Erkenningsregeling Beroepservaringperiode

Het bestuur van het bureau architectenregister,

Gelet op artikel 30 van de Regeling Beroepservaringperiode;

Gezien de goedkeuring van de Minister voor Wonen en Rijksdienst d.d. 16 juli 2013, de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 5 juli 2013 en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 21 juni 2013;

Besluit:

HOOFDSTUK I DEFINITIES

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. aanbieder:

instelling of organisatie die zich bezighoudt met het verzorgen van een geïntegreerd beroepservaringprogramma of van beroepservaringmodules;

b. commissie beroepservaringperiode:

commissie beroepservaringperiode als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Regeling Beroepservaringperiode;

c. programmacommissie:

commissie van de aanbieder, die zich bezighoudt met de ontwikkeling en kwaliteitsbewaking van een geïntegreerd beroepservaringprogramma of van beroepservaringmodules.

HOOFDSTUK II ERKENNING VAN EEN AANBIEDER

Artikel 2

  • 1. Erkenning van een aanbieder van een geïntegreerd beroepservaringprogramma of van beroepservaringmodules geschiedt, op schriftelijk verzoek van de aanbieder, door het bureau architectenregister, gehoord de commissie beroepservaringperiode.

  • 2. Het verzoek wordt vergezeld van een door de aanbieder opgesteld kwaliteitsplan als bedoeld in artikel 4.

  • 3. Op het verzoek wordt door het bureau architectenregister binnen acht weken beslist.

Artikel 3

Erkenning van een aanbieder vindt slechts plaats indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. de aanbieder beschikt over een kwaliteitsplan als bedoeld in artikel 4, dat is goedgekeurd door het bureau architectenregister, gehoord de commissie beroepservaringperiode;

  • b. de aanbieder beschikt over een programmacommissie van ten minste drie leden, waarvan ten minste twee leden niet aan de aanbieder zijn gelieerd.

Artikel 4

Het kwaliteitsplan van de aanbieder bevat ten minste:

  • a. een gedetailleerde beschrijving van de organisatie;

  • b. een opgave van de samenstelling van de programmacommissie;

  • c. een beschrijving van het aanbod van een geïntegreerd beroepservaringprogramma of beroepservaringmodules en van de wijze waarop dit aanbod bijdraagt aan de ontwikkeling van de kennis, het inzicht en de vaardigheden die staan beschreven in de eindtermen voor de disciplines architectuur, stedenbouw, tuin- en landschapsarchitectuur of interieurarchitectuur in de bijlage bij de Regeling Beroepservaringperiode;

  • d. een verklaring van de aanbieder dat per jaar ten minste één geïntegreerd beroepservaringprogramma of ten minste twee beroepservaringmodules worden aangeboden;

  • e. een beschrijving van de wijze waarop de kwaliteit en het niveau van het geïntegreerd beroepservaringprogramma of van de beroepservaringmodules is gewaarborgd;

  • f. een beschrijving van de wijze waarop de continuïteit van de aanbieder, zijn geïntegreerd beroepservaringprogramma of zijn beroepservaringmodules is gewaarborgd;

  • g. een beschrijving van de wijze waarop de aanbieder zich verzekert van de medewerking van deskundige docenten, sprekers en trainers en de wijze waarop deze worden geselecteerd, begeleid en beoordeeld;

  • h. een opgave van de aan de aanbieder verbonden docenten, sprekers en trainers;

  • i. een verklaring dat de aanbieder het geïntegreerde beroepservaringprogramma of elke beroepservaringmodule laat evalueren door de kandidaten die daaraan hebben deelgenomen;

  • j. een beschrijving van de wijze waarop de input vanuit het beroepsveld en de ontvangen evaluaties van kandidaten door de aanbieder worden gebruikt bij de totstandkoming van nieuwe en de ontwikkeling van bestaande geïntegreerde beroepservaringprogramma’s of beroepservaringmodules;

  • k. een verklaring dat de aanbieder beschikt over een klachtenregeling die voorziet in vertrouwelijkheid, termijnen voor klachtenbehandeling en een onafhankelijke klachtencommissie;

  • l. een beschrijving van de wijze waarop aan- en afwezigheid van kandidaten wordt geregistreerd;

  • m. een verklaring dat de aanbieder aan iedere kandidaat een certificaat verstrekt indien een geïntegreerd beroepservaringprogramma met goed gevolg is doorlopen of een beroepservaringmodule met goed gevolg is bijgewoond.

