Besluit van ..., houdende aanpassing van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 in verband met de wijziging van de vergoeding van rechtsbijstandverleners in geval van vervolgaanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning van vreemdelingen (Besluit aanpassing vergoeding vervolgaanvragen vreemdelingen)

Ingevolge artikel 49 van de Wet op de rechtsbijstand wordt onderstaand ontwerp van een algemene maatregel van bestuur houdende aanpassing van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 in verband met de wijziging van de vergoeding van rechtsbijstandverleners in geval van vervolgaanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning van vreemdelingen (Besluit aanpassing vergoeding vervolgaanvragen vreemdelingen) bekendgemaakt. Aan een ieder wordt hiermee de gelegenheid geboden om binnen vier weken na de datum van uitgifte van plaatsing van de Staatscourant waarin het ontwerp wordt geplaatst wensen en bezwaren ter kennis te brengen van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van PM 2012, nr. /11/6;

Gelet op artikel 37, vijfde lid, van de Wet op de rechtsbijstand;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van ..., nr. W.../II);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van ..., nr. ...;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

A

Artikel 5a van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, aanhef en onder b, wordt ‘uitreiken van het schriftelijk voornemen tot afwijzen’ vervangen door: uitreiken of toezenden van het schriftelijk voornemen tot afwijzen.

2. In de tweede volzin van het vijfde lid wordt na ‘Indien deze procedure wordt beëindigd’ ingevoegd: door een afwijzende beslissing of.

3. Onder vernummering van het zesde lid tot achtste lid worden twee leden ingevoegd, luidende:

  • 6. In afwijking van artikel 5 wordt aan een beroepsprocedure in het kader van een tweede of volgende aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28, eerste lid, onderdeel a, van de Vreemdelingenwet 2000, twee punten toegekend indien de uitspraak strekt tot een onbevoegdverklaring van de rechtbank, een niet ontvankelijkverklaring dan wel ongegrondverklaring van het beroep.

  • 7. In afwijking van artikel 5 wordt aan een hoger beroepsprocedure in het kader van een tweede of volgende aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28, eerste lid, onderdeel a, van de Vreemdelingenwet 2000, twee punten toegekend indien:

    • a. de uitspraak die strekt tot een onbevoegdverklaring van de rechtbank, een niet ontvankelijkverklaring dan wel ongegrondverklaring van het beroep, wordt bevestigd;

    • b. de Minister van Veiligheid en Justitie hoger beroep heeft ingesteld tegen de gegrondverklaring van het beroep en deze uitspraak wordt vernietigd;

    • c. de vreemdeling hoger beroep heeft ingesteld tegen de gegrondverklaring van het beroep en deze uitspraak wordt bevestigd.

B

Na artikel 5a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5b

  • 1. In afwijking van artikel 5 worden aan de bezwaarprocedure in het kader van een tweede of volgende aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel a, van de Vreemdelingenwet 2000, 7 punten toegekend indien de beslissing strekt tot gegrondverklaring en twee punten toegekend indien de beslissing strekt tot buitenbehandelingstelling, niet ontvankelijkheid of ongegrondverklaring van het bezwaar.

  • 2. In afwijking van artikel 5 worden aan de beroepsprocedure in het kader van een tweede of volgende aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel a, van de Vreemdelingenwet 2000, 8 punten toegekend indien de beslissing strekt tot gegrondverklaring en twee punten toegekend indien de uitspraak strekt tot onbevoegdverklaring van de rechtbank, een niet ontvankelijkverklaring dan wel ongegrondverklaring van het beroep.

  • 3. In afwijking van artikel 5 wordt aan een hoger beroepsprocedure in het kader van een tweede of volgende aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel a, van de Vreemdelingenwet 2000, 5 punten toegekend indien

    • a. de uitspraak die strekt tot een onbevoegdverklaring van de rechtbank, een niet ontvankelijkverklaring dan wel ongegrondverklaring van het beroep, wordt vernietigd;

    • b. de Minister van Veiligheid en Justitie hoger beroep heeft ingesteld tegen de gegrondverklaring van het beroep en de uitspraak wordt bevestigd;

    • c. de vreemdeling hoger beroep heeft ingesteld tegen de gegrondverklaring van het beroep en de uitspraak wordt vernietigd.

  • 4. In afwijking van artikel 5 wordt aan een hoger beroepsprocedure in het kader van een tweede of volgende aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel a, van de Vreemdelingenwet 2000, twee punten toegekend indien:

    • a. de uitspraak die strekt tot een onbevoegdverklaring van de rechtbank, een niet ontvankelijkverklaring dan wel ongegrondverklaring van het beroep, wordt bevestigd;

    • b. de Minister van Veiligheid en Justitie hoger beroep heeft ingesteld tegen de gegrondverklaring van het beroep en deze uitspraak wordt vernietigd;

    • c. de vreemdeling hoger beroep heeft ingesteld tegen de gegrondverklaring van het beroep en deze uitspraak wordt bevestigd.

