Wijziging van enige fiscale uitvoeringsregelingen en van enige overige uitvoeringsregelingen alsmede van de Wet inkomstenbelasting 2001

10 juni 2013

Nr. DB2013-301M

Directoraat-generaal voor Fiscale Zaken/Directie Directe Belastingen/Directie Douane en Verbruiksbelasting

De Staatssecretaris van Financiën,

Handelende wat artikel 3.13 van de Wet inkomstenbelasting 2001 betreft, na overleg met de Minister van Economische Zaken;

Handelende wat de artikelen 3.36 en 5.14 van de Wet inkomstenbelasting 2001 betreft, in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken en de Minister van Infrastructuur en Milieu;

Handelende wat artikel 3.42 van de Wet inkomstenbelasting 2001, artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer en de artikelen 2:1 en 2:2 van het Algemeen douanebesluit betreft, in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken;

Handelende wat artikel 3.42a van de Wet inkomstenbelasting 2001 betreft, in overeenstemming met de Minister van Infrastructuur en Milieu;

Handelende wat de artikelen 13 en 28 van de Wet op de loonbelasting 1964 betreft, in overeenstemming met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelet op de artikelen 3.13, 3.36, 3.42, 3.42a, 5.14 en 10.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001, de artikelen 13, 28 en 28a van de Wet op de loonbelasting 1964, artikel 10eb van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965, artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer, de artikelen 11, 25 en 34e van de Wet op de omzetbelasting 1968, tabel II, onderdeel a, post 8, onder a en b, behorende bij de Wet op de omzetbelasting 1968, de artikelen 2:1, 6:3 en 9:5 van de Algemene douanewet, de artikelen 2:1 en 2:2 van het Algemeen douanebesluit, de artikelen 40, 69a, 70, 71, 71a, 71b, 71c, 71d, 71e, 71g, 71h en 75 van de Wet op de accijns, de artikelen 23 en 31 van de Wet op de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten in samenhang met de artikelen 56 en 68 van de Wet op de accijns, de artikelen 39 en 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de artikelen 25, 25a, 26 en 67 van de Invorderingswet 1990, artikel 10 van de Registratiewet 1970, artikel 2a van het Uitvoeringsbesluit Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, artikel 8.21 van de Belastingwet BES, de artikelen 2.2, 2.6, 2.7 en 2.8 van het Uitvoeringsbesluit Douane- en Accijnswet BES en – in samenhang met artikel 26 van de Invorderingswet 1990 – artikel 232e van de Provinciewet, artikel 255 van de Gemeentewet, artikel 144 van de Waterschapswet, artikel 8a.40 van de Wet luchtvaart en artikel 93a van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

Besluit:

ARTIKEL I

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A

In de in artikel 3.19, tweede lid, opgenomen tabel wordt in de derde kolom ‘€ 15 600’ vervangen door: € 15 900.

B

In artikel 3.112, vijfde lid, wordt ‘€ 10 400’ vervangen door: € 10 600.

C

In artikel 10.3, achtste lid, wordt ‘0,8%-punt’ vervangen door: 0,85%-punt.

ARTIKEL II

In de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 wordt in artikel 6, eerste lid, onderdeel i, ‘Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie’ vervangen door: Minister van Economische Zaken.

ARTIKEL III

In de Uitvoeringsregeling willekeurige afschrijving 2001 wordt in artikel 4 ‘Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie’ vervangen door: Minister van Economische Zaken.

ARTIKEL IV

De Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4 wordt ‘Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie’ vervangen door: Minister van Economische Zaken.

B

In artikel 5, eerste, derde, vierde, vijfde en zesde lid, wordt ‘Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie’ vervangen door: Minister van Economische Zaken.

C

In artikel 6, eerste lid, wordt ‘Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie’ telkens vervangen door: Minister van Economische Zaken.

ARTIKEL V

In de Meldingsregeling milieu-investeringsaftrek 2001 wordt in artikel 3 ‘Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie’ vervangen door: Minister van Economische Zaken.

ARTIKEL VI

De Regeling groenprojecten buitenland 2002 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, tweede lid, onderdeel h, wordt ‘Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie’ vervangen door: ‘Minister van Economische Zaken’. Voorts wordt ‘Minister van Buitenlandse Zaken’ vervangen door: Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

B

In artikel 10, vierde lid, wordt ‘Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie’ vervangen door ’Minister van Economische Zaken’. Voorts wordt ‘Minister van Buitenlandse Zaken’ vervangen door: Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

ARTIKEL VII

De Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1 wordt ‘de artikelen 2e en 10e’ vervangen door: de artikelen 2e, 10e en 10eb.

B

In artikel 3.12, vierde lid, wordt ‘verordening (EU) 883/2004 (Pb EU L314)’ vervangen door: Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (PbEU 2004, L 166).

C

In artikel 7.6, eerste lid, wordt ‘onderdeel f’ vervangen door: onderdeel g.

D

Artikel 12.4 vervalt.

ARTIKEL VIII

De Regeling gegevensuitvraag loonaangifte wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1a.1, derde lid, onderdeel a, onder 18°, en vierde lid, onderdeel f, onder 15°, wordt ‘WGA’ vervangen door: Whk.

B

Artikel 1a.3, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel c vervallen de onderdelen 3°, 4°, 5°, 6°, 7°, 8°, 9°, 15°, 16°, 17°, 19°, 20°, 21° en 22° onder vernummering van de onderdelen 10°, 11°, 12°, 13°, 14° en 18° tot onderdelen 3° tot en met 8°.

2. In onderdeel d vervallen de onderdelen 3°, 4°, 5°, 6°, 7°, 19°, 21° en 22° onder vernummering van de onderdelen 8°, 9°, 10°, 11°, 12°, 13°, 14°, 15°, 16°, 17°, 18° en 20° tot onderdelen 3° tot en met 14°.

3. Onderdeel d, onder 5° (nieuw), komt te luiden:

  • 5°. gedifferentieerde premie WGA;.

4. Onderdeel d, onder 9° (nieuw), komt te luiden:

  • 9°. werkgeversheffing Zvw;.

5. Onderdeel e vervalt onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel d door een punt.

ARTIKEL IX

De Uitvoeringsregeling werknemersspaarregelingen en winstdelingsregelingen wordt ingetrokken.

ARTIKEL X

In de Regeling vrijstelling overdrachtsbelasting stedelijke herstructurering wordt in artikel 1, tweede lid, onderdeel c, artikel 2, tweede en derde lid, en artikel 4, derde lid, ‘Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties’ vervangen door: Minister voor Wonen en Rijksdienst.

ARTIKEL XI

In de Regeling vrijstelling overdrachtsbelasting voor investeringen in stedelijke herstructurering wordt in artikel 1, tweede lid, onderdeel d, ‘Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties’ vervangen door: Minister voor Wonen en Rijksdienst.

ARTIKEL XII

De Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, wordt ‘11, eerste lid, onderdelen a, onder 2°, b, onder 5°, en p’ vervangen door: 11, eerste lid, onderdelen a, onder 2°, b, onder 5°, p en v.

B

Na artikel 7 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7a

Tot leveringen en diensten die voortvloeien uit activiteiten ter verkrijging van financiële steun als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel v, van de wet, behoren niet verstrekkingen van spijzen en dranken die samenhangen met evenementen gelegen in de persoonlijke sfeer.

C

In artikel 19, artikel 20, onderdelen b en c, artikel 21, aanhef en onderdeel b, artikel 23a, tweede en derde lid, artikel 30a en artikel 31, eerste lid, onderdeel d, wordt ‘Gemeenschap’ vervangen door: Unie.

D

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘Gemeenschap’ telkens vervangen door: Unie.

2. In het derde lid wordt ‘Gemeenschap’ vervangen door: Unie.

E

Aan artikel 25, tweede lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: Indien het verzoek wordt gedaan op of voorafgaand aan de dag van het starten met het verrichten van belaste economische activiteiten, kan, in afwijking van de vorige volzin, de ontheffing worden verleend met ingang van de dag waarop met deze activiteiten wordt gestart.

F

In artikel 32, eerste lid, wordt ‘levensmiddelen’ vervangen door: levensmiddelen, tabaksproducten.

ARTIKEL XIII

De Algemene douaneregeling wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1:2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel g vervalt ‘van de Europese Unie’. Voorts wordt ‘(PbEG L 324)’ vervangen door: (PbEU 2009, L 324).

2. In onderdeel h wordt ‘verordening 376/2008’ vervangen door: Verordening 376/2008.

3. In onderdeel i wordt ‘verordening 612/2009’ vervangen door ‘Verordening 612/2009’. Voorts wordt ‘(PbEU L 186)’ vervangen door: (PbEU 2009, L 186).

B

In artikel 1:13, onderdeel e, wordt ‘toegelaten exporteur’ vervangen door ‘toegelaten exporteur’. Voorts wordt ‘(PbEG L 165)’ vervangen door: (PbEG 2001, L 165).

C

In artikel 1:15, eerste lid, onderdeel c, wordt ‘de Plantenziektekundige Dienst van het Ministerie van Economische zaken, Landbouw en Innovatie’ vervangen door: de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Economische Zaken.

D

Artikel 1:17 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘Ministers van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en van Financiën’ vervangen door: Ministers voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en van Financiën.

2. In het derde lid wordt ‘Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie’ vervangen door: Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

E

In het opschrift van HOOFDSTUK 2, het opschrift van AFDELING 2.1, artikel 2:3, tweede lid, onderdelen a en e, het opschrift van HOOFDSTUK 6, artikel 6:1, eerste en tweede lid, artikel 6:2, eerste lid, artikel 6:4, eerste lid, artikel 6:5, artikel 7:4, derde lid, en artikel 7:30 wordt ‘Gemeenschap’ vervangen door: Unie.

F

In artikel 2:5, vijfde lid, wordt ‘richtlijn nr.’ vervangen door ‘Richtlijn’. Voorts wordt ‘(PbEG L 1169)’ vervangen door: (PbEG 2000, L 169).

G

In artikel 2:12, tweede lid, wordt ‘Verordeningen’ vervangen door ‘verordeningen’. Voorts wordt ‘de Commissie van de Europese Gemeenschappen’ vervangen door: de Europese Commissie.

H

In artikel 3:3 wordt ‘PbEU 2001, L341’ vervangen door: PbEG 2001, L 341.

I

In artikel 3:10, tweede lid, wordt ‘artikel 12, tweede lid, derde alinea’ vervangen door: artikel 12, eerste lid, derde alinea.

J

In artikel 3:13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en tweede lid wordt ‘PbEG 2009, L 30’ vervangen door: PbEU 2009, L 30.

2. In het derde lid, onderdeel d, wordt ‘Verordening 1234/2007’ vervangen door ‘Verordening (EG) nr. 1234/2007’. Voorts wordt ‘landbouwproducten’ vervangen door: landbouwproducten (‘Integrale-GMO-verordening’).

K

In artikel 3:14, derde lid, wordt ‘Richtlijn nr. 2002/56/EG’ vervangen door ‘Richtlijn 2002/56/EG’. Voorts wordt ‘PbEU 2002, L 193’ vervangen door: PbEG 2002, L 193.

