Besluit van de directeur-generaal van Rijkswaterstaat van 10 december 2012, met kenmerk RWS/SDG-2012/2166/133795, tot wijziging van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rijkswaterstaat 2011

De directeur-generaal Rijkswaterstaat,

Gelet op artikel 23, tweede en derde lid, van het Organisatie- en mandaatbesluit Infrastructuur en Milieu 2012, respectievelijk artikel 3 van het Instellingsbesluit directoraat-generaal Rijkswaterstaat en artikel 3, eerste lid, van het Besluit mandaat en machtiging directeur-generaal Rijkswaterstaat inzake erkenningen bodemkwaliteit;

BESLUIT:

ARTIKEL I

Het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rijkswaterstaat 2011 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 5 wordt onder vernummering van het vijfde lid tot zesde lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 5. De hoofdingenieur-directeur van de Dienst Verkeer en Scheepvaart kan met inachtneming van artikel 12 binnen zijn dienst zijn bevoegdheden ook mandateren aan de teamleiders en de senior adviseurs, laatstgenoemde voor zover het juridische aangelegenheden betreft, van de afdeling Bodem+ binnen de directie RWS Leefomgeving. De teamleiders en senior adviseurs worden geen bevoegdheden verleend in HRM-aangelegenheden en in het aangaan van verplichtingen welke financiële gevolgen hebben of kunnen hebben.

B

Aan artikel 9 worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 3. De afdelingshoofden van de afdelingen Bestuurlijk Juridische Zaken en Vastgoed binnen de regionale diensten en de Corporate Dienst kunnen de aan hen verleende machtiging met betrekking tot vertegenwoordiging bij geschillen eveneens verlenen aan adviseurs voor zover het hun werkterrein juridische zaken betreft.

  • 4. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op het afdelingshoofd van de afdeling Bodem+ van de directie RWS Leefomgeving binnen de Dienst Verkeer en Scheepvaart.

C

Onder vernummering van de artikelen 14 tot en met 16 tot 15 tot en met 17, wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 14 Bevoegdheid bij dienst overschrijdende aangelegenheden

  • 1. In het geval de aan de hoofdingenieur-directeuren en in voorkomend geval de aan de algemeen directeur verleende bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 5, 7 en 9, steeds eerste lid, een en dezelfde aangelegenheid betreft en meer dan een dienst aangaat, kan een van deze hoofdingenieur-directeuren dan wel algemeen directeur namens de andere bevoegde hoofdingenieuren-directeuren dan wel algemeen directeur deze bevoegdheden uitoefenen.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de aan directeuren en afdelingshoofden verleende bevoegdheden op grond van de artikelen 5, 7 en 9, steeds tweede lid, voor zover het hun werkterrein betreft.

D

De Bijlage bij artikel 12 van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rijkswaterstaat 2011 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel 5 komt te luiden:

  • 5. Aan de hoofdingenieur-directeur, de hoofdingenieur-directeur (indien er geen hoofdingenieur-directeur is benoemd de directeur) van een projectdirectie of van een programmadirectie en de algemeen directeur van de Corporate Dienst, blijft voorbehouden:

    • het nemen van besluiten inhoudende een volledige honorering van verzoeken als bedoeld in de Wet openbaarheid van bestuur;

    • het benoemen van de direct onder de directeuren ressorterende leidinggevende functionarissen.

2. In onderdeel 6 wordt in de eerste zin de zinsnede “en aan de gemandateerde senior adviseurs werkzaam bij de Directie Communicatie, Personeel en Recht” vervangen door: en aan de gemandateerde afdelingshoofden en senior adviseurs werkzaam bij de Directie Communicatie, Personeel en Recht

3. Na onderdeel 8 wordt een nieuw onderdeel ingevoegd luidende:

  • 9. Aan de hoofdingenieur-directeur van de Dienst Verkeer en Scheepvaart, diens directeur RWS Leefomgeving en aan de gemandateerde afdelingshoofden, teamleiders en senior adviseurs werkzaam bij de directie RWS Leefomgeving van de Dienst Verkeer en Scheepvaart zijn voorbehouden de volgende bevoegdheden op het gebied van milieu en leefomgeving, mobiliteit en klimaat voor zover het betreft:

    • a. de bescherming, het beheer en de sanering van de bodem:

      • het afgeven, wijzigen en intrekken van verklaringen houdende een beoordeling van de reinigbaarheid van verontreinigde grond als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 17a, 17b, 30 en 31, van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen;

