Gedragscode Rechterlijke Macht

I. Algemeen deel van de gedragscode

  • 1. Rechters dienen zich te realiseren dat uitingen van politieke of religieuze overtuiging afbreuk kunnen doen aan het beeld van onpartijdigheid en onafhankelijkheid van rechters. Rechters dienen te voorkomen dat een ongewenste vermenging van werk en privé ontstaat. In het eerste bijzondere deel van deze gedragscode zijn de bijzondere bepalingen over de onpartijdigheid opgenomen.

  • 2. Rechters dienen zich te realiseren dat het vervullen van een nevenfunctie gevolgen kan hebben voor een goede ambtsvervulling, de handhaving van onpartijdigheid en onafhankelijkheid en voor het vertrouwen in een onpartijdige rechtspraak. In het tweede bijzondere deel van deze gedragscode zijn de bijzonder bepalingen over nevenfuncties opgenomen.

  • 3. Rechters dienen op een zorgvuldige manier om te gaan met eigendommen en middelen die uit hoofde van de functie door het Hof aan hen ter beschikking zijn gesteld. In het derde bijzondere deel van deze gedragscode zijn de bijzondere bepalingen opgenomen betreffende functiegerelateerde uitgaven en declaraties van rechters.

  • 4. Rechters dienen zich te realiseren dat privégedrag en het publiekelijk uiten van privémeningen het vertrouwen in de rechtspraak kunnen schaden.

  • 5. Rechters mogen geen geschenken aannemen dan wel giften aanvaarden van procespartijen en evenmin van andere belanghebbenden in een geding.

  • 6. Rechters dienen zich in de uitoefening van hun functie onpartijdig, respectvol en professioneel te gedragen.

  • 7. Rechters dienen zich het belang van tijdigheid en het nakomen van afspraken te realiseren.

  • 8. Rechters dienen zich bewust te zijn van de noodzaak in hun deskundigheid te investeren. Zij zijn in belangrijke mate verantwoordelijk voor hun eigen professionele ontwikkeling.

II. Eerste bijzonder deel van de gedragscode: de onpartijdigheid

  • 9. Rechters mogen geen zaak behandelen waarbij als procespartij en/of overige procesdeelnemer de (vroegere) echtgeno(o)t(e), (ex-)partner en/of nauwe bloed- en aanverwanten van de rechter betrokken is. Rechters behandelen bij voorkeur geen zaken waarin ook zijn/haar (vroegere) echtgeno(o)t(e), (ex-)partner en/of nauwe bloed – of aanverwant als rechter betrokken is of is geweest.

  • 10. Rechters dienen er – voor zover mogelijk – voor zorg te dragen geen zaak te behandelen waarbij als procespartij iemand uit zijn persoonlijke en/of zakelijke kennissenkring betrokken is. Wanneer een andere procesdeelnemer behoort tot de persoonlijke of zakelijke kennissenkring van de rechter kan dit deze rechter noodzaken zich te verschonen.

  • 11. Rechters dragen er zorg voor geen zaken te behandelen waarbij zij uit hoofde van een nevenfunctie of anderszins, zodanig betrokken zijn dat hun rechterlijke onpartijdigheid ter discussie zou kunnen komen te staan. Onder nevenfuncties worden in ieder geval ook verstaan vroegere nevenfuncties die zij in de afgelopen drie jaren hebben vervuld. Rechters die politieke nevenfuncties vervullen, dienen zich er altijd van bewust te zijn dat deze omstandigheid de schijn van partijdigheid kan opwekken.

  • 12. Een (neven-)functie van de (vroegere)echtgeno(o)t(e), (ex)partner en/of nauwe bloed- en aanverwanten van de rechter kan de onpartijdigheid van de rechter beïnvloeden en kan deze rechter noodzaken zich te verschonen. De rechter die een partner of echtgeno(o)t(e) heeft die advocaat, deurwaarder of notaris is, of anderszins beroepsmatig rechtsbijstand verleent, zorgt er voor geen zaken te behandelen waarbij die partner of echtgeno(o)t(e) uit hoofde van zijn of haar functie betrokken is (geweest). Rechters die een partner of echtgeno(o)t(e) hebben die officier van justitie is dragen er zorg voor geen zaken te behandelen van het parket van het land waar die partner of echtgeno(o)t(e) werkt. Bij zaken waarin een der procespartijen de werkgever of de werknemer is van de partner of echtgeno(o)t(e) van de rechter zal de rechter zich verschonen tenzij zijn vervanging in redelijkheid niet kan worden afgewacht, dit ter beoordeling van de rechter.

  • 13. Rechters dragen er zorg voor geen zaken te behandelen waarbij zij uit hoofde van hun vorige werkkring betrokken zijn geweest. Wanneer als procespartij iemand optreedt die in een vorige werkkring van een rechter een cliënt van hem was, kan dit deze rechter noodzaken een verschoningsverzoek ex artikel 38 Rv te doen.

  • 14. Rechters dienen zich er van bewust te zijn dat hun onpartijdigheid ter discussie kan komen te staan vanwege hun eerdere bemoeienis als rechter met een bepaalde zaak. Voorts kan de onpartijdigheid van de rechter worden beïnvloed indien hij herhaaldelijk zaken van dezelfde procespartij(en) behandelt.

III Tweede bijzondere deel van de gedragscode: de nevenfuncties

  • 15. Nevenfuncties, voor zover wettelijk toegestaan, zijn niettemin ongewenst wanneer de uitvoering van de nevenfunctie het in de rechtspraak te stellen vertrouwen beschadigt.

  • 16. Rechters vermijden dat zij bij de uitoefening van een specifiek in de wet aan hen opgedragen nevenbetrekking zaken behandelen waarbij zij uit hoofde van hun rechterlijke hoofdbetrekking zodanig zijn betrokken dat hun rechterlijke onpartijdigheid ter discussie zou kunnen komen te staan.

  • 17. Het is ongewenst dat rechters (behoudens rechters die rechter-plaatsvervanger zijn) optreden als bezoldigd juridisch adviseur.

  • 18. Het is rechters toegestaan om op te treden als arbiter, bindend adviseur of mediator, tenzij de uitvoering van deze nevenfunctie het in de rechtspraak te stellen vertrouwen beschadigt.

  • 19. Rechters vermijden commerciële nevenbetrekkingen waarmee een particulier belang wordt gediend. In geen geval zal een particulier belang gediend worden dat een verkeerde associatie of de beeldvorming met respectievelijk van het werk van de rechter zou kunnen oproepen.

  • 20. Rechters oefenen niet werkgerelateerde nevenbetrekkingen aantoonbaar geheel buiten werktijd uit. Indien dat het geval is, kunnen de inkomsten daaruit worden behouden. Het bestuur van het Hof kan met rechters afspreken dat een nevenbetrekking geheel of gedeeltelijk binnen werktijd wordt uitgeoefend omdat het belang van het Hof dat vergt. In dat geval worden er met die rechters afspraken gemaakt over de aan de nevenbetrekking te besteden tijd en de bestemming van de daaraan verbonden inkomsten.

IV Derde bijzondere deel van de gedragscode: de functiegerelateerde uitgaven en declaraties

  • 21. Alle door rechters in te dienen declaraties zijn juist, nauwkeurig en volledig.

  • 22. De kosten van een nieuw aan te schaffen toga en bef kunnen door rechters bij het Hof worden gedeclareerd en zal het Hof aan rechters vergoeden.

Aldus vastgesteld door het bestuur van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie op 15 augustus 2013, waarbij de ingangsdatum is bepaald op 1 september 2013

Naar boven