L

In artikel 3:15 wordt ‘Verordening (EEG) nr. 2342/92 van de Commissie van 7 augustus 1992 betreffende de invoer van raszuivere fokrunderen uit derde landen en de toekenning van uitvoerrestituties voor deze dieren en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1544/79 (PbEG 1992, L 227)’ vervangen door: Verordening (EG) nr. 133/2008 van 14 februari 2008 betreffende de invoer van raszuivere fokrunderen uit derde landen en de toekenning van uitvoerrestituties voor deze dieren (PbEU 2008, L 41).

M

Artikel 3:16 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘landbouwproducten’ vervangen door: landbouwproducten (‘Integrale-GMO-verordening’).

2. In het derde lid wordt ‘Gemeenschap’ vervangen door: Europese Unie.

3. In het vierde lid wordt ‘Verordening (EG) nr. 659/2007 van de Commissie van 14 juni 2007 betreffende de opening en de wijze van beheer van invoertariefcontingenten voor stieren, koeien en vaarzen, niet bestemd voor de slacht, van bepaalde bergrassen’ vervangen door: Verordening (EG) nr. 438/2009 van de Commissie van 26 mei 2009 betreffende de opening en de wijze van beheer van communautaire invoertariefcontingenten voor stieren, koeien en vaarzen, niet bestemd voor de slacht, van bepaalde bergrassen (PbEU 2009, L 128).

N

Artikel 3:19 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt ‘communautaire verplichting’ vervangen door: EU-verplichting.

2. In het vijfde lid vervalt ‘van de Europese Unie’. Voorts wordt ‘(PbEU 1995, L 145)’ vervangen door: (PbEG 1995, L 145).

O

Artikel 4:1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt ‘(PbEG L 256)’ vervangen door: (PbEG 1987, L 256).

2. In onderdeel a wordt ‘(PbEG L 224)’ vervangen door: (PbEG 1990, L 224).

3. In onderdeel b wordt ‘(PbEG L 382)’ vervangen door: (PbEG 1988, L 382).

P

Artikel 4:2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘Beschikking 93/623/EEG van de Commissie van 20 oktober 1993 tot vaststelling van het identificatiedocument (paspoort) dat geregistreerde paardachtigen moet vergezellen (PbEG L 298)’ vervangen door: Verordening (EG) Nr. 504/2008 van de Commissie van 6 juni 2008 ter uitvoering van de Richtlijnen 90/426/EEG en 90/427/EEG van de Raad wat betreft methoden voor de identificatie van paardachtigen (PbEU 2008, L 149).

2. In onderdeel b wordt ‘Gemeenschap’ vervangen door: Unie.

Q

Artikel 4:3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a komt te luiden:

  • a. zij vergezeld gaan van een stamboek- en fokkerijcertificaat, ondertekend door een instantie die door de bevoegde autoriteit in het derde land is erkend voor de uitvoering van Richtlijn 94/28/EG van de Raad van 23 juni 1994 tot vaststelling van de beginselen inzake zoötechnische en genealogische voorschriften voor de invoer uit derde landen van dieren, alsmede van sperma, eicellen en embryo’s en tot wijziging van Richtlijn 77/504/EEG betreffende raszuivere fokrunderen (PbEG 1994, L 178);.

2. In onderdeel b wordt ‘Gemeenschap’ vervangen door: Unie.

R

In artikel 4:5, onderdeel b, wordt ‘de Raad of van de Commissie van de Europese Gemeenschappen’ vervangen door: de Raad van de Europese Unie of van de Europese Commissie.

S

In artikel 4:6 wordt ‘communautaire goederen’ vervangen door: EU-goederen.

T

De artikelen 5:2 en 5:3 vervallen.

U

In artikel 5:4, eerste lid, wordt ‘(PbEG L 348)’ vervangen door ‘(PbEU 2008, L 348)’. Voorts wordt ‘Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie’ vervangen door: Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

V

In artikel 5:5, eerste lid, wordt ‘, (PbEG L 67),’ vervangen door ‘(PbEG 1994, L 67)’. Voorts wordt ‘Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie’ vervangen door: Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

W

Artikel 5:8 vervalt.

X

In artikel 5:9, eerste lid, vervalt ‘van de Europese Unie’. Voorts wordt ‘(PbEU L 200)’ vervangen door: (PbEU 2005, L 200).

Y

Artikel 5:10, wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘Verordening (EG) nr. 953/2003 ter voorkoming van verlegging van het handelsverkeer in bepaalde belangrijke geneesmiddelen naar de Europese Unie (PbEU L 135)’ vervangen door: Verordening (EG) nr. 953/2003 van de Raad van 26 mei 2003 ter voorkoming van verlegging van het handelsverkeer in bepaalde belangrijke geneesmiddelen naar de Europese Unie (PbEU 2003, L 135).

2. In het tweede lid wordt ‘Minister van Economische Zaken’ vervangen door: Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Z

Artikel 6:3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘Gemeenschap’ vervangen door: Unie.

2. In het tweede lid wordt ‘Gemeenschap’ telkens vervangen door: Unie.

AA

Artikel 7:1, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt ‘(PbEG L 256)’ vervangen door: (PbEG 1987, L 256).

2. In het tweede aandachtstreepje wordt ‘van de Raad’ vervangen door ‘van de Raad van 20 december’. Voorts wordt ‘partnerschapsovereenkomst van 20 december 2007’ vervangen door: partnerschapsovereenkomst.

3. In het derde aandachtstreepje, wordt ‘Montenegro’ vervangen door ’Montenegro, Peru’. Voorts wordt ‘Zuid-Afrika’ vervangen door: Zuid-Afrika, Zuid-Korea.

4. In het vierde aandachtstreepje wordt ‘(PbEG van 20 maart 1998, L 86)’ vervangen door: (PbEG 1998, L 86).

BB

Artikel 7:28, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdelen d, e en f wordt ‘Gemeenschap’ vervangen door: Unie.

2. In onderdeel g wordt ‘Gemeenschap’ telkens vervangen door: Unie.

CC

In artikel 7:29, derde lid, en 10:1, eerste lid, wordt ‘Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie’ vervangen door: Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

DD

In artikel 7:30 wordt ‘Gemeenschap’ vervangen door ‘Unie’. Voorts wordt ‘Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie’ vervangen door: Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

EE

Bijlage VI wordt als volgt gewijzigd:

1. In de Inleiding wordt ‘communautaire codes’ telkens vervangen door: EU-codes. Voorts wordt ‘Lidstaten’ vervangen door ‘lidstaten’ en wordt ‘communautaire toelichting’ vervangen door ‘EU-toelichting’. Ten slotte wordt ‘communautaire aanwijzingen’ vervangen door: EU-aanwijzingen.

2. Titel I, Deel A, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘de communautaire wetgeving’ vervangen door: bindende EU-rechtshandelingen.

2. In onderdeel b wordt ‘Gemeenschap’ vervangen door: Unie.

3. Onderdeel c komt te luiden:

  • c. wanneer bindende EU-rechtshandelingen daar uitdrukkelijk in voorzien.

4. In de tekst na onderdeel c wordt ‘Gemeenschap’ telkens vervangen door ‘Unie’. Voorts wordt ‘communautaire status’ vervangen door ‘EU-status’ en wordt ‘communautaire karakter’ telkens vervangen door ‘EU-karakter’. Ten slotte wordt ‘de Wet op de verbruiksbelasting’ vervangen door: de Wet op de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten.

3. Titel I, Deel B, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste alinea wordt ‘communautaire matrix’ telkens vervangen door ‘EU-matrix’. Voorts wordt ‘communautair karakter’ vervangen door: EU-karakter.

2. In de Opschriften van de kolommen in de nationale matrix wordt ‘Communautair karakter’ vervangen door: EU-karakter.

3. In voetnoten 12 en 13 bij de Nationale matrix wordt ‘Gemeenschap’ vervangen door: Unie.

4. In voetnoten 16 en 17 bij de Nationale Matrix wordt ‘wanneer de communautaire wetgeving daarin voorziet’ vervangen door: wanneer de bindende EU-rechtshandelingen daarin voorzien.

5. In voetnoot 28 wordt ‘Toepassingsverordening Communautair douanewetboek’ vervangen door: Tvo.CDW.

4. In Titel II, aanhef, wordt ‘communautaire- en nationale codes’ vervangen door: EU- en nationale codes.

5. Titel II, Deel A, wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift wordt ‘communautair karakter’ vervangen door: EU-karakter.

2. In vak 1 wordt ‘communautaire code’ telkens vervangen door: EU-code.

3. In de vakken 2, 14, 15, 18, 22, 26, 29, 34, 49 en 53 wordt ‘communautaire code’ vervangen door: EU-code.

4. In vak 8 vervalt ‘Voor goederen met voorfinanciering die met bestemming uitvoer in een douane-entrepot worden opgeslagen is de geadresseerde verantwoordelijk voor de voorfinanciering of voor het entrepot waar de goederen worden opgeslagen’. Voorts wordt ‘communautaire code’ vervangen door: EU-code.

5. In vak 17 wordt ‘communautaire code’ vervangen door ‘EU-code’. Voorts vervalt ‘Wanneer goederen met prefinanciering onder het stelsel van douane-entrepots worden geplaatst, wordt in dit vak het land vermeld waarvoor de goederen zijn bestemd. (Voor een nadere toelichting op het gebruik van de code, zie deel D van Titel II.)’.

6. In de vakken 19, 21, 25 en 29 wordt ‘communautaire code’ wordt vervangen door ‘EU-code’. Voorts wordt ‘Gemeenschap’ vervangen door: Unie.

7. In de vakken 20 en 24 wordt ‘communautaire codes’ vervangen door: EU-codes.

8. In vak 27 wordt ‘Gemeenschap’ vervangen door: Unie.

9. In vak 31, onder 1, wordt ‘communautaire code’ vervangen door: EU-code.

10. In vak 31, onder 4, wordt ‘(PbEU L 186)’ vervangen door: (PbEU 2009, L 186).

11. In vak 37 wordt ‘communautaire- en nationale codes’ vervangen door: EU- en nationale codes.

12. In vak 40 wordt ‘communautaire codes’ vervangen door ‘EU-codes’. Voorts wordt ‘communautaire code’ vervangen door: EU-code.

13. In vak 44 wordt ‘communautaire- of nationale codes’ vervangen door ‘EU- of nationale codes’. Voorts wordt ‘worden de volgende vragen en de antwoorden op die vragen in het vak opgenomen:

aanvraag restitutie ja/nee

aanvraag voorschot ja/nee’ vervangen door: wordt de vraag en het antwoord op die vraag in het vak opgenomen: aanvraag restitutie ja/nee.

14. In vak 44, 1. Bijzondere vermeldingen, onder c, wordt ‘Gemeenschap’ telkens vervangen door: Unie.

15. In vak 44, 1. Bijzondere vermeldingen, onder e en f, wordt ‘communautaire code’ vervangen door: EU-code.

16. In vak 46 wordt ‘communautaire voorschriften’ vervangen door: bindende EU-rechtshandelingen.

17. In vak 51 wordt ‘Gemeenschap’ telkens vervangen door ‘Unie’. Voorts wordt ‘communautaire code’ vervangen door: EU-code.

18. In vak 52 wordt ‘communautaire codes’ telkens vervangen door: EU-codes.

6. Titel II, Deel C, wordt als volgt gewijzigd:

1. In vak 1 wordt ‘communautaire code’ vervangen door ‘EU-code’. Voorts wordt ‘communautaire- of nationale code’ vervangen door: EU- of nationale code.

