Regeling van de Minister van Financiën van 17 december 2012, kenmerk: FM/2012/1923 M, houdende regels met betrekking tot de door personen als bedoeld in de artikelen 3:8, eerste lid, en 4:9, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht (Regeling eed of belofte financiële sector)

De Minister van Financiën,

Gelet op de artikelen 3:8, tweede lid, en 4:9, zesde lid, van de Wet op het financieel toezicht;

Besluit:

Artikel 1

  • 1. Personen als bedoeld in de artikelen 3:8, eerste lid, en 4:9, eerste lid, van de wet, leggen binnen drie maanden na aanvang van hun werkzaamheden voor de onderneming een eed of belofte af, indien mogelijk ten overstaan van een persoon in een hogere functie en in tegenwoordigheid van een andere vertegenwoordiger van de onderneming.

  • 2. Onder persoon in een hogere functie als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan:

    • a. een beleidsbepaler in een hogere functie, indien de persoon die de eed of belofte aflegt de functie van beleidsbepaler uitoefent;

    • b. de voorzitter van het orgaan dat belast is met het toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de onderneming, indien de persoon die de eed of belofte aflegt de hoogste functie binnen de onderneming uitoefent;

    • c. de voorzitter van het orgaan dat belast is met het toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de onderneming, indien de persoon die de eed of belofte aflegt een lid van dit orgaan is;

    • d. het langstzittende lid van het orgaan dat belast is met het toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de onderneming, indien de persoon die de eed of belofte aflegt de voorzitter van dit orgaan is;

    • e. een andere persoon werkzaam bij of onder verantwoordelijkheid van de onderneming, indien de onderdelen a tot en met d niet op de onderneming van toepassing zijn.

  • 3. In afwijking van het eerste lid kan de eed of belofte tevens ten overstaan van een bestuurslid van de betrokken branche- of beroepsorganisatie worden afgelegd, in tegenwoordigheid van een andere vertegenwoordiger van de onderneming of van de branche- of beroepsorganisatie.

Artikel 2

  • 1. Voor de door een beleidsbepaler af te leggen eed of belofte wordt gebruik gemaakt van het formulier in bijlage 1 bij deze regeling.

  • 2. Voor de door een lid van het orgaan dat belast is met het toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de onderneming af te leggen eed of belofte wordt gebruik gemaakt van het formulier in bijlage 2 bij deze regeling.

Artikel 3

  • 1. Het afleggen van de eed geschiedt door voorlezing van de tekst van het formulier bedoeld in artikel 2 door de persoon ten overstaan van wie de eed wordt afgelegd, waarna de persoon die de eed aflegt woordelijk uitspreekt: ‘Zo waarlijk helpe mij God Almachtig’.

  • 2. Het afleggen van de belofte geschiedt door voorlezing van de tekst van het formulier bedoeld in artikel 2 door de persoon ten overstaan van wie de belofte wordt afgelegd, waarna de persoon die de belofte aflegt woordelijk uitspreekt: ‘Dat verklaar en beloof ik’.

Artikel 4

  • 1. Na het afleggen van de eed of belofte wordt het formulier ondertekend door de persoon die de eed of belofte heeft afgelegd, de persoon ten overstaan van wie de eed of belofte is afgelegd en de in artikel 1, eerste of derde lid, bedoelde vertegenwoordiger.

  • 2. De onderneming bewaart het ondertekende formulier op toegankelijke wijze.

Artikel 5

In afwijking van artikel 1, eerste lid, leggen personen die op het moment van inwerkingtreding van deze regeling reeds werkzaam zijn bij een financiële onderneming, de eed of belofte binnen een jaar na inwerkingtreding van deze regeling af.

Artikel 6

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2013. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2012, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 7

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling eed of belofte financiële sector.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

BIJLAGE 1. FORMULIER EED/BELOFTE TEN BEHOEVE VAN EEN BELEIDSBEPALER

(bijlage als bedoeld in artikel 2, eerste lid)

Ik zweer/beloof dat ik mijn functie integer en zorgvuldig zal uitoefenen.

Ik zweer/beloof dat ik een zorgvuldige afweging zal maken tussen alle belangen die bij de onderneming betrokken zijn, te weten die van de klanten, de aandeelhouders, de werknemers en de samenleving waarin de onderneming opereert.

Ik zweer/beloof dat ik in die afweging het belang van de klant centraal zal stellen en de klant zo goed mogelijk zal inlichten.

Ik zweer/beloof dat ik mij zal gedragen naar de wetten, de reglementen en de gedragscodes die op mij van toepassing zijn.

