Besluit houdende wijziging van de Gemeenschappelijke regeling Schadeschap Luchthaven Schiphol in verband met het Besluit tot wijziging van het Tracébesluit omlegging A9 Badhoevedorp

(tekst na in werking treden wijzigingen 2012)

28 november 2012

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland,

het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur van het Hoogheemraadschap Rijnland,

de gemeenteraad van de gemeente Haarlemmermeer,

de colleges van Burgemeester en Wethouders van de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Beverwijk, Castricum, Haarlem, Haarlemmermeer, Haarlemmerliede en Spaarnwoude, Heemskerk, Kaag en Braassem, Nieuwkoop, Ouder Amstel, Teylingen, Uitgeest, Uithoorn, Velsen, Zaanstad,

alsmede de Dagelijks Besturen van Stadsdeel Oost, Stadsdeel Nieuw-West, Stadsdeel Zuid en Stadsdeel Zuidoost van de gemeente Amsterdam;

Gelet op de artikelen 94 en 95 van de Wet gemeenschappelijke regelingen en artikel 25 van de Gemeenschappelijke Regeling Schadeschap luchthaven Schiphol;

Besluiten:

HOOFDSTUK I BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1

In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

a. de regeling:

deze gemeenschappelijke regeling;

b. het Schap:

het openbaar lichaam, bedoeld in artikel 3;

c. de Minister:

de Minister van Infrastructuur en Milieu;

d. de provincie:

de provincie Noord-Holland;

e. het Hoogheemraadschap:

het Hoogheemraadschap Rijnland;

f. de deelnemers:

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland,

het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur van het Hoogheemraadschap Rijnland,

de gemeenteraad van de gemeente Haarlemmermeer,

de colleges van Burgemeester en Wethouders van de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Beverwijk, Castricum, Haarlem, Haarlemmermeer, Haarlemmerliede en Spaarnwoude, Heemskerk, Kaag en Braassem, Nieuwkoop, Ouder Amstel, Teylingen, Uitgeest, Uithoorn, Velsen, Zaanstad,

alsmede de Dagelijks Besturen van Stadsdeel Oost, Stadsdeel Nieuw-West, Stadsdeel Zuid en Stadsdeel Zuidoost van de gemeente Amsterdam;

g. de Planologische Kernbeslissing (PKB):

De Planologische Kernbeslissing ’Schiphol en Omgeving’, deel 4, zoals goedgekeurd door de Staten-Generaal op 29 november 1995 (Hand. Tweede Kamer, 1994–1995, 23 552) en zoals luidend op 19 februari 2003.

h. de wet:

hoofdstuk 8 van de Wet luchtvaart;

i. het Luchthavenindelingbesluit:

het Luchthavenindelingbesluit Schiphol;

j. het Luchthavenverkeerbesluit:

het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol.

HOOFDSTUK II DOEL VAN DE REGELING

Artikel 2

De regeling heeft tot doel een voor belanghebbenden duidelijke, deskundige en doelmatige afhandeling – de besluitvorming naar dezelfde maatstaven daarbij begrepen – te bevorderen van verzoeken om schadevergoeding die verband houden met de uitbreiding van het luchtvaartterrein Schiphol, zoals vastgelegd in de Planologische Kernbeslissing, alsmede met de inwerkingtreding van de wet van 27 juni 2002 tot wijziging van de Wet luchtvaart inzake de inrichting en het gebruik van de luchthaven Schiphol (Stb. 374), het Luchthavenindelingbesluit en het Luchthavenverkeerbesluit.

HOOFDSTUK III HET SCHAP

Artikel 3 [schap, plaats van vestiging]

  • 1. Er is een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam genaamd: Schadeschap Luchthaven Schiphol.

  • 2. Het Schap is gevestigd in Hoofddorp (gemeente Haarlemmermeer).

Artikel 4 [bestuursorganen]

De bestuursorganen van het Schap zijn:

  • a. het algemeen bestuur;

  • b. het dagelijks bestuur;

  • c. de voorzitter;

  • d. de besliscommissie, als bedoeld in artikel 19.

HOOFDSTUK IV. HET ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 5 [samenstelling, stemrecht, plaatsvervanging]

  • 1. Het algemeen bestuur bestaat uit één en dertig leden.

  • 2. Twee leden van het algemeen bestuur worden door de Minister aangewezen.

