunctionarissen van de cultuurfondsen

Artikel 2.6 van de WNT biedt de mogelijkheid ook voor de bestuurders van de cultuurfondsen een verlaagd plafond vast te stellen. De verlaagde bezoldigingsmaxima voor de fondsbestuurders zijn inclusief onkostenvergoeding en pensioenbijdrage; de maximumbedragen voor 2013 komen uit op € 123.024 en € 147.629.

Max € 123.024

Max € 147.629

Nederlands Fonds voor de Film

Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+

Stimuleringsfonds Creatieve Industrie

Mondriaan Fonds

Fonds voor Cultuurparticipatie

 

Nederlands Letterenfonds

 

In principe wordt de indeling iedere vier jaar herijkt, steeds in het jaar voorafgaand aan de vierjaarlijkse subsidieperiode. Voor het eerst gebeurt dit in 2016 voor de subsidieperiode 2017–2020. Deze indeling is gebaseerd op gegevens over de jaren 2010 tot en met 2013. In verband met bezuinigingen, fusies van fondsen en een overheveling van taken tussen fondsen is het beeld in die jaren niet voor alle fondsen even stabiel en voor het jaar 2013 deels op basis van schattingen. Met de fondsen wordt daarom overlegd over een actualisering van deze indeling in 2014 op basis van gerealiseerde cijfers 2013.

In artikel 4 van de Regeling bezoldiging topfunctionarissen OCW-sectoren staat dat gegevens worden aangeleverd door middel van het daartoe voorgeschreven e-formulier. De culturele instellingen, waaronder de cultuurfondsen, zullen deze melding bij BZK doen en niet bij DUO zoals de onderwijsinstellingen.

5 Uitvoering en handhaving

De Dienst Uitvoering Onderwijs acht de regeling uitvoerbaar en handhaafbaar.

6 Monitoring

De verlaagde bezoldigingsmaxima worden gehandhaafd en de ontwikkeling van bezoldiging van de topfunctionarissen in het onderwijs wordt gevolgd. In dit kader wordt ook de nadere onderverdeling in salarisklassen die is opgedragen aan de sectoren zelf, periodiek geëvalueerd door OCW, na de desbetreffende sector te hebben gehoord.

7 Administratieve lasten

Met deze regeling worden geen nieuwe informatieverplichtingen gecreëerd of geschrapt. De regeling heeft daarmee geen gevolgen voor de administratieve lasten.

8 Inwerkingtreding en vaste verandermomenten

Deze regeling treedt op 1 januari 2014 in werking, ruim een maand na de publicatie. Hiermee wordt zo veel mogelijk voldaan aan de afspraken rond de vaste verandermomenten.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel A

Waar het in de gewijzigde regeling gaat om ‘topfunctionarissen van cultuurfondsen’ zijn bedoeld de topfunctionarissen – een term die reeds in de wet is gedefinieerd – van de verschillende fondsen die (mede) door de minister van OCW zijn opgericht en die de bevordering tot doel hebben van het in stand houden, ontwikkelen, sociaal en geografisch spreiden of anderszins verbreiden van één of meer cultuuruitingen door daartoe subsidies te verstrekken op grond van een wettelijke taak. Het gaat om het Fonds voor Cultuurparticipatie, het Mondriaan Fonds, het Nederlands Fonds voor de Film, het Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+, het Nederlands Letterenfonds en het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie.

Artikel I, onderdeel B

De bedragen die voor 2013 golden voor nieuwe benoemingen, worden voor 2014 geïndexeerd met hetzelfde percentage als waarmee het WNT-maximum wordt geïndexeerd (zie de regeling van de Minister van BZK houdende wijziging van de WNT-bedragen, Stcrt. 2013, 30635).

Artikel I, onderdeel C

Zoals dat reeds voor de verschillende onderwijssectoren gold, wordt met deze wijzigingsregeling ook een verlaagd bezoldigingsmaximum ingesteld voor de cultuurfondsen. Er worden twee verlaagde maxima ingesteld en de fondsen zijn in artikel 5b ingedeeld in twee groepen.

De wet regelt het overgangsrecht dat voor de topfunctionarissen van de cultuurfondsen geldt. Door een verlaagd maximum in te voeren, wordt artikel 7.3, vierde lid, geactiveerd. Op grond daarvan is een tussen partijen overeengekomen bezoldiging die meer bedraagt dan het verlaagde maximum tot uiterlijk 31 december 2016 toegestaan, mits de bezoldiging is overeengekomen vóór de inwerkingtreding van de WNT (1 januari 2013). In het Wetsvoorstel aanpassingswet WNT (Kamerstukken II 2012/13, 33 715, nrs 2. en 4) is bij nota van wijziging een wijzigingsvoorstel gedaan op dit overgangsrecht. Na aanvaarding van dat wetsvoorstel is een bezoldiging die is overeengekomen vóór de inwerkingtreding van een verlaagd maximum nog vier jaar toegestaan vanaf die datum. Voor de cultuurfondsen betekent dat dus een overgangssituatie die duurt tot en met 31 december 2017.

Artikel II

De instelling van verlaagde maxima gebeurt volgens artikel 2.6, eerste lid, telkens in de maand november voorafgaand aan het jaar waarvoor het gaat gelden. De inwerkingtreding is daarom op 1 januari 2014 gesteld.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker.

Naar boven