      • het overgaan tot kostenverhaal als bedoeld in artikel 75 van de Wet bodembescherming, met uitzondering van situaties waarin Gedeputeerde Staten en Burgemeester en Wethouders gebruik hebben gemaakt van mandaat dat hen is verleend op basis van artikel 75, zesde lid;

      • het verhaal van kosten met toepassing van artikel 75, het eerste, tweede, derde en vijfde lid van de Wet bodembescherming;

      • het treffen van een schikking met betrekking tot de kosten als bedoeld in artikel 75 van de Wet bodembescherming, het voeren van onderhandelingen terzake en het treffen van een schikking;

      • het verlenen van erkenningen als bedoeld in artikel 9 van het Besluit bodemkwaliteit;

      • het wijzigen van een erkenning als bedoeld in artikel 12 van het Besluit bodemkwaliteit;

      • het intrekken en schorsen van een erkenning op grond van artikel 23, eerste lid, onder a, c en d, en tweede lid, onder a, van het Besluit bodemkwaliteit;

      • het verlenen van een ontheffing als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van het Besluit bodemkwaliteit;

      • het vaststellen van een formulier als bedoeld in artikel 31, derde lid, van het Besluit bodemkwaliteit;

      • het verlenen van een erkenning op grond van artikel 12b, eerste lid, van het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen;

      • het wijzigen van een erkenning op grond van artikel 12e van het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen;

      • het intrekken van een erkenning op grond van artikel 12k, eerste lid, aanhef en onder a, c, of d, van het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen;

      • het schorsen van een erkenning op grond van artikel 12k, tweede 2, aanhef en onder a, van het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen;

    • b. het examineren en diplomeren van personen en het certificeren van bedrijven die handelingen verrichten waarbij gefluoreerde broeikasgassen dan wel gereguleerde stoffen vrij kunnen komen in het kader van:

      • de Regeling gefluoreerde broeikasgassen en gereguleerde stoffen koelinstallaties;

      • de Regeling gefluoreerde broeikasgassen brandbeveiligingssystemen;

      • de Regeling gefluoreerde broeikasgassen hoogspanningsschakelaars;

    • c. het ontdoen van bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 10.37 en volgende in de Wet milieubeheer:

      • het verlenen van toestemming tot gebruik van een digitale gegevensdrager op grond van artikel 12, tweede lid, van het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen;

      • het opstellen van het Reglement melden, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Regeling melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen.

ARTIKEL II

In artikel 6 van het Tijdelijk besluit mandaat, volmacht en machtiging Landelijk Tunnelregisseur wordt de zinsnede “vervalt met ingang van 1 januari 2013” vervangen door: “vervalt met ingang van 1 april 2013”.

ARTIKEL III

In artikel 7 van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rijkswaterstaat Directeur Algemene Corporate Taken wordt de zinsnede “vervalt op 31 december 2012” vervangen door: “vervalt met ingang van 1 april 2013”.

ARTIKEL IV

In artikel 6 van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Kwartiermaker van de Rijkswaterstaat Regionale projecten en onderhoud (Realisatie II) wordt de zinsnede “vervalt op 31 december 2012” vervangen door: vervalt met ingang van 1 april 2013.

ARTIKEL V

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan de in dit besluit genoemde functionarissen.

Den Haag, 10 december 2012.

De directeur-generaal Rijkswaterstaat, Mr. ing. J.H. Dronkers

MEDEDELING

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan tegen dit besluit binnen zes weken na de dag waarop dit is bekend gemaakt een bezwaarschrift worden ingediend bij Rijkswaterstaat, t.a.v. Staf DG, Postbus 20906, 2500 EX Den Haag. Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en ten minste het volgende te bevatten:

  • a. naam en adres van de indiener;

  • b. de dagtekening;

  • c. datum en nummer of kenmerk van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt, en

  • d. de opgave van de redenen waarom de indiener zich niet met het besluit kan verenigen.

TOELICHTING

Dit besluit wijzigt het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rijkswaterstaat 2011.