Artikel 5

  • 1. Door of namens het bureau architectenregister kan eenmaal per drie jaar worden gecontroleerd of de aanbieder voldoet aan zijn kwaliteitsplan.

  • 2. Indien uit de in het eerste lid bedoelde controle naar het oordeel van het bureau architectenregister blijkt dat de aanbieder niet meer voldoet aan het kwaliteitsplan, wordt de aanbieder in de gelegenheid gesteld bij het bureau architectenregister een verbeterplan in te dienen.

  • 3. Indien bij een hernieuwde controle door of namens het bureau architectenregister binnen zes maanden na indiening van het in het tweede lid bedoelde verbeterplan blijkt dat de aanbieder nog niet voldoet aan het kwaliteitsplan, kan het bureau architectenregister de erkenning van de aanbieder intrekken.

HOOFDSTUK III ERKENNING VAN BEROEPSERVARINGPROGRAMMA’S EN MODULES

Artikel 6

  • 1. Erkenning van een geïntegreerd beroepservaringprogramma of van beroeps-ervaringmodules geschiedt door het bureau architectenregister op schriftelijk verzoek van de krachtens hoofdstuk II erkende aanbieder.

  • 2. Het verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt vergezeld van een door de programmacommissie van de aanbieder opgestelde verklaring, waaruit blijkt of en op welke wijze een kandidaat met het volgen van het desbetreffende programma of de desbetreffende modules de kennis, het inzicht en de vaardigheden vergaart die staan beschreven in de eindtermen voor de disciplines architectuur, stedenbouw, tuin- en landschapsarchitectuur of interieurarchitectuur in de bijlage bij de Regeling Beroepservaringperiode.

  • 3. Op het verzoek wordt door het bureau architectenregister, met inachtneming van de verklaring van de in het tweede lid bedoelde programmacommissie, binnen vier weken beslist.

  • 4. De erkende aanbieder gebruikt het logo van het bureau architectenregister bij alle publicaties met betrekking tot het erkende geïntegreerde beroepservaringprogramma of de erkende beroepservaringmodule.

  • 5. Indien niet wordt voldaan aan de verplichting, bedoeld in het vierde lid, kan het bureau architectenregister de erkenning intrekken.

Artikel 7

  • 1. In afwijking van artikel 6, eerste lid, kunnen bureaus, instellingen en organisaties die niet krachtens hoofdstuk II zijn erkend, erkenning verzoeken voor binnen die bureaus, instellingen of organisaties incidenteel gegeven beroepservaringmodules die om niet aan medewerkers worden aangeboden.

  • 2. Het verzoek wordt vergezeld van een verklaring van het bureau, de instelling of de organisatie:

    • a. omtrent de inhoud van de beroepservaringmodule;

    • b. omtrent de duur van de beroepservaringmodule;

    • c. waaruit blijkt of en op welke wijze een kandidaat met het volgen van de desbetreffende module de kennis, het inzicht en de vaardigheden vergaart die staan beschreven in de eindtermen voor de disciplines architectuur, stedenbouw, tuin- en landschapsarchitectuur of interieurarchitectuur in de bijlage bij de Regeling Beroepservaringperiode;

    • d. dat kandidaten een certificaat van deelname ontvangen;

    • e. dat het bureau, de instelling of de organisatie het bureau architectenregister in de gelegenheid zal stellen de module te controleren.

  • 3. Op het verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt door het bureau architectenregister binnen vier weken beslist.

  • 4. Het bureau, de instelling of de organisatie gebruikt het logo van het bureau architectenregister bij alle publicaties met betrekking tot de erkende beroeps-ervaringmodule.

  • 5. Een erkenning kan door het bureau architectenregister worden ingetrokken indien:

    • a. uit de in het tweede lid, onderdeel e, bedoelde controle naar het oordeel van het bureau architectenregister blijkt dat de aanbieder niet meer voldoet aan de verklaring bedoeld in dat lid;

    • b. niet is voldaan aan de voorwaarde in het vierde lid.