2. In de vakken 8, 15, 17, 22, 26, 34, 43 en 49 wordt ‘communautaire code’ vervangen door: EU-code.

3. In vak 14 wordt ‘communautaire code’ telkens vervangen door: EU-code.

4. In de vakken 19, 21 en 25 wordt ‘communautaire code’ vervangen door ‘EU-code’. Voorts wordt ‘Gemeenschap’ vervangen door: Unie.

5. In de vakken 20, 24 en 40 wordt ‘communautaire codes’ vervangen door: EU-codes.

6. In vak 31, onder 1, wordt ‘communautaire code’ vervangen door: EU-code.

7. In vak 31, onder 2, wordt ‘communautaire goederen’ vervangen door: EU-goederen.

8. In vak 31, onder 4, vervalt ‘ingevolge de In- en uitvoerbeschikking landbouwgoederen 1981’. Voorts wordt ‘vermelden’ vervangen door: vermelden zoals die voor die goederen is vastgesteld in het gebruikstarief,.

9. In vak 36 wordt ‘Gemeenschap’ vervangen door ‘Unie’. Voorts wordt ‘Richtlijn 77/388/EEG’ vervangen door ‘Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PbEU 2006, L 112)’. Ten slotte wordt ‘communautaire code’ vervangen door ‘EU-code’ en wordt ‘communautaire preferenties’ vervangen door: EU-preferenties.

10. In de vakken 37 en 47 wordt ‘communautaire- of nationale codes’ vervangen door: EU- of nationale codes.

11. In vak 39 wordt ‘communautaire preferenties’ vervangen door: EU-preferenties.

12. In vak 44 wordt ‘communautaire- en nationale code’ vervangen door: EU-code.

13. In vak 44, 1. Bijzondere vermeldingen, onder b, wordt ‘communautaire code’ vervangen door: EU-code.

14. In vak 44, 1. Bijzondere vermeldingen, onder d, wordt ‘omzetbelastingnummer’ vervangen door: btw-identificatienummer.

15. In vak 46 wordt ‘communautaire voorschriften’ vervangen door ‘bindende EU-rechtshandelingen’. Voorts wordt ‘niet-communautaire goederen’ vervangen door ‘niet-EU-goederen’. Ten slotte wordt ‘communautaire goederen’ vervangen door: EU-goederen.

7. In het opschrift van Titel II, Deel D, wordt ‘Communautaire- en Nationale Codes’ vervangen door: EU- en Nationale Codes.

8. Titel II, Deel D, II. Toelichting op de codes, wordt als volgt gewijzigd:

1. In vak 2 wordt ‘de communautaire alfabetische codificering’ vervangen door ‘de alfabetische codificering van de Unie’. Voorts wordt ‘Gemeenschapsrecht’ vervangen door ‘Unierecht’. Ten slotte wordt ‘verordening (EG) nr. 1172/95 van de Raad van 22 mei 1995 betreffende de statistieken van het goederenverkeer van de Gemeenschap en haar lidstaten met derde landen (PB L 118 van 25.5.1995)’ vervangen door ‘Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1172/95 van de Raad (PbEU 2009, L 152)’ en wordt ‘Commissie’ vervangen door: Europese Commissie.

2. In vak 31, Aard van de colli, wordt ‘UN/ECE aanbeveling nr. 21/rev. 4, mei 2002’ vervangen door: UN/ECE aanbeveling nr. 21/rev. 9, 2012.

3. In vak 33, eerste deelvak, wordt ‘Gemeenschap’ vervangen door: Unie.

4. In vak 33, tweede deelvak, wordt ‘specifieke communautaire maatregelen’ vervangen door: specifieke EU-maatregelen.

5. In vak 36 wordt ‘Commissie’ vervangen door: Europese Commissie.

6. In vak 37, A. Eerste deelvak, wordt ‘communautaire middelen’ vervangen door: eigen middelen van de EU.

7. In vak 37, A. Eerste deelvak, code 01, wordt ‘Gemeenschap’ telkens vervangen door ‘Unie’. Voorts wordt ‘richtlijn 77/388/EEG van de Raad (PB L 145 van 13.6.1977, blz. 1)’ vervangen door: Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PbEU 2006, L 347).

8. In vak 37, A. Eerste deelvak, code 10, wordt ‘communautaire goederen’ telkens vervangen door ‘EU-goederen’. Voorts wordt ‘Gemeenschap’ vervangen door ‘Unie’. Ten slotte wordt ‘richtlijn 77/388/EEG (PB L 145 van 13.6.1977, blz. 1)’ vervangen door: Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PbEU 2006, L 347).

9. In vak 37, A. Eerste deelvak, code 11, wordt ‘communautaire goederen’ vervangen door: EU-goederen.

10. In vak 37, A. Eerste deelvak, code 22, wordt ‘Verordening nr. 3036/94 van de Raad’ vervangen door: Verordening (EG) nr. 3036/94 van de Raad van 8 december 1994 houdende instelling van een regeling voor economische passieve veredeling die van toepassing is op bepaalde textielprodukten en kledingartikelen die worden wederingevoerd in de Gemeenschap na bewerking of verwerking in bepaalde derde landen (PbEG 1994, L 322).

11. In vak 37, A. Eerste deelvak, code 31, wordt ‘niet-communautaire goederen’ vervangen door: niet-EU-goederen.

12. In vak 37, A. Eerste deelvak, code 43, wordt ‘Gemeenschap’ vervangen door: Unie.

13. In vak 37, A. Eerste deelvak, code 49, wordt ‘communautaire goederen’ vervangen door ‘EU-goederen’ en wordt ‘Gemeenschap’ vervangen door ‘Unie’. Voorts worden ‘richtlijn 77/388/EEG’ en ‘Richtlijn 77/388/EEG (omzetbelasting)’ vervangen door: Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PbEU 2006, L 347).

14. In vak 37, A. Eerste deelvak, code 54, wordt ‘intracommunautaire handel’ vervangen door: handel tussen de lidstaten van de EU.

15. In vak 37, A. Eerste deelvak, vervalt ‘Code 76: (Plaatsing onder het stelsel van douane-entrepots of in een vrije zone met voorfinanciering van producten of goederen die bestemd zijn om in ongewijzigde staat wederuitgevoerd te worden)

Voorbeeld: Opslag van voor uitvoer bestemde goederen met voorfinanciering (artikel 5, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 565/80 van de Raad van 4 maart 1980 betreffende de vooruitbetaling van de uitvoerrestituties voor landbouwproducten (PB L 62 van 7.3.1980, blz. 5)).

Code 77: (Opslag in douane-entrepot, vrije zone of vrij entrepot met voorfinanciering van verwerkte producten of goederen die bestemd zijn om na behandeling te worden uitgevoerd)

Voorbeeld: Opslag van voor uitvoer bestemde verwerkte producten en uit basisproducten verkregen goederen met voorfinanciering (artikel 4, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 565/80)).’.

16. In vak 37, A. Eerste deelvak, code 92, wordt ‘intracommunautaire handel’ vervangen door: handel tussen de lidstaten van de EU.

17. In vak 37, B. Tweede deelvak, wordt ‘communautaire regeling’ vervangen door ‘bindende EU-rechtshandeling’. Voorts wordt ‘communautaire code’ vervangen door: EU-code.

18. In vak 44, 1. Bijzondere vermeldingen, wordt ‘communautaire wetgeving voorschrijft’ vervangen door ‘bindende EU-rechtshandelingen voorschrijven’ en wordt ‘communautaire vermeldingen’ vervangen door ‘EU-vermeldingen’. Voorts wordt ‘communautaire wetgeving schrijft voor’ vervangen door ‘bindende EU-rechtshandelingen schrijven voor’. Ten slotte wordt ‘Communautaire wetgeving niet is bepaald’ vervangen door: bindende EU-rechtshandelingen niet is bepaald’.

19. In vak 44, 2. Overgelegde documenten, certificaten en vergunningen, wordt ‘communautaire of internationale vergunningen’ vervangen door ‘EU- of internationale vergunningen’. Voorts wordt ‘www.douane.nl/taric-nl ’ vervangen door: http://gebruikstarief.douane.nl .

20. In vak 47 wordt ‘communautair vastgestelde codes’ vervangen door: EU-codes. Voorts wordt ‘Communautaire rechten’ telkens vervangen door ‘EU-rechten’. Ten slotte wordt ‘Communautaire renten’ vervangen door: EU-renten.

9. In Titel II, Deel D, III. Overzicht van de te gebruiken tabellen, wordt de rubrieknaam van vak 36 ‘Preferentie (communautaire)’ vervangen door ‘Preferentie (EU)’. Voorts wordt in de rubrieknaam van vak 39 ‘(combinaties met communautaire preferenties vak 36)’ vervangen door: (combinaties met EU-preferenties vak 36).

10. In Titel III, onderdeel B, derde aandachtstreepje, wordt ‘communautaire karakter’ vervangen door: EU-karakter.

FF

Bijlage VII wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste tabel wordt ‘Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007,’ vervangen door ‘Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007’. Voorts wordt ‘(Integrale-GMO-verordening); (PbEG L 299)’ vervangen door: (‘Integrale-GMO-verordening’) (PbEU 2007, L 299).

2. In onderdeel I, onder f, wordt ‘Verordening (EG) no. 1493/1999 de Raad van 17 mei 1999, houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt, met uitzondering van de post 0806 1090 (PbEg L179)’ vervangen door ‘Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (‘Integrale-GMO-verordening’) (PbEU 2007, L 299)’. Voorts wordt ‘alle goederen die vallen onder Verordening (EG) no. 1493/1999,’ vervangen door: alle goederen die vallen onder artikel 1, eerste lid, onder l, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

3. In onderdeel I, onder l, wordt ‘Verordening (EG) no. 3448/93 van de Raad van 6 december 1993 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde, door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen; (PbEG L 318)’ vervangen door ‘Verordening (EG) nr. 1216/2009 van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde, door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen (PbEU 2009, L 328)’. Voorts wordt ‘Verordening (EEG) nr. 3448/93’ telkens vervangen door ‘Verordening (EG) nr. 1216/2009’ en wordt ‘Verordening (EEG) nr. 2924/90’ vervangen door ‘Verordening (EEG) nr. 2921/90’. Ten slotte wordt ‘Verordening (EEG) no. 2921/90’ vervangen door: Verordening (EEG) nr. 2921/90.

4. In onderdeel I, onder m, wordt ‘Verordening (EG) no. 1043/2005 van de Commissie van 30 juni 2005 houdende de tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 3448/93 van de Raad met betrekking tot de regeling aangaande de toekenning van restituties bij uitvoer en van bepaalde landbouwproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het verdrag vallen, en de criteria voor de vaststelling van de restitutiebedragen (PbEG L 177)’ vervangen door ‘Verordening (EU) nr. 578/2010 van de Commissie van 29 juni 2010 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1216/2009 van de Raad, met betrekking tot de regeling aangaande de toekenning van restituties bij uitvoer van bepaalde landbouwproducten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I bij het Verdrag vallen, en de criteria voor de vaststelling van de restitutiebedragen (PbEU 2010, L 171)’. Voorts wordt ‘artikel I, eerste lid van Verordening (EG) no. 1043/2005’ vervangen door: artikel 1, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 578/2010.