Ik zweer/beloof dat ik geheim zal houden wat mij is toevertrouwd.

Ik zweer/beloof dat ik geen misbruik zal maken van mijn kennis.

Ik zweer/beloof dat ik mij open en toetsbaar zal opstellen en ik ken mijn verantwoordelijkheid voor de samenleving.

Ik zweer/beloof dat ik mij zal inspannen om het vertrouwen in de financiële sector te behouden en te bevorderen.

Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!/Dat verklaar en beloof ik!

Op [datum], werd te [plaats]

ten overstaan van1 [naam persoon ten overstaan van wie de eed of belofte is afgelegd], en

in tegenwoordigheid van2 [naam andere vertegenwoordiger van de onderneming of branche- of beroepsorganisatie]

de eed/belofte volgens bovenvermeld formulier afgelegd.

Betrokkene [handtekening betrokkene]

BIJLAGE 2. FORMULIER EED/BELOFTE TEN BEHOEVE VAN EEN LID VAN HET ORGAAN DAT BELAST IS MET HET TOEZICHT OP HET BELEID EN DE ALGEMENE GANG VAN ZAKEN VAN DE ONDERNEMING

(bijlage als bedoeld in artikel 2, tweede lid)

Ik zweer/beloof dat ik mijn functie integer en zorgvuldig zal uitoefenen.

Ik zweer/beloof dat ik een zorgvuldige afweging zal maken tussen alle belangen die bij de onderneming betrokken zijn, te weten die van de klanten, de aandeelhouders, de werknemers en de samenleving waarin de onderneming opereert.

Ik zweer/beloof dat ik in die afweging het belang van de klant centraal zal stellen.

Ik zweer/beloof dat ik mij zal gedragen naar de wetten, de reglementen en de gedragscodes die op mij van toepassing zijn.

Ik zweer/beloof dat ik geheim zal houden wat mij is toevertrouwd.

Ik zweer/beloof dat ik geen misbruik zal maken van mijn kennis.

Ik zweer/beloof dat ik mij open en toetsbaar zal opstellen en ik ken mijn verantwoordelijkheid voor de samenleving.

Ik zweer/beloof dat ik mij zal inspannen om het vertrouwen in de financiële sector te behouden en te bevorderen.

Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!/Dat verklaar en beloof ik!

Op [datum], werd te [plaats]

ten overstaan van1 [naam persoon ten overstaan van wie de eed of belofte is afgelegd], en

in tegenwoordigheid van2 [naam andere vertegenwoordiger van de onderneming of branche- of beroepsorganisatie]

de eed/belofte volgens bovenvermeld formulier afgelegd.

Betrokkene [handtekening betrokkene]

TOELICHTING

Algemeen

§ 1. Inleiding

Met deze regeling wordt uitvoering gegeven aan de motie Huizing/Blanksma.1 Deze motie verzoekt de regering om de moreel-ethische verklaring die beleidsbepalers in het kader van de Code Banken2 afleggen wettelijk te verankeren in de betrouwbaarheids- en geschiktheidstoets3 van bestuurders.

In de Wet op het financieel toezicht (Wft) is in de artikelen 3:8, tweede lid, en 4:9, zesde lid, bepaald dat bij ministeriële regeling regels kunnen worden gesteld met betrekking tot een door personen waarvoor de geschiktheidstoets geldt.

Gekozen is voor de vorm van een eed of belofte om het belang van de waarden waar deze voor staat te onderstrepen, en om de bewustwording daarvan bij de persoon die hem aflegt te versterken.

In deze regeling is opgenomen op welke wijze de eed of belofte moet worden afgelegd. Zo is de tekst van de eed of belofte voorgeschreven, alsmede welke personen bij het afleggen aanwezig moeten zijn. Daarnaast is de procedure rond het afleggen van de eed of belofte, het ondertekenen van het formulier, en de wijze van bewaring van het ondertekende formulier beschreven.

De inhoud van deze regeling is voorgelegd aan de toezichthouders. Met hun opmerkingen is rekening gehouden in deze regeling.

§ 2. Consultatie

De regeling is samen met het Wijzigingsbesluit Financiële Markten 2013 geconsulteerd in de periode van 14 april 2012 tot en met 11 mei 2012 op de website http://internetconsultatie.nl/wijzigingsbesluitfm2013/. Er zijn meer dan 100 reacties ontvangen, waarvan 40 reacties (mede) betrekking hadden op de voorstellen over de eed of belofte. Naar aanleiding van de reacties is de toelichting op een aantal punten aangepast.

