Staatscourant
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814
Besluit van 12 mei 2011, nr. 11.001156 houdende aanwijzing onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte in de gemeente De Ronde Venen krachtens artikel 72a van de onteigeningswet
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau enz. enz. enz.
Beschikken bij dit besluit op het verzoek van de provincie Utrecht bij brief van 25 oktober 2010, kenmerk 2010INT264752, tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ingevolge artikel 72a van de onteigeningswet ten behoeve van de reconstructie van de provinciale weg N201 Uithoorn–A2, het gedeelte tussen de kernen Mijdrecht (km. 54,466) en Vinkeveen (km. 55,975), met bijkomende werken in de gemeente De Ronde Venen.
Onze Minister van Infrastructuur en Milieu heeft de beslissing op het verzoek voorgedragen bij brief van 14 maart 2011, nr. RWSCD BJV 2011/68, Rijkswaterstaat Corporate Dienst, Eenheid Bestuurlijk Juridische Zaken en Vastgoed.
Overeenkomstig artikel 3:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht hebben het ontwerp van het te nemen besluit alsmede de in artikel 63 van de onteigeningswet genoemde stukken in de periode van donderdag 23 december 2010 tot en met woensdag 2 februari 2011 in de gemeente De Ronde Venen en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst te Utrecht ter inzage gelegen. Voorafgaand daaraan is de terinzagelegging overeenkomstig artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht aangekondigd in het huis-aan-huisblad De Ronde Vener en in de Staatscourant nr. 20005 van woensdag 15 december 2010.
Voorts is overeenkomstig artikel 3:13 van de Algemene wet bestuursrecht voorafgaand aan de terinzagelegging het ontwerp van het te nemen besluit toegezonden aan belanghebbenden en aan de verzoeker om onteigening.
Belanghebbenden zijn hierbij uitgenodigd voor een hoorzitting in de gemeente De Ronde Venen op woensdag 2 februari 2011.
In genoemde kennisgeving zijn belanghebbenden op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot het naar keuze schriftelijk of mondeling naar voren brengen van zienswijzen.
De volgende belanghebbenden hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt:
De heer G. Verweij, eigenaar van de onroerende zaken met grondplannummers 4.1 en 4.2.
Overwegingen
Ingevolge artikel 72a van de onteigeningswet kan onteigening plaatsvinden onder meer ten behoeve van de aanleg en verbetering van wegen.
Reclamant voert in de eerste plaats aan dat hem uit het overleg is gebleken dat zijn grond nodig is om water te realiseren. Daarop heeft hij te kennen gegeven dat hij zijn grond wel daarvoor ter beschikking wil stellen, maar graag zelf in eigendom wil houden. In de tweede plaats voert reclamant aan, dat zijn onroerende zaken ten onrechte als grasland worden aangemerkt. In werkelijkheid gaat het om een fruitboomgaard en een bedrijfstuin met bomensingel.
Naar aanleiding hiervan overwegen Wij het volgende.
Met betrekking tot het als eerste door reclamant gestelde merken Wij op, dat er ter plaatse van zijn eigendommen sprake is van de verlegging en verbreding van de reeds voor landbouwverkeer en fietsers aanwezige parallelweg langs de N201. Als gevolg hiervan dient de eveneens reeds aanwezige bermsloot te worden verlegd. De verzoeker om onteigening heeft er ter plaatse van de huiskavel van reclamant voor gekozen om de sloot aan de zijde van de parallelweg gedeeltelijk niet te voorzien van het gebruikelijke talud maar van een damwand. Dit omdat er bij realisering van een dergelijk talud sprake zou zijn van een onevenredige aantasting van bedoelde huiskavel. Ten gevolge van deze oplossing behoeft van deze kavel geen grond ter onteigening te worden aangewezen. Aan de west- en oostzijde van bedoelde kavel is op de bij reclamant in eigendom zijnde onroerende zaken met de grondplannummers 4.1 en 4.2 wel sprake van de aanleg van een nieuwe bermsloot met een volledig talud. Naar aanleiding van het verzoek van reclamant om de hier voorziene sloot in eigendom te mogen houden merken Wij op, dat deze sloot deel uitmaakt van een langs de gehele parallelweg gelegen bermsloot. De sloot op de eigendommen van reclamant vervult ook in samenhang daarmee een functie. Gelet daarop kunnen de ter onteigening aan te wijzen gedeelten van de onroerende zaken met de grondplannummers 4.1 en 