  • 3. De overige leden van het Algemeen Bestuur en hun plaatsvervangers worden aangewezen door:

    • a. De respectieve deelnemende colleges van Burgemeester en Wethouders, de deelnemende Dagelijks Besturen van de stadsdelen, uit hun midden, de voorzitter van het college en het Dagelijks Bestuur inbegrepen;

    • b. in afwijking van het bepaalde in sub a wordt voor de gemeente Haarlemmermeer het lid gekozen door de gemeenteraad, uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen, en uit het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Haarlemmermeer;

    • c. Provinciale Staten van de provincie Noord-Holland, uit hun midden, de voorzitter inbegrepen, en uit Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland;

    • d. het Algemeen Bestuur van het Hoogheemraadschap Rijnland, uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen en uit het Dagelijks Bestuur van het Hoogheemraadschap Rijnland.

  • 4. De leden van het algemeen bestuur, bedoeld in het derde lid, hebben elk een stem, met dien verstande dat het lid van de gemeente Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Haarlemmerliede en Spaarnwoude, Haarlemmermeer en Zaanstad een tweevoudige stem heeft. De leden, bedoeld in het tweede lid, hebben ieder een aantal stemmen dat de helft van het aantal stemmen dat de overige leden kunnen uitoefenen vertegenwoordigt, met dien verstande dat zij tezamen nooit meer stemmen kunnen uitoefenen dan de overige, aanwezige leden tezamen.

  • 5. [vervallen]

  • 6. De Minister kan een plaatsvervanger aanwijzen voor de door hem aangewezen leden van het algemeen bestuur.

  • 7. [vervallen]

  • 8. [vervallen]

  • 9. [vervallen]

  • 10. Het ten aanzien van de leden bepaalde in de regeling, alsmede in de Wet gemeenschappelijke regelingen, is van overeenkomstige toepassing op hun plaatsvervangers.

Artikel 6 [zittingsduur, vervanging, ontslag]

  • 1. De door de Minister benoemde leden van het algemeen bestuur worden benoemd voor onbepaalde tijd.

  • 2. De leden, bedoeld in artikel 5, derde lid, worden aangewezen voor de zittingsduur van vier jaar. Een lid, als bedoeld in artikel 5, treedt af op de dag waarop de zittingsperiode van het bestuursorgaan dat het desbetreffende lid heeft aangewezen afloopt.

  • 3. Het bestuursorgaan dat een lid van het Algemeen Bestuur aanwijst zoals bedoeld in artikel 5, derde lid, besluit in de eerste vergadering van elke zittingsperiode over de aanwijzing van het lid en zijn plaatsvervanger van het Algemeen Bestuur. Aftredende leden kunnen opnieuw als lid worden aangewezen.

  • 4. Een lid van het algemeen bestuur dat ophoudt lid of voorzitter van het bestuursorgaan te zijn dat hem als lid van het algemeen bestuur heeft aangewezen, houdt daarmee tevens op lid van het algemeen bestuur te zijn.

  • 5. Een lid van het algemeen bestuur kan te allen tijde ontslag nemen.

    Hij deelt zijn ontslag mede aan het bestuursorgaan dat hem heeft aangewezen (art. 5, lid 3), onderscheidenlijk de Minister (art. 5, lid 2).

  • 6. Indien tussentijds een plaats van een lid van het algemeen bestuur vacant of beschikbaar komt. wijst het betreffende bestuursorgaan (art. 5, lid 3) onderscheidenlijk de Minister (art. 5. Iid 2), ten spoedigste, doch in elk geval binnen twee maanden, een nieuw lid aan.

  • 7. Van elke aanwijzing of wijziging daarin doet het college van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente, het dagelijks bestuur van het stadsdeel, het college van gedeputeerde staten van de provincie of het dagelijks bestuur van het waterschap onderscheidenlijk de Minister schriftelijke mededeling aan het dagelijks bestuur.

Artikel 7 [vergaderfrequentie, stemming]

  • 1. Het algemeen bestuur vergadert tenminste tweemaal per jaar en voorts zo dikwijls de voorzitter dit nodig oordeelt of tenminste drie leden zulks schriftelijk, onder opgave van de te behandelen onderwerpen, hebben verzocht. Een gelijk verzoekrecht komt toe aan de in artikel 5, tweede lid, bedoelde leden.

  • 2. Het algemeen bestuur besluit bij meerderheid van stemmen. Wordt over een voorstel geen stemming gevraagd, dan is het aangenomen.