De reikwijdte van de geconsulteerde conceptregeling zag op elke persoon werkzaam bij elke financiële onderneming. De reikwijdte van deze regeling is, gelet op het regeerakkoord dat op 29 oktober 2012 is gepubliceerd, vastgesteld op personen werkzaam bij een financiële onderneming, en waarvoor de geschiktheidstoets geldt.4 Hieronder wordt ingegaan op reacties die relevant zijn ten aanzien van de huidige regeling. De overige consultatiereacties zullen worden betrokken bij toekomstige voorstellen voor een bredere eed of belofte dan in deze regeling is bepaald.

De meerderheid van de respondenten heeft twijfels geuit over het nut van een eed of belofte, en vraagt zich af of deze voorstellen geen symboolwetgeving zijn. De voorstellen ten aanzien van de eed of belofte worden door de respondenten veelal beschouwd in het geheel van alle (voorgestelde) maatregelen op de financiële markten, waarbij meerdere malen de vraag naar voren komt of de overheid in dit geval niet te vergaand ingrijpt, en of de lasten in verhouding tot het effect van de maatregel niet te hoog zijn. Tevens wijzen verschillende respondenten op bestaande normen en interne gedragscodes waar medewerkers, inclusief de top van de onderneming, nu al aan moeten voldoen. In dat licht zien zij geen aanvullend effect van een eed of belofte uitgaan.

De in de financiële sector gewenste cultuuromslag vergt niet enkel wet- en regelgeving, maar heeft ook een sterke morele dimensie. Deze morele dimensie keert terug in het afleggen van de moreel-ethische verklaring in de vorm van een eed of belofte. Het gaat daarbij niet enkel om het ondertekenen van het formulier, maar ook om het uitspreken. Hier is voor gekozen om te benadrukken dat de waarden die de eed of belofte vertegenwoordigd zeer belangrijk zijn. Om deze redenen is de eed of belofte geen symboolwetgeving, maar juist een zeer nuttige en gerechtvaardigde maatregel die een bijdrage zal leveren aan het herstellen van het vertrouwen in de financiële sector.

Tijdens de consultatie is door meerdere respondenten aandacht gevraagd voor de samenloop met het arbeidsrecht bij de uitvoering van de eed of belofte binnen de onderneming. Het ging daarbij om de situatie waarin iemand weigert de eed of belofte af te leggen.

De introductie van een nieuwe eis waaraan beleidsbepalers en commissarissen de top van de onderneming, moeten voldoen is geen onbekende situatie voor ondernemingen of beleidsbepalers en commissarissen. Gedacht kan worden aan de introductie van gedragscodes waaraan medewerkers, inclusief de top van de onderneming, moeten voldoen, zowel op basis van een wettelijke verplichting of anderszins. Een voorbeeld is de introductie van gedragscodes over internetgebruik op het werk. Bij veel bedrijven zijn deze in de afgelopen jaren geïntroduceerd, waarbij ook een beleidsbepaler of commissaris verplicht is deze te onderschrijven. Een dergelijk verzoek van de werkgever, ook in het geval van deze eed of belofte, is een redelijk verzoek. De eed of belofte bevat kernwaarden waaraan ook nu al moet worden voldaan. Mocht een beleidsbepaler of commissaris weigeren de eed of belofte af te leggen dan rust op de onderneming de verplichting de beleidsbepaler of commissaris als nog hiertoe te bewegen. Dit kan in uiterste gevallen leiden tot een situatie waarin de onderneming arbeidsrechtelijke sancties treft jegens de beleidsbepaler of commissaris.

§ 3. Bedrijfseffecten

a. administratieve lasten

Administratieve lasten zijn de kosten voor het bedrijfsleven en/of burgers om te voldoen aan informatieverplichtingen aan de overheid voortvloeiend uit wet- en regelgeving van de overheid. Hiervan is hier geen sprake.

b. nalevingskosten

Inhoudelijke nalevingskosten zijn de directe kosten die samenhangen met de naleving van inhoudelijke verplichtingen. De initiële nalevingskosten hebben betrekking op het aanpassen van de interne systemen en het afleggen van de eed of belofte door personen die al werkzaam zijn bij de onderneming. De totale initiële nalevingskosten bedragen € 125.069 voor alle financiële ondernemingen gezamenlijk. De totale structurele nalevingskosten bedragen jaarlijks € 3.752 voor alle financiële ondernemingen gezamenlijk. Hieronder worden de nalevingskosten nader toegelicht.

