Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de rechtbanken

Considerans

Voor u ligt het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de rechtbanken.

Dit procesreglement (hierna ook: het reglement) is in het kader van het project Civiele procedure van het programma versterking rechterlijke organisatie (PVRO) tot stand gekomen en het resultaat van een uitvoerige gedachtewisseling tussen de civiele sectoren van de negentien rechtbanken, waarbij ook een brede consultatie van de Nederlandse Orde van Advocaten heeft plaatsgevonden en afstemming heeft plaatsgehad met de afdeling wetgeving van het Ministerie van Justitie.

Op 14 april 2000 heeft het Landelijk Overleg Voorzitters van de Civiele sectoren van de rechtbanken (LOVC) deze procesregeling goedgekeurd, waarna alle rechtbanken het reglement als eigen reglement hebben vastgesteld.

Evaluatie van de werking van dit reglement heeft plaatsgevonden in oktober 2001. De wijzigingen waartoe deze evaluatie aanleiding heeft gegeven, zijn met ingang van 1 januari 2002 in werking getreden. Tijdens de op 10 februari 2003 gehouden tweede landelijke roldag, heeft een volgende evaluatie van het rolreglement plaatsgevonden, wederom resulterend in een aantal wijzigingen. Op 13 april 2006 is een derde landelijke roldag gehouden, die heeft geleid tot een aantal wijzigingen die op 1 maart 2007 in werking is getreden.

De voorliggende versie van het reglement vindt zijn oorsprong in een initiatief van het Project procesreglementen, dat onderdeel uitmaakt van het Programma Civiele Sectoren, en is ontwikkeld door een door dit project geïnitieerde en door het LOVC gefaciliteerde werkgroep, in nauwe samenwerking met de redactieraad die verantwoordelijk is voor het onderhoud van het reglement en de Nederlandse Orde van Advocaten. Het LOVC heeft de gewijzigde versie op 13 juni 2008 goedgekeurd, waarna de besturen van alle rechtbanken deze versie hebben geaccordeerd en publicatie in de Staatscourant is gevolgd. Daarop volgende aanpassingen in verband met de inwerkingtreding van de Wet griffierechten burgerlijke zaken zijn goedgekeurd door het Landelijk Overleg Voorzitters Sector Civiel en Kanton (LOVCK) op 3 oktober 2011, waarna de besturen van alle rechtbanken deze versie hebben geaccordeerd en publicatie in de Staatscourant is gevolgd.

Het reglement beoogt in de eerste plaats uniformiteit in de wijze van procederen bij alle rechtbanken in de civiele zaken die met een dagvaarding worden ingeleid en beoogt voorts een bijdrage te leveren aan verkorting van de doorlooptijden van de civielrechtelijke procedure.

Mocht u de gedrukte uitgave van het reglement raadplegen, dan maken wij u erop attent dat dit niet het brondocument is. Vanwege de wijzigingen die met enige regelmaat in de tekst worden aangebracht, is het brondocument, behalve in de Staatscourant, te vinden op de websitehttp://www.rechtspraak.nl/Procedures/Landelijke-regelingen/Pages/default.aspx onder het kopje Sector civiel recht. Op de website staat altijd de meest recente versie van dit reglement, inclusief de inhoud van de hyperlinks die in de gedrukte versie niet is weergegeven.

Derde versie, oktober 2011

1 Algemene bepalingen

1.1 Toepasselijkheid

Dit reglement heeft betrekking op de voortgang van het geding in alle met een dagvaarding ingeleide civiele zaken bij de rechtbanken waarvoor een verplichte procesvertegenwoordiging geldt.