  • 3. Staken de stemmen bij een stemming over personen tot wie de keuze door een voordracht is beperkt, dan wordt in dezelfde vergadering een herstemming gehouden.

    Staken de stemmen bij herstemming opnieuw, dan beslist terstond het lot.

  • 4. Staken de stemmen bij een stemming over een ander onderwerp dan bedoeld in het derde lid, dan is het voorstel niet aangenomen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt bij staking van de stemmen het nemen van een besluit verdaagd tot een volgende vergadering. Staken de stemmen in deze volgende vergadering, ongeacht of deze voltallig is of niet, opnieuw dan is het voorstel niet aangenomen.

  • 5. Is een voorstel door staking van de stemmen niet aangenomen, dan wordt op een daartoe strekkend verzoek van het algemeen bestuur, bindend advies ingewonnen door een door de president van de rechtbank te Haarlem aan wijzen onafhankelijke en onpartijdige deskundige.

Artikel 8 [verantwoording, ontslag, inlichtingen]

  • 1. Een lid van het Algemeen Bestuur is aan het bestuursorgaan dat hem als lid heeft aangewezen, aan de gemeenteraad van de betreffende gemeente, de stadsdeelraad van het betreffende stadsdeel en aan een of meer leden van die gemeenteraad of stadsdeelraad verantwoording verschuldigd voor de uitoefening van zijn lidmaatschap.

  • 2. Een lid van het algemeen bestuur kan door het bestuursorgaan, dat hem heeft aangewezen, worden ontslagen indien dit lid het vertrouwen van dat bestuursorgaan niet meer bezit.

  • 3. Op de procedure van het ontslag van een lid als bedoeld in artikel 5, derde lid, zijn de daarop betrekking hebbende artikelen uit de Gemeentewet, Provinciewet respectievelijk Waterschapswet van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Onverminderd artikel 16, zesde lid, Wet gemeenschappelijke regelingen geeft een lid van het Algemeen Bestuur desgevraagd mondeling of schriftelijk inlichtingen aan het bestuursorgaan dat hem als lid heeft aangewezen, aan de gemeenteraad van de betreffende gemeente, de stadsdeelraad van het betreffende stadsdeel en aan een of meer leden van die gemeenteraad of stadsdeelraad.

  • 5. Over al hetgeen het Schap betreft dient het algemeen bestuur de deelnemers desgevraagd van bericht en raad.

Artikel 9 [bevoegdheid, soort schade]

  • 1. Onverminderd artikel 19 is het algemeen bestuur bij uitsluiting bevoegd ter zake van de behandeling van en de beslissing op een aanvraag om schadevergoeding als bedoeld in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening doch uitsluitend voor zover deze aanvraag verband houdt met schade ten gevolge van de aanwijzingen bedoeld in de artikelen 24, 26 en 27 van de Luchtvaartwet ten behoeve van het luchtvaartterrein Schiphol (besluiten van de Minister van Verkeer en Waterstaat en de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 23 oktober 1996, Stcrt. 1996, 211).

  • 2. Onverminderd artikel 19 is het algemeen bestuur bij uitsluiting bevoegd ter zake van de behandeling van en de beslissing op een aanvraag om schadevergoeding als bedoeld in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, doch uitsluitend voor zover deze aanvraag verband houdt met schade ten gevolge van:

    • a. de in de Planologische Kernbeslissing Schiphol en Omgeving (besluit van de Minister van Verkeer en Waterstaat, de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Minister van Economische Zaken zoals goedgekeurd door de Staten-Generaal op 29 november 1995) aangegeven ’Veiligheidszone in ruime en engere zin voor het vier- en vijfbanenstelsel’ (figuur 7) en de ’Begrenzing Vrijwaringszone’ (figuur 11);

    • b. de in hoofdstuk VIII (’Beleidskeuzen ruimtelijke inrichting’) van de Planologische Kernbeslissing Schiphol en Omgeving bedoelde aanpassing in het hoofdwegennet in het gebied Haarlemmermeer- Noord, zijnde de aanleg van de Verlengde Westrandweg (rijksweg A5: tracé gedeelte tussen de Ringvaart, parallel aan de Zwanenburgbaan tot de aansluiting bij de Kruisweg op de rijksweg A4, zoals opgenomen in het besluit van de minister van V&W d.d. 15 juli 1992);