ARTIKEL II

Het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 zoals dat luidde vóór de inwerkingtreding van dit besluit, blijft van toepassing op toevoegingen afgegeven vóór de inwerkingtreding van dit besluit.

ARTIKEL III

De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

ARTIKEL IV

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit aanpassing vergoeding vervolgaanvragen vreemdelingen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Aanleiding

In het immigratiehoofdstuk van het regeerakkoord van 30 september 2010 is onder andere opgenomen dat de behandeling van aanvragen voor asiel zo effectief, efficiënt en zorgvuldig mogelijk plaatsvindt. Dit wordt onder meer bereikt door de mogelijkheden tot het stapelen van procedures te beperken, procedures te versnellen en de vergoeding voor verleende rechtsbijstand zo aan te passen dat na de behandeling van de eerste asielaanvraag prikkels voor nieuwe procedures worden weggenomen (toepassing van ‘no cure no fee’ in vervolgprocedures). In de beleidsvisie ‘Stroomlijning Toelatingsprocedures’ heeft de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel1 aangegeven dat het uitgangspunt hierbij is dat bij vervolgaanvragen, waarbij geen nieuwe feiten en omstandigheden worden aangevoerd en die niet tot inwilliging leiden, een substantieel lagere of geen vergoeding voor verleende rechtsbijstand zal worden toegekend dan in zaken waarbij wel sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden of waar de vervolgaanvraag uiteindelijk leidt tot inwilliging.

De Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel heeft de beleidsvisie nader uitgewerkt in de brief van 22 mei 2012 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal2. Ten aanzien van verleende rechtsbijstand wordt gesteld dat de rechtsbijstandverlener in elke aanleg van de asielvervolgprocedure de volledige vergoeding ontvangt indien de vreemdeling in het gelijk wordt gesteld. De rechtsbijstandverlener ontvangt een lagere vergoeding indien de vreemdeling niet in het gelijk wordt gesteld. Nu in het kader van het programma ‘Stroomlijning toelatingsprocedures’ in de eerste asielprocedure, naast de toets aan allereerst de asielgronden van artikel 29 van de Vreemdelingenwet 2000, ook ambtshalve meer humanitaire reguliere beleidskaders worden meegetoetst, kan de vervolgaanvraag zien op zowel de asielgronden als de reguliere humanitaire gronden.

In geval van rechtsbijstandverlening bij vervolgaanvragen die zien op het verkrijgen van een verblijfsvergunning in Nederland, ontvangt de rechtsbijstandverlener in elke aanleg de volledige vergoeding indien de vreemdeling in het gelijk wordt gesteld en de lage vergoeding indien de vreemdeling niet in het gelijk wordt gesteld.

Hierbij dient te worden opgemerkt dat voor de aanvraagprocedure regulier op grond van artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria, geen toevoeging wordt verleend en dus in het geheel geen vergoeding wordt toegekend. Dit geldt uiteraard ook indien het een tweede of volgende aanvraagprocedure regulier betreft.

2. De asielprocedure

Een goede rechtsbijstandverlening tijdens de asielprocedure is van wezenlijk belang voor de rechtspositie van de vreemdeling. Een vreemdeling moet in staat worden gesteld om in vertrouwen en zonder terughoudendheid te kunnen spreken met een advocaat. De inwerkingtreding van een wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het aanpassen van de asielprocedure (Stb. 2010, 244) op 1 juli 2010 heeft, voor zover hier van belang, tot de volgende aanpassingen geleid. Meer asielzoekers krijgen eerder duidelijkheid over de uitslag van de asielprocedure en de asielprocedure is zorgvuldiger geworden. Genoemde wetswijziging maakt het mogelijk dat de rechter in de beroepsfase rekening houdt met relevante nieuwe omstandigheden en beleidswijzigingen.

Tijdens de verbeterde asielprocedure wordt de asielzoeker, voor zover mogelijk, steeds door één en dezelfde advocaat bijgestaan gedurende de gehele procedure. Dit bevordert de vertrouwensband tussen de asielzoeker en zijn of haar advocaat. Daarnaast levert de bijstand door één en dezelfde advocaat tijdwinst en meer zorgvuldigheid op doordat er minder overdrachtsmomenten zijn.

Het programma ‘Stroomlijning Toelatingsprocedures’ ziet op een verdergaande verbetering van de asielprocedure. De reden hiervoor is gelegen in het feit dat er nog te veel vreemdelingen te lang in, vaak opeenvolgende, procedures zitten. Dit heeft als gevolg dat zij jarenlang zonder perspectief op integratie of terugkeer in Nederland verblijven.