1.2 Begripsbepalingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

a. rechtbank:

de met de behandeling van de zaak belaste enkelvoudige of meervoudige kamer of, in voorkomende gevallen, de rolrechter of rechter-commissaris;

b. roldatum:

 de dag waarop de hierna onder m. en n. bedoelde rol wordt afgehandeld;

c. inlevertijdstip:

het tijdstip waarop processtukken, met uitzondering van de dagvaarding, en berichten uiterlijk bij de rechtbank moeten worden ingeleverd;

d. dagen:

 maandag tot en met vrijdag, met uitzondering van de dagen als bedoeld in artikel 3 van de Algemene Termijnenwet;

e. proceshandeling:

 hetgeen op grond van een wettelijk voorschrift, reglement of beslissing van de rechtbank door een partij moet of kan worden verricht om het geding te kunnen voortzetten of het wijzen van vonnis mogelijk te maken;

f. conclusie:

 een processtuk dat uitgebreider op de inhoud van de zaak ingaat dan een akte als bedoeld onder g.;

g. akte:

een processtuk dat een korte mededeling, zoals een enkele  erkenning of ontkenning, een bewijsaanbod, de aankondiging van een productie of een reactie daarop bevat;

h. bericht:

een stuk dat een voorstel, verzoek, opgave of mededeling betreffende de procesvoering in een zaak bevat;

i. klemmende reden:

een omstandigheid waardoor het voor een partij redelijkerwijs niet mogelijk is de proceshandeling binnen de gestelde termijn te verrichten of op de zitting te verschijnen;

j. overmacht:

een omstandigheid waardoor het voor een partij redelijkerwijs niet mogelijk is tijdig om een klemmende reden om uitstel te verzoeken;

k. Roljournaal:

een voor advocaten door middel van het internet toegankelijke weergave van de proceshandelingen van de rol van de rechtbank, sector civiel;

l. B-formulier:

een formulier dat beschikbaar is in Roljournaal, voor het aankondigen van rolhandelingen en voor berichten als bedoeld onder h.;

m. continuatierol:

de rol waarop zaken zijn geplaatst waarin actief wordt geprocedeerd;

n. parkeerrol:

de rol waarnaar zaken zijn verwezen waarin het geding tijdelijk niet wordt voortgezet.

1.3 Roldatum en inlevertijdstip

De roldatum en het inlevertijdstip: woensdag en 10.00 uur.

1.4 Procesvoering, afwijkende procesvoering

Partijen zijn gebonden aan de wijze en termijnen van procesvoering als in dit reglement voorzien, tenzij de rechtbank op hun eenstemmig verzoek dat vóór de eerste roldatum is gedaan, een daarvan afwijkende procesvoering toestaat.

1.5 Toepasselijkheid op bijzondere procedures

Dit reglement is ook van toepassing op procedures waarvoor enige bijzondere wettelijke regeling betreffende de procesvoering geldt, behoudens voor zover deze regeling zich daartegen verzet.

2.6 Gevolgen niet-naleving reglement

De rechtbank zal aan de niet-naleving van een in dit reglement gegeven voorschrift het gevolg verbinden dat haar met het oog op de aard van het voorschrift en de ernst van het verzuim passend voorkomt.

1.7 Ambtshalve handhaven termijnen, verval van recht

De termijnen worden ambtshalve gehandhaafd, tenzij uit dit reglement anders voortvloeit.

Indien een proceshandeling niet is verricht binnen de daarvoor gestelde termijn en van die termijn geen uitstel kan worden verkregen, vervalt het recht de proceshandeling te verrichten.

1.8 Berichtenverkeer

Een partij gebruikt voor een aan de rechtbank gericht bericht een B-formulier. Indien een bericht niet door middel van een B-formulier ter kennis van de rechtbank kan worden gebracht, kan dit ook per telefax worden toegezonden

Indien een partij enig bericht aan de rechtbank zendt, doet deze partij gelijktijdig een kopie van het bericht aan de wederpartij toekomen. Zij doet dit op zodanige wijze dat kan worden aangenomen dat de wederpartij het bericht niet later dan de rechtbank ontvangt. Uit het bericht aan de rechtbank moet blijken dat aan dit voorschrift is voldaan. De wederpartij kan binnen twee dagen reageren.

1.9 Uitstel op grond van klemmende redenen of overmacht

Een gemotiveerd verzoek van een partij om uitstel op grond van klemmende redenen, wordt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk vier dagen voor de afloop van de desbetreffende termijn of voor de zitting ingediend. De wederpartij kan binnen twee dagen na indiening van het verzoek reageren.

