Wijziging Procesregeling bestuursrechterlijke colleges 2006

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven hebben de Procesregeling bestuursrechterlijke colleges 2006 aangepast in verband met de inwerkingtreding van de Wet bestuurlijke lus Awb en de inwerkingtreding van de Wet elektronisch verkeer met de bestuursrechter. Daarnaast zijn enkele (redactionele) wijzigingen aangebracht. De wijzigingen treden in werking met ingang van de dag na die waarop ze zijn bekendgemaakt en werken terug tot 1 oktober 2011.

Den Haag/Utrecht, 5 oktober 2011

Voor de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State,

J.E.M. Polak,

voorzitter.

Voor de Centrale Raad van Beroep,

T.G.M. Simons,

president.

Voor het College van Beroep voor het bedrijfsleven,

R.R. Winter,

president.

PROCESREGELING AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK VAN DE RAAD VAN STATE, DE CENTRALE RAAD VAN BEROEP EN HET COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN 2006 (PROCESREGELING BESTUURSRECHTERLIJKE COLLEGES 2006)

Artikel 1 – Begripsbepalingen

  • 1. In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a. college: de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de Centrale Raad van Beroep dan wel het College van Beroep voor het bedrijfsleven;

    • b. appellant: de indiener van het beroepschrift;

  • 2. Tenzij uit deze regeling anders voortvloeit, wordt daarin onder beroep mede verstaan: hoger beroep, en onder beroepschrift mede: hogerberoepschrift.

Artikel 2 – Toepassingsbereik

Deze regeling is van toepassing op hoofdzaken in eerste en enige aanleg en in hoger beroep, met uitzondering van:

  • a. zaken waarop hoofdstuk 7 van de Vreemdelingenwet 2000 van toepassing is, en

  • b. tuchtzaken die worden behandeld door het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Artikel 3 – Afwijking in bijzondere omstandigheden

In geval van bijzondere omstandigheden kan het college van deze regeling afwijken.

Artikel 4 – Verlenging termijnen

  • 1. Een verzoek om verlenging van een door het college gestelde termijn moet worden gemotiveerd en moet binnen die termijn schriftelijk worden ingediend.

  • 2. Het verzoek wordt in ieder geval afgewezen, indien:

    • a. het niet is gemotiveerd;

    • b. het na het verstrijken van de termijn is ontvangen, of

    • c. de wet of deze regeling verlenging niet toestaat.

  • 3. Een volgend verzoek om verlenging met betrekking tot dezelfde aangelegenheid wordt in beginsel niet toegewezen.

  • 4. Op het verzoek om verlenging wordt binnen één week na de ontvangst beslist. De beslissing wordt aan de verzoeker en bij toewijzing zo nodig ook aan de andere partijen schriftelijk medegedeeld.

  • 5. Indien het verzoek wordt afgewezen, kan de verzoeker een laatste termijn van één week worden gegeven om alsnog aan het gevraagde te voldoen. Geen laatste termijn wordt gegeven, indien:

    • a. het een afwijzing betreft als bedoeld in het tweede lid, of

    • b. bij het stellen van de termijn is medegedeeld dat verlenging niet zal worden toegestaan.

Artikel 5 – Bevestiging en kennisgeving ontvangst beroepschrift (artikelen 6:14 Algemene wet bestuursrecht, 48 Wet op de Raad van State, 20 Beroepswet en 21 Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie)

  • 1. Binnen twee weken na de ontvangst van het beroepschrift wordt:

    • a. een bevestiging van de ontvangst gezonden aan de appellant;

    • b. een kennisgeving van de ontvangst gezonden aan het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen.

  • 2. Binnen vier weken na het einde van de beroepstermijn wordt een kennisgeving van de ontvangst van het beroepschrift gezonden aan de andere partijen en aan de op dat moment bij het college bekende derden-belanghebbenden.

