Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 11 juni 2013, nr. IENM/BSK-2013/58499, tot wijziging van de Regeling vakbekwaamheid beroepspersonenvervoer en de Regeling wegvervoer goederen

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op de artikelen 6, eerste lid, van de Wet personenvervoer 2000, 28, derde lid, van het Besluit personenvervoer 2000, 1.1, 2.6, eerste lid, en 2.8, vierde lid, van de Wet wegvervoer goederen, en 4 van het Besluit wegvervoer goederen;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling vakbekwaamheid beroepspersonenvervoer wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1

Als exameninstituut, verantwoordelijk voor de organisatie en de certificering van de examens, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van verordening 1071/2009/EG, wordt aangewezen het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen.

B

In artikel 6, onderdeel a, wordt ‘de artikelen 4 of 5 van de Algemene wet erkenning EG-beroepsopleidingen’ vervangen door: artikel 9, onderdeel d, en onderdeel e, 3°, van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties.

ARTIKEL II

De Regeling wegvervoer goederen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

besluit:

Besluit wegvervoer goederen;

wet:

Wet wegvervoer goederen.

B

Artikel 2 komt te luiden:

Artikel 2

  • 1. Als beroepsverordening voor het wegvervoer wordt aangewezen verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad (PbEU L 300).

  • 2. Als marktverordening voor het wegvervoer wordt aangewezen verordening (EG) nr. 1072/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg (PbEU L 300).

C

In artikel 3 wordt ‘artikel 2.1, derde lid, onder a, van de wet,’ vervangen door: artikel 4 van het besluit.

D

Artikel 4 vervalt.

E

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid vervalt de aanduiding ‘1’ en wordt ‘bijlage I van de beroepsrichtlijn voor het wegvervoer’ vervangen door: bijlage I, deel I, van de beroepsverordening voor het wegvervoer.

b. Het tweede lid vervalt.

F

In artikel 6, achtste lid, wordt ‘een jaar’ vervangen door: zes maanden.

G

Artikel 18, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Als bepalingen, bedoeld in artikel 2.6, eerste lid, van de wet, worden aangewezen:

    • a. artikel 9, eerste, tweede, vierde, vijfde, zevende, achtste en negende lid, 72, eerste en tweede lid, en 107, eerste lid, en tweede lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994;

    • b. artikel 5.1.1, eerste lid, onderdeel c, juncto artikel 5.3.15, tweede tot en met vierde lid, van de Regeling voertuigen;

    • c. artikel 5.1.1, eerste lid, onderdeel c, juncto hoofdstuk 5, afdeling 3, van de Regeling voertuigen, voor zover overtreding van artikel 5.1.1, eerste lid, onderdeel c, leidt tot een bevel ingevolge artikel 160, zevende lid, van de Wegenverkeerswet 1994 om het voertuig te herstellen alvorens het weer aan het verkeer mag deelnemen;

    • d. artikel 5.1.2 juncto de artikelen 5.18.17a tot en met 5.18.17g of juncto artikel 5.18.25 van de Regeling voertuigen.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van de wet tot Wijziging van de Wet personenvervoer 2000 en enige andere wetten ter uitvoering van verordeningen 1071/2009/EG, 1072/2009/EG en 1073/2009/EG inzake toegang tot het beroep en de toegang tot de markt van het personenvervoer en het goederenvervoer over de weg den het Besluit wegvervoer goederen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling strekt tot uitvoering van de Wet personenvervoer 2000 (Wp2000) en de Wet wegvervoer goederen (Wwg), zoals gewijzigd bij de wet tot Wijziging van de Wet personenvervoer 2000 en enige andere wetten ter uitvoering van verordeningen 1071/2009/EG, 1072/2009/EG en 1073/2009/EG inzake toegang tot het beroep en de toegang tot de markt van het personenvervoer en het goederenvervoer over de weg.

De in deze regeling opgenomen wijzigingen van de Regeling vakbekwaamheid beroepspersonenvervoer en de Regeling wegvervoer goederen zijn voornamelijk van technische aard. Enkele bepalingen van de Regeling wegvervoer goederen dienen tevens inhoudelijk gewijzigd te worden ter uitvoering van verordening (EG) nr. 1071/2009.

Ten aanzien van de administratieve lasten en financiële gevolgen voor het bedrijfsleven en ten aanzien van de afwijking van het systeem van vaste verandermomenten kan worden aangesloten bij hetgeen hierover is vermeld in de memorie van toelichting bij bovengenoemde wet en de nota van toelichting bij het Besluit wegvervoer goederen.

Deze regeling is voorgelegd aan het Overlegorgaan Infrastructuur een milieu.

Dit heeft inhoudelijke reacties opgeleverd van EVO Ondernemersorganisatie voor logistiek en transport, en van Transport en Logistiek Nederland (TLN), organisatie van ondernemers in het goederenvervoer over de weg.