5. In onderdeel III, onder c, wordt ‘Verordening (EEG) no. 2783/75 van de Raad van 29 oktober 1975, betreffende een gemeenschappelijke regeling van het handelsverkeer voor ovoalbumine en lactoalbumine; (PbEG L 282)’ vervangen door ‘Verordening (EG) nr. 614/2009 van de Raad van 7 juli 2009 betreffende een gemeenschappelijke regeling van het handelsverkeer voor ovoalbumine en lactoalbumine (PbEU 2009, L 181)’. Voorts wordt ‘Alle goederen die vallen onder Verordening (EEG) no. 2783/75’ vervangen door: Alle goederen die vallen onder Verordening (EG) nr. 614/2009.

6. In onderdeel IV, onder b, wordt ‘Verordening (EEG) no. 2730/75 van de Raad van 29 oktober 1975, betreffende glucose en lactose (PbEG L 281)’ vervangen door: Verordening (EG) nr. 1667/2006 van de Raad van 7 november 2006 betreffende glucose en lactose (PbEU 2006, L 312).

7. In onderdeel IV, onder d, wordt ‘Verordening (EG) nr. 2535/2001 van de Commissie van 14 december 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad voor de invoerregeling voor melk en zuivelproducten inhoudende opening van tariefcontingenten’ vervangen door: Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (‘Integrale-GMO-verordening’) (PbEU 2007, L 299).

8. In onderdeel IV, onder e, wordt ‘Besluit van de Raad’ vervangen door ‘Besluit 2001/822/EG van de Raad’. Voorts wordt ‘Europese Gemeenschap (2001/822/EG) (PbEG L 314)’ vervangen door: Europese Economische Gemeenschap (‘LGO-besluit’) (PbEG 2001, L314).

9. In onderdeel VI, onder a, wordt ‘Verordening (EG) no. 2200/96 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit; (PbEG L 297)’ vervangen door ‘Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (‘Integrale-GMO-verordening’) (PbEU 2007, L 299)’. Voorts wordt ‘artikel 1 van Verordening (EG) nr. 2200/96’ telkens vervangen door: artikel 1, eerste lid, onder i, en artikel 1, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

10. In onderdeel VI, onder c, wordt ‘Verordening (EG) no. 2201/96 van de Raad van 28 oktober 1996 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector verwerkte producten op basis van groenten en fruit (PbEG L 279)’ vervangen door ‘Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (‘Integrale-GMO-verordening’) (PbEG 2007, L 299)’. Voorts wordt ‘artikel 1, tweede lid, letters a en b, van Verordening (EG) no. 2201/96’ vervangen door ‘artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van Verordening (EG) nr. 1234/2007’. Ten slotte wordt ‘Verordening (EE) no. 2201/96’ vervangen door: Verordening (EG) nr. 1234/2007.

11. In onderdeel VI, onder d, wordt ‘Verordening (EG) no. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999, houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt, met uitzondering van de posten 0806 1093, 0806 1095 en 0806 1097 alsmede 2009 6011 t/m 2009 6090; (PbEG L 179)’ vervangen door: Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (‘Integrale-GMO-verordening’) (PbEU 2007, L 299).

12. In onderdeel VII, onder a, wordt ‘; (PbEG L 17)’ vervangen door: (PbEG 2000, L 17).

GG

Bijlage IXa wordt als volgt gewijzigd:

1. In Titel II, nummers 4, 11, 12, 13 en 20, wordt ‘Gemeenschap’ vervangen door: Unie.

2. In Titel III, nummers 9, 13, 15 en 17, wordt ‘Gemeenschap’ vervangen door: Unie.

HH

In de aanhef van Bijlage X, Bijlage XI, Bijlage XIII en Bijlage XV wordt ‘Verordening 1186/2009’ vervangen door: Verordening (EG) nr. 1186/2009 van de Raad van 16 november 2009 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen (Pb EU 2009, L 324).

II

Bijlage XIV wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt ‘Verordening 1186/2009’ vervangen door: Verordening (EG) nr. 1186/2009 van de Raad van 16 november 2009 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen (Pb EU 2009, L 324).

2. Het tweede en derde onderdeel alsmede de aanduiding ‘1.’ voor het eerste onderdeel vervallen.

ARTIKEL XIV

De Uitvoeringsregeling accijns wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘Gemeenschap’ vervangen door: Unie.

2. In het derde lid, aanhef, vervalt ‘, onderdeel e,’.

3. In het derde lid, onderdeel a wordt ‘; of’ vervangen door een puntkomma.

4. In het derde lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door ‘; of’, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. die accijnsgoederenplaats uitsluitend wordt aangewezen voor accijnsgoederen die met vrijstelling van accijns worden afgeleverd om te worden gebruikt aan boord van luchtvaartuigen in het verkeer van Nederland naar een andere lidstaat.

B

Artikel 32b wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Voor een verzoek om teruggaaf van accijns wordt gebruik gemaakt van een van rijkswege beschikbaar gesteld elektronisch formulier dat via elektronische weg wordt ingediend op de op dat formulier aangegeven wijze.

2. Onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot respectievelijk derde tot en met vijfde lid wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. De inspecteur kan ontheffing verlenen voor het gebruik van het van rijkswege beschikbaar gestelde elektronische formulier, bedoeld in het eerste lid.

C

In artikel 38, derde lid, wordt ‘artikel 75, tweede lid, onderdeel c’ vervangen door: artikel 75, eerste lid, onderdeel c.

D

Artikel 42 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘bedoeld in artikel 4’ vervangen door: genoemd in artikel 4.

2. In het derde lid, onderdeel e, onder 2°, wordt ‘het nettogewicht in grammen l’ vervangen door: het nettogewicht in grammen.

E

In artikel 49, tweede lid, wordt ‘aan andere dan wederverkopers’ vervangen door: aan anderen dan wederverkopers.

F

In artikel 50, derde lid, wordt ‘Een exemplaar’ vervangen door: Het exemplaar voor de inspecteur van het formulier, bedoeld in het tweede lid,’.

G

Bijlage A.1. Methode voor het bepalen van het alcoholgehalte als bedoeld in artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘de bijlage bij EEG-richtlijn 76/765 (Pb EG L 262) gewijzigd bij EEG-richtlijn 82/624 (Pb EG L 252) betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving van de lid-staten inzake alcoholmeters en areometers voor alcohol’ vervangen door: de bijlage bij Richtlijn 82/624/EEG van de Commissie van 1 juli 1982 houdende aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 76/765/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake alcoholmeters en areometers voor alcohol (PbEG 1982, L 252).

2. In het tweede lid wordt ‘Gemeenschappen’ vervangen door ‘Unie’. Voorts wordt ‘bijlage bij EEG-richtlijn 76/766 (Pb EG L 262)’ vervangen door: bijlage bij Richtlijn 76/766/EEG van de Raad van 27 juli 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake alcoholtabellen (PbEG 1976, L 262).

ARTIKEL XV

De Uitvoeringsregeling verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 14, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde aandachtstreepje wordt ‘lid-staat’ vervangen door: lidstaat.

2. In het vijfde aandachtstreepje wordt ‘communautaire douaneregeling’ vervangen door: EU-douaneregeling.

B

In artikel 18, tweede lid, onderdeel c, wordt ‘lid-staat’ vervangen door: lidstaat.

ARTIKEL XVI

De Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 40 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste, derde en vierde lid wordt ‘lid-staat’ telkens vervangen door: lidstaat.

2. In het eerste lid wordt ‘van de Europese Gemeenschappen’ vervangen door: van de Europese Unie.

3. In het vierde lid wordt ‘communautaire document’ vervangen door: EU-document.

B

Artikel 43c wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel d, wordt ‘Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie’ vervangen door: Minister van Economische Zaken.

2. Het eerste lid, onderdeel p, komt te luiden:

  • p. de Autoriteit Consument en Markt:

    • 1°. gegevens die van belang kunnen zijn voor de handhaving van de Mededingingswet, de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet;

    • 2°. gegevens die van belang kunnen zijn voor de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 2.2 van de Wet handhaving consumentenbescherming;.

3. In het eerste lid, onderdeel t, wordt ‘de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst/Holland Midden’ vervangen door: de landelijk directeur van de Belastingdienst/Grote ondernemingen.

4. In het eerste lid, onderdeel aa, wordt ‘Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties’ vervangen door: Minister voor Wonen en Rijksdienst.

5. Het eerste lid, onderdeel ac, wordt geletterd ab.

6. In het tweede lid wordt in de tweede volzin ‘alsmede de onderdelen h, i en t’ vervangen door: alsmede de onderdelen i en t.

7. In het tweede lid wordt in de tweede volzin ‘de directeur van de Belastingdienst/Holland Midden’ vervangen door: de landelijk directeur van de Belastingdienst/Grote ondernemingen.

C

In artikel 43d wordt ‘Artikel 43c, eerste lid, onderdeel aa’ vervangen door: Artikel 43c, eerste lid, onderdeel z.

ARTIKEL XVII

De Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, wordt ‘25’ vervangen door: 25, 25a.

B

Artikel 1b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘de hoofdstukken 1B en 1C’ vervangen door: de hoofdstukken 1B, 1C en 1D.

2. In het derde lid wordt ‘6a en 6b’ vervangen door: 6a, 6b en 6c.

3. In het derde lid wordt ‘6a, 6b en 6c’ vervangen door: 6a, 6b, 6c en 6d.

C

Na artikel 6c wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK ID. UITSTEL VAN BETALING VAN EXITHEFFINGEN

Artikel 6d
  • 1. De ontvanger verleent de belastingschuldige die een schriftelijk verzoek doet als bedoeld in artikel 25a, vierde lid, van de wet, uitstel van betaling voor belastingaanslagen voor zover daarin is begrepen vennootschapsbelasting of inkomstenbelasting als bedoeld in artikel 25a, eerste lid, van de wet. Het uitstel wordt verleend onder de voorwaarde dat bij het verzoek om uitstel van betaling aan de hand van schriftelijke bescheiden het bedrag aannemelijk wordt gemaakt van de voordelen, bedoeld in artikel 25a, eerste lid, van de wet.

  • 2. Gedurende de looptijd van het uitstel dient de belastingschuldige jaarlijks aan de hand van schriftelijke bescheiden aannemelijk te maken dat de voordelen, bedoeld in artikel 25a, eerste lid, van de wet, in dat jaar niet in aanmerking zouden zijn genomen indien hij belastingplichtig in Nederland zou zijn gebleven.

  • 3. Het tweede lid is niet van toepassing indien de belastingschuldige een verzoek doet als bedoeld in artikel 25a, derde lid, van de wet.

  • 4. Ingeval zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 25a, tweede lid, onderdeel a, van de wet, stelt de belastingschuldige de ontvanger daarvan onverwijld schriftelijk in kennis.

D

In artikel 7, tweede lid, ‘heffingsrente’ vervangen door: belastingrente.

E

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid vervalt.

2. Het tweede lid vervalt.

F

In de artikelen 12, eerste lid, en 13, tweede lid, vervalt: of artikel 3 van de Wet investeren in jongeren, zoals deze luidde op de dag voor inwerkingtreding van artikel II van de Wet van 22 december 2011 tot wijziging van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden (Stb. 650).

G

Artikel 14, derde en vierde lid, vervalt.

H

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, vervalt: of artikel 3 van de Wet investeren in jongeren, zoals deze luidde op de dag voor inwerkingtreding van artikel II van de Wet van 22 december 2011 tot wijziging van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden (Stb. 650).