Aanleiding voor de wijziging is de overkomst van taken op het gebied van milieu en leefomgeving, mobiliteit en klimaat vanuit het Agentschap NL. Het gaat om taken die betrekking hebben op opdrachten vanuit het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, die voorheen bij het Agentschap NL lagen en nu uitgevoerd zullen worden door de directie RWS Leefomgeving binnen de Dienst Verkeer en Scheepvaart van Rijkswaterstaat. Het betreft onder andere uitvoeringstaken ten aanzien van bodembescherming, bodembeheer en het examineren en diplomeren van personen en het certificeren van bedrijven die handelingen verrichten waarbij gefluoreerde broeikasgassen dan wel gereguleerde stoffen vrij kunnen komen. Het gaat daarnaast ook om de uitvoering van werkzaamheden ten behoeve van het Kenniscentrum InfoMil, het Landelijk Meldpunt Afval (LMA), het uitvoeren van opdrachten bijvoorbeeld op het gebied van schoner en stiller transport, klimaat en het uitvoeren van opdrachten van andere overheden.

Voor de uitvoering van deze taken is de directie RWS Leefomgeving binnen de Rijkswaterstaat - Dienst Verkeer en Scheepvaart gevormd met bijbehorende functionarissen, waaraan bevoegdheden in mandaat worden verleend. Reden voor de vorming van een nieuwe directie is het besluit van de Bestuursraad van het ministerie van Infrastructuur en Milieu om een herkenbare eenheid RWS Leefomgeving in te richten.

Het bovenliggende mandaat wordt enerzijds verkregen op basis van artikel 23, eerste lid, van het Organisatie- en mandaatbesluit Infrastructuur en Milieu, voor zover het taken betreft genoemd in het Instellingsbesluit directoraat-generaal Rijkswaterstaat die door de minister van I&M bij Rijkswaterstaat zijn neergelegd. Anderzijds betreft het wat betreft erkenningen inzake bodemkwaliteit ook een bevoegdheid die de directeur-generaal in mandaat heeft verkregen van de minister van Economische Zaken. De reden hiervoor is dat de minister van Economische Zaken mede bevoegd is ingeval van het verlenen van erkenningen inzake bodemkwaliteit. Het is de bedoeling om ook dit deel van de bevoegdheid met betrekking tot erkenningen in mandaat te laten uitoefenen door functionarissen binnen Rijkswaterstaat en dan dus mede namens de minister van Economische Zaken.

Het mandaatbesluit dat deze bevoegdheden mandateert aan de directeur-generaal Rijkswaterstaat is het Besluit mandaat en machtiging directeur-generaal Rijkswaterstaat inzake erkenningen bodemkwaliteit van de minister van Economische Zaken. Deze bevoegdheden worden in dit besluit in ondermandaat verleend aan de hoofdingenieur-directeur generaal van de Dienst Verkeer en Scheepvaart, die deze bevoegdheden voorts verder in ondermandaat kan verlenen aan functionarissen binnen de directie RWS Leefomgeving.

De taken waarvoor specifiek sprake is van mandaatverlening worden genoemd in de bijlage bij artikel 12, onder punt 9. Bij de Dienst Verkeer en Scheepvaart ontstaat per 1 januari 2013 een nieuwe directie RWS Leefomgeving met afdelingen waar deze taken aan zijn toebedeeld overeenkomstig het Instellingsbesluit van de Dienst Verkeer en Scheepvaart.

Onder punt 5 van deze bijlage wordt aangegeven dat de bevoegdheid tot het benoemen van afdelingshoofden nu bij de hoofdingenieur-directeuren ligt. Deze bevoegdheid lag voorheen bij de directeur-generaal.

Tevens wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om de machtiging van juridisch adviseurs voor vertegenwoordiging in rechte te regelen in het besluit en de bevoegdheid inzake dienstoverschrijdende aangelegenheden te regelen. Dit betekent bijvoorbeeld dat een hoofdingenieur-directeur van een bepaalde dienst bij dienst overschrijdende aangelegenheden besluiten kan ondertekenen namens een hoofdingenieur-directeur van een andere dienst. Evenzo geldt dat voor directeuren en afdelingshoofden voor zover het hun werkterrein betreft.

Als laatste wordt de werking van een drietal specifieke mandaatbesluiten verlengd tot 1 april 2013. Zonder verlenging zouden deze besluiten per 31 december 2012 vervallen. Aangezien de mandaatverlening ten aanzien van deze bevoegdheden per april 2013 anders zal worden opgenomen in het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rijkswaterstaat 2011 en niet zoals eerder voorzien per 1 januari 2013, is deze verlenging noodzakelijk.

De directeur-generaal Rijkswaterstaat, Mr. ing. J.H. Dronkers

Naar boven