De rechtbank beoordeelt het verzoek zo spoedig mogelijk na het verstrijken van een termijn van twee dagen na indiening van het verzoek of, indien voordien een reactie van de wederpartij is ontvangen, zo spoedig mogelijk na ontvangst van deze reactie.

Indien een partij door overmacht niet in staat is het verzoek in te dienen binnen de in de eerste zin van deze bepaling genoemde termijn van vier dagen, geeft zij de rechtbank daarvan bij eerste gelegenheid bericht. De rechtbank beslist terstond, de wederpartij zo mogelijk gehoord.

1.10 Beslissing rechtbank op bericht

Bij haar beslissing op een bericht bepaalt de rechtbank, zo nodig, ook door welke partij en op welke termijn enige proceshandeling zal worden verricht.

1.11 Inzage griffiedossier

Partijen hebben recht op inzage van het griffiedossier.

1.12 Bekendmaking rol

De verrichte proceshandelingen en het wijzen van vonnis worden uiterlijk twee dagen na de rol op Roljournaal bekendgemaakt.

1.13 Gevallen waarin dit reglement niet voorziet

In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist de rechtbank. Bij de beslissing worden zoveel mogelijk de bepalingen van dit reglement in acht genomen.

1.14 Bijzondere omstandigheden

Indien omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven, kan de rechtbank van dit reglement afwijken.

2 Indiening van processtukken

2.1 Tijdstip en wijze van indiening

Voor zover in artikel 3.1 niet anders is bepaald, wordt een voor een roldatum bestemd processtuk uiterlijk op het inlevertijdstip ter griffie ingediend.

De indiener voegt bij het processtuk een behoorlijk ingevuld B-formulier.

2.2 Op het processtuk te vermelden gegevens

Op het processtuk worden in de kop administratieve gegevens, zoals zaak- of rolnummer en roldatum, en de namen van de procespartijen, vermeld.

Indien met het processtuk ook een andere proceshandeling wordt verricht dan die waarvoor de zaak staat, wordt hiervan eveneens melding gemaakt in de kop en op het bijgevoegde B-formulier.

2.3 Producties

De indiener nummert de in het geding gebrachte producties en voegt een overzicht bij.

In een volgend processtuk van een partij wordt bij de nummering van de producties uit het vorige processtuk van diezelfde partij aangesloten.

2.4 Conclusies en akten

Conclusies en akten worden in enkelvoud ingediend.

De partij die een conclusie of akte indient, zorgt voor gelijktijdige toezending of terhandstelling aan de wederpartij van een kopie daarvan en, indien van toepassing, van de daarbij behorende producties.

2.5 Opmerkingen en accentueringen op stukken

Overgelegde stukken bevatten geen opmerkingen en geen accentueringen die in het originele stuk niet voorkomen. Stukken die hieraan niet voldoen, worden teruggezonden. De indiener vervangt de teruggezonden stukken binnen twee weken door exemplaren die van deze opmerkingen en accentueringen zijn geschoond.

2.6 Verandering of vermeerdering van eis

Een partij die haar eis of de grondslag daarvan verandert of vermeerdert, vermeldt dit in de kop van het processtuk en op het B-formulier.

Indien een partij bezwaar wenst te maken tegen een verandering of vermeerdering van de eis en op dit bezwaar een beslissing wil verkrijgen alvorens verder te procederen, vraagt zij de rechtbank de zaak te plaatsen op de rol van twee weken na de roldatum waarop de verandering of vermeerdering van de eis is gedaan. Deze termijn wordt niet verlengd. Indien deze partij op andere wijze bezwaar maakt, wordt op het bezwaar bij het eerstvolgende vonnis beslist.

2.7 Termijnen voor conclusies en akten

Voor een conclusie of een akte, geldt tot aan het wijzen van een inhoudelijk tussenvonnis een termijn van zes weken en daarna een termijn van vier weken.

Voor een conclusie in een incident en voor een eenvoudige akte geldt een termijn van twee weken.