2. In het eerste lid, onderdeel b, vervalt: of artikel 4 van de Wet investeren in jongeren, zoals deze luidde op de dag voor inwerkingtreding van artikel II van de Wet van 22 december 2011 tot wijziging van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden (Stb. 650).

3. In het tweede lid, onderdeel a, vervalt: of artikel 3 van de Wet investeren in jongeren, zoals deze luidde op de dag voor inwerkingtreding van artikel II van de Wet van 22 december 2011 tot wijziging van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden (Stb. 650),.

I

In artikel 19 vervalt: of artikel 3 van de Wet investeren in jongeren, zoals deze luidde op de dag voor inwerkingtreding van artikel II van de Wet van 22 december 2011 tot wijziging van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden (Stb. 650).

J

Artikel 28, eerste lid, onderdeel d, vervalt, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel c door een punt.

K

Hoofdstuk V wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift wordt ‘Slotbepalingen’ vervangen door: Slot- en overgangsbepalingen.

2. Vóór artikel 41 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 40d

Op natuurlijke personen die een uitkering genieten ingevolge de Wet werk en inkomen kunstenaars, zoals deze op 31 december 2011 luidde, blijven de artikelen 10, tweede lid, 14, derde en vierde lid, en 28, eerste lid, onderdeel d, zoals die artikelen luidden op 30 juni 2013, van toepassing.

ARTIKEL XVIII

In de Uitvoeringsregeling belastingen op milieugrondslag wordt in artikel 1, eerste lid, ‘19, tweede lid, onderdeel c, 27, derde lid, en eerste lid’ vervangen door: 19, tweede lid, onderdeel c, en 27, derde lid.

ARTIKEL XIX

In de Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt in artikel 9a ‘verordening’ vervangen door: Verordening.

ARTIKEL XX

In de Uitvoeringsregeling Belastingwet BES wordt artikel 8.9 als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel j, wordt ‘de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst/Holland Midden’ vervangen door: de landelijk directeur van de Belastingdienst/Grote ondernemingen.

2. In het eerste lid, onderdeel j, wordt ‘de Wet melding ongebruikelijke transacties BES en de Wet identificatie bij dienstverlening BES’ vervangen door: de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES.

3. In het tweede lid wordt ‘de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst/Holland Midden’ vervangen door: de landelijk directeur van de Belastingdienst/Grote ondernemingen.

ARTIKEL XXI

De Uitvoeringsregeling Douane- en Accijnswet BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2.81 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie’ vervangen door: Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

2. In onderdeel c wordt ‘verordening 428/2009’ vervangen door ‘Verordening 428/2009’. Voorts wordt ‘Gemeenschap’ vervangen door: Unie.

3. Onderdeel d komt te luiden:

d. Verordening 428/2009:

Verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad van 5 mei 2009 tot instelling van een communautaire regeling voor controle op de uitvoer, de overbrenging, de tussenhandel en de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik (PbEU 2009, L 134);.

B

In artikel 2.82 wordt ‘militaire goederen en technologie’ vervangen door: militaire goederen en technologie (PbEU 2008, L 335).

C

In artikel 2.84, derde lid, onderdeel c, wordt ‘de Gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen’ vervangen door: de lijst van goederen, genoemd in artikel 2.82.

ARTIKEL XXII

De regeling van de Staatssecretaris van Financiën van 28 december 1992 tot vaststelling van regels ter uitvoering van de Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 december 1992 tot wijziging van de richtlijnen 92/12/EEG en 92/81/EEG (accijns) (Stcrt. 1992, 252) wordt ingetrokken.

ARTIKEL XXIII

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2013.

  • 2. In afwijking van het eerste lid:

    • a. treden artikel VIII en artikel XII, onderdelen A en B, in werking met ingang van 1 januari 2014.

    • b. treedt artikel VII, onderdeel D, in werking met ingang van 1 januari 2022.

  • 3. Artikel XVI, onderdeel B, onder 6, en artikel XVII, onderdeel B, onder 2, werken terug tot en met 1 januari 2011.

  • 4. Artikel XVII, onderdelen A, B, onder 1 en 3, en C, werkt terug tot en met 29 november 2011.

  • 5. Artikel VII, onderdeel A, en artikel IX werken terug tot en met 1 januari 2012.

  • 6. Artikel XX, onder 2, werkt terug tot en met 1 juli 2012.

  • 7. Artikel I, artikel VII, onderdeel C, artikel XVI, onderdeel B, onder 3 en 7, artikel XVII, onderdeel D, en artikel XX, onder 1 en 3, werken terug tot en met 1 januari 2013.

  • 8. Artikel XVI, onderdelen B, onder 2 en 5, en C, werkt terug tot en met 1 april 2013.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers.

TOELICHTING

Algemeen

De onderhavige regeling wijzigt verschillende fiscale uitvoeringsregelingen alsmede enige overige uitvoeringsregelingen alsmede de Wet inkomstenbelasting 2001. De onderhavige regeling bevat technische en redactionele wijzigingen. Een deel van de wijzigingen vloeit voort uit het Verdrag van Lissabon wat geleid heeft tot een aantal veranderingen in EU-terminologie en tot herschikking en vernummering van de Europese verdragen. Voorts zijn onder meer wijzigingen opgenomen naar aanleiding van de inwerkingtreding van de Wet uitstel van betaling exitheffingen. Voor een toelichting op alle afzonderlijke maatregelen wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting bij de onderhavige regeling.

Artikelsgewijs

Artikel I

Artikel I (artikelen 3.19, 3.112 en 10.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001)

Per abuis is in de Bijstellingsregeling 2013 niet volledig uitvoering gegeven aan de in artikel 10.3, negende en tiende lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) voorgeschreven bijstellingen. Per abuis zijn de indexering van het in de derde kolom van artikel 3.19, tweede lid, van de Wet IB 2001 eerstvermelde bedrag, de indexering van het in artikel 3.112, vijfde lid, van de Wet IB 2001 als tweede vermelde bedrag en de indexering van het in artikel 10.3, achtste lid, van de Wet IB 2001 opgenomen percentage namelijk niet op de juiste wijze meegenomen. Deze omissie wordt met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2013 hersteld.

Artikel II

Artikel II, artikel III, artikel IV, artikel V, artikel VI en artikel XVI, onderdeel B, onder 1 (artikel 6 van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001, artikel 4 van de Uitvoeringsregeling willekeurige afschrijving 2001, artikelen 4, 5 en 6 van de Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek 2001, artikel 3 van de Meldingsregeling milieu-investeringsaftrek 2001, artikelen 1 en 10 van de Regeling groenprojecten buitenland 2002 en artikel 43c van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994)

De onderhavige wijzigingen houden verband met de nieuwe benaming van het tot het aantreden van het huidige kabinet als Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie aangeduide Ministerie van Economische Zaken alsmede met het ontstaan van de ministerspost Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking binnen het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Inhoudelijk wijzigt er niets.

Artikel VII

Artikel VII, onderdeel A (artikel 1.1 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011)

Bij de invoering van artikel 8.2a van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 (URLB 2011) per 1 januari 2012 is per abuis onderhavige wijziging van artikel 1.1 van de URLB 2011 niet meegenomen. Met deze aanpassing, die in verband met de datum waarop de onjuiste verwijzing is ontstaan terugwerkt tot en met 1 januari 2012, is geen inhoudelijke wijziging beoogd.

Artikel VII, onderdeel B, artikel XII, onderdelen C en D, artikel XIII, onderdelen A, B, E tot en met S, X en Z tot en met II, artikel XIV, onderdelen A, onder 1, en G, artikel XV, artikel XVI, onderdeel A, artikel XIX en artikel XXI, onderdelen A, B en C (artikel 3.12 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011, artikelen 19, 20, 21, 22, 23a, 30a en 31 van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968, artikelen 1:2, 1:13, het opschrift van hoofdstuk 2, het opschrift van afdeling 2.1, artikelen 2:3, 2:5, 2:12, 3:3, 3:10, 3:13, 3:14, 3:15, 3:16, 3:19, 4:1, 4:2, 4:3, 4:5, 4:6, 5:4, 5:5, 5:9, 5:10, het opschrift van hoofdstuk 6, artikelen 6:1, 6:2, 6:3, 6:4, 6:5, 7:1, 7:4, 7:28, 7:30 en bijlagen VI, VII IXa, X, XI, XIII, XIV en XV bij de Algemene douaneregeling, artikel 17 van en bijlage A.1 bij de Uitvoeringsregeling accijns, artikelen 14 en 18 van de Uitvoeringsregeling verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten, artikel 40 van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994, artikel 9a van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en artikelen 2.81, 2.82 en 2.84 van de Uitvoeringsregeling Douane- en Accijnswet BES)

Op 1 december 2009 is het Verdrag van Lissabon in werking getreden. Dit heeft geleid tot een aantal veranderingen in EU-terminologie en tot herschikking en vernummering van de Europese verdragen. Het is wenselijk hiermee rekening te houden in de hierna genoemde regelgeving. Hiertoe worden ingevolge onderhavige regeling de volgende regelingen aangepast: de URLB 2011, de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 (UBOB 1968), de Algemene douaneregeling (Adr), de Uitvoeringsregeling accijns (URA), de Uitvoeringsregeling verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere produkten, de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994 (UR AWR 1994), de Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en de Uitvoeringsregeling Douane- en Accijnswet BES.

De wijzigingen betreffen terminologische veranderingen als gevolg van het Verdrag van Lissabon. Zo heet het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap tegenwoordig het ‘Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie’. Bepaalde termen die tot inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon gebruikelijk waren, worden inmiddels niet meer gebezigd. Zo wordt tegenwoordig de term ‘de (Europese) Unie’ gebezigd en niet meer ‘de (Europese) Gemeenschap(pen)’ of ‘de E(E)G’.

Europeesrechtelijk gezien zou gesteld kunnen worden dat de wijzigingen als gevolg van het Verdrag van Lissabon automatisch doorwerken in de Nederlandse rechtsorde door inwerkingtreding van het verdrag inclusief bijbehorende concordantietabellen, waardoor (onverwijlde) aanpassing van Nederlandse wet- en regelgeving niet noodzakelijk is. Het wordt echter onwenselijk geacht dat in fiscale wet- en regelgeving ‘Europese termen’ staan die niet meer kloppen en dat er verwezen wordt naar Europese verdragen en artikelen daarvan die niet meer bestaan of een ander nummer hebben. Dit is voor rechtssubjecten verwarrend. Alles afwegende is er daarom voor gekozen om de Nederlandse wet- en regelgeving op deze punten aan te passen.

Daarnaast wordt een aantal (vergelijkbare) wijzigingen doorgevoerd die geen inhoudelijke wijzing van de betrokken bepalingen met zich brengt. Het betreft hier taalkundige wijzigingen en wijzigingen die samenhangen met de thans geldende Aanwijzingen voor de regelgeving1, zoals het op de juiste wijze van aanhalen van bindende EU-rechtshandelingen. Een voorbeeld van de taalkundige wijzigingen is de vervanging van ‘lid-staat’ door: lidstaat.

Ten slotte worden verwijzingen naar toepasselijke regelgeving verbeterd dan wel geactualiseerd.