4.2 dan ook bezwaarlijk voor de realisering van het werk worden gemist. De verzoeker om onteigening stelt zich daarbij naar Ons oordeel terecht op het standpunt dat zowel de eigendom als ook het beheer en onderhoud van het werk met inbegrip van de sloten in één hand dienen te zijn. Op deze wijze is de veilige en ongestoorde ligging van de werken het meest gewaarborgd en is de verzoeker om onteigening voor het samenhangend beheer en onderhoud van het geheel niet afhankelijk van medewerking van derden. Overigens heeft de verzoeker om onteigening medegedeeld dat reclamant in een op 10 september 2010 met hem gevoerd overleg gevraagd heeft of hij de werkzaamheden op zijn terrein zelf zou mogen uitvoeren binnen het bestek van de verzoeker en zonder verkoop van de grond. De verzoeker heeft reclamant hierop laten weten dat hij het voor een eenduidige beheer- en onderhoudssituatie noodzakelijk acht dat hij de sloot in eigendom verkrijgt. Wel heeft de verzoeker aangegeven het bespreekbaar te achten dat reclamant de sloot zelf op zijn eigendom graaft conform de regels van het bestek, op basis van een open begroting en onder de voorwaarde dat de grond uiteindelijk in eigendom wordt overgedragen. De verzoeker heeft hierop echter geen reactie van reclamant ontvangen.
Met betrekking tot het in de tweede plaats door reclamant gestelde merken Wij op, dat in de bij de onteigeningsstukken gevoegde lijst van te onteigenen onroerende zaken de onroerende zaken met de grondplannummers 4.1 en 4.2 worden omschreven als ‘terrein (grasland)’. Deze omschrijving is, overeenkomstig de opgave van de openbare registers van het kadaster. Ingevolge de onteigeningswet dienen deze registers als grondslag voor de administratieve onteigeningsprocedure.
Overige overwegingen
Om de reconstructie van de N201 tussen Mijdrecht en Vinkeveen mogelijk te maken is een wijziging van het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ noodzakelijk, omdat de nieuwe situatie niet past binnen de huidige verkeersbestemming. In 2008 heeft het college van B&W gebruik gemaakt van de bevoegdheid tot toepassing van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijk Ordening en de nadere uitwerking daarvan in de voorschriften van het vigerende bestemmingsplan om alle bestemmingen te wijzigen in ‘Verkeersdoeleinden’. Het ontwerp-besluit heeft vanaf 16 oktober 2008 gedurende 6 weken ter inzage gelegen, er zijn geen zienswijzen ingediend. Dit heeft geleid tot het besluit van het college van B&W van 8 januari 2009, kenmerk 2008-0434 om de betreffende bestemmingen te wijzigen in de bestemming ‘Verkeersdoeleinden’.
Echter, op 3 februari 2009 heeft de gemeenteraad van De Ronde Venen voor het betreffende gebied het nieuwe bestemmingsplan Marickenland vastgesteld. Per abuis is het B&W-besluit van 8 januari 2009 hierin niet verwerkt, waardoor de procedure opnieuw moest worden doorlopen. De ontwerp-wijziging bestemmingsplan Marickenland heeft van 10 juni 2010 tot en met 21 juli 2010 ter inzage gelegen. Er zijn 3 zienswijzen ingediend. De gemeente De Ronde Venen heeft op 16 september 2010 een hoorzitting gehouden. De wijziging van het bestemmingsplan Marickenland is op 21 december 2010 vastgesteld. Tegen het bestemmingsplan Marickenland is beroep ingesteld bij de Raad van State. Mocht dit leiden tot vernietiging van Marickenland, dan is het B&W besluit van 8 januari 2009 opnieuw van kracht.
De N201 staat in de top 5 van drukste wegen in de provincie en de weg wordt in toenemende mate gebruikt. Daarbij kent het wegvak van de N201 tussen Mijdrecht en de A2 een voor een provinciale weg hoger dan gemiddeld percentage vrachtverkeer namelijk 16% ten opzichte van 9%. Hierdoor verslechtert de verkeersveiligheid en de bereikbaarheid van de omliggende gebieden. Tevens is sprake van een capaciteitstekort. Daarnaast is de parallelweg aan de noordzijde van de N201 onveilig, omdat de parallelweg onvoldoende breed is voor fietsers en landbouwverkeer. Voorts is het kruispunt N201-N212 sinds 2002 een blackspot volgens het landelijk classificatiesysteem verkeersveiligheid. Het werk waarvoor onteigend wordt is onderdeel van het Bereikbaarheidsoffensief Randstad (BOR). In verband met de BOR-subsidie moet het werk eind 2012 gereed zijn. De uitvoering is voorzien in 2011, echter mede afhankelijk van de beschikbaarheid van de benodigde gronden.