    • c. de in hoofdstuk VIII (’Beleidskeuzen ruimtelijke inrichting’) van de Planologische Kernbeslissing Schiphol en Omgeving (bedoelde aanpassingen in de wegen- en groenstructuur in het gebied Haarlemmermeer-Noord, zijnde: de aanleg van de provinciale weg N22-Noord tracégedeelte vanaf de A205 langs de IJtocht tot aan de Geniedijk) zoals aangegeven in het besluit van Provinciale Staten van 2 september 1996, nr. 51; de aanleg van het groengebied ’Groene Carré’ zoals aangegeven in de partiële herziening van het streekplan ANZKG voor Haarlemmermeer/ Schiphol, door Provinciale Staten vastgesteld bij besluit van 18 december 1995, nr. 76 (het gedeelte aan weerszijden van de A9, het gedeelte aan de westzijde van de A4, het gedeelte langs de noordzijde van de N201 en het gedeelte ten westen van de IJtocht tussen de Geniedijk en de A9; de ruimtelijke reservering voor de aanleg van de openbaar vervoerbaan ’Zuidtangent’ (tussen de Ringvaart Haarlemmermeer nabij Vijfhuizen enerzijds en Schiphol Noord (nabij de A9) zoals in het Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport 1988–2002, onder projectnummer a.040 opgenomen;

    • d. de in hoofdstuk Vlll (’Beleidskeuzen ruimtelijke inrichting’) van de Planologische Kernbeslissing Schiphol en Omgeving bedoelde aanpassingen in de waterhuishouding in het gebied Haarlemmermeer-Noord door de aanleg van waterlopen en bijbehorende infrastructurele werken, zoals aangegeven in het door het Hoogheemraadschap Rijnland. in november 1997 vastgestelde waterhuishoudkundig plan (variant IlBb);

    • e. de in hoofdstuk VIII (’Beleidskeuzen ruimtelijke inrichting’) van de Planologische Kernbeslissing Schiphol en Omgeving bedoelde aanpassingen in het lokale wegennet in het gebied Haarlemmermeer-Noord, zijnde: de aanleg van keerlussen in de IJweg, Vijfhuizerweg en Rijnlanderweg, alsmede de aanleg van een fietspad langs de geplande rijksweg A5 (tussen Hoofdvaart-westzijde en de IJweg) en van een fietspad langs de geplande start- en landingsbaan 5P (tussen de Schipholweg en de IJweg) en de A5, alsmede bijbehorende infrastructurele werken.

  • 3a. Onverminderd artikel 19 is het algemeen bestuur voorts bij uitsluiting bevoegd ter zake van de behandeling van en de beslissing op een aanvraag om schadevergoeding op grond van artikel 21 van de aanwijzing van de Minister van Verkeer en Waterstaat, handelende in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bedoeld in het eerste lid.

  • 3b. Bovendien is het algemeen bestuur, onverminderd artikel 19, bij uitsluiting bevoegd ter zake van de behandeling van en de beslissing op een aanvraag om schadevergoeding als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Regeling nadeelcompensatie Verkeer en Waterstaat 1999 (Stcrt. 1999, 172), doch uitsluitend voor zover deze aanvraag verband houdt met schade ten gevolge van de in hoofdstuk VIII (’Beleidskeuzen ruimtelijke inrichting’) van de Planologische Kernbeslissing Schiphol en Omgeving bedoelde aanpassingen in het hoofdwegennet in het gebied Haarlemmermeer-Noord, zijnde de aanleg van de Verlengde Westrandweg (rijksweg A5: tracé gedeelte tussen de Ringvaart, parallel aan de Zwanenburgbaan tot de aansluiting bij de Kruisweg op de rijksweg A4, zoals opgenomen in het besluit van de minister van V&W d.d. 15 juli 1992).