Initiële nalevingskosten

Beleidsbepalers en leden van het orgaan dat belast is met het toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de onderneming die op het moment van inwerkingtreding van deze regeling reeds werkzaam zijn bij de onderneming moeten een eed of belofte afleggen. Op 1 januari 2013 gaat dit naar schatting om 17.000 personen in hoge functies binnen de organisatie (standaard uurtarief € 71). Het afleggen kan groepsgewijs (in het geval van een grotere onderneming bijvoorbeeld de raad van bestuur en de raad van commissarissen gezamenlijk) plaatsvinden ten overstaan van een persoon in een hogere functie of het bestuurslid (standaard uurtarief € 71) en in het bijzijn van een hoogopgeleide kenniswerker (standaard uurtarief € 45). Het afleggen kost 5 minuten per persoon. De nalevingskosten komen hiermee op (18.700 * € 5.92 = € 110.704) + (1.700 * € 3.75= € 6.375) = € 117.079.

Het opslaan van de ondertekende eed of belofte zal één minuut in beslag nemen en plaatsvinden door een administratieve medewerker (standaard uurtarief € 28). De nalevingskosten van deze handeling bedragen 17.000 * € 0.47 = € 7.990.

Structurele nalevingskosten

Het gemiddelde verloop bij de personen die onder dit artikel vallen is jaarlijks 3%. 510 personen moeten jaarlijks de eed of belofte aflegen. Het afleggen, ondertekenen en opslaan van de eed of belofte bedraagt in het totaal 5 minuten per persoon. De nalevingskosten bedragen daarmee jaarlijks (561 * € 5.92 = € 3.321) + (51 * € 3.75= € 191) = € 3.512.

Het opslaan van de ondertekende eed of belofte zal één minuut in beslag nemen en gebeuren door een administratieve medewerker (standaard uurtarief € 28). De nalevingskosten van deze handeling bedragen 510 * € 0.47 = € 240.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Dit artikel is gebaseerd op de artikelen 3:8, tweede lid, en 4:9, zesde lid, van de wet.

De eed of belofte dient te worden afgelegd door dezelfde personen die worden getoetst op hun geschiktheid; de beleidsbepalers en leden van het toezichthoudend orgaan. Bij de geschiktheidstoets wordt door de toezichthouder voorafgaand aan de benoeming van een dergelijk persoon onder andere aandacht besteed aan de bereidheid van de persoon om integer en professioneel te handelen. Een intentieverklaring dat de persoon de eed of belofte zal afleggen zal onderdeel zijn van deze geschiktheidstoets. De geschiktheidseis is een doorlopende eis zodat, indien na aantreden van de persoon blijkt dat hij de eed of belofte niet aflegt of niet naleeft, de toezichthouder de geschiktheid opnieuw kan beoordelen. Er zal dan door de toezichthouder onder andere opnieuw worden bezien of de betrokkene voldoet aan het geschiktheidselement ‘professioneel gedrag’ zoals opgenomen in de Beleidsregel geschiktheid 2012 van de AFM en DNB. Dit kan de consequentie hebben dat de betrokkene door de toezichthouder niet langer geschikt wordt bevonden en dus zijn functie niet langer kan uitoefenen.

Het afleggen van de eed gebeurt ten overstaan van een persoon in een hogere functie en andere vertegenwoordiger van de onderneming, bijvoorbeeld een compliance officer of HR-medewerker. Deze andere vertegenwoordiger heeft de rol van getuige bij het afleggen.

De woorden ‘indien mogelijk’ zien op de situatie waarin sprake is van een onderneming waar in het totaal minder dan drie personen werkzaam zijn. In het geval dat twee personen werkzaam zijn vervult één van de twee personen de rol van persoon in hogere functie, dit kan ook een persoon in een lagere of gelijke functie zijn (zie de toelichting in de volgende alinea). In het geval van een zelfstandige zonder enig personeel kan logischerwijs worden volstaan met ondertekening van het formulier van de eed of belofte.

In het tweede lid is nader uitgewerkt welke functies zijn aangemerkt als persoon in een hogere functie. In onderdeel e is een restcategorie opgenomen voor het geval de onderneming de functies beschreven in de onderdelen a tot en met d niet kent. In dat geval is het mogelijk om de eed of belofte af te leggen ten overstaan van een persoon in een lagere of gelijke functie. Deze situatie zou zich voor kunnen doen bij een kleine onderneming met een beperkt aantal werknemers.

