Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Federale Republiek Brazilië betreffende samenwerking in defensie gerelateerde zaken; Brasilia, 7 december 2011 (Trb. 2012, 8)

TOELICHTENDE NOTA

Inleiding

De Braziliaanse marine heeft plannen voor een aanzienlijke uitbreiding en vernieuwing van haar vloot. Het betreft hier verschillende klassen schepen, waaronder de Offshore Patrol Vessels (OPV). In Nederland gevestigde scheepswerven zijn goede kandidaten om deze OPV's te leveren. Naast Nederland dingen ook andere landen mee naar de door Brazilië te plaatsen orders. Deze landen zijn Frankrijk, Italië, Engeland en Duitsland. Teneinde mee te kunnen dingen naar deze orders heeft Brazilië als politieke voorwaarde onder meer gesteld, dat er een kaderverdrag inzake defensiesamenwerking moet worden getekend tussen beide staten voordat er sprake kan zijn van gunning van een contract aan een industrie van dat land. Frankrijk, Italië, Engeland en Duitsland hebben een dergelijke kaderverdrag met Brazilië reeds ondertekend. Gelet op het economisch belang dat aan het verkrijgen van een dergelijke order is verbonden, heeft het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie het ministerie van Defensie verzocht om medewerking te verlenen aan een zo spoedig mogelijke totstandkoming van een kaderverdrag met Brazilië.

In het kaderverdrag zijn de algemene voorwaarden voor defensiesamenwerking vastgelegd. Het doel van deze samenwerking is het bevorderen van militaire activiteiten, activiteiten betreffende militair materieel en systemen, alsook uitwisselingen inzake defensie- en veiligheidsaangelegenheden. De samenwerking kan onder meer de volgende vormen aannemen:

  • samenwerking op het gebied van onderzoek, ontwikkeling, logistieke ondersteuning en verwerving van defensieproducten, defensiematerieel en diensten;

  • het delen van kennis en ervaringen opgedaan op het gebied van operaties;

  • het delen van kennis op het gebied van defensie technologie;

  • gemeenschappelijke activiteiten op het gebied van training, militaire instructie en oefeningen.

Indien binnen het kader van dit verdrag op een bepaald gebied nader wordt samengewerkt, zullen hieromtrent nadere afspraken worden gemaakt.

In de titel en de aanhef van het verdrag wordt de regering van Brazilië genoemd als Verdragsluitende Partij. Het verdrag zal uiteraard tussen beide staten gelden.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2

De samenwerking vindt in de regel plaats door het uitwisselen van informatie en het uitwisselen van personeel.

Artikel 3

Alhoewel de inhoud voor zich spreekt, is het een uitdrukkelijke eis van Brazilië geweest om een verwijzing naar het Handvest van de Verenigde Naties als zelfstandig artikel in het verdrag op te nemen.

Artikel 4

Iedere verdragspartij draagt de eigengemaakte kosten met betrekking tot de uitvoering van het verdrag zelf, tenzij anders is overeengekomen.

Artikel 5

Dit artikel bevat bepalingen inzake de bescherming van geclassificeerde informatie welke in het kader van de samenwerking wordt gegenereerd of uitgewisseld. Het is de bedoeling dat de verdragspartijen een separate beveiligingsovereenkomst sluiten. Tot de datum van inwerkingtreding van deze beveiligingsovereenkomst blijven de bepalingen in het kaderverdrag van kracht.

Artikel 6

Op grond van het gestelde in het eerste en tweede lid, doen verdragspartijen over en weer afstand van aanspraken jegens elkaar ter zake van schade aan hun eigendommen in gebruik bij hun strijdkrachten en ter zake van letsel van hun personeel, toegebracht in het kader van de uitoefening van de dienst. Die aansprakelijkheid bestaat wel in geval van opzet en grove schuld (tweede lid).

In het derde lid is een regeling opgenomen voor de afhandeling van schade aan derden welke door personeel van de zendstaat wordt veroorzaakt. De ontvangende staat behandelt de vorderingen en doet deze af in overeenstemming met de wetten en regelingen van deze staat. De zendstaat zal alle door de ontvangende staat gemaakte kosten aan deze vergoeden. Afhandeling van claims die voorvloeien uit door personeel van de zendstaat gesloten contracten met derden op het grondgebied van de ontvangende staat (bijvoorbeeld contracten in het kader van de levering van goederen voor een oefening) zijn uitgesloten van bovenvermelde procedure en worden afgehandeld in overeenstemming met de bepalingen van het desbetreffende contract.

Het vierde lid geeft een regeling voor de gevallen waarin de schade aan derden gezamenlijk is toegebracht door personeel van de zendstaat en personeel van de ontvangende staat. Ook hier zal de ontvangende staat de vordering, in overeenstemming met de wetten en regelingen van deze staat, behandelen en afdoen. De kosten worden in dit geval tussen de ontvangende staat en de zendstaat verdeeld naar rato van de schade of het verlies dat iedere partij heeft veroorzaakt.