  • 3c. Voorts is het algemeen bestuur, onverminderd artikel 19, bij uitsluiting bevoegd ter zake van de behandeling van en de beslissing op een aanvraag om vergoeding van schade welke het gevolg is van rechtmatige besluiten van bestuursorganen van de provincie Noord-Holland, resp.rechtmatige feitelijke handelingen van, of in opdracht van de provincie Noord-Holland, die verband houden met de in hoofdstuk VIII (’Beleidskeuzen ruimtelijke inrichting’) van de Planologische Kernbeslissing Schiphol en omgeving bedoelde aanpassingen in de wegen- en groenstructuur in het gebied Haarlemmermeer-Noord, zijnde: de aanleg van de provinciale weg N22-Noord (tracégedeeelte vanaf de A205 langs de IJtocht tot aan de Geniedijk) zoals aangegeven in het besluit van Provinciale Staten van 2 september 1996, nr. 51; de aanleg van het groengebied ’Groene Carré’ zoals aangegeven in de partiële herziening van het streekplan ANZKG voor Haarlemmermeer/Schiphol, door Provinciale Staten vastgesteld bij besluit van 18 december 1995. nr. 76 (het gedeelte aan weerszijden van de A9, het gedeelte aan de westzijdevan de A4, het gedeelte langs de noordzijde van de N201 en het gedeelte ten westen van de IJtocht tussen de Geniedijk en de A9; de ruimtelijke reservering voor de aanleg van de openbaar vervoerbaan ’Zuidtangent’ (tussen de Ringvaart Haarlemmermeer nabij Vijfhuizen enerzijds en Schiphol Noord nabij de A9) zoals in het Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport 1988–2002, onder projectnummer a.040 opgenomen.

  • 3d. Voorts is het algemeen bestuur, onverminderd artikel 19, bij uitsluiting bevoegd ter zake van de behandeling van en de beslissing op een aanvraag om vergoeding van schade welke het gevolg is van rechtmatige besluiten van bestuursorganen van het Hoogheemraadschap Rijnland, resp. rechtmatige feitelijke handelingen van, of in opdracht van het Hoogheemraadschap Rijnland, die verband houden met de in hoofdstuk VIII (’Beleidskeuzen ruimtelijke inrichting’) van de Planologische Kernbeslissing Schiphol en Omgeving bedoelde aanpassingen in de waterhuishouding in het gebied Haarlemmermeer-Noord door de aanleg van waterlopen en bijbehorende infrastructurele werken, zoals aangegeven in het door het Hoogheemraadschap Rijnland in november 1997 vastgestelde waterhuishoudkundig plan (variant IlBb).

  • 3e. Voorts is het algemeen bestuur, onverminderd artikel 19, bij uitsluiting bevoegd ter zake van de behandeling van en de beslissing op een aanvraag om vergoeding van schade welke het gevolg is van rechtmatige besluiten van bestuursorganen van de gemeente Haarlemmermeer, resp.feitelijke handelingen van, of in opdracht van de gemeente Haarlemmermeer, welke verband houden met de in hoofdstuk VIII (’Beleidskeuzen ruimtelijke inrichting’) van de Planologische Kernbeslissing Schiphol en Omgeving bedoelde aanpassingen in het lokale wegennet in het gebied Haarlemmermeer-Noord. zijnde: de aanleg van keerlussen in de IJweg, Vijfhuizerweg en Rijnlanderweg, alsmede de aanleg van een fietspad langs de geplande rijksweg A5 (tussen Hoofdvaart-westzijde en de IJweg) en van een fietspad langs de geplande start- en landingsbaan 5P (tussen de Schipholweg en de IJweg) en de A5, alsmede bijbehorende infrastructurele werken.

  • 3f. Onverminderd artikel 19 is het algemeen bestuur tevens bij uitsluiting bevoegd ter zake van de behandeling van en de beslissing op een aanvraag om schadevergoeding op grond van artikel 8.31 van de Wet luchtvaart.

  • 3g. Voorts is het algemeen bestuur bij uitsluiting bevoegd ter zake van de behandeling van en de beslissing op een aanvraag om vergoeding van schade welke het gevolg is van rechtmatige besluiten of feitelijke handelingen van of in opdracht van een of meer van de deelnemers, welke verband houden met de Wet luchtvaart, het Luchthavenindelingbesluit of het Luchthavenverkeerbesluit.

Artikel 10 [procedure]

  • 1. Het algemeen bestuur stelt, met inachtneming van het in de volgend leden bepaalde, een verordening vast, waarin de behandeling van en de beslissing op aanvragen om schadevergoeding als bedoeld in artikel 9 nader worden geregeld.

  • 2. Op de behandeling van en de beslissing op een aanvraag om schadevergoeding als bedoeld in artikel 9 is het bepaalde in de artikelen 3 tot en met 20 Regeling nadeelcompensatie Verkeer en Waterstaat (Stcrt 1999, 172) van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De in artikel 15, vierde lid, van de Regeling nadeelcompensatie Verkeer en Waterstaat 1999 genoemde termijn kan worden opgeschort totdat zowel de aanwijzing bedoeld in artikel 9, eerste lid, als de ter uitvoering daarvan genomen planologische maatregelen, als bedoeld in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, voor zover deze in het concrete geval in de aanvraag als schadeoorzaak worden aangewezen, alsmede de overige in de aanvraag als schadeoorzaak aangewezen besluiten, rechtens onaantastbaar zijn geworden.