Een groot deel van de personen en ondernemingen actief in de financiële sector is aangesloten een bij branche- of beroepsorganisaties. Het derde lid voorziet in de situatie waarbij de eed of belofte wordt afgelegd binnen een dergelijke organisatie. In dat geval dient de eed of belofte afgelegd te worden ten overstaan van een bestuurslid van de branche- of beroepsorganisatie, en in het bijzijn van een vertegenwoordiger van de branche- of beroepsorganisatie of een vertegenwoordiger van de onderneming van de persoon die de eed of belofte aflegt.

Artikel 2

Het eerste en tweede lid van artikel 2 verwijzen naar bijlagen 1 en 2. De inhoud van bijlage 1 is gelijk aan de inhoud van de moreel-ethische verklaring uit de Code Banken en Governance Principes Verzekeraars en benoemt elementen die voor zichzelf spreken en aansluiten bij bestaande normen. Het gaat om onder meer integer handelen en het centraal stellen van de klant bij de afweging van alle bij de onderneming betrokken belangen. Dit laatste is opgenomen om het bijzondere en kwetsbare belang van de klant te benadrukken, en betekent niet dat het belang van de klant ook automatisch voorrang heeft boven andere bij de onderneming betrokken belangen.

In bijlage 2 is, met het oog op de specifieke taken van het orgaan dat belast is met het toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de onderneming, de passage ‘en de klant zo goed mogelijk zal inlichten’ niet opgenomen.

Een onderneming kan er voor kiezen de eed of belofte onderdeel uit te laten maken van een ander document. Veel ondernemingen maken bijvoorbeeld gebruik van interne gedragscodes die reeds moeten worden getekend door het personeel. Een onderneming kan de eed of belofte onderdeel uit laten maken van een dergelijke gedragscode.

Artikel 3

Dit artikel is qua formulering gebaseerd op artikel 5 van de Regeling afleggen eed en belofte rijksambtenaar.5 De persoon die de eed of belofte aflegt hoeft niet de hele eed of belofte uit te spreken, uitsluitend de slotzin zoals opgenomen in het formulier in bijlage 1 en 2 (’Zo waarlijk helpe mij God Almachtig’/‘Dat verklaar en beloof ik’). Het voorlezen van de tekst van de eed of belofte vindt plaats door de persoon ten overstaan van wie de eed of belofte wordt afgelegd (de persoon in een hogere functie dan wel een bestuurslid van de branche- of beroepsorganisatie). Dit biedt ondernemingen de mogelijkheid om de tekst één maal uit te laten spreken tegenover meerdere personen, waarna deze personen (bijvoorbeeld leden van de raad van bestuur) de eed of belofte afleggen.

Artikel 4

Na het afleggen van de eed of belofte wordt het formulier ondertekend door de betrokkene, de persoon ten overstaan van wie de eed of belofte is afgelegd (1) en de andere vertegenwoordiger van de onderneming, of branche- of beroepsorganisatie (2).

De onderneming dient op basis van het tweede lid het ondertekende formulier te bewaren op een zodanige wijze dat deze eenvoudig toegankelijk is voor de toezichthouders. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het toevoegen van het formulier aan het personeelsdossier van de persoon die eed of belofte heeft afgelegd.

Artikel 5

In artikel 5 is overgangsrecht opgenomen ten aanzien van personen die op het moment van inwerkingtreding van deze regeling reeds werkzaamheden voor de onderneming verrichten. Deze personen moeten uiterlijk binnen een jaar na inwerkingtreding van deze regeling de eed of belofte hebben afgelegd en ondertekend. Er is gekozen voor een ruime overgangstermijn, aangezien het gaat om een grote groep personen.

Artikel 6

De regeling treedt in werking op 1 januari 2013. Mocht onverhoopt de regeling niet voor het einde van 2012 in de Staatscourant worden gepubliceerd, dan treedt de regeling in werking op de dag na publicatie in de Staatscourant.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem


X Noot
1

[handtekening persoon ten overstaan van wie de eed of belofte is afgelegd]

X Noot
2

[handtekening andere vertegenwoordiger van de onderneming of branche- of beroepsorganisatie]

X Noot
1

[handtekening persoon ten overstaan van wie de eed of belofte is afgelegd]

X Noot
2

[handtekening andere vertegenwoordiger van de onderneming of branche- of beroepsorganisatie]

X Noot
1

Kamerstukken II 2010/11, 31 980, nr. 43.

X Noot
3

De motie spreekt van de deskundigheidstoets. Het begrip ‘deskundigheid’ wordt vervangen door ‘geschiktheid’, zie Stb. 2012, 7. Om deze reden zal het nieuwe begrip geschiktheid in het wetsvoorstel en deze toelichting reeds worden gehanteerd.

X Noot
4

Kamerstukken II 2012/13 33 236, nr. 16.

Naar boven