HOOFDSTUK IV SLOTBEPALINGEN

Artikel 8

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 september 2013.

Artikel 9

Deze regeling kan worden aangehaald als ‘Erkenningsregeling Beroepservaringperiode’.

Den Haag, 17 juli 2013

De voorzitter van het bestuur van het bureau architectenregister, A. Rijckenberg.

TOELICHTING

I. Algemeen

Met ingang van 1 januari 2015 zal elke student die in Nederland afstudeert op het gebied van de architectuur, stedenbouw, tuin- en landschapsarchitectuur en interieurarchitectuur en ingeschreven wil worden in het architectenregister een tweejarige beroepservaringperiode moeten doorlopen. Deze periode heeft tot doel om architecten, stedenbouwkundigen, tuin- en landschapsarchitecten en interieurarchitecten naast een goede beheersing van het ontwerpproces, zich in de praktijk ook andere relevante aspecten van het beroep eigen te laten maken alvorens zij in het architectenregister kunnen worden ingeschreven. Dit teneinde een goede kwaliteit van de beroepsuitoefening te waarborgen. De inhoud van de beroepservaringperiode is door het bureau architectenregister vastgelegd in de Regeling Beroepservaringperiode.

In de Regeling Beroepservaringperiode heeft het bureau architectenregister gekozen voor een systeem waarbij een kandidaat die de beroepservaringperiode doorloopt, kan kiezen tussen het volgen van een geïntegreerd beroepservaringprogramma en het volgen van een zelfstandige route. Een geïntegreerd beroepservaringprogramma is een door één aanbieder verzorgd programma waarin de deelnemer werkt in de praktijk, onder begeleiding van een mentor, en beroepservaringmodules (trainingen, cursussen en andere bijeenkomsten) volgt die zijn gericht op de ontwikkeling van ervaring, kennis, inzicht en vaardigheden zoals beschreven in de eindtermen in de bijlage bij de Regeling Beroepservaringperiode. Bij de zelfstandige route geeft de kandidaat in zijn persoonlijk ontwikkelingsplan zelf aan op welke wijze hij denkt de kennis, het inzicht en de vaardigheden te vergaren die staan vermeld in de eindtermen. Het volgen van beroepservaringmodules zal daarin – evenals dit bij een geïntegreerd beroepservaringprogramma het geval is – een relevante rol spelen.

Bovengenoemd systeem maakt het mogelijk dat er meerdere aanbieders van een geïntegreerd beroepservaringprogramma of van beroepservaringmodules kunnen optreden. Gezien het doel van de beroepservaringperiode is het van belang dat een kandidaat een beroepservaringprogramma of beroepservaringmodules krijgt aangeboden waarmee hij daadwerkelijk aan de eindtermen kan voldoen. De kwaliteit van het aanbod moet daarom gewaarborgd zijn. Daarvoor is a priori vereist dat de aanbieder in staat is kwaliteit te bieden en te blijven bieden.

Het in de onderhavige regeling vastgelegde systeem van erkenning stoelt op bovengenoemde uitgangspunten. In beginsel – er is een uitzondering voor ‘in company trainingen’; zie hieronder – kan alleen een door het bureau architectenregister erkende aanbieder een beroepservaringprogramma of beroepservaringmodules aanbieden.

Er is gekozen voor een separate erkenningsregeling omdat erkenning in beginsel een aangelegenheid is tussen het bureau architectenregister en de aanbieders en naar het oordeel van het bureau architectenregister niet thuishoort in de Regeling Beroeps-ervaringperiode, waarin de kandidaat en de mentor centraal staan.

Alvorens een aanbieder wordt erkend, wordt onderzocht of de aanbieder in staat is de gewenste kwaliteit te leveren. Met het oog daarop dient de aanbieder een kwaliteitsplan op te stellen, waarin onder meer wordt aangegeven of de aanbieder een programmacommissie heeft, hoe het aanbod bijdraagt aan de kennis, het inzicht en de vaardigheden die staan beschreven in de eindtermen, op welke wijze de input van het beroepsveld wordt gebruikt en of de aanbieder deskundige docenten, sprekers en trainers heeft. Voorts is van belang dat de kwaliteit geboden kan blijven worden. Daartoe moet in het kwaliteitsplan worden vermeld op welke wijze de programma’s of modules worden doorontwikkeld.