HOOFDSTUK V. HET DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 11 [samenstelling]

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit ten minste vier en ten hoogste zeven leden, te weten de voorzitter, een van de door de Minister benoemde leden van het algemeen bestuur, het door provinciale staten aangewezen lid, het door de gemeenteraad van Haarlemmermeer aangewezen lid en ten hoogste drie andere door het algemeen bestuur uit zijn midden aangewezen leden.

  • 2. De door de Minister benoemde leden van het dagelijks bestuur worden benoemd voor onbepaalde tijd.

  • 3. De overige leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen voor een zittingsduur van vier jaar. Zij treden af op de dag waarop de zittingsperiode van het betrokken bestuursorgaan afloopt.

  • 4. Het algemeen bestuur besluit in de eerste vergadering van elke zittingsperiode over de aanwijzing van door hem aan te wijzen leden van het dagelijks bestuur en hun plaatsvervangers. Aftredende leden kunnen opnieuw als lid worden aangewezen.

  • 5. Het lid dat ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt tevens op lid van het dagelijks bestuur te zijn.

  • 6. De plaatsvervangend voorzitter van het dagelijks bestuur wordt door het dagelijks bestuur uit zijn midden aan-gewezen bij gewone meerderheid van stemmen.

  • 7. Indien tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur beschikbaar komt, wijst het algemeen bestuur binnen 6 maanden een nieuw lid aan. Gaat de ontstane vacature gepaard met een vacature in het algemeen bestuur, dan vangt de termijn van 6 maanden aan op het moment dat het dagelijks bestuur de mededeling, bedoeld in artikel 6, zevende lid ontvangt.

Artikel 12 [besluitvorming]

  • 1. Het dagelijks bestuur kiest uit zijn midden voor de duur van zijn zittingsperiode een plaatsvervangend-voorzitter die de voorzitter bij diens afwezigheid vervangt.

  • 2. Elk lid van het dagelijks bestuur heeft een stem.

Artikel 13 [taken]

Het dagelijks bestuur is belast met:

  • a. de voorbereiding van alles waarover in de vergadering van het algemeen bestuur zal worden beraadslaagd en besloten;

  • b. de uitvoering van de besluiten van het algemeen bestuur en van de besliscommissie;

  • c. het beheren van de inkomsten en uitgaven van het Schap;

  • d. de zorg voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;

  • e. het nemen van alle conservatoire maatregelen zowel in als buiten rechte en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit;

  • f. het verstrekken van inlichtingen aan de deelnemers.

Artikel 14 [vergaderfrequentie]

  • 1. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter dit nodig oordeelt of twee andere leden van het dagelijks bestuur zulks schriftelijk, onder opgave van de te behandelen onderwerpen, hebben verzocht. In het laatste geval wordt de vergadering binnen drie weken gehouden.

  • 2. Artikel 56 Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15 [verantwoording]

  • 1. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

  • 2. Onverminderd artikel 16, zesde lid, Wet gemeenschappelijke regelingen geven zij het algemeen bestuur mondeling of schriftelijk de door een of meer leden van dit bestuur gevraagde inlichtingen.

Artikel 16 [ontslag]

  • 1. Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij deelt zijn ontslag mede aan het bestuursorgaan dat hem heeft aangewezen, onderscheidenlijk aan de Minister.

  • 2. Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit.

HOOFDSTUK VI. DE VOORZITTER

Artikel 17 [aanwijzing voorzitter]

  • 1. De voorzitter van het algemeen bestuur, benevens de plaatsvervangend-voorzitter, wordt door het algemeen bestuur uit zijn midden aangewezen bij gewone meerderheid van stemmen. Tot plaatsvervangend-voorzitter kan alleen een ander lid van het dagelijks bestuur worden aangewezen.

  • 2. De voorzitter van het algemeen bestuur is tevens voorzitter van het dagelijks bestuur.

Artikel 18 [taken]

  • 1. De voorzitter belegt de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 2. Hij is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 3. Hij is belast met de uitvoering van de besluiten van het dagelijks bestuur.