Artikel VII, onderdeel C (artikel 7.6 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011)

Met de aanpassing van artikel 7.6 van de URLB 2011 wordt de tekst van dat artikel in overeenstemming gebracht met de ingevolge Overige fiscale maatregelen 2013 per 1 januari 2013 geldende tekst van artikel 28 van de Wet op de loonbelasting 1964. Met deze aanpassing, die in verband met de datum waarop de onjuiste verwijzing is ontstaan terugwerkt tot en met 1 januari 2013, is geen inhoudelijke wijziging beoogd.

Artikel VII, onderdeel D (artikel 12.4 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011)

Artikel 12.4 van de URLB 2011 vervalt per 1 januari 2022 in verband met de afloop van het overgangsrecht voor de levensloopregeling per die datum.

Artikel VIII

Artikel VIII, onderdeel A (artikelen 1a.1 van de Regeling gegevensuitvraag loonaangifte)

Om de uitvoeringspraktijk voldoende voorbereidingstijd te geven is besloten de wijzigingen in de gegevenssets voor de loonaangifte en de jaarloonuitvraag jaarlijks per 1 juli te publiceren. De wijzigingen van artikel 1.a.1 van die regeling betreffen technische aanpassingen als gevolg van de invoering van de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters. De premieheffing voor de Werkhervattingskas (Whk) omvat met ingang van 2014 naast de premie voor financiering van de WGA-uitkeringen voor vast personeel ook de premie voor financiering van de Ziektewet- en de WGA-uitkering voor werknemers waarvan de dienstbetrekking eindigt tijdens de eerste twee jaar na aanvang van het ziekteverzuim. Daarom vervallen de rubrieken die zien op de gedifferentieerde premie WGA en worden deze vervangen door rubrieken die zien op de gedifferentieerde premie Whk.

Artikel VIII, onderdeel B (artikel 1a.3 van de Regeling gegevensuitvraag loonaangifte)

De wijzigingen van artikel 1a.3 van de Regeling gegevensuitvraag loonaangifte betreffen een vereenvoudiging van de jaarloonset, met dien verstande dat het in het derde lid, onderdeel d, onder 5° (nieuw), op te nemen gegeven een nagekomen wijziging betreft als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet harmonisatie en vereenvoudiging sociale zekerheidswetgeving en dat het in het derde lid, onderdeel d, onder 9° (nieuw), op te nemen gegeven een wijziging betreft als gevolg van de invoering van de Wet uniformering loonbegrip. De gewijzigde set ziet op de jaarloonuitvraag over 2013.

Artikel IX

Artikel IX (Uitvoeringsregeling werknemersspaarregelingen en winstdelingsregelingen)

De Uitvoeringsregeling werknemersspaarregelingen en winstdelingsregelingen (URWW) wordt met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2012 ingetrokken in verband met de afschaffing van de spaarloonregeling per die datum.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat op grond van artikel 10a.10 van de Wet IB 2001 de in de URWW, zoals deze op 31 december 2011 luidde, opgenomen voorwaarden tot en met 31 december 2015 nog van toepassing blijven in het kader van het overgangsrecht voor de spaarloonregeling, met uitzondering van de voorwaarden ten aanzien van de inleg en ten aanzien van de opname van het tegoed.

Artikel X

Artikel X, artikel XI en artikel XVI, onderdeel A, onder 4 (artikelen 1, 2 en 4 van de Regeling vrijstelling overdrachtsbelasting stedelijke herstructurering, artikel 1 van de Regeling vrijstelling overdrachtsbelasting voor investeringen in stedelijke herstructurering en artikel 43c van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994)

De onderhavige wijzigingen houden verband met het ontstaan van de ministerspost voor Wonen en Rijksdienst binnen het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Inhoudelijk wijzigt er niets.

Artikel XII

Artikel XII, onderdelen A en B (artikelen 1 en 7a van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968)

Artikel 11, eerste lid, onderdeel v, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB 1968) regelt een vrijstelling voor fondsenwervende activiteiten door organisaties waarbij met name in de wet genoemde activiteiten zijn vrijgesteld van btw. Om ernstige verstoring van concurrentieverhoudingen, met bijvoorbeeld de reguliere horeca, te voorkomen, moeten bepaalde leveringen en diensten van deze vrijstelling worden uitgezonderd. Dientengevolge bepaalt het nieuwe artikel 7a van de UBOB 1968 dat tot de vrijgestelde fondsenwervende activiteiten niet behoren het verstrekken van spijzen en dranken dat samenhangt met evenementen die zijn gelegen in de persoonlijke sfeer van derden of individuele leden. Deze uitzondering strekt ertoe het verstrekken van spijzen en dranken niet onder de vrijstelling te laten vallen als dat niet direct samenhangt met de met name in de wet genoemde vrijgestelde prestaties van de betrokken organisaties. Het betreft hier verstrekkingen door bijvoorbeeld sportverenigingen of organisaties op sociaal of cultureel gebied in het kader van bruiloften, feesten, jubilea en dergelijke.

De toevoeging van het nieuwe artikel 7a van de UBOB 1968 heeft tot gevolg dat artikel 11, eerste lid, onderdeel v, van de Wet OB 1968, wordt ingevoegd in de opsomming in artikel 1 van de UBOB 1968.

Onderhavige wijziging treedt in werking per 1 januari 2014, zijnde de datum waarop de in de Fiscale Verzamelwet 2013 opgenomen verruiming van de BTW-vrijstelling in werking treedt.

Artikel XII, onderdeel E (artikel 25 van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968)

De ondernemer kan in bepaalde gevallen ontheven worden van de administratieve verplichtingen die voortvloeien uit de artikelen 34 en 34c van de Wet OB 1968. Een ondernemer die hiervoor in aanmerking wil komen, moet daartoe bij de inspecteur een verzoek indienen. Wanneer de inspecteur het verzoek inwilligt, gaat ingevolge het huidige artikel 25, tweede lid, van de UBOB 1968 de ontheffing in met ingang van 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin het verzoek is ingediend. Dit betekent dat de ondernemer tot aan dat tijdstip nog moet voldoen aan de desbetreffende administratieve verplichtingen voor de btw. Met de wijziging wordt er in voorzien dat de ontheffing van genoemde verplichtingen voor kleine ondernemers die starten met het verrichten van belaste economische activiteiten van kracht wordt met ingang van de datum van de start van de niet van belasting vrijgestelde ondernemingsactiviteiten, mits vóór deze datum of op deze datum het verzoek wordt ingediend. Met deze wijziging worden de administratieve lasten voor deze ondernemers verminderd.

Artikel XII, onderdeel F (artikel 32 van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968)

Ingevolge artikel VIId van het Belastingplan 2013 in samenhang met artikel XI, tweede lid, van die wet wordt met ingang van 1 juli 2013 de wijze van heffing van btw op tabaksproducten gewijzigd. In afwijking van het huidige tot 1 juli 2013 geldende systeem, een gecombineerde heffing van accijns en btw (alleen) bij uitslag door de fabrikant of importeur, wordt vanaf 1 juli 2013 op leveringen van deze producten het reguliere btw-regime toegepast: elke ondernemingsschakel in de handelsketen van tabaksproducten is op de normale wijze btw verschuldigd over de verrichte leveringen, uiteraard met het recht op aftrek van voorbelasting. Ingevolge artikel 34e van de Wet OB 1968 kunnen ondernemers die doorgaans leveren aan andere ondernemers, maar ook wel aan niet-ondernemers (hierna: particulieren), worden verplicht ter zake van al hun leveringen een (btw-)factuur uit te reiken. Derhalve ook bij leveringen aan particulieren. Dit geschiedt door aanwijzing in het onderhavige artikel 32 van de UBOB 1968.

Omdat in de tabakssector een aantal groothandelaren naast hun leveringen aan andere ondernemers ook wel leveringen van tabaksproducten verricht aan particulieren, regelt deze technische wijziging van artikel 32 van de UBOB 1968 dat deze groothandelaren – die vanaf 1 juli 2013 het normale btw-regime op hun leveringen moeten toepassen – ook worden aangewezen voor de verplichting om voor alle leveringen een (btw-)factuur uit te reiken. Deze aanwijzing standaardiseert de wijze van facturering ongeacht de status van de afnemer.

Artikel XIII

Artikel XIII, onderdeel C (artikel 1:15 van de Algemene douaneregeling)

De wijziging van artikel 1:15, eerste lid, onderdeel c, van de Adr houdt verband met de fusie op 1 januari 2012 van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit met de Plantenziektekundige Dienst. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit ressorteert onder het Ministerie van Economische Zaken.

Artikel XIII, onderdelen D, U, V, Y, CC, en DD (artikelen 1:17, 5:4, 5:5, 5:10, 7:29, 7:30 en 10:1 van de Algemene douaneregeling)

De in deze onderdelen opgenomen wijzigingen in de Adr houden onder meer verband met het ontstaan van de ministerspost Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking binnen het Ministerie van Buitenlandse Zaken bij het aantreden van dit kabinet, welke hiervoor reeds zijn toegelicht. Met deze wijzigingen is inhoudelijk geen wijziging beoogd.

Artikel XIII, onderdeel Q (artikel 4:3 van de Algemene douaneregeling)

Met ingang van 1 januari 2010 is Beschikking 2006/139/EG van de Commissie van 7 februari 2006 ter uitvoering van Richtlijn 94/28/EG wat betreft een lijst van erkende instanties in derde landen voor het bijhouden van een stamboek of register voor bepaalde dieren (PbEU 2006, L 54) niet langer van toepassing. Met ingang van 1 januari 2010 is derhalve een einde gekomen aan de procedure voor het opstellen van lijsten van erkende instanties ten aanzien van de betrokken soorten of rassen die de bevoegde instantie van het derde land heeft erkend voor de uitvoering van Richtlijn 96/28/EG. De erkende instanties in betrokken derde landen worden voortaan door de Europese Commissie kenbaar gemaakt via het internetadres

http://ec.europa.eu/food/animal/zootechnics/approved_bodies_3rd_countries_en.htm .

Artikel XIII, onderdeel T (artikelen 5:2 en 5:3 van de Algemene douaneregeling)

Bij Verordening (EG) nr. 76/2002 van de Commissie van 17 januari 2002 tot instelling van voorafgaand communautair toezicht op de invoer van bepaalde onder het EGKS-Verdrag en het EG-Verdrag vallende ijzer- en staalproducten van oorsprong uit bepaalde derde landen (PbEG 2002, L 16) werd toezicht geïntroduceerd op het in het vrije verkeer brengen van ijzer- en staalproducten. Deze verordening was van toepassing tot en met 31 december 2012, hierdoor is artikel 5:2 van de Adr overbodig geworden en kan daarmee vervallen.

Met de toetreding van Rusland tot de WTO op 22 augustus 2012 is de vergunningplicht en quotaregeling voor de invoer van staalproducten uit de Russische Federatie opgelegd middels Verordening (EG) nr. 1342/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 betreffende het beheer van bepaalde beperkingen op de invoer van bepaalde ijzer- en staalproducten uit de Russische Federatie (PbEU 2007, L 300) ingevolge Verordening (EU) nr. 529/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2012 tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1342/2007 van de Raad betreffende het beheer van bepaalde beperkingen op de invoer van bepaalde ijzer- en staalproducten uit de Russische Federatie (PbEU 2012, L 172), komen te vervallen. Daarmee is artikel 5:3 van de Adr overbodig geworden en kan komen te vervallen.