2.8 Uitstel

Uitstel wordt niet verleend, behoudens in de volgende gevallen:

  • a. op eenstemmig verzoek van partijen, tenzij uitstel zou leiden tot onredelijke vertraging van het geding;

  • b. op verzoek van een of meer partijen op grond van klemmende redenen;

  • c. op verzoek van een of meer partijen in geval van overmacht.

Een eerste eenstemmig verzoek van partijen als bedoeld onder a. wordt ingewilligd. Een tweede en volgend eenstemmig verzoek wordt schriftelijk toegelicht, waarbij partijen tevens motiveren waarom verwijzing naar de parkeerrol niet in aanmerking komt.

Uitstel wordt verleend met inachtneming van ten hoogste de termijnen als bedoeld in artikel 2.7.

2.9 Producties en proceshandelingen voorafgaand aan getuigenverhoor, comparitie, descente of pleidooi

Een partij die bij gelegenheid van een getuigenverhoor, comparitie, descente of pleidooi nog een proceshandeling wenst te verrichten of producties in het geding wenst te brengen, zendt uiterlijk twee weken voor de dag van de zitting een afschrift van de te verrichten proceshandeling of de in het geding te brengen producties aan de rechtbank en aan de wederpartij toe. Dit afschrift kan ook per telefax aan de rechtbank worden toegezonden.

2.10 Depot

Voorwerpen kunnen ter griffie worden gedeponeerd. Van het depot maakt de griffie een akte op, die aan het griffiedossier wordt toegevoegd en in kopie aan partijen ter beschikking wordt gesteld.

Indien vanwege de aard van het voorwerp depot ter griffie niet in aanmerking komt, kan het voorwerp op een andere plaats worden gedeponeerd. In de akte wordt deze plaats vermeld.

2.11 Partijberaad

Nadat de laatst toegelaten proceshandeling is verricht, wordt een termijn van twee weken verleend om een verzoek in te dienen tot het nemen van een conclusie of akte, het houden van pleidooi, het wijzen van vonnis, verwijzing naar de parkeerrol of doorhaling. Indien een dergelijk verzoek achterwege blijft, wordt een roldatum voor vonnis bepaald of wordt de zaak naar de parkeerrol verwezen.

3 Nieuwe Zaken

3.1. Inschrijving, over te leggen stukken

Een nieuwe zaak wordt ter griffie {hyperlink naar de rechtbanken} ingediend uiterlijk op de laatste dag voorafgaande aan de in de dagvaarding vermelde roldatum.

Daarbij wordt gebruik gemaakt van het B-formulier, en worden, indien en voor zover van toepassing, de volgende stukken overgelegd of mededelingen gedaan:

  • a. de originele dagvaarding - zo nodig: herstelexploot en verlof ingevolge artikel 117 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) - en een kopie daarvan;

  • b. indien de dagvaarding moet worden betekend in het buitenland, de originele stukken waaruit blijkt dat dit op juiste wijze is geschied;

  • c. een verkregen bewijs van toevoeging of inkomensverklaring, dan wel een afschrift van de aanvraag van een toevoeging of een inkomensverklaring;

  • d. een bewijsstuk van de woonplaatskeuze van de gedaagde partij;

  • e. de in het geding te brengen producties;

  • f. de mededeling of vóór de procedure een mediation heeft plaatsgevonden, en worden in de navolgende gevallen bovendien nog de volgende stukken in kopie overgelegd:

  • g. indien aanspraak wordt gemaakt op vergoeding van beslagkosten, een kopie van de beslagstukken;

  • h. in zaken van verwijzing, het verwijzingsvonnis en de tot aan de verwijzing genomen stukken;

  • i. indien de dagvaarding moet worden gepubliceerd of vertaald in een vreemde taal, de stukken waaruit blijkt dat dit is geschied.

3.2. Herstel verzuim

Indien eisende partij aan enige toepasselijke bepaling van het voorgaande artikel niet heeft voldaan en het verzuim nog kan worden hersteld, verleent de rechtbank haar een termijn van twee weken voor herstel.

3.3. Toevoeging of inkomensverklaring

Van het verlenen van een (definitieve) toevoeging, een wijziging in de toevoeging, een intrekking daarvan of de afgifte van een inkomensverklaring wordt, onder overlegging van de desbetreffende beslissing, zo spoedig mogelijk, in ieder geval voordat einduitspraak wordt gedaan, melding gemaakt aan de griffier.