  • 4. Hij tekent de stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan.

  • 5. De voorzitter vertegenwoordigt het Schap in en buiten rechte. Hij kan deze vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen persoon.

  • 6. Indien de voorzitter behoort tot het bestuur van een deelnemer die partij is in een geding waarbij het Schap is betrokken, oefent de plaatsvervangend voorzitter de in het vijfde lid bedoelde bevoegdheid uit.

HOOFDSTUK VII. DE BESLISCOMMISSIE

Artikel 19 [voordracht]

  • 1. Het algemeen bestuur kan een commissie instellen waaraan de in artikel 9 genoemde bevoegdheden kunnen worden overgedragen, verder te noemen:

    de besliscommissie.

  • 2. Het algemeen bestuur regelt de samenstelling en werkwijze van de besliscommissie.

  • 3. De besliscommissie wordt door het algemeen bestuur benoemd op voordracht van het dagelijks bestuur.

  • 4. De besliscommissie bestaat uit drie onafhankelijke deskundigen, en hun plaatsvervangers, uit wier midden het algemeen bestuur de voorzitter aanwijst.

  • 5. De besliscommissie rapporteert over de voortgang van haar werkzaamheden, in het bijzonder van de afhandeling van de ingekomen schadeverzoeken, halfjaarlijks door tussenkomst van het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur.

  • 6. Eenmaal per jaar bericht de besliscommissie het algemeen bestuur over de doelmatigheid van de gevolgde werkwijze.

Artikel 20 [vergoeding]

Aan de leden en de plaatsvervangende leden van de besliscommissie wordt ten laste van het Rijk een vergoeding toegekend voor werkzaamheden, alsmede voor het bijwonen van vergaderingen en reis- en verblijfkosten.

HOOFDSTUK VIII. AMBTELIJKE ONDERSTEUNING

Artikel 21

  • 1. De Minister stelt de bestuursorganen van het Schap voldoende ambtelijke ondersteuning, waaronder een secretaris, ter beschikking.

  • 2. De secretaris woont de vergaderingen van het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de besliscommissie bij.

  • 3. Alle stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan, worden door de secretaris medeondertekend.

HOOFDSTUK IX. FINANCIËN

Artikel 22

  • 1. Onverminderd het bepaalde in wettelijke regelingen en het bepaalde in het tweede lid, worden de met de uitoefening van de in artikel 9 bedoelde bevoegdheden samenhangende kosten gedragen door het Rijk, tenzij tussen het Rijk en andere deelnemers anders is overeengekomen.

  • 2. Ter zake van de voorwaarden waaronder het Rijk de kosten draagt die voortvloeien uit de uitoefening van de in artikel 9, eerste lid, bedoelde bevoegdheid, kunnen door de Minister, handelende in overeenstemming met het algemeen bestuur van het schap, nadere regels worden gesteld.

  • 3. De kosten die samenhangen met de vergoedingen, bedoeld in artikel 20, alsmede andere, vooraf door de Minister gefiatteerde kosten, komen voor rekening van het Rijk.

HOOFDSTUK X. ARCHIEF

Artikel 23

De voorschriften omtrent de zorg, de bewaring en het beheer van bescheiden van de Minister zijn van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK XI. UITTREDING, WIJZIGING, OPHEFFING

Artikel 24 [uittreden van deelnemers]

Een deelnemer kan uittreden bij besluit van het betrokken bestuursorgaan, onderscheidenlijk van de Minister. De uittreding vindt niet eerder plaats dan nadat:

  • het algemeen bestuur de bestuurlijke en financiële gevolgen heeft geregeld en de continuïteit of beëindiging van het Schap is zeker gesteld.

Artikel 25 [wijziging regeling]

  • 1. Tot wijziging van de regeling wordt op voorstel van het algemeen bestuur besloten door de deelnemers.

  • 2. Een wijziging van de regeling is tot stand gekomen, zodra het in het eerste lid bedoelde voorstel is aanvaard door de helft van de deelnemers.

  • 3. De wijziging treedt in werking met ingang van de dag na de datum van de uitgifte van de Staatscourant waarin deze wordt geplaatst.

Artikel 26 [looptijd regeling]

  • 1. De regeling wordt aangegaan voor een periode van tien jaar na inwerkingtreding. Het dagelijks bestuur brengt niet later dan twee jaar voorgaande aan het einde van deze periode een gemotiveerd advies uit aan het algemeen bestuur betreffende de noodzaak tot eventuele voortzetting van het schap en dienovereenkomstige wijziging van de regeling.