Met de implementatie van dit programma wordt, voor zover hier van belang, in de eerste procedure niet alleen bescherming op asielgronden getoetst, maar ook direct op de andere (reguliere) humanitaire beschermingsgronden. Na de implementatie van genoemd programma wordt getoetst of er sprake is van een gezinsleven in Nederland dat bescherming behoeft, slachtofferschap van mensenhandel, medische aspecten, het buiten schuld niet uit Nederland kunnen vertrekken en schrijnendheid. Hierdoor kan direct duidelijk worden of er iets aan vertrek uit Nederland in de weg staat.

Om te voorkomen dat de rechtsmiddelen voor de verschillende meegetoetste gronden in de eerste asielaanvraag uiteen gaan lopen, zullen de humanitaire reguliere gronden worden meegenomen in het voornemen en in de meeromvattende beschikking, en daarmee de rechtsmiddelen voor asiel volgen3.

Een belangrijk bijkomend voordeel van het integraal meetoetsen in de eerste asielprocedure van alle inhoudelijke aspecten die op dat moment aan terugkeer in de weg staan, is dat bij eventuele vervolgaanvragen er al een zorgvuldig opgebouwd volledig dossier is, op basis waarvan snel een beoordeling kan worden gemaakt op de merites van de vervolgaanvraag. Bij vervolgaanvragen wordt immers slechts gekeken naar de nieuwe feiten en omstandigheden.

3. Regeling van de vergoeding voor rechtsbijstand in de asielprocedure

De hiervoor genoemde wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 heeft ook gevolgen gehad voor de regelgeving op het gebied van de rechtsbijstand4. Met ingang van 1 september 2011 wordt voor verleende rechtsbijstand in de nieuwe algemene asielprocedure (in dit kader met inbegrip van de rust- en voorbereidingstijd) een vergoeding van maximaal 12 punten toegekend (zie artikel 5a van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000). Dit maximum geldt voor zaken die in beginsel de gehele algemene asielprocedure doorlopen en waarbij de advocaat op alle relevante momenten rechtsbijstand aan de vreemdeling verleent. Voor rechtsbijstand in zaken die in een eerder stadium worden doorverwezen naar de verlengde asielprocedure dan wel worden ingewilligd, wordt een aangepaste vergoeding toegekend.

Voorts is bepaald dat aan de rechtsbijstandsverlening in het kader van een tweede of volgende aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd5 zeven punten wordt toegekend, tenzij deze procedure beëindigd wordt door een beslissing als bedoeld in artikel 30, eerste lid, Vreemdelingenwet 2000. Dit artikel ziet op inhoudelijke afwijzingsgronden van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, zoals de aanvraag van een zgn. Dublinclaimant of van een vreemdeling die reeds in het bezit is van bijvoorbeeld een reguliere verblijfsvergunning voor bepaalde tijd.

In die gevallen worden aan de rechtsbijstandverlener slechts twee punten toegekend. De lagere vergoeding is in deze gevallen gerechtvaardigd aangezien het dossier van de vreemdeling doorgaans al bekend is of eenvoudig toegankelijk is.

In de toelichting op artikel 5a, vijfde lid, van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 wordt al verwezen naar een verdere aanpassing van de vergoedingsregeling voor rechtsbijstand in vervolgprocedures, zoals aangekondigd in het regeerakkoord van 30 september 2010.

4. Rechtsbijstand en tweede of volgende aanvragen

De introductie van een vergoedingensysteem dat uitsluitend werkt op basis van ‘no cure no fee’, zou betekenen dat er in het geheel geen vergoeding wordt betaald voor verleende rechtsbijstand indien een vervolgprocedure niet leidt tot inwilliging van het asielverzoek.

De rechtsbijstandregelgeving kent in het kader van vervolgprocedures asiel thans aan de aanvraagzijde van een toevoeging om gesubsidieerde rechtsbijstand al de mogelijkheid om een verzoek om toevoeging te weigeren. Op grond van artikel 3, aanhef en onderdeel f, van het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria, wordt gesubsidieerde rechtsbijstand als zijnde van elke grond ontbloot, niet verleend indien de aanvraag betrekking heeft op een vordering of verweer dat betrekking heeft op een tweede of volgende asielaanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in welk kader redelijkerwijs buiten twijfel is dat de nieuwe feiten en omstandigheden vóór de onherroepelijke beslissing op de eerdere aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd naar voren hadden kunnen worden gebracht, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de bijzondere omstandigheden noodzaken tot het verlenen van rechtsbijstand.

Met dit artikel 3, aanhef en onderdeel f, is uitvoering gegeven aan de motie van het lid Kamp, waarin werd verzocht om een vreemdeling niet meer in aanmerking te laten komen voor gratis rechtsbijstand voor het indienen van een tweede of volgende aanvraag om een verblijfsvergunning asiel, als de asielzoeker de feiten en omstandigheden waarop de herhaalde aanvraag is gebaseerd, bij de eerste aanvraag naar voren had kunnen brengen6.