Het moet in het belang van de vlotte en veilige doorstroming van het verkeer en een goede verkeersafwikkeling worden geacht, dat de provincie Utrecht de eigendom verkrijgt van de in dit besluit genoemde onroerende zaken.
De door reclamanten naar voren gebrachte zienswijzen worden niet van zodanig gewicht geacht dat op grond daarvan het verzoek om een koninklijk besluit ex artikel 72a van de onteigeningswet moet worden afgewezen.
Beslissing;
Gelet op de onteigeningswet,
Gehoord de Afdeling advisering van de Raad van State, advies van 21 april 2011, nr. W14.11.0078/IV, en gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 4 mei 2011, nr. RWSCD BJV 2011/315, Rijkswaterstaat Corporate Dienst, Eenheid Bestuurlijk Juridische Zaken en Vastgoed,
Hebben Wij goedgevonden en verstaan:
Ten behoeve van de reconstructie van de provinciale weg N201 Uithoorn–A2, het gedeelte tussen de kernen Mijdrecht (km. 54,466) en Vinkeveen (km. 55,975), met bijkomende werken in de gemeente De Ronde Venen, zullen ten algemenen nutte en ten name van de provincie Utrecht worden onteigend de onroerende zaken, aangeduid op de grondtekeningen die ingevolge artikel 63 van de onteigeningswet in de gemeente De Ronde Venen en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst ter inzage heeft gelegen als:
Van de onroerende zaak, kadastraal bekend, gemeente Waverveen
Grondplan nr.
Te onteigenen grootte
Als
Ter grootte van
Sectie en nr.
Ten name van
ha
a
ca
ha
a
ca
1
0
32
42
terrein (grasland)
9
24
73
B 2869
Outshoorn, Aaltje, Maria, Waverveen, g.m.
Kruijswijk, Jan, Waverveen
3A
3B
3B.1
3B.2
0
0
0
0
00
11
00
00
23
00
16
16
wonen (agrarisch) terrein (grasland)
8
72
95
B 2479
1/2 eigendom: Bloed, Betje, Waverveen, g.m.
Van Vliet, Cornelis, Waverveen;
Aantekening recht: Verkregen ten behoeve van maatschap;
1/2 eigendom: Van Vliet, Gerrit, Willem, Mijndert, Waverveen g.m.
Timmerman, Lydia, Hendrika, Waverveen;
Opstalrecht nutsvoorzieningen,
gerechtigde: Gemeente De Ronde Venen, Mijdrecht
4.1
0
04
73
terrein (grasland)
2
66
00
B 2625
Verweij, Gerrit, Vinkeveen
4.2
0
04
80
terrein (grasland)
4
51
00
B 2699
Verweij, Gerrit, Vinkeveen, g.m.
Van der Horst, Cornelia Christina, Vinkeveen
6.1
0
01
24
wonen terrein (grasland)
0
47
50
D 575
Schreurs, Engel, Vinkeveen, g.m
Hoefnagel, Antonia Maaike Maria, Vinkeveen
6.2A
0
12
76
terrein (grasland)
6
61
35
D 644
Als grondplannummer 6.1
6.2A.1
0
00
49
6.2A.2
0
00
48
6.2A.3
0
00
50
6.2B
0
08
50
7.1
0
01
65
terrein (grasland)
2
39
20
D 647
Treur, Daniël, Wilnis, g.m.
De Vries, Willemine Hendrike, Wilnis
7.1A
0
00
25
7.2
0
04
31
terrein (grasland)
4
88
30
D 648
Als grondplannummer 7.1
7.2A
0
00
28
7.2B
0
00
46
Onze Minister van Infrastructuur en Milieu is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift aan de Afdeling advisering van de Raad van State zal worden gezonden.
Den Haag,
12 mei 2011
Beatrix
De Minister van Infrastructuur en Milieu,
M.H.
Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.