  • 2. Na het einde van de periode van 10 jaar als bedoeld in lid 1 wordt de regeling jaarlijks stilzwijgend verlengd.

Artikel 27 [opheffing]

  • 1. Tot opheffing van de regeling wordt op voorstel van het Algemeen bestuur Besloten door de deelnemende colleges van Burgemeester en Wethouders, de deelnemende Dagelijks Besturen van de stadsdelen, de gemeenteraad van de gemeente Haarlemmermeer, Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland, het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur van het Hoogheemraadschap Rijnland, en de Minister.

  • 2. Een besluit tot opheffing is tot stand gekomen zodra het in het eerste lid bedoelde voorstel is aanvaard door tenminste twee derde van de deelnemers.

  • 3. Het besluit tot opheffing vermeldt de datum waarop de opheffing ingaat. Deze datum ligt minimaal 1 jaar na de datum van het besluit tot opheffing.

  • 4. Ingeval van opheffing van de regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt hij daarvoor een liquidatieplan vast.

  • 5. Zo nodig blijven de bestuursorganen van het Schap ook na het tijdstip van de opheffing in functie totdat de liquidatie is beëindigd.

HOOFDSTUK XII. SLOTBEPALINGEN

Artikel 28

De bij de Wet gemeenschappelijke regelingen voorgeschreven toezending van de regeling, alsmede de besluiten tot uittreding, wijziging of opheffing, geschiedt door de zorg van de Minister.

Artikel 29

Deze regeling treedt in werking op de eerste dag van de maand na die waarin zij is opgenomen in het register bedoeld in artikel 27, tweede lid, Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 30

Deze regeling kan worden aangehaald als ’Gemeenschappelijke regeling Schadeschap Luchthaven Schiphol’.

Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst.

TOELICHTING

De Minister van Infrastructuur en Milieu is deelnemer aan de Gemeenschappelijke Regeling Schadeschap Luchthaven Schiphol (Stcrt. 1998, 223).

Het Schadeschap Luchthaven Schiphol fungeert als één loket voor de behandeling van alle verzoeken en vergoeding van planschade en nadeelcompensatie in verband met de uitbreiding van Schiphol en daarmee samenhangende overheidsbesluiten en overheidswerken.

Artikel 9 van de Gemeenschappelijke Regeling, waarbij het Schadeschap is opgericht, behelst een overzicht van de desbetreffende overheidsbesluiten en werken.

In het Tracébesluit omlegging A9 Badhoevedorp is in art. 13 lid 2 bepaald dat het Schadeschap Luchthaven Schiphol op verzoeken om schadevergoeding beslist. Omdat de omlegging van de A9 een project is van de minister van Infrastructuur en Milieu en niet van de luchthaven Schiphol, ligt het in de rede dat de minister van Infrastructuur en Milieu op verzoeken om schadevergoeding beslist.

Om die reden heeft de minister van Infrastructuur en Milieu in het Besluit tot wijziging van het Tracébesluit omlegging A9 Badhoevedorp (juli 2012) een wijziging aangebracht in artikel 13 van het Tracébesluit (Stcrt. 2012, 15941). Het gewijzigde artikel 13 van het Tracébesluit geeft blijk van het voornemen van de Minister om zelf te beslissen op verzoeken om schadevergoeding vanwege de vaststelling van het Tracébesluit omlegging A9 Badhoevedorp.

In verband met de bovenstaande ontwikkelingen wordt art. 9 van de Gemeenschappelijke Regeling Schadeschap luchthaven Schiphol gewijzigd, zodat de bevoegdheid van het Algemeen Bestuur van het Schadescha;p Luchthaven Schiphol terzake van het Tracébesluit inzake de omlegging van de A9 Badhoevedorp komt te vervallen.

Voorts is aan artikel 25 van de Gemeenschappelijke Regeling Schadeschap luchthaven Schiphol een nieuw derde lid toegevoegd, waarin wordt bepaald dat een wijziging in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze wordt geplaatst.

Met deze wijziging ontstaat duidelijkheid omtrent het tijdstip van de inwerkingtreding van een wijziging van de Gemeenschappelijke Regeling en wordt aangesloten bij het beginsel, dat een regeling slechts verbindt nadat deze is bekendgemaakt.

Naar boven