Deze regeling zou afdoende moeten zijn als afwijzingsgrond voor een aanvraag om een toevoeging voor rechtsbijstand ten behoeve van een vervolgprocedure waarin geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd worden. De vraag is echter in hoeverre de raad voor rechtsbijstand, die belast is met het verlenen van toevoegingen, feitelijk gebruik kan maken van deze afwijzingsgrond. In de praktijk is het voor de raad niet eenvoudig vast te stellen of er sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden. Zoals in de nota van toelichting op artikel 3, aanhef en onderdeel f, van het Besluit toevoegcriteria en rechtsbijstand wordt aangegeven, wordt dit onderzoek door de raad voor rechtsbijstand nauwgezet gedaan. Deze toetsing is echter niet meer dan marginaal, aangezien de raad met de inhoudelijke toetsing niet vooruit mag lopen op de inhoudelijke toetsing door de bestuursrechter. Gelet op de aard van de toetsing gaat het in de praktijk vaak om gevallen waarin er op grond van de dossierstukken geen twijfel kan bestaan over de vraag of de nieuwe feiten en omstandigheden in de eerdere procedure naar voren hadden kunnen worden gebracht7. Echter in de meeste gevallen biedt de marginale toets de raad voor rechtsbijstand onvoldoende handvatten om de aanvraag om een toevoeging op grond van artikel 3, aanhef en onderdeel f, van het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria te weigeren.

Met de inwerkingtreding van dit wijzigingsbesluit worden de zaken die de toets op grond van artikel 3, aanhef en onderdeel f, van het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria doorstaan, en waarvoor dus een toevoeging tot verlening van gesubsidieerde rechtsbijstand is afgegeven, vergoed volgens een gedifferentieerd vergoedingensysteem.

Ook als verleende rechtsbijstand niet leidt tot een inwilliging van een tweede of volgende aanvraag om een verblijfsvergunning heeft de rechtsbijstandverlener werk geleverd en is een vergoeding op zijn plaats. Als uitgangspunt voor de vergoedingensystematiek voor verleende rechtsbijstand in deze zaken is er daarom voor gekozen een lagere vergoeding toe te kennen bij een afwijzing van de tweede of volgende verblijfsaanvraag. Tevens wordt een lagere vergoeding toegekend indien de vreemdeling in beroep en hoger beroep niet in het gelijk wordt gesteld (zie hierna onder 5).

Het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand kent een forfaitair vergoedingensysteem. Dit betekent dat in een zaak waaraan bijvoorbeeld 6 punten worden toegekend, de advocaat de ene keer meer dan 6 uur besteedt en de andere keer minder dan 6 uur. De gemiddelde tijdsbesteding is 6 uur. Binnen het forfaitaire vergoedingensysteem is gekeken naar gelijkwaardige dienstverlening door de rechtsbijstandverlener. Tevens is van belang dat het gaat om een tweede of volgende aanvraag waarbij alleen nieuwe feiten en omstandigheden aan de orde komen. De zaak is als zodanig dus al in eerste instantie beoordeeld. Daarvoor heeft de rechtsbijstandverlener de volledige vergoeding ontvangen. Wordt de tweede of volgende aanvraag om een verblijfsvergunning door een andere rechtsbijstandverlener behandeld, dan beschikt hij over een dossier waarvan snel kennis kan worden genomen.

Bij een volgende aanvraag beoordeelt hij de nieuwe feiten in het licht van de zaak als totaal. Dit vergt veel minder inspanning dan een zaak die van het begin af aan moet worden beoordeeld. Deze nieuwe beoordeling kan worden vergeleken met de inzet die nodig is voor een lichte adviestoevoeging, waarbij ervan wordt uitgegaan dat de inzet van de advocaat minder dan 4 uur is. Deze lichte adviestoevoeging wordt gehonoreerd met 2 punten. Met het oog op het vaststellen van de gedifferentieerde vergoeding is derhalve bij dit puntenaantal in het kader van het programma ‘Stroomlijning Toelatingsprocedures’ aangesloten als de tweede of volgende asielaanvraag wordt afgewezen of de vreemdeling in een tweede of volgende toelatingsaanvraag niet in het gelijk wordt gesteld.

5. Regeling van de vergoeding voor rechtsbijstand in tweede of volgende asielaanvragen

Dit wijzigingsbesluit regelt dat voortaan 2 punten worden toegekend voor verleende rechtsbijstand als een tweede of volgende asielaanvraag van de vreemdeling wordt afgewezen. Tegen zijn eigen afwijzende beslissing zal de Minister van Veiligheid en Justitie geen beroep instellen. Als er beroep wordt aangetekend zal dat door of namens de vreemdeling gebeuren. De rechtsbijstandverlener ontvangt, op grond van artikel 5 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 en de bijlage bij dat besluit, 8 punten als het beroep door de rechter gegrond wordt verklaard. Het maakt hierbij niet uit of de rechter ook besloten heeft tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van het besluit, al dan niet met gehele of gedeeltelijke instandhouding van de rechtsgevolgen. De beslissing tot gegrondverklaring is dus bepalend voor het al dan niet toekennen van de volledige vergoeding van 8 punten.