EVO is bezorgd dat met de uitbreiding van het aantal bepalingen van de Wvw1994 dat als economisch delict wordt aangewezen, ook de verlader mede-aansprakelijk gaat worden voor deze overtredingen. Het gaat daarbij om bepalingen met betrekking tot tachograaf, snelheidsbegrenzer, rijbewijs en gebreken aan het voertuig.

Blijkens het derde lid van artikel 18 beperkt de mede-aansprakelijkheid van de verlader zich tot beladingsvoorschriften. Dit derde lid wordt niet gewijzigd. De uitbreiding van bepalingen van de Wvw1994 die in het tweede lid als economisch delict worden aangewezen, heeft voor verladers dan ook geen gevolgen.

TLN stelt, onder verwijzing naar bijlage IV van verordening 1071/2009/EG, dat overtreding van artikel 2.6, eerste lid, van de Wwg niet behoort tot de zogenoemde ERRU-delicten, dat wil zeggen niet van invloed zijn op de voorwaarden betreffende de betrouwbaarheidseis.

Met betrekking tot genoemd artikellid van de Wwg heeft dit met name betrekking op beladingsvoorschriften en op het rijden zonder geldig rijbewijs.

Bijlage IV van verordening 1071/2009/EG noemt als Zwaarste inbreuken voor de toepassing van het artikel inzake de voorwaarden voor de betrouwbaarheidseis in dit verband het vervoer van passagiers of goederen zonder in het bezit te zijn van een geldig rijbewijs (onderdeel b, punt 5) en het vervoer van goederen waarbij de maximaal toegestane massa met 20% of meer wordt overschreden voor voertuigen met een toegestane geladen massa van meer dan 12 ton, en met 25% of meer voor voertuigen met een toegestane geladen massa van maximaal 12 ton (onderdeel b, punt 7).

De stelling van TLN is derhalve onjuist.

Voorts stelt TLN dat het Openbaar Ministerie de vervoerder niet officieel informeert inzake een ontzegging van rijbevoegdheid van een bij hem in dienst zijnde chauffeur.

Inderdaad is een maatregel van het OM een zaak tussen het OM en degene jegens wie die maatregel wordt genomen.

Dit ontslaat de vervoerder echter niet van zijn verantwoordelijkheid ten aanzien van zijn werknemers. Deze verantwoordelijkheid zal er in ieder geval in moeten bestaan dat hij aan zijn werknemers de nodige bevelen geeft om ontzegging van rijbevoegdheid te melden, de nodige maatregelen neemt ten aanzien van de werknemer wiens rijbevoegdheid is ontzegd, en het nodige toezicht houdt – bijvoorbeeld door periodieke controle – op het bezit van geldige rijbewijzen van zijn werknemers.

In het verlengde hiervan ligt een zorgplicht ingeval van collegiale inleen.

TLN stelt dat ingeval van collegiale inleen de inlener niet aansprakelijk gesteld kan worden voor het rijden zonder rijbewijs door een aan hem tijdelijk uitgeleende chauffeur. De verantwoordelijkheid van de inlener voor een gezonde bedrijfsvoering kan in dit geval worden ingevuld door controle, bijvoorbeeld door aan de uitgeleende chauffeur te vragen zijn rijbewijs te tonen.

Het bovenstaande staat overigens niet in de weg aan de mogelijkheid tot disculpatie. Indien overmacht aan de zijde van de vervoerder blijkt, dan zal dit uiteraard niet van invloed kunnen zijn op zijn betrouwbaarheid.

Artikelsgewijs

Artikel I (Regeling vakbekwaamheid beroepspersonenvervoer)

Beide onderdelen betreffen wijziging van een verwijzingsbepaling in verband met gewijzigde rechtsgrondslag.

Artikel II (Regeling wegvervoer goederen)

Onderdeel A (artikel 1)

Aan dit artikel is de definitie van het Besluit wegvervoer goederen toegevoegd.

Ter wille van de leesbaarheid is het artikel opnieuw geredigeerd.

Onderdeel B (artikel 2)

In plaats van de vervallen richtlijn nr. 96/26/EG en verordening nr. 881/92/EG worden nu in dit artikel de verordening voor toegang tot beroep van het personenvervoer en het goederenvervoer over de weg, en de verordening voor de toegang tot de markt van het goederenvervoer aangewezen op grond van artikel 1.1 van de Wwg. Deze verordeningen vervangen tevens de cabotageverordening en de vrijstellingsrichtlijn.

Onderdeel C (artikel 3)

Dit artikel is aangepast in verband met gewijzigde rechtsgrondslag.

Onderdeel D (artikel 4)

Dit artikel kan vervallen, omdat de termijn voor de overgangsbepaling waarin dit artikel voorziet, is geëindigd.

Onderdeel E (artikel 5)

Artikel 8, tweede lid, van de beroepsverordening eist dat het examen wordt afgelegd in de lidstaat waar de kandidaat zijn gewone verblijfplaats heeft of in de lidstaat waar hij werkt. De mogelijkheid, die de oude beroepsrichtlijn bood om een examen elders af te leggen, is daarmee vervallen.