Indien een verzoek om erkenning van een aanbieder op grond van artikel 2 en een verzoek om erkenning van een programma of module van die aanbieder op grond van artikel 6 gelijktijdig worden ingediend, zal eerst de aanbieder worden erkend alvorens het programma of de modules kunnen worden erkend.

De vraag of kwaliteit blijvend kan worden geboden impliceert daarnaast een vraag naar de continuïteit van de aanbieder zelf. Voorkomen moet worden dat een aanbieder halverwege een jaargang of module ophoudt te bestaan of wegens een gebrek aan middelen een jaargang of module niet kan afmaken, terwijl kandidaten al zijn ingeschreven en bovendien hebben betaald. Ook aan dit aspect moet in het kwaliteitsplan aandacht worden besteed. Een aanbieder die eenmaal is erkend, kan door of namens het bureau architectenregister worden gecontroleerd op deze aspecten door middel van een audit.

Als een aanbieder eenmaal is erkend, laat het bureau architectenregister de beoordeling van de programma’s en modules goeddeels over aan de aanbieder zelf, althans aan de programmacommissie van de aanbieder. Deze moet bij uitstek in staat zijn om aan te geven op welke manier het geïntegreerde beroepservaringprogramma of de beroepservaring-module bijdraagt aan vergaring van de kennis, het inzicht en de vaardigheden uit de eindtermen. Het bureau architectenregister zal de verklaringen van programmacommissies marginaal toetsen. Met de eis dat in de programmacommissie van de aanbieder ten minste twee leden zitten die niet aan de aanbieder zijn gelieerd, wordt objectiviteit gewaarborgd.

Tijdens de consultatierondes die voorafgingen aan de Regeling Beroepservaringperiode is de vraag opgekomen of ‘in company trainingen’, die met name op grote bureaus worden verzorgd, voor erkenning als module in aanmerking komen. Het bureau architectenregister meent dat dit soort trainingen een (kosten-)efficiënte wijze kunnen zijn om de vereiste kennis, inzicht en vaardigheden van de kandidaat te vergroten. Mede om deze reden is de term ‘beroepservaringmodules’ in artikel 1 van de Regeling Beroepservaringperiode ruim geformuleerd: ‘trainingen, cursussen en andere bijeenkomsten die zijn gericht op de ontwikkeling van de kennis, het inzicht en de vaardigheden die staan beschreven in de eindtermen voor de disciplines architectuur, stedenbouw, tuin- en landschapsarchitectuur of interieurarchitectuur in de bijlage bij de Regeling Beroeps-ervaringperiode’. Omdat opleiden en trainen voor bureaus niet tot hun ‘core business’ behoren (anders dan bij bijvoorbeeld PAO instellingen) en risico’s voor continuïteit, en daarmee risico’s voor kandidaten, in deze gevallen minder pregnant zijn, wordt voor deze bureaus niet de eis gesteld dat zij eerst moeten zijn erkend. Artikel 7 van deze regeling regelt de ‘in company trainingen’.

Het bureau architectenregister zal zich bij de erkenning van aanbieders laten adviseren door een onafhankelijke externe organisatie die gespecialiseerd is in het beoordelen van postinitiële opleidingsorganisaties. Deze externe partij beoordeelt de organisatie van de aanbieder en niet diens aanbod. Dat laatste wordt aan de programmacommissie van de aanbieder overgelaten. De externe partij brengt een advies uit, dat vervolgens met het ingediende kwaliteitsplan wordt voorgelegd aan de betrokken commissie(s) beroepservaringperiode. Ingevolge de Regeling Beroepservaringperiode wordt voor elk van de vier vakdisciplines een commissie ingesteld, bestaande uit deskundige beroepsbeoefenaren. De leden zijn, na een open procedure, door het bureau architectenregister, gehoord de Rijksbouwmeester, benoemd, maar de commissie opereert in alle zelfstandigheid en onafhankelijkheid. De commissie voert vanuit vakinhoudelijke invalshoeken een globale toets uit. Hierdoor wordt bij de beoordeling een extra kwaliteitswaarborg ingebouwd.