Artikel XIII, onderdeel W (artikel 5:8 van de Algemene douaneregeling)

Artikel 5:8 van de Adr vervalt. Daar de verplichte overlegging van een certificaat van oorsprong als een onnodige administratieve last werd ervaren en de handel in textielproducten in grote mate is geliberaliseerd heeft de Europese Unie het niet langer noodzakelijk geacht om deze overlegging nog langer te verplichten. Bij Verordening (EU) nr. 955/20112 is de verplichte overlegging van een certificaat van oorsprong of een verklaring inzake de oorsprong bij de invoer van textielproducten in de Europese Unie vervallen. Verordening (EEG) nr. 3030/933 is daartoe aangepast en Verordening (EG) nr. 1541/984 is ingetrokken.

Artikel XIII, onderdeel AA (artikel 7:1 van de Algemene douaneregeling)

De in dit onderdeel opgenomen wijziging betreffende Peru houdt verband met de op 26 juni 2012 in Brussel ondertekende Handelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Colombia en Peru, anderzijds (PbEU 2012, L 354). In afwachting van de voltooiing van de sluitingsprocedures wordt de overeenkomst vanaf 1 maart 2013 voorlopig toegepast tussen de EU en Peru.5 De oorsprongsregels zijn vastgelegd in Bijlage II bij de genoemde handelsovereenkomst. In artikel 25 van genoemde Bijlage II is opgenomen dat producten die door particulieren in kleine colli aan particulieren worden verzonden of die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers onder bepaalde voorwaarden als producten van oorsprong worden toegelaten zonder dat een bewijs van oorsprong behoeft te worden overgelegd.

Op 1 juli 2011 is de Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea, anderzijds (PbEU 2011, L 127) in werking getreden. De oorsprongsregels zijn vastgelegd in het Protocol betreffende de definitie van ‘producten van oorsprong’ en methoden van administratieve samenwerking bij deze overeenkomst (PbEU 2011, L 127). In artikel 21 van genoemd Protocol is een identieke regeling opgenomen als die in artikel 25 van Bijlage II bij de Handelsovereenkomst tussen de EU en haar lidstaten, enerzijds, en Colombia en Peru, anderzijds.

Artikel XIV

Artikel XIV, onderdeel A (artikel 17 van de Uitvoeringsregeling accijns)

Aan artikel 17, derde lid, van de URA wordt een onderdeel c toegevoegd op grond waarvan ook indien de gemiddelde voorraad accijnsgoederen lager is dan genoemd in het eerste lid van dit artikel een vergunning accijnsgoederenplaats kan worden verleend. Voorwaarde hiervoor is dat de accijnsgoederenplaats uitsluitend wordt aangewezen voor accijnsgoederen die met vrijstelling van accijns worden afgeleverd om te worden gebruikt aan boord van luchtvaartuigen in het verkeer van Nederland naar een andere lidstaat.

Artikel XIV, onderdeel B (artikel 32b van de Uitvoeringsregeling accijns)

Artikel 32b, eerste lid, van de URA wordt herzien in verband met het feit dat met ingang van 1 juli 2013 verzoeken om teruggaaf van accijns in principe alleen nog elektronisch mogen plaatsvinden met een van rijkswege beschikbaar gesteld formulier. Ter beoordeling van de inspecteur kan in uitzonderingsgevallen hiervan ontheffing worden verleend. In dat geval kan een verzoek om teruggaaf van accijns op een andere wijze worden ingediend.

Artikel XIV, onderdeel C (artikel 38 van de Uitvoeringsregeling accijns)

In artikel 38, derde lid, van de URA wordt abusievelijk verwezen naar artikel 75, tweede lid, onderdeel c, van de Wet op de accijns terwijl bedoeld is te verwijzen naar artikel 75, eerste lid, onderdeel c, van deze wet. Met de onderhavige wijziging wordt deze omissie hersteld.

Artikel XIV, onderdeel D (artikel 42 van de Uitvoeringsregeling accijns)

In artikel 42, eerste lid, van de URA wordt een redactionele wijziging aangebracht. In het derde lid, onderdeel e, onder 2o, van dit artikel staat na ‘het nettogewicht in grammen’ ten onrechte een letter l. Met onderhavige wijziging wordt dit hersteld.

Artikel XIV, onderdelen E en F (artikelen 49 en 50 van de Uitvoeringsregeling accijns)

In artikel 49, tweede lid, en in artikel 50, derde lid, van de URA wordt een redactionele wijziging aangebracht.

Artikel XVI

Artikel XVI, onderdeel B (artikel 43c van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994)

De wijzigingen van artikel 43c van de UR AWR 1994 zijn vooral van technische aard. De wijzigingen van artikel 43c, eerste lid, onderdeel t, en tweede lid, van de UR AWR 1994, voor zover dit de aanduiding van de betreffende medewerkers van de Belastingdienst betreft, vloeien voort uit de aanpassingen in de organisatie van de Belastingdienst met ingang van 1 januari 2013. Deze zijn per abuis niet meegenomen in de regeling van 7 maart 2013 tot wijziging van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003, de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994, de Algemene douaneregeling, de Uitvoeringsregeling Douane- en Accijnswet BES, de Uitvoeringsbeschikking Registratiewet 1970 en de Uitvoeringsregeling Wob Financiën in verband met enkele aanpassingen van de organisatie van de Belastingdienst (Stcrt. 2013, 6465). Aan deze technische wijzigingen wordt terugwerkende kracht verleend tot en met 1 januari 2013.

De wijziging van artikel 43c, eerste lid, onderdeel p, van de UR AWR 1994 houdt verband met de inwerkingtreding van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt met ingang van 1 april 2013.6 Daarbij zijn de Nederlandse Mededingingsautoriteit, de Consumentenautoriteit en de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit samengegaan in de Autoriteit Consument en Markt. Bij de Regeling gegevensverstrekking Autoriteit Consument en Markt is artikel 43c, eerste lid, van de UR AWR 1994 hiermee in overeenstemming gebracht. Omdat bij deze laatstgenoemde aanpassing per abuis de gegevens die door de Belastingdienst aan de Autoriteit Consument en Markt kunnen worden verstrekt niet zijn overgenomen uit artikel 43c, eerste lid, onderdelen p en v, van de UR AWR 1994, zoals dat tot 1 april 2013 luidde, worden deze bij de onderhavige wijziging alsnog in artikel 43c, eerste lid, onderdeel p, van de UR AWR 1994 opgenomen. Aan deze technische wijziging wordt terugwerkende kracht verleend tot en met 1 april 2013.

De verlettering van artikel 43c, eerste lid, onderdeel ac, van de UR AWR 1994 behelst een redactionele wijziging.

De wijziging van artikel 43c, tweede lid, van de UR AWR 1994, waarbij de verwijzing naar artikel 43c, eerste lid, onderdeel h, van de UR AWR 1994 komt te vervallen, is van technische aard. In artikel 43c, tweede lid, van de UR AWR 1994 is geregeld dat gegevens die op grond van artikel 43c, eerste lid, van de UR AWR 1994 worden verstrekt, uitsluitend op verzoek worden verstrekt, behoudens in een aantal gevallen die zijn benoemd in de tweede volzin van artikel 43c, tweede lid, van de UR AWR 1994. Gebleken is dat bij de wijziging van artikel 43c, tweede lid, van de UR AWR 1994 met ingang van 1 januari 20117 ten onrechte is bepaald dat het voorschrift uit de eerste volzin van dat tweede lid ook niet van toepassing is op de gegevensverstrekking, bedoeld in artikel 43c, eerste lid, onderdeel h, van de UR AWR 1994, aan de directeur van de FIOD. Dit wordt bij onderhavige wijziging hersteld. Aan deze wijziging wordt terugwerkende kracht verleend tot en met 1 januari 2011.

Artikel XVI, onderdeel C (artikel 43d van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994)

Deze wijziging betreft een technische aanpassing in verband met een onjuiste verwijzing. Bij de Regeling gegevensverstrekking ACM is artikel 43c, eerste lid, onderdeel v, van de UR AWR 1994, zoals dat tot 1 april 2013 luidde, komen te vervallen. Als gevolg daarvan zijn de onderdelen w tot en met ab van het eerste lid van artikel 43c van de UR AWR 1994, zoals die tot 1 april 2013 luidden, met ingang van 1 april 2013 verletterd tot onderdelen v tot en met aa. De verwijzing in artikel 43d van de UR AWR 1994 naar artikel 43c, eerste lid, onderdeel aa, van de UR AWR 1994, zoals dat luidde tot 1 april 2013, is hier echter niet mee in overeenstemming gebracht. Met de onderhavige wijziging vindt die aanpassing alsnog plaats. Aan het herstel van de onjuiste verwijzing wordt gelet op het vorenstaande terugwerkende kracht verleend tot en met 1 april 2013.

Artikel XVII

Artikel XVII, onderdeel A (artikel 1 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990)

De aanpassing van artikel 1, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 (URIW 1990) betreft een technische wijziging. Door het invoegen van artikel 6d in de URIW 1990 gaat deze regeling tevens uitvoering geven aan het ingevolge de Wet uitstel van betaling exitheffingen ingevoegde artikel 25a van de Invorderingswet 1990 (IW 1990).

Voor artikel XVII, onderdeel A, is terugwerkende kracht geregeld tot en met 29 november 2011. Dit is de datum waarop de Wet uitstel van betaling exitheffingen eveneens met terugwerkende kracht in werking is getreden.

Artikel XVII, onderdeel B (artikel 1b van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990)

Het is de bedoeling dat tegen beslissingen op verzoeken om toepassing van uitstel van betaling op grond van artikel 25a van de IW 1990 bezwaar bij de ontvanger en beroep bij de fiscale rechter openstaat. Dit gebeurt door in artikel 1b, tweede lid, van de URIW 1990 een verwijzing naar hoofdstuk 1D van de URIW 1990 op te nemen. Door de aanpassing van het derde lid van genoemd artikel 1b wordt geregeld dat als het bedrag van de belastingaanslag, die ten grondslag ligt aan het verleend uitstel van betaling op grond van artikel 6d van de URIW 1990, wordt verminderd het verleende uitstel van betaling overeenkomstig wordt aangepast. Daarbij geldt overigens dat ook reeds gestelde zekerheid, voor zover nodig, overeenkomstig kan worden aangepast in overleg tussen de belastingschuldige en de ontvanger.

Voor artikel XVII, onderdeel B, onder 1 en 3, is terugwerkende kracht geregeld tot en met 29 november 2011. Dit is de datum waarop de Wet uitstel van betaling exitheffingen, waarmee deze wijzigingen samenhangen, eveneens met terugwerkende kracht in werking is getreden.

De wijziging die is opgenomen in artikel XVII, onderdeel B, onder 2, is technisch van aard. Met ingang van 1 januari 2011 geldt op grond van artikel 25, twintigste lid, van de IW 1990 een bijzondere uitstelfaciliteit voor de verschuldigde erfbelasting ter zake van de verkrijging van de blote eigendom van een eigen woning. In artikel 6c van de URIW 1990 zijn nadere regels opgenomen voor deze bijzondere uitstelfaciliteit. Abusievelijk is in artikel 1b, derde lid, van de URIW 1990 nog geen verwijzing naar genoemd artikel 6c opgenomen, terwijl dit wel de bedoeling is. Om ervoor te zorgen dat bij vermindering van de belastingaanslag het bedrag waarvoor uitstel is verleend, dienovereenkomstig wordt gewijzigd, wordt met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2011 in artikel 1b, derde lid, van de URIW 1990 alsnog een verwijzing naar artikel 6c van de URIW 1990 opgenomen.