  • 3. Indien het een zaak in hoger beroep betreft, wordt binnen twee weken na de ontvangst van het hoger beroepschrift mededeling gedaan van het ingestelde hoger beroep aan de griffier van de rechtbank die de aangevallen uitspraak heeft gedaan.

Artikel 5a – Elektronisch indienen van beroepschriften, verzoeken om voorlopige voorziening en nadere stukken

Het college neemt een elektronisch ingediend beroep- of verzoekschrift of een door een appellant of verzoeker nader ingediend elektronisch stuk uitsluitend in behandeling, indien het is ingediend via een door dat college aangewezen webapplicatie.

Artikel 6 – Griffierecht (artikelen 8:41 Algemene wet bestuursrecht, 51 Wet op de Raad van State, 22 Beroepswet en 24 Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie)

  • 1. Binnen twee weken na de ontvangst van het beroepschrift wordt de appellant schriftelijk uitgenodigd het verschuldigde griffierecht binnen vier weken te voldoen.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing, indien het beroepschrift is ingediend door een gemachtigde die bij het college een rekening-courant aanhoudt en het griffierecht langs deze weg is verrekend.

  • 3. Indien het beroepschrift wordt doorgezonden aan het bevoegde bestuursorgaan of de bevoegde administratieve rechter, wordt geen griffierecht geheven.

Is het griffierecht reeds betaald, dan wordt dit terugbetaald, tenzij de doorzending van het beroepschrift plaatsvindt nadat het college zich onbevoegd heeft verklaard of het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Artikel 7 – Herstel verzuimen (artikelen 6:5 en 6:6 Algemene wet bestuursrecht)

Indien sprake is van een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht, geeft het college daarvan schriftelijk kennis aan de appellant en nodigt het deze daarbij uit het verzuim binnen vier weken te herstellen.

Artikel 8 – Aantonen vertegenwoordigingsbevoegdheid (artikel 8:24 Algemene wet bestuursrecht)

Indien het college een machtiging of bewijs van vertegenwoordigingsbevoegdheid verlangt, nodigt het de gemachtigde of vertegenwoordiger schriftelijk uit de machtiging of het bewijs van vertegenwoordigings-bevoegdheid binnen vier weken in te zenden.

Artikel 9 – Niet-ontvankelijkverklaring beroep (artikelen 6:6 en 8:41, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht, 51, vierde lid, Wet op de Raad van State, 22, vierde lid, Beroepswet en 24, vierde lid, Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie)

Niet-ontvankelijkverklaring van het beroep wegens een verzuim als bedoeld in de artikelen 6, 7 en 8 vindt slechts plaats, indien:

  • a. de uitnodiging het verzuim te herstellen bij aangetekende brief is verzonden,

  • b. in de uitnodiging is medegedeeld dat het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard, indien het verzuim niet binnen de gestelde termijn is hersteld, en

  • c. binnen de termijn geen herstel heeft plaatsgevonden.

Artikel 10 – Partijen (artikelen 6:4, derde lid, 6:14, tweede lid, en 8:26, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht)

  • 1. Als partij worden in ieder geval aangemerkt:

    • a. de appellant,

    • b. het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen,

    • c. het bestuursorgaan dat het goed te keuren besluit heeft genomen of de verklaring van geen bezwaar heeft afgegeven.

  • 2. Indien het een zaak in hoger beroep betreft, wordt tevens in ieder geval de indiener van het beroepschrift in eerste aanleg als partij aangemerkt.

  • 3. Het college stelt ambtshalve de daarvoor in aanmerking komende bij hem bekende derden-belanghebbenden een termijn van twee weken om kenbaar te maken of zij als partij aan het geding willen deelnemen.

  • 4. Op een verzoek van een derde om als partij aan het geding deel te nemen, beslist het college binnen vier weken na de ontvangst.

  • 5. Van een beslissing overeenkomstig het derde of vierde lid om een derde als partij aan het geding te laten deelnemen, kan het college op elk moment in de procedure terugkomen.