3.4. Griffierecht voor onvermogenden

Indien de toevoeging, inkomensverklaring of toevoegingsaanvraag is ingediend overeenkomstig het bepaalde in 3.1 en 3.3, heft de griffier het griffierecht voor onvermogenden. Indien de toevoeging, inkomensverklaring of toevoegingsaanvraag niet is ingediend overeenkomstig het bepaalde in 3.1 en 3.3, wordt het griffierecht voor natuurlijke personen dan wel rechtspersonen in rekening gebracht.

3.5. Griffierecht bij intrekking aangebrachte zaak

Geen griffierecht is verschuldigd indien de aangebrachte zaak is ingetrokken vóór de eerste roldatum te 10.00 uur.

3.6. Verwijzing door de kantonrechter: inschrijving

Een zaak die door de kantonrechter voor verdere behandeling en beslissing is verwezen naar een kamer van de sector civiel, wordt ingeschreven op de door hem bepaalde roldatum.

3.7. Verwijzing door de kantonrechter: eisende partij geen advocaat

Indien een eisende partij op de door de kantonrechter bepaalde roldatum geen advocaat heeft gesteld, wordt de zaak verwezen naar een roldatum gelegen op een termijn van twee weken, op welke roldatum alsnog advocaat kan worden gesteld.

3.8. Verwijzing door de kantonrechter: gedaagde partij geen advocaat

Indien een gedaagde partij op de door de kantonrechter bepaalde roldatum geen advocaat heeft gesteld en de verwijzing niet, onder betekening van de beslissing van de kantonrechter, bij exploot aan deze gedaagde partij is aangezegd, wordt de zaak verwezen naar een roldatum gelegen op een termijn van twee weken, tegen welke roldatum de verwijzing alsnog kan worden aangezegd.

3.9. Verzet en griffierecht

In geval verzet wordt ingesteld tegen een verstekvonnis in een zaak waarin tegen de oorspronkelijk gedaagde verstek was verleend wegens het niet tijdig voldoen van het verschuldigde griffierecht en het in de oorspronkelijke verstekprocedure door gedaagde verschuldigde griffierecht niet is betaald op de eerste roldatum van het verzet, wordt de zaak vier weken aangehouden voor vonnis.

3.10. Proceshandelingen en griffierecht

  • 1. Indien gedaagde verschijnt in het geding, wordt de zaak zes weken aangehouden voor conclusie van antwoord.

  • 2. Op de eerstvolgende roldatum wordt ontslag van instantie verleend indien eiser het griffierecht niet tijdig heeft betaald, dan wel wordt verstek tegen gedaagde verleend indien gedaagde het griffierecht niet tijdig heeft betaald. In een zaak tegen meer gedaagden waarin gedaagden op verschillende roldata verschijnen, kunnen andere termijnen worden gehanteerd indien het bepaalde in artikel 20 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering daartoe aanleiding geeft.

  • 3. Wordt een incidentele vordering tot voeging of tussenkomst ingesteld (artikel 217 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) en het daarvoor verschuldigde griffierecht op dezelfde roldatum betaald, dan wordt de zaak twee weken aangehouden voor antwoord in het incident.

  • 4. Wordt een incidentele vordering tot voeging of tussenkomst ingesteld en het daarvoor verschuldigde griffierecht niet op dezelfde roldatum betaald, dan wordt de zaak zes weken aangehouden voor antwoord in het incident. Op deze datum wordt aan de eiser in het incident tot voeging of tussenkomst ontslag van instantie verleend indien het griffierecht niet is betaald binnen vier weken na de roldatum van de incidentele conclusie tot voeging of tussenkomst.

4 Comparitie na antwoord

4.1 Inhoud comparitievonnis

Het comparitievonnis vermeldt de ambtshalve bepaalde datum waarop de comparitie wordt gehouden en het aanvangs- en eindtijdstip van de comparitie.