Indien de rechter het beroep ongegrond verklaart en de vreemdeling daarmee niet in het gelijk is gesteld, ontvangt de rechtsbijstandverlener 2 punten.

In geval de uitspraak strekt tot onbevoegdverklaring van de rechtbank of niet ontvankelijkheid van het beroep van de rechter in eerste aanleg, is de vreemdeling evenals bij een ongegrondverklaring van het beroep niet in het gelijk gesteld en ontvangt de rechtsbijstandverlener derhalve 2 punten.

Als het beroep door de rechter in eerste aanleg gegrond is verklaard, zal doorgaans alleen de Minister van Veiligheid en Justitie hoger beroep willen instellen. Als de uitspraak van de rechter in eerste aanleg in hoger beroep in stand blijft ofwel wordt bevestigd, ontvangt de rechtsbijstandverlener, op grond van artikel 5 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 en de bijlage bij dat besluit, 5 punten. In dit geval wordt de vreemdeling immers in het gelijk gesteld. Wordt de uitspraak van de rechter in eerste aanleg in hoger beroep vernietigd en daarmee de vreemdeling niet in het gelijk gesteld, dan ontvangt de rechtsbijstandverlener de forfaitaire vergoeding van 2 punten.

Zoals gezegd zal ingeval van een gegrondverklaring in beroep doorgaans de Minister van Veiligheid en Justitie in hoger beroep gaan. Toch kan een gegrondverklaring van het beroep door de rechter in eerste aanleg ook aanleiding voor de vreemdeling zijn om hoger beroep aan te tekenen. Bijvoorbeeld als de rechter in eerste aanleg het besluit van het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk vernietigt met gehele of gedeeltelijke instandhouding van de rechtsgevolgen. Als in deze gevallen door of namens de vreemdeling hoger beroep wordt ingesteld, ontvangt de rechtsbijstandverlener 2 punten in het geval de uitspraak van de rechter in eerste aanleg wordt bevestigd en 5 punten als de uitspraak van de rechter wordt vernietigd.

Wordt het beroep van de vreemdeling door de rechter in eerste aanleg ongegrond verklaard, zal doorgaans alleen door of namens de vreemdeling hoger beroep worden ingesteld. De rechtsbijstandverlener ontvangt dan bij een bevestiging van de uitspraak in eerste aanleg 2 punten en bij een vernietiging 5 punten. Gaat de Minister van Veiligheid en Justitie in hoger beroep, dan ontvangt de rechtsbijstandverlener eveneens de forfaitaire vergoeding van 2 punten bij een bevestiging van de uitspraak en 5 punten bij een vernietiging van de uitspraak. Immers bij een bevestiging van de uitspraak in beroep wordt de vreemdeling niet in het gelijk gesteld, de uitspraak van de rechter dat het beroep ongegrond is blijft immers in stand. Dit in tegenstelling tot een vernietiging door de hoger beroepsrechter van de uitspraak in beroep. In dit geval wordt de vreemdeling in het gelijk gesteld, immers de ongegrondverklaring van de rechter in beroep wordt in hoger beroep vernietigd.

In geval de uitspraak strekt tot onbevoegdverklaring van de rechtbank of niet ontvankelijkheid van het beroep van de rechter in eerste aanleg, is de vreemdeling evenals bij een ongegrondverklaring van het beroep niet in het gelijk gesteld en ontvangt de rechtsbijstandverlener derhalve 2 punten.

6. Regeling van de vergoeding voor rechtsbijstand in tweede of volgende reguliere aanvragen

Voor wat betreft de hoogte van de vergoeding voor verleende rechtsbijstand bij reguliere tweede of volgende aanvragen is aangesloten bij de hoogte van de vergoeding die wordt toegekend bij tweede of volgende aanvragen asiel. Aan verleende rechtsbijstand in de (vervolg)aanvraagprocedure regulier worden geen punten toegekend omdat er op grond van artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria geen toevoeging wordt verleend. Bij reguliere vervolgaanvragen start de toekenning van de gedifferentieerde vergoeding voor verleende rechtsbijstand eerst in de bezwaarfase.