Het vijfde lid geeft een regeling voor de afhandeling van schade aan derden, welke door personeel van de zendstaat is toegebracht buiten de uitoefening van de dienst. Afhandeling van deze schade vindt plaats door middel van consultatie tussen de verdragspartijen en in overeenstemming met de wetten en regelingen van de ontvangende staat.

In het zesde lid is een bepaling opgenomen op grond waarvan de zendstaat enige invloed kan uitoefenen op de hoogte van de uit te keren schadevergoeding.

Artikel 7

De verdragspartijen komen overeen dat geschillen die voortvloeien uit of verband houden met het verdrag, in overleg tussen de verdragspartijen worden opgelost.

Artikel 8

Met betrekking tot de gebieden van samenwerking, genoemd in dit kaderverdrag, kunnen de verdragspartijen op grond van het gestelde in het eerste lid nadere verdragsafspraken maken. Op grond van het gestelde in het tweede lid kunnen binnen dit kader ook uitvoerende afspraken worden gemaakt tussen de Ministers van Defensie van de verdragsluitende partijen. Laatstgenoemde afspraken, die in de regel worden vastgelegd in een ‘Memorandum van Overeenstemming’, dienen in lijn te zijn met de nationale wetten van de verdragspartijen.

Artikel 9

Tussen de verdragspartijen zal een overeenkomst worden gesloten inzake de status van hun personeel, indien aanwezig op het grondgebied van de andere verdragspartij. In het kader van een dergelijke statusovereenkomst moet worden gedacht aan bepalingen inzake rechtsmacht, het dragen van wapens tijdens oefeningen, bepalingen inzake binnenkomst en verblijf alsmede bepalingen inzake de in- en uitvoer van defensiemateriaal. Een regeling inzake aansprakelijkheid is reeds vastgelegd in artikel 6 van het verdrag.

Koninkrijkspositie

Wat het Koninkrijk betreft, zal het verdrag alleen voor het Europese deel van Nederland gelden.

De minister van Defensie,

De minister van Buitenlandse Zaken,

Advies Raad van State

No. W07.12.0060/II

’s-Gravenhage, 6 april 2012

Aan de Koningin

Bij Kabinetsmissive van 7 maart 2012, no.12.000526, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Federale Republiek Brazilië betreffende samenwerking in defensie gerelateerde zaken; Brasilia, 7 december 2011 (Trb. 2012, 8), met toelichtende nota.

In het verdrag maken Brazilië en het Koninkrijk algemene afspraken over samenwerking op het gebied van defensie. Het gaat bij voorbeeld om samenwerking op het gebied van onderzoek en ontwikkeling, de aanschaf van defensieproducten, het uitwisselen van informatie en ervaringen, de uitwisseling van opleidingspersoneel en de deelname aan opleidingsprogramma's. Uit de toelichting blijkt dat het verdrag tot stand is gekomen omdat de Nederlandse industrie wil kunnen meedingen naar orders van de Braziliaanse marine voor offshore patrol vessels (patrouilleschepen van de kustwacht). Brazilië stelt een kaderverdrag voor defensiesamenwerking als voorwaarde om mee te kunnen dingen.

  • 1. Artikel 11, derde lid, van het Verdrag bepaalt dat het verdrag slechts van toepassing is op het grondgebied van het Koninkrijk gelegen in Europa. Voorts staat in de aanbiedingsbrief dat de ministerraad heeft vastgesteld dat het verdrag niet zal gelden voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten.1 Uit de toelichting blijkt niet dat de regeringen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten in de gelegenheid zijn gesteld te bepalen of het verdrag het eigen land raakt, en – in het bevestigende geval – of een van hen medegelding van het verdrag wenst. De Afdeling adviseert hierop in de toelichting in te gaan.

  • 2. Het Koninkrijk beschikt over een in Curaçao gevestigde Kustwacht, die in dezelfde regio opereert als de Braziliaanse marine. De Afdeling adviseert in de toelichting uiteen te zetten waarom niet is voorzien in samenwerking tussen de Kustwacht en de Braziliaanse marine.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld verdrag wordt overgelegd aan de beide kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De vice-president van de Raad van State, J.P.H. Donner.

Nader Rapport

’s-Gravenhage, 4 juni 2012

Nr. MINBUZA-2012.12165

Afdeling Verdragen

Aan de Koningin

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Federale Republiek Brazilië betreffende samenwerking in defensie gerelateerde zaken; Brasilia, 7 december 2011 ( Trb. 2012, 8)

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 7 maart 2012, nr. 12.000526, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 6 april 2012, nr. W07.12.0060/II, bied ik U hierbij aan.

Naar aanleiding van het advies van de Raad is de toelichtende nota in het onderdeel inleiding en in het onderdeel Koninkrijkspositie aangevuld.

Ik moge U, mede namens de Minister van Defensie, verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De Minister van Buitenlandse Zaken, U. Rosenthal.


X Noot
1

Zie ook toelichtende nota, slotalinea.

Naar boven