Het vonnis kan voorts vermelden:

  • de naam van de behandelend rechter;

  • de onderwerpen waarover van partijen in het bijzonder inlichtingen wordt verlangd;

  • door partijen nader over te leggen stukken;

  • indien een eis in reconventie is ingesteld, op welke dag de conclusie van antwoord in reconventie uiterlijk door de rechtbank en de wederpartij moet zijn ontvangen en dat het antwoord in reconventie ter comparitie kan worden genomen.

4.2. Mededelingen per brief

De rechtbank kan de in artikel 4.1. genoemde zaken ook bij brief onder de aandacht van partijen brengen.

5 Pleidooi

5.1 Vragen pleidooi

Een partij die om pleidooi vraagt, doet dit gemotiveerd onder opgave van haar verhinderdata en die van de wederpartij. Indien geen verhinderdata zijn opgegeven, is de rechtbank in de dagbepaling vrij.

5.2 Behandeling en beslissing

Nadat de wederpartij in de gelegenheid is gesteld binnen één week op het verzoek tot het houden van een pleidooi te reageren, beslist de rechtbank.

5.3 Aantal procesdossiers

Bij het vragen van pleidooi wordt een extra exemplaar van het procesdossier overgelegd, tenzij de rechtbank heeft medegedeeld dat overlegging achterwege kan blijven. Indien pleidooi wordt gehouden voor een meervoudige kamer van de rechtbank, legt de partij die om pleidooi heeft verzocht, uiterlijk vier weken voor de dag waarop het pleidooi zal worden gehouden nog eens twee extra exemplaren van het procesdossier over.

Ter gelegenheid van het pleidooi in het geding te brengen producties worden in tweevoud overgelegd indien het pleidooi voor een enkelvoudige kamer van de rechtbank wordt gehouden en in viervoud indien het pleidooi voor een meervoudige kamer wordt gehouden.

5.4 Spreektijd

Voor de pleitzitting wordt anderhalf uur gereserveerd.

Iedere partij krijgt in de eerste termijn de gelegenheid haar standpunt gedurende ten hoogste dertig minuten toe te lichten. Indien een partij langer wenst te pleiten, verzoekt zij dit gemotiveerd bij het vragen van het pleidooi, onder opgave van de gewenste spreektijd.

6 Uitspraak

6.1 Berichten aan de rechtbank nadat vonnis is bepaald

De rechtbank neemt geen kennis van berichten aan de rechtbank nadat vonnis is bepaald, tenzij blijkt dat de wederpartij met de kennisneming heeft ingestemd.

6.2 Incompleet griffiedossier

Een partij bij wie na het bepalen van vonnis in het griffiedossier ontbrekende stukken zijn opgevraagd, doet deze stukken binnen twee weken aan de griffie toekomen.

6.3 Termijn rolbeslissing

De termijn voor een rolbeslissing bedraagt twee weken.

6.4 Termijn vonnis

  • 1. De termijn voor het wijzen van een verstekvonnis bedraagt vier weken. Indien eiser het griffierecht niet heeft voldaan binnen drie weken na de eerste roldatum, kan op de vonnisdatum in plaats van een verstekvonnis een aanhouding van twee weken volgen teneinde te beoordelen of het griffierecht binnen vier weken na de eerste roldatum is betaald. Op deze datum volgt ontslag van instantie als het griffierecht niet binnen vier weken na de eerste roldatum is betaald, of wordt vonnis gewezen als wel tijdig is betaald.

  • 2. De termijn voor het wijzen van een vonnis op tegenspraak bedraagt zes weken. De termijn voor het wijzen van een verstekvonnis en een vonnis in een incident bedraagt vier weken.

  • 3. Een vonnis kan ook bij vervroeging worden uitgesproken, tenzij beide partijen hiertegen bezwaar maken. Een verstekvonnis kan niet bij vervroeging worden uitgesproken.

6.5 Uitstel vonnis wijzen

Een partij kan verzoeken om uitstel van het wijzen van vonnis. Het bepaalde in artikel 2.8. is van overeenkomstige toepassing op de beoordeling van dit verzoek.

Indien voor de tweede maal om uitstel wordt verzocht en de rechtbank dit verzoek inwilligt, wordt de zaak naar de parkeerrol verwezen.