Tegen een afwijzende beslissing van de Minister van Veiligheid en Justitie, zal alleen door of namens de vreemdeling bezwaar worden gemaakt. Dit wijzigingsbesluit regelt dat voortaan 2 punten worden toegekend voor verleende rechtsbijstand als een tweede of volgende reguliere aanvraag van de vreemdeling in bezwaar leidt tot een ongegrondverklaring. Indien de beslissing op bezwaar leidt tot een gegrondverklaring, worden aan de rechtsbijstandverlener, ingevolge artikel 5b van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000, 7 punten toegekend. Indien de bezwaarprocedure strekt tot buitenbehandelingstelling of niet ontvankelijkheid is de vreemdeling, evenals bij een ongegrondverklaring van het bezwaar, niet in het gelijk gesteld en ontvangt de rechtsbijstandverlener derhalve 2 punten.

De Minister van Veiligheid en Justitie zal geen beroep instellen tegen zijn eigen beslissing in bezwaar tot buitenbehandelingstelling, niet ontvankelijkheid dan wel ongegrondverklaring. Als er beroep wordt aangetekend tegen een de beslissing in bezwaar zal dat door of namens de vreemdeling gebeuren.

De rechtsbijstandverlener ontvangt 8 punten als het beroep door de rechter gegrond wordt verklaard. Het maakt hierbij niet uit of de rechter ook besloten heeft tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van het besluit, al dan niet met gehele of gedeeltelijke instandhouding van de rechtsgevolgen. De uitspraak tot gegrondverklaring is dus bepalend voor het toekennen van de volledige vergoeding van 8 punten.

Indien de rechter het beroep ongegrond verklaart en de vreemdeling daarmee niet in het gelijk is gesteld, ontvangt de rechtsbijstandverlener 2 punten.

In geval de uitspraak strekt tot onbevoegdverklaring van de rechtbank of niet ontvankelijkheid van het beroep van de rechter in eerste aanleg, is de vreemdeling evenals bij een ongegrondverklaring van het beroep, niet in het gelijk gesteld en ontvangt de rechtsbijstandverlener derhalve de forfaitaire vergoeding van 2 punten.

Als het beroep door de rechter in eerste aanleg gegrond is verklaard, zal doorgaans alleen de Minister van Veiligheid en Justitie hoger beroep willen instellen. Als de uitspraak van de rechter in eerste aanleg in hoger beroep in stand blijft ofwel wordt bevestigd, ontvangt de rechtsbijstandverlener 5 punten. In dit geval wordt de vreemdeling immers in het gelijk gesteld. Wordt de uitspraak van de rechter in eerste aanleg in hoger beroep vernietigd en daarmee de vreemdeling niet in het gelijk gesteld, dan ontvangt de rechtsbijstandverlener de forfaitaire vergoeding van 2 punten.

Zoals gezegd zal ingeval van een gegrondverklaring in beroep doorgaans de Minister van Veiligheid en Justitie in hoger beroep gaan. Toch kan een gegrondverklaring van het beroep door de rechter in eerste aanleg ook aanleiding zijn voor de vreemdeling om hoger beroep aan te tekenen. Bijvoorbeeld als de rechter in eerste aanleg het besluit van het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk vernietigt met gehele of gedeeltelijke instandhouding van de rechtsgevolgen. Als in deze gevallen door of namens de vreemdeling hoger beroep wordt ingesteld, ontvangt de rechtsbijstandverlener 2 punten in het geval de uitspraak van de rechter in eerste aanleg wordt bevestigd en 5 punten als de uitspraak van de rechter wordt vernietigd.

Wordt het beroep van de vreemdeling door de rechter in eerste aanleg ongegrond verklaard, dan zal doorgaans alleen door of namens de vreemdeling hoger beroep worden ingesteld. De rechtsbijstandverlener ontvangt dan bij een bevestiging van de uitspraak in eerste aanleg 2 punten en bij een vernietiging 5 punten. Gaat de Minister van Veiligheid en Justitie in hoger beroep, dan ontvangt de rechtsbijstandverlener 2 punten bij een bevestiging van de uitspraak en 5 punten bij een vernietiging van de uitspraak. Immers bij een bevestiging van de uitspraak in beroep wordt de vreemdeling niet in het gelijk gesteld, de uitspraak van de rechter dat het beroep ongegrond is blijft in stand. Dit in tegenstelling tot een vernietiging door de hoger beroepsrechter van de uitspraak in beroep. In dit geval wordt de vreemdeling in het gelijk gesteld, daar de ongegrondverklaring van de rechter in beroep, in hoger beroep wordt vernietigd.

De uitspraken tot onbevoegdverklaring van de rechtbank en niet ontvankelijkheid van het beroep door de rechter in eerste aanleg volgen de puntentoekenning die gekoppeld is aan de uitspraak van ongegrond beroep van de rechter in eerste aanleg ofwel 2 punten. Dit betekent dat bij de bevestiging in hoger beroep van een onbevoegdverklaring van de rechtbank in eerste aanleg of de niet ontvankelijkheid van het beroep door de rechter in eerste aanleg, aan de rechtsbijstandverlener 2 punten worden toegekend.

Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat op grond van artikel 32 van de Wet op de rechtsbijstand een toevoeging voor de duur van één instantie geldt. Dit heeft tot gevolg dat er geen herstel van de te betalen vergoeding plaatsvindt als bijvoorbeeld de rechter in hoger beroep anders over de zaak oordeelt dan de rechter in eerste aanleg.

7. Regeling van de vergoeding voor rechtsbijstand indien de procedure eindigt in kennelijk niet ontvankelijk, kennelijk onbevoegd en kennelijk (on)gegrond

Met het Besluit aanpassingen eigen bijdrage rechtzoekenden en vergoeding rechtsbijstandverleners van PM 8 is de maatregel ingevoerd dat een procedure die wordt beëindigd door een kennelijke afdoening, twee punten worden toegekend voor verleende gesubsidieerde rechtsbijstand. Deze maatregel geldt voor alle rechtsgebieden en beperkt zich niet alleen tot het vreemdelingenrecht. Als op basis van een toevoeging rechtsbijstand is verleend en de procedure eindigt in kennelijk gegrond-, kennelijk ongegrond-, kennelijk niet ontvankelijk- of kennelijk niet bevoegdverklaring worden aan de rechtsbijstandverlener 2 punten toegekend.

De onderbouwing van deze maatregel is gekoppeld aan de rol die de advocaat hierin speelt. Al in een eerste gesprek met een cliënt inventariseert een rechtsbijstandverlener het belang van de zaak en zal hij een inschatting maken van de haalbaarheid van de zaak. Daartoe zal hij enig feitenonderzoek moeten doen, de cliënt horen en wellicht enige stukken lezen. Uit deze inventarisatie zal blijken of de zaak bij de rechter enige kans van slagen heeft. Is er geen kans van slagen, dan ligt het in de rede dat de advocaat zijn cliënt zal adviseren de zaak niet door te zetten. Indien de zaak met een beslissing kennelijk niet-ontvankelijkverklaring wordt afgedaan, betekent dit dat de advocaat een evident andere inschatting van de zaak heeft gemaakt. Inherent aan een goede beroepsuitoefening door de advocaat is dat niet nodeloos wordt doorgeprocedeerd.

Ook voor de andere kennelijke afdoeningen geldt dat deze relatief snel door een kwalitatief goed handelende advocaat kunnen worden beoordeeld.

Wordt in hoger beroep de uitspraak in eerste aanleg, die strekt tot kennelijk niet ontvankelijkverklaring van het beroep vernietigd, dan vindt geen herstel van de te betalen vergoeding plaats. Dit is inherent aan het systeem dat een toevoeging geldt voor de duur van één instantie (artikel 32 van de Wet op de rechtsbijstand). Indien de rechtbank wel is toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling en deze uitspraak in hoger beroep wordt vernietigd omdat wordt vastgesteld dat de uitspraak in eerste aanleg had moeten strekken tot een kennelijk niet ontvankelijkverklaring van het beroep, wordt het puntenaantal eerst in hoger beroep verlaagd. Ook hier vindt om de hiervoor genoemde reden geen herstel van de te betalen vergoeding plaats.

8. Financiële gevolgen

Voor de berekening van de financiële gevolgen van de invoering van de gedifferentieerde vergoeding is uitgegaan van het aantal zaken dat door middel van een gerechtelijke afdoening is afgedaan. Opdat een goed beeld kan worden verkregen van de opbrengsten is het noodzakelijk het procedureverloop van tweede en volgende aanvragen gedurende aan aantal jaren te volgen. Immers, bij een afwijzende beslissing door het bestuursorgaan kan beroep en hoger beroep worden ingesteld. Aangezien de gedifferentieerde vergoeding met zich brengt dat de honorering per aanleg afhangt van de beslissing van het bestuursorgaan danwel de uitspraak van de rechter is uitgegaan van tweede en volgende asielaanvragen die in 2008 zijn ingediend. Aangezien het aantal tweede en volgende aanvragen om verlening van een verblijfsvergunning op reguliere gronden verwaarloosbaar is, is dit niet meegenomen in de cijfers.

In dat jaar 2008 zijn er 447 tweede of volgende asielaanvragen ingewilligd. Afgewezen zijn er 1544. Met inachtneming van het oude vergoedingensysteem waren de kosten van de gesubsidieerde rechtsbijstand in deze fase € 1.480.527. Wordt het gedifferentieerde vergoedingensysteem toegepast dan bedragen de kosten € 660.431. Dit betekent dat een besparing van € 820.096 wordt gerealiseerd.