Verder is in dit artikel de verwijzing naar de vervallen richtlijn vervangen door een verwijzing naar de thans geldende verordening.

Onderdeel F (artikel 6)

Het achtste lid van dit artikel is in overeenstemming gebracht met artikel 13, eerste lid, onder c) van verordening nr. 1071/2009/EG (de beroepsverordening), dat aan de ondernemer een termijn van niet meer dan een half jaar toestaat om bij het ontvallen van de vereiste kredietwaardigheid opnieuw aan de eis te voldoen.

Onderdeel G (artikel 18)

Dit artikel strekt tot implementatie van artikel 6, eerste lid, onder a) IV en b) VIII, juncto bijlage IV, punten 2, 3 en 5, van de beroepsverordening. De lidstaten zijn gehouden om maatregelen te treffen waardoor bij een besluit over verlies van betrouwbaarheid kan worden meegewogen dat er is gereden zonder geldig rijbewijs, zonder tachograaf of snelheidsbegrenzer, of met een voertuig met een zodanig ernstig gebrek dat het omwille van de verkeersveiligheid uit het verkeer kan worden genomen.

Deze materie wordt beheerst door de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw 1994).

Op grond van artikel 2.6, eerste lid, van de Wwg kan overtreding van bij ministeriële regeling aangewezen verbodsbepalingen van de Wvw 1994 worden aangewezen als overtreding van de Wwg. Op grond van dit artikel zijn reeds bepalingen ten aanzien van belading en technische voorschriften aangewezen.

Ter uitvoering van de beroepsverordening wordt enige uitbreiding gegeven aan het aanwijzen van overtredingen van Wvw 1994-verbodsbepalingen als Wwg-overtreding.

Punt 2 van bijlage IV van de beroepsverordening handelt over tachografen en snelheidsbegrenzers. Artikel 5.3.15 van de Regeling voertuigen sluit hierbij aan. In de onderhavige regeling is dit neergelegd in artikel 18, tweede lid, onder b.

Punt 3 van bijlage IV spreekt ondermeer van rijden met een zeer ernstig gebrek aan onder meer het remsysteem, het stangenstelsel van de stuurinrichting, de wielen/banden, de ophanging of het chassis dat een zodanig onmiddellijk gevaar voor de verkeersveiligheid oplevert dat het leidt tot het besluit het voertuig uit het verkeer te nemen.

Afdeling 5.3 van de Regeling voertuigen stelt technische eisen aan bedrijfsauto’s. Op grond van artikel 160, zevende lid, van de Wvw1994 kan de bevoegde opsporingsambtenaar, indien in ernstige mate niet aan die eisen wordt voldaan, stillegging van de bedrijfsauto bevelen teneinde deze te herstellen. De aanwijzing als Wwg-overtreding geldt slechts indien dit bevel wordt gegeven. Dit is vastgelegd in artikel 18, tweede lid, onder c van de onderhavige regeling.

Punt 5 van bijlage IV van de beroepsverordening handelt ondermeer over het rijden zonder geldig rijbewijs.

Ook deze materie wordt geregeld in de Wvw 1994. In tegenstelling tot de verbodsbepalingen die betrekking hebben op de techniek van een motorvoertuig, richten de bepalingen met betrekking tot het rijbewijs zich niet tot de eigenaar of houder van het motorvoertuig, maar tot de bestuurder ervan.

Tenzij het gaat om een eenmansbedrijf of eigen rijder zal de bestuurder veelal niet de vervoerder zijn, maar in dienst van de vervoerder staan.

Artikel 9 en artikel 107 van de Wegenverkeerswet bevatten enkele verbodsbepalingen ten aanzien van het rijden zonder rijbewijs of zonder geldig rijbewijs. Deze bepalingen worden in artikel 18 van deze regeling genoemd zodat op grond hiervan het verbod van artikel 2.6, eerste lid, WWG kan worden opgelegd.

De onherroepelijke sanctie of onherroepelijke veroordeling voor een overtreding van artikel 2.6, eerste lid, Wwg door een vervoerder vanwege het rijden zonder (geldig) rijbewijs door zijn chauffeur, kan langs die weg worden meegewogen bij de beoordeling van diens betrouwbaarheid. In dat geval zal jegens de vervoerder in voorkomende gevallen een afzonderlijke vervolgingsprocedure moeten worden doorlopen. Pas als dit leidt tot een onherroepelijke sanctie, kan dit een rol spelen bij de evenredigheidstoets op grond van artikel 2.8a Wwg.

De reden om voornoemde rijbewijsdelicten mee te wegen bij de betrouwbaarheid van de vervoerder is dat deze een zorgplicht heeft ten aanzien van het voldoen aan wettelijke regels door de bij hem in dienst zijnde bestuurders.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Naar boven