7 Onttrekking

7.1 Mededeling onttrekking

De advocaat van een partij die zich op een roldatum aan een zaak wil onttrekken, geeft daarvan bericht met een aan de rechtbank gericht B-formulier.

De advocaat heeft zijn opdrachtgever over de gevolgen daarvan geïnformeerd. Bij zijn bericht aan de rechtbank bevestigt de advocaat dat hij deze verplichting is nagekomen.

7.2 Rolverwijzing voor het stellen van een nieuwe advocaat

Na de onttrekking wordt de zaak verwezen naar de roldatum gelegen op een termijn van twee weken later voor het stellen van een nieuwe advocaat.

7.3 Nieuwe advocaat gesteld

Indien zich voor de in artikel 7.1 bedoelde partij een andere advocaat stelt, wordt de proceshandeling waarvoor deze partij staat, alsnog op de in artikel 7.2 genoemde roldatum verricht.

7.4 Geen nieuwe advocaat gesteld

Indien zich op de in artikel 7.2 genoemde roldatum geen andere advocaat stelt, kan de wederpartij verzoeken in de zaak vonnis te wijzen.

Indien zich op deze roldatum geen andere advocaat stelt en de wederpartij niet verzoekt in de zaak vonnis te wijzen of de proceshandeling waarvoor zij staat op deze datum niet verricht, wordt de zaak naar de parkeerrol verwezen.

8 Zittingsdata

8.1 Ambtshalve dagbepaling

De rechtbank kan de datum en het aanvangs- en eindtijdstip van een zitting, waaronder begrepen een descente, ambtshalve bepalen.

8.2 Voorafgaande opgave verhinderdata

Een partij die voorziet dat in haar zaak een zitting zal worden bepaald waarbij haar aanwezigheid is vereist, kan op voorhand verhinderdata schriftelijk aan de rechtbank opgeven met een B-formulier.

8.3 Uitstel na ambtshalve dagbepaling

Indien datum en tijdstip van de zitting ambtshalve zijn bepaald, kunnen partijen binnen twee weken na de datum van de beslissing dagbepaling schriftelijk een andere dag voor de zitting verzoeken. Bij het verzoek wordt een opgave van de verhinderdata van alle betrokkenen voor de eerstkomende drie maanden gevoegd. Indien deze opgave ontbreekt, wordt aan partijen medegedeeld dat de eerdere dagbepaling van kracht blijft.

Behoudens in geval van klemmende redenen of overmacht wordt na het verstrijken van de termijn van twee weken geen uitstel van de desbetreffende zitting meer verleend.

8.4 Termijn opgave verhinderdata

De rechtbank kan partijen in de gelegenheid stellen binnen een termijn van twee weken opgave te doen van hun verhinderdata. Indien partijen hun opgave niet binnen deze termijn aan de rechtbank hebben doen toekomen, wordt ervan uitgegaan dat zij geen verhinderdata hebben.

8.5 Uitstel na opgave verhinderdata

Indien bij het bepalen van datum en tijdstip van de zitting rekening is gehouden met de opgegeven verhinderdata van partijen, wordt alleen nog uitstel verleend in een van de volgende gevallen:

  • a. indien tussen de dag waarop de verhinderdata uiterlijk moesten zijn opgegeven en de datum waarop de dagbepaling heeft plaatsgevonden meer dan een week is verstreken, of

  • b. indien sprake is van klemmende redenen of overmacht.

In het hiervoor onder a. bedoelde geval kan iedere partij binnen twee weken na de datum waarop de dagbepaling heeft plaatsgevonden, aanvullende verhinderdata opgeven. Bij de nieuwe dagbepaling wordt met een dergelijke tijdig ontvangen aanvullende opgave rekening gehouden.

In het hiervoor onder b. bedoelde geval wordt gehandeld met inachtneming van het bepaalde in artikel 8.4.

9 Doorhaling, parkeerrol en hervatting

9.1 Doorhaling op eenstemmig verzoek

De zaak wordt op eenstemmig verzoek van partijen op de continuatierol of op de parkeerrol doorgehaald.