Artikel XVII onderdeel C (artikel 6d van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990)

Op grond van het in de URIW 1990 in te voegen artikel 6d, eerste lid, eerste volzin, verleent de ontvanger een belastingschuldige op diens schriftelijk verzoek uitstel van betaling voor belastingaanslagen voor zover daarin is begrepen vennootschapsbelasting of inkomstenbelasting als bedoeld in artikel 25a, eerste lid, van de IW 1990.

De ontvanger zal het uitstel van betaling vervolgens verlenen indien en zolang – naast de wettelijke vereisten – wordt voldaan aan de in het eerste en tweede lid van genoemd artikel 6d opgenomen voorwaarden.

In het eerste lid is opgenomen dat de belastingschuldige bij het verzoek om uitstel van betaling schriftelijke bescheiden dient te overleggen waarmee het bedrag van de voordelen, bedoeld in artikel 25a, eerste lid, van de IW 1990, aannemelijk wordt gemaakt. Hierdoor is het voor de ontvanger duidelijk op welke voordelen en vermogensbestanddelen het bedrag van de belastingaanslag waarvoor het uitstel van betaling wordt gevraagd betrekking heeft.

Verder dient de belastingschuldige, op grond van het tweede lid, gedurende de periode dat het uitstel van betaling loopt, elk jaar – te rekenen vanaf het moment waarop het uitstel wordt verleend – schriftelijke bescheiden te overleggen waarmee aannemelijk wordt gemaakt dat de voordelen, bedoeld in artikel 25a, eerste lid, van de IW 1990, (nog) niet in aanmerking zouden zijn genomen indien de belastingschuldige belastingplichtig in Nederland zou zijn gebleven. Indien de belastingschuldige dat aannemelijk maakt, wordt het uitstel van betaling voortgezet. Voor zover uit de bescheiden blijkt dat de voordelen, bedoeld in artikel 25a, eerste lid, van de IW 1990, ook in aanmerking zouden zijn genomen indien de belastingschuldige in Nederland belastingplichtig zou zijn gebleven, wordt het uitstel van betaling beëindigd. Ten aanzien van de schriftelijke bescheiden die overgelegd moeten worden, kan gedacht worden aan een naar Nederlandse maatstaven opgestelde fiscale balans en verlies- en winstrekening waarop de vermogensbestanddelen staan die ten grondslag liggen aan het deel van de belastingaanslag waarvoor het uitstel van betaling is verleend. Indien de schriftelijke bescheiden niet jaarlijks overgelegd worden, wordt niet voldaan aan de bij ministeriële regeling gestelde regels met betrekking tot het uitstel van betaling en wordt, conform artikel 25a, tweede lid, onderdeel b, van de IW 1990, het uitstel van betaling beëindigd.

In artikel 6d, derde lid, van de URIW 1990 wordt geregeld dat bij een verzoek om betaling in tien gelijke jaarlijkse termijnen als bedoeld in artikel 25a, derde lid, van de IW 1990 het tweede lid van genoemd artikel 6d niet van toepassing is. Dit betekent dat gedurende het uitstel van betaling niet jaarlijks schriftelijke bescheiden hoeven te worden overgelegd waarmee aannemelijk wordt gemaakt dat de voordelen, bedoeld in artikel 25a, eerste lid, van de IW 1990, (nog) niet zijn gerealiseerd. Wel dient voldaan te worden aan de overige in genoemd artikel 6d en in artikel 25a van de IW 1990 opgenomen voorwaarden. Indien aldus uitstel van betaling wordt verleend, zal de ontvanger dit, zo volgt uit artikel 25a, derde lid, van de IW 1990, telkens aan het eind van een jaar verminderen met een bedrag ter grootte van een tiende deel van het oorspronkelijke bedrag waarvoor uitstel van betaling was verleend.

Uit het vierde lid van artikel 6d van de URIW 1990 volgt dat een belastingschuldige onverwijld schriftelijk melding moet doen aan de ontvanger, ingeval hij niet meer woont of is gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie (hierna: EU-lidstaat) of in een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (hierna: EER-staat). Het niet langer wonen of gevestigd zijn in een EU-lidstaat of EER-staat is grond voor beëindiging van het uitstel van betaling en dient daarom aan de ontvanger schriftelijk gemeld te worden.

Voor artikel XVII, onderdeel C, is terugwerkende kracht geregeld tot en met 29 november 2011. Dit is de datum waarop de Wet uitstel van betaling exitheffingen, waarmee deze wijzingingen samenhangen, eveneens met terugwerkende kracht in werking is getreden.

Artikel XVII, onderdeel D (artikel 7 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990)

De wijziging van artikel 7 van de URIW 1990 houdt verband met de per 1 januari 2013 in plaats van de regeling van de heffingsrente in werking getreden regeling van de belastingrente en werkt daarom terug tot en met genoemde datum. Inhoudelijk wijzigt er niets.

Artikel XVII, onderdelen E tot en met K (artikelen 10, 12, 13, 14, 16, 19, 28 en 40d van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990)

Bij het intrekken van de Wet werk en inkomen kunstenaars8 is ervoor gekozen om de verwijzingen in de URIW 1990 naar deze wet te handhaven, met dien verstande dat de verwijzingen zijn gekoppeld aan de tekst van de genoemde wet zoals die voor intrekking luidde. Teneinde de structurele regeling te scheiden van de overgangsbepalingen, wordt er thans voor gekozen om deze overgangsbepaling alsnog in het hoofdstuk met slotbepalingen op te nemen. In samenhang daarmee wordt het opschrift van hoofdstuk V van de URIW 1990 aangepast. Dit wordt geregeld in artikel XVII, onderdelen E, G, J en K.

Daarnaast komt ingevolge artikel XVII, onderdelen F, H en I, de in de artikelen 12, eerste lid, 13, tweede lid, 16, eerste lid en tweede lid, onderdeel a, en 19 van de URIW 1990 opgenomen verwijzing naar de Wet investeren in jongeren te vervallen. De reden hiervoor is dat voor de definitie van het begrip echtgenoot en voor de definities van alleenstaande en alleenstaande ouder kan worden volstaan met de eveneens in die artikelen genoemde definitie die in artikel 3, onderscheidenlijk artikel 4, van de Wet werk en bijstand wordt gehanteerd.

Artikel XVIII

Artikel XVIII (artikel 1 van de Uitvoeringsregeling belastingen op milieugrondslag)

In artikel 1, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling belastingen op milieugrondslag wordt een redactionele omissie hersteld. Met deze aanpassing wordt geen inhoudelijke wijziging beoogd.

Artikel XX

Artikel XX (artikel 8.9 van de Uitvoeringsregeling Belastingwet BES)

De eerste wijziging van artikel 8.9, eerste lid, onderdeel j, van de Uitvoeringsregeling Belastingwet BES en de wijziging van het tweede lid van genoemd artikel houden verband met de aanpassingen in de organisatie van de Belastingdienst met ingang van 1 januari 2013 en werken om die reden terug tot en met de genoemde datum.

De tweede wijziging van artikel 8.9, eerste lid, onderdeel j, van de Uitvoeringsregeling Belastingwet BES houdt verband met de invoering van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES met ingang van 1 juli 2012 9 en werkt om die reden terug tot en met de laatstgenoemde datum.

Artikel XXI

Artikel XXI (artikelen 2.81, 2.82 en 2.84 van de Uitvoeringsregeling Douane- en Accijnswet BES)

De wijziging van artikel 2.81, onderdeel a, van de Uitvoeringsregeling Douane- en Accijnswet BES houdt verband met het ontstaan van een ministerspost voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking binnen het Ministerie van Buitenlandse Zaken bij het aantreden van dit kabinet, waarbij de verantwoordelijkheid voor het beleidsterrein ‘buitenlandse handel’ bij bedoelde minister is komen te liggen. Deze verantwoordelijkheid lag voorheen bij de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Inhoudelijk wijzigt er niets.

Artikel XXII

Artikel XXII (regeling van de Staatssecretaris van Financiën van 28 december 1992 tot vaststelling van regels ter uitvoering van de Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 december 1992 tot wijziging van de richtlijnen 92/12/EEG en 92/81/EEG (accijns) (Stcrt. 1992, 252))

In verband met de afschaffing van de fiscale grenzen is de regeling van de Staatssecretaris van Financiën van 28 december 1992 tot vaststelling van regels ter uitvoering van de Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 december 1992 tot wijziging van de richtlijnen 92/12/EEG en 92/81/EEG (accijns) (Stcrt. 1992, 252) in werking getreden met ingang van 1 januari 1993. De in deze uitvoeringsregeling opgenomen bepalingen zijn nadien omgezet in wetgeving of hebben hun belang verloren. Daarom wordt deze uitvoeringsregeling ingetrokken.

Artikel XXIII

Artikel XXIII (inwerkingtreding)

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2013.

De in artikel XXIII, tweede tot en met achtste lid, opgenomen (van het eerste lid afwijkende) tijdstippen van inwerkingtreding dan wel terugwerkende kracht zijn toegelicht in de toelichting op de desbetreffende wijzigingen.

De Staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers.


X Noot
1

Regeling van de minister-president, Minister van Algemene Zaken, van 18 november 1992, nr. 92M008337, houdende vaststelling van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Stcrt. 1992, 230).

X Noot
2

Verordening (EU) nr. 955/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2011 tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1541/98 van de Raad betreffende de bewijsstukken inzake de oorsprong van bepaalde, in de Gemeenschap in het vrije verkeer gebrachte textielproducten van afdeling XI van de gecombineerde nomenclatuur en betreffende de voorwaarden waaronder die bewijsstukken kunnen worden aanvaard, en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3030/93 van de Raad betreffende een gemeenschappelijke regeling voor de invoer van bepaalde textielproducten uit derde landen (PbEU 2011, L 259).

X Noot
3

Verordening (EEG) nr. 3030/93 van de Raad van 12 oktober 1993 betreffende een gemeenschappelijke regeling voor de invoer van bepaalde textielprodukten uit derde landen (PbEG 1993, L 275).

X Noot
4

Verordening (EG) nr. 1541/98 van de Raad van 13 juli 1998 betreffende de bewijsstukken inzake de oorsprong van bepaalde, in de Gemeenschap in het vrije verkeer gebrachte textielprodukten van afdeling XI van de gecombineerde nomenclatuur en betreffende de voorwaarden waaronder die bewijsstukken kunnen worden aanvaard (PbEG 1998, L 202).

X Noot
5

Kennisgeving betreffende de voorlopige toepassing tussen de Europese Unie en Peru van de Handelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Colombia en Peru, anderzijds (PbEU 2013, L 56).

X Noot
6

Stb. 2013, 103.

X Noot
7

Artikel XXII, onderdeel G, van de regeling van de Staatssecretaris van Financiën van 23 december 2010 tot wijziging van enige fiscale uitvoeringsregelingen, van enige overige uitvoeringsregelingen en van de Wet op de accijns (Stcrt. 2010, 21111).

X Noot
8

Wet van 22 december 2011 tot intrekking van de Wet werk en komen kunstenaars (Stb. 2011, 645).

X Noot
9

Stb. 2012, 240.

Naar boven