Aan de erkenning van een aanbieder en de erkenning van een geïntegreerd beroepservaringprogramma of een beroepservaringmodule zijn kosten verbonden. Deze kosten zullen vooralsnog worden gedragen door het bureau architectenregister. Over de consequenties daarvan wordt overleg gevoerd met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Evaluatie

In artikel VIIA van de wet van 4 maart 2010 tot wijziging van de Wet op de architectentitel is vastgelegd dat de voor de Wet op de architectentitel eerstverantwoordelijke minister binnen zeven jaar na inwerkingtreding van de artikelen 12d en 12e (op 1 januari 2011) aan de Staten-Generaal een evaluatie uitbrengt over de doeltreffendheid en de effecten van de beroepservaringperiode in de praktijk. In die evaluatie zal ook de Erkenningsregeling worden betrokken.

Consultatie en overleg

Evenals bij de Regeling beroepservaringperiode, zijn bij de voorbereiding van de Erkenningsregeling de beroepsorganisaties, de ‘ongeorganiseerden’ en de onderwijsinstel-lingen betrokken.

De conceptversie van de regeling is voor commentaar voorgelegd aan de beroepsorganisaties, de Technische Universiteiten van Delft en Eindhoven, de Academies van Bouwkunst, de Wageningen University (Wageningen UR) en de Academies voor Beeldende Kunsten die een interieurarchitectuuropleiding aanbieden. Tevens is de conceptversie voor commentaar voorgelegd aan de HBO-raad en aan het Comité de Beroepservaring. Daarnaast zijn alle ingeschrevenen in het architectenregister, zowel degenen die lid zijn van een beroepsorganisatie als degenen die geen lid zijn, via de website en een nieuwsbrief van het bureau architectenregister opgeroepen om te reageren op de conceptversie.

Met ambtenaren van de betrokken ministeries heeft overleg plaatsgevonden over de conceptversie van de regeling.

De reacties en commentaren op de conceptversie zijn zoveel mogelijk in de onderhavige regeling verwerkt.

II. Artikelsgewijs

Artikel 1

Deze regeling is gebaseerd op de Regeling Beroepservaringperiode. De in laatstgenoemde regeling gedefinieerde begrippen, zoals bijvoorbeeld ‘geïntegreerd beroepservaringprogramma’ en ‘beroepservaringmodule’, zijn dus ook van toepassing op de Erkenningsregeling, maar zijn in artikel 1 niet opnieuw opgenomen.

Artikel 2

De basis voor de beoordeling van de organisatie van een aanbieder wordt gevormd door het door de aanbieder op te stellen kwaliteitsplan. Voor die beoordeling is tijd nodig, met name indien na de eerste indiening van het plan blijkt dat het kwaliteitsplan niet volledig of niet deugdelijk is. In dat geval zal het bureau architectenregister contact opnemen met de aanbieder om te bezien op welke wijze het kwaliteitsplan dient te worden aangevuld of verbeterd.

De erkenning van een aanbieder is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Die wet is dus van toepassing op de procedure voor de behandeling van een verzoek om erkenning. Ingevolge artikel 28 van de Dienstenwet is § 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (Positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) op de besluitvorming van toepassing. Dit betekent onder meer dat indien niet tijdig op een aanvraag is beslist, de erkenning van rechtswege is gegeven.

Om te voorkomen dat een programma of module niet van start kan gaan omdat de erkenning van de aanbieder nog geen feit is, verdient het, gelet op de in de regeling vervatte behandeltermijnen, aanbeveling een verzoek om erkenning als aanbieder ruim voor de geplande start van een programma of module in te dienen.

Op grond van artikel 29, eerste lid, van de Regeling Beroepservaringperiode heeft het bureau architectenregister de bevoegdheid aan de erkenning voorwaarden te verbinden.

Artikelen 3 en 4

In artikel 3 zijn de voorwaarden geformuleerd waaraan een aanbieder dient te voldoen om in aanmerking te komen voor erkenning. Deze eisen dienen voor de waarborging van de kwaliteit, de continuïteit van die kwaliteit en de continuïteit van de aanbieder en diens programma of module.