Voor de zaken die vervolgens door de rechter in eerste aanleg zijn beoordeeld, kan een vergelijkbare berekeningsmethode worden gebruikt. Uit de zaken die na afwijzing door het bestuursorgaan zijn afgewezen, is in 1247 gevallen beroep ingesteld. Daarvan zijn er 207 gegrond en 824 ongegrond verklaard. In 62 gevallen verklaarde de rechter zich niet ontvankelijk. Onder het oude stelsel waren de kosten van gesubsidieerde rechtsbijstand in deze procedures € 928.875 en met toepassing van de gedifferentieerde vergoeding zou het bedrag op € 364.156 uitkomen. Dit levert een besparing op van € 564.719.

Het aantal zaken waarin een partij vervolgens in hoger beroep gaat bedraagt 588. Onder het oude stelsel waren de kosten van gesubsidieerde rechtsbijstand in deze procedures € 304.349 en met toepassing van de gedifferentieerde vergoeding zou het bedrag op € 129.707 uitkomen. Dit levert een besparing op van € 174.642.

De totale besparing komt hiermee op € 1.559.457.

9. Consultatie en voorhang

Een ontwerp van dit besluit is ter consultatie aangeboden aan de Nederlandse orde van advocaten (hierna: Orde), de raad voor rechtsbijstand, de vereniging sociale advocatuur nederland (VSAN), de Vereniging Sociale Advocatuur Amsterdam (VSAA), de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en de Raad voor de rechtspraak.

Een ontwerp van dit besluit is overeenkomstig de op grond van artikel 49 van de Wet op de rechtsbijstand voorschreven voorhangprocedure aan beide Kamers der Staten-Generaal overgelegd en in de Staatscourant bekendgemaakt (Stcr. 2012 nr. PM).

10. Administratieve lasten

Voor burgers en bedrijfsleven zijn aan dit besluit geen administratieve lasten of andere nalevingskosten verbonden. Overeenkomstig het Convenant over het beëindigen van de ex ante toetsing voorgenomen wet- en regelgeving Justitie van 24 september 2009 is dit besluit niet ter toetsing voorgelegd aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal).

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Dit wijzigingsonderdeel bevat een technische aanpassing van artikel 5a van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 in verband met de wijziging van artikel 3.114, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (zie Besluit Stroomlijning toelatingsprocedures, artikel I, onderdeel p, Stb 2013, PM). Daarnaast regelt dit onderdeel de afwijkende puntentoekenning in het kader van tweede of volgende asielaanvragen indien de aanvraag wordt afgewezen dan wel de vreemdeling niet in het gelijk is gesteld in beroep. Ook is de afwijkende puntentoekenning in hoger beroep geregeld. Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar paragraaf 5 van het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel I, onderdeel B

Onderdeel B regelt de afwijkende puntentoekenning in het kader van tweede of volgende reguliere aanvragen, indien het bezwaar niet ontvankelijk wordt verklaard of buiten behandeling wordt gesteld dan wel de beslissing op bezwaar ongegrond is.

Ook is de afwijkende puntentoekenning in beroep en hoger beroep geregeld.

Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar paragraaf 6 van het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel II

Op het moment dat dit besluit in werking treedt, zijn er zaken waarvoor al een toevoeging is afgegeven maar waarvan de vergoeding voor de rechtsbijstandverlener nog niet is vastgesteld. Het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 zoals dat luidde op de dag vóór de dag van inwerkingtreding van dit besluit, blijft van toepassing op alle toevoegingen die door het bestuur van de raad zijn afgegevenvóór de dag van inwerkingtreding van dit wijzigingsbesluit. Deze overgangsbepaling sluit aan bij hetgeen hierover is bepaald ten aanzien van het basisbedrag, de vergoeding voor reiskosten en de administratieve kosten die aan een rechtsbijstandverlener vergoed worden door het bestuur van de raad voor rechtsbijstand.

Artikel III

Dit besluit zal, voor zover mogelijk, tegelijkertijd in werking treden met de wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 en het Vreemdelingenbesluit 2000 in het kader van het Programma ‘Stroomlijning Toelatingsprocedures’.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,


X Noot
1

Brief van 22 februari 2011 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, Kamerstukken II 2010/11, 19 637, nr. 1400.

X Noot
2

Kamerstukken II, 2011/12, 19637, nr. 1532.

X Noot
3

Zie het algemeen deel nota van toelichting onder meetoetsen humanitaire gronden in de eerste asielaanvraag van het Besluit stroomlijning toelatingsprocedures, Stb. 2013, PM.

X Noot
4

Besluit van 8 augustus 2011 tot wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 en het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria in verband met het aanpassen van de asielprocedure, Stb. 2011, 378.

X Noot
5

Artikel 28, eerste lid, onderdeel a, Vreemdelingenwet 2000.

X Noot
6

Kamerstukken II 1999/2000, 26 732, nr. 79.

X Noot
7

Stb. 2004, 167.

X Noot
8

Stcrt. 2012, nr. 24322, Stb. 2013, PM.

Naar boven