9.2 Ambtshalve doorhaling

Alleen een zaak die op de parkeerrol staat, kan ambtshalve worden doorgehaald.

9.3 Gronden verwijzing parkeerrol

Een zaak kan op eenstemmig verzoek van partijen naar de parkeerrol worden verwezen op de grond dat zij tijdelijk niet wensen voort te procederen.

Voorts wordt ambtshalve naar de parkeerrol verwezen:

  • een zaak waarin tot ambtshalve doorhaling zal worden overgegaan omdat partijen geen prijs stellen op verdere voortzetting van de procedure;

  • een zaak waarin verwijzing naar de parkeerrol uit dit reglement voortvloeit;

  • een zaak waarin het geding is geschorst.

9.4 Schema verwijzing parkeerrol

Voor verwijzing naar de parkeerrol geldt het volgende schema:

  • zaken die op een roldatum in de maanden januari tot en met juni naar de parkeerrol worden verwezen, worden geplaatst op de parkeerrol die wordt behandeld op de eerste roldatum in de maand oktober van datzelfde jaar;

  • zaken die op een roldatum in de maanden juli tot en met december naar de parkeerrol worden verwezen, worden geplaatst op de parkeerrol die wordt behandeld op de eerste roldatum in de maand april van het daaropvolgende jaar.

9.5 Behandeling parkeerrol

De parkeerrol wordt, naast de continuatierol, op de eerste roldatum in april en oktober van ieder jaar behandeld.

Een partij dient uiterlijk vier dagen voorafgaande aan de roldatum waarop de parkeerrol wordt behandeld, te berichten of zij de zaak wenst te hervatten of te laten doorhalen of verwijzing naar een volgende parkeerrol wenst. Dit bericht wordt gedaan met behulp van een B-formulier. Indien om verwijzing naar een volgende parkeerrol wordt verzocht, bevat het verzoek een motivering waarom ambtshalve doorhaling niet in aanmerking komt.

Indien partijen zich hierover niet uitlaten, wordt ervan uitgegaan dat zij het geding niet wensen voort te zetten en wordt de zaak ambtshalve doorgehaald.

Indien een op de parkeerrol geplaatste zaak niet wordt doorgehaald:

  • wordt bepaald welke proceshandeling vervolgens dient te geschieden, alsmede welke partij deze proceshandeling dient te verrichten en op welke roldatum, of

  • wordt de zaak naar de volgende parkeerrol verwezen.

9.6 Hervatting (opbrengen)

Een zaak kan op verzoek van een partij weer naar de continuatierol worden verwezen.

Het verzoek vermeldt op welke roldatum deze partij de zaak wenst te hebben geplaatst en dat de wederpartij van het verzoek op de hoogte is gesteld.

Bij het verzoek wordt gevoegd:

  • indien de verzoekende partij voor het verrichten van een proceshandeling aan de beurt is, een kopie van de door haar te verrichten proceshandeling;

  • indien de wederpartij voor de te verrichten proceshandeling aan de beurt is, de mededeling van de verzoekende partij dat zij de wederpartij ten minste zes weken voorafgaande aan de roldatum waarop zij de zaak wenst te hebben geplaatst, van het verzoek op de hoogte heeft gesteld;

  • indien in de zaak een zitting was bepaald, mededeling over de wijze waarop partijen wensen voort te procederen.

  • Het verzoek wordt gedaan met behulp van een B-formulier.

10 Overgangsbepalingen

10.1 Vaststelling en inwerkingtreding

Deze versie van het Landelijk reglement voor de civiele rol bij de rechtbanken (hierna: dit reglement) is in de vergadering van het Landelijk Overleg Voorzitters Sector Civiel en Kanton van de rechtbanken (LOVCK) van 3 oktober 2011 vastgesteld.

Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2012.

10.2 Toepasselijkheid

Dit reglement is van toepassing vanaf het tijdstip van zijn in werking treden.

10.3 Invoering

Dit reglement vervangt met ingang van 1 januari 2012 de voordien geldende versie van het Landelijk reglement voor de civiele rol bij de rechtbanken.

Naar boven