In deze artikelen is ook een aantal praktische zaken geregeld. Omdat in de Regeling Beroepservaringperiode aan een kandidaat feitelijk de eis wordt gesteld dat hij de modules daadwerkelijk volgt en hij dit tijdens het eindgesprek moet kunnen aantonen, moet absentie worden geregistreerd en moet na deelname aan de kandidaat een certificaat van deelname worden verstrekt. Het is wenselijk dat de aanbieder een vaste contactpersoon heeft waarmee een kandidaat, maar ook (de onafhankelijke externe organisatie namens) het bureau architectenregister of de commissie beroepservaringperiode zich kan verstaan.

Tegen een weigering om te erkennen kan door de aanbieder bezwaar worden gemaakt bij het bureau architectenregister. Tegen een beslissing op bezwaar kan op grond van artikel 4 van bijlage 2 van de Algemene wet bestuursrecht beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Artikel 5

In verband met de gewenste waarborging van kwaliteit, van de continuïteit van die kwaliteit en van de continuïteit van de aanbieder en zijn programma of module, kan eens in de drie jaar een audit worden gehouden, waarbij door het bureau architectenregister of namens het bureau wordt onderzocht of de aanbieder nog voldoet aan zijn eigen kwaliteitsplan. Ook in geval van klachten van deelnemers over de geleverde kwaliteit kan een dergelijke audit worden gehouden.

Indien blijkt dat niet langer aan het kwaliteitsplan wordt voldaan, wordt de aanbieder in de gelegenheid gesteld om een verbeterplan in te dienen. Als zes maanden daarna blijkt dat de aanbieder (nog) niet voldoet, kan het bureau architectenregister de erkenning intrekken. Tegen de intrekking van een erkenning kan de aanbieder bezwaar maken bij het bureau architectenregister. Tegen een beslissing op bezwaar kan beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Artikel 6

In artikel 6 is de erkenning van een geïntegreerd beroepservaringprogramma en van losse beroepservaringmodules geregeld. Zoals in het algemeen deel van deze toelichting is uiteengezet, is het aan de programmacommissie van de aanbieder om aan te geven of en op welke wijze degene die de beroepservaringperiode doorloopt met het volgen van het desbetreffende programma of van de module(s) de kennis, het inzicht en de vaardigheden vergaart die staan beschreven in de eindtermen voor de disciplines architectuur, stedenbouw, tuin- en landschapsarchitectuur of interieurarchitectuur in de bijlage bij de Regeling Beroepservaringperiode. Het bureau architectenregister toetst dit marginaal, omdat de programmacommissie geacht mag worden te beschikken over de benodigde deskundigheid.

Voor kandidaten moet duidelijk zijn welke beroepservaringprogramma’s of modules wel of niet erkend zijn en welke dus geacht kunnen worden te leiden tot het voldoen aan de eindtermen. Om deze reden is in het vijfde lid de voorwaarde gesteld dat de aanbieder op folders en andere publicaties over een programma of een module het logo van het bureau architectenregister vermeldt.

Artikel 7

Bureaus die ‘in company trainingen’ aan kandidaten bieden, hoeven niet eerst als aanbieder erkend te worden. Wel dienen zij aan het bureau architectenregister te verklaren of en op welke wijze een kandidaat met het volgen van het desbetreffende programma of module(s) de kennis, het inzicht en de vaardigheden vergaart die staan beschreven in de eindtermen voor de disciplines architectuur, stedenbouw, tuin- en landschapsarchitectuur of interieur-architectuur in de bijlage bij de Regeling Beroepservaringperiode.

Ook voor ‘in company trainingen’ geldt dat certificaten van deelname moeten worden verstrekt, zodat kandidaten deze kunnen overleggen bij hun eindgesprek (zie artikel 24, derde lid van de Regeling Beroepservaringperiode).

In artikel 7 is tevens geregeld dat het bureau architectenregister controles kan uitvoeren op deze ‘in company trainingen’.

De voorzitter van het bestuur van het bureau architectenregister, A. Rijckenberg.

Naar boven