Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 18 oktober 2013, 2013-0000141310, tot benoeming van de leden van de Commissie Parameters

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 144, derde en vierde lid, van de Pensioenwet, artikel 139, derde en vierde lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, artikel 23 van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen en artikel 30a van de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling;

Besluit:

Artikel 1.

Tot leden van de Commissie Parameters, bedoeld in artikel 23 van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen, worden benoemd:

  • mr. drs. T.W. Langejan (voorzitter)

  • dr. G.M.M. Gelauff

  • prof. dr. Th.E. Nijman

  • prof. dr. O.C.H.M. Sleijpen

  • prof. dr. O.W. Steenbeek

Artikel 2.

Aan de leden wordt een vergoeding per vergadering toegekend volgens de regels van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissie respectievelijk het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies. De vergoeding per vergadering bedraagt 3% van het maximum van salarisschaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984.

Artikel 3.

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 juli 2014 en werkt terug tot en met 1 oktober 2013.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 18 oktober 2013

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma.

TOELICHTING

Deze regeling bevat de benoeming van de leden van de Commissie Parameters en de vergoeding aan de leden. Daarmee gaat de Commissie haar werkzaamheden verrichten. In deze toelichting wordt daarom ingegaan op de aard van die werkzaamheden.

Op grond van artikel 144 van de Pensioenwet, artikel 139 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling en artikel 30a van de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling heeft de Commissie Parameters tot taak een oordeel te geven over de regels voor de berekening van de rendements-parameters. In het bestaande kader vervullen de minimale verwachtingswaarden ten aanzien van loon- en prijsinflatie en maximale rendementsparameters een rol in de vooruitberekeningen die pensioenfondsen moeten maken. Ten behoeve van deze berekeningen worden regels gesteld ten aanzien van:

  • a. het minimale percentage van het gemiddelde loon- of prijsindexcijfer;

  • b. het maximaal te hanteren in de toekomst te verwachten rendement op vastrentende waarden; en

  • c. de maximaal te hanteren rendementsverwachting op zakelijke waarden zoals onder andere aandelen en onroerend goed.

Met de komst van het vernieuwde financieel toetsingskader wordt de functie van parameters in de berekeningen voor pensioenfondsen uitgebreid met een onderdeel d.

Met betrekking tot onderdeel b) wordt de Commissie Parameters gevraagd om aandacht te besteden aan de wijze van vaststelling van het rendement op vastrentende waarden. Enerzijds wordt de oprenting van verplichtingen bepaald op basis van de (forward) rentetermijnstructuur. Anderzijds is er voor het rendement op de vastrentende beleggingen in de huidige regelgeving geen directe relatie gelegd met de (forward) rentetermijnstructuur, maar alleen een maximum van 4,5% vastgelegd. Hierdoor ontstaat bij lage rentes op papier een onrealistisch verwacht overrendement waardoor de herstelkracht van een fonds wordt overschat. Een vast verwacht rendement op vastrentende waarden strookt niet met het verwachte rendement gebaseerd op basis van (toekomstige) rentetermijnstructuren.

Met betrekking tot onderdeel c) wordt de commissie gevraagd om te adviseren over parameters die betrekking hebben op een vaste rendementsverwachting onafhankelijk van de rentestand.

Een nieuw onderdeel van het financiële toetsingskader is de haalbaarheidstoets. Dit onderdeel zal door de wijziging van het FTK automatisch worden toegevoegd aan de wettelijke taak van de commissie. Omdat het advies van de commissie voorafgaat aan de wetswijziging, wordt de commissie gevraagd ook nu aan deze haalbaarheidstoets aandacht te besteden. Ten behoeve van de haalbaarheidstoets worden regels gesteld ten aanzien van:

  • d. een uniforme set met economische scenario’s. Het werken met een uniforme scenarioset, die voor alle fondsen hetzelfde is, zorgt ervoor dat pensioenfondsen berekeningen opleveren die onderling vergelijkbaar zijn en optelbaar zijn. De commissie wordt gevraagd om te adviseren bij de ontwikkeling van de scenarioset door te adviseren over onder andere de te hanteren economische modellering en risicofactoren, de economische parameters en het aantal scenario’s van de set.

De economische scenarioset vormt tevens de basis voor de uniforme rekenmethodiek die is ontwikkeld voor de communicatie over koopkracht en risico’s naar individuele deelnemers. Het doel daarvan is om deze gegevens op een uniforme wijze te kunnen verwerken in pensioeninformatie voor individuele deelnemers. De ontwikkelde rekenmethodiek omvat drie stappen. De eerste stap bestaat uit een stochastische analyse op basis van een uniforme scenarioset of een vaste set aan parameters voor alle pensioenuitvoerders. Het is de bedoeling dat deze stochastische analyse aansluit bij de analyse die in het kader van de nieuwe haalbaarheidstoets voor pensioenfondsen moet plaatsvinden.

De beoogde opleveringsdatum voor het advies is 1 maart 2014, met het oog op het in werking treden van het herziende FTK op 1 januari 2015. De commissie zal worden gevraagd een tussenrapportage voor de onderdelen a, b en c op te leveren als dat van belang is in het licht van het wetgevingstraject voor de herziening van het FTK.

De commissie krijgt de ruimte om voor haar advies ook een of meer andere externe deskundigen in binnen- en buitenland te raadplegen.

Aan de leden van de commissie wordt op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies een vergoeding toegekend. De hoogte van deze vergoeding is bepaald aan de hand van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984. Per vergadering wordt een vergoeding toegekend van 3% van het maximum van salarisschaal 18 van Bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 (BBRA 1984). De vergoedingen worden op grond van artikel 2, derde lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies niet toegekend aan personen die een functie vervullen bij instellingen of organisaties als bedoeld in de artikelen 2 tot en met 5 van de Wet openbaarmaking met publieke middelen gefinancierde topinkomens, indien hun benoeming of deelname aan de werkzaamheden haar oorzaak vindt in de functie die zij vervullen. Op grond van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies, ontvangen de commissieleden die een vergoeding ontvangen eveneens een reiskostenvergoeding.

Bij de taakuitoefening krijgt de commissie onder andere te maken met vertrouwelijke, marktgevoelige informatie. Voor dergelijke informatie geldt krachtens artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht een geheimhoudingsplicht. De commissieleden hebben een geheimhoudingsverklaring ondertekend die nadere invulling geeft aan deze geheimhoudingsplicht. Deze plicht geldt ook voor de relatie van de leden met derden. De commissie draagt er zorg voor dat een ieder die betrokken wordt bij de werkzaamheden van de commissie, geheimhouding in acht neemt.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma.

Naar boven