Artikel 11 – Toezending stukken (artikelen 8:39, 8:42, eerste lid, 8:43 en 8:58 Algemene wet bestuursrecht)

  • 1. Zo spoedig mogelijk nadat is vastgesteld dat het beroepschrift voldoet aan de bij de wet gestelde vereisten, wordt een afschrift daarvan aan de andere partijen gezonden. Toezending blijft achterwege, indien aanstonds blijkt:

    • a. dat het beroepschrift moet worden doorgezonden aan het bevoegde bestuursorgaan of de bevoegde administratieve rechter, of

    • b. dat de zaak in aanmerking komt voor vereenvoudigde behandeling wegens kennelijke onbevoegdheid van het college of kennelijke niet-ontvankelijkheid, kennelijke ongegrondheid of kennelijke gegrondheid van het beroep.

  • 2. Bij zaken in eerste en enige aanleg wordt binnen twee weken na de ontvangst van de op de zaak betrekking hebbende stukken of het verweerschrift een afschrift aan de andere partijen gezonden, tenzij het zeer omvangrijke of moeilijk te vermenigvuldigen stukken betreft. Indien de partijen daardoor niet in hun belangen worden geschaad, kan de toezending van stukken waarvan de partijen eerder hebben kunnen kennisnemen achterwege blijven.

  • 3. Bij zaken in hoger beroep wordt aan de partijen binnen twee weken:

    • a. na de ontvangst van een verweerschrift dan wel een stuk waarin een partij een schriftelijke uiteenzetting over de zaak geeft, een afschrift daarvan gezonden;

    • b. na de ontvangst van de stukken van de rechtbank een afschrift van het proces-verbaal van de zitting gezonden.

  • 4. Andere partijen dan de indiener van het beroepschrift en degene aan wie een verweerschrift is gevraagd, worden in de gelegenheid gesteld binnen vier weken na de uitnodiging daartoe een schriftelijke uiteenzetting over de zaak te geven.

  • 5. Indien een partij nadere stukken indient, zendt het college binnen twee weken na de ontvangst afschriften daarvan aan de andere partijen.

  • 6. Stukken die tien dagen of minder voor de zitting bij het college zijn ingediend, worden teruggezonden of ter zitting teruggegeven, tenzij het college beslist dat deze stukken bij de behandeling van de zaak worden betrokken.

Artikel 12 – Beperking kennisneming (artikelen 8:29, eerste, vierde en vijfde lid, en 8:31 Algemene wet bestuursrecht)

  • 1. Een mededeling van een partij dat uitsluitend het college kennis zal mogen nemen van stukken moet afzonderlijk en schriftelijk worden gedaan en moet worden gemotiveerd.

  • 2. Een mededeling als bedoeld in het eerste lid kan uitsluitend betrekking hebben op stukken die de betrokken partij op grond van de wet verplicht is aan het college over te leggen. Een mededeling die betrekking heeft op een onverplicht overgelegd stuk, wordt niet in behandeling genomen. Het stuk waarop dat verzoek betrekking heeft, wordt aan de betrokken partij teruggezonden.

  • 3. Indien het beroep betrekking heeft op een besluit tot weigering van openbaarmaking op grond van de Wet openbaarheid van bestuur, wordt steeds gehandeld alsof een mededeling als bedoeld in het eerste lid is gedaan en het college heeft beslist dat de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is.

  • 4. Het college beslist binnen zes weken. De termijn vangt aan zodra aan de in het eerste lid gestelde eisen is voldaan en de stukken waarop de mededeling betrekking heeft, zijn ontvangen.

  • 5. De partijen worden van de beslissing, bedoeld in het vierde lid, schriftelijk in kennis gesteld. De kennisgeving bevat de namen van de partijen en hun vertegenwoordigers of gemachtigden, de gronden van de beslissing, de beslissing en de samenstelling van de kamer van het college die de beslissing heeft genomen. Vindt de behandeling van de zaak ter zitting plaats binnen zes weken, dan kan de kennisgeving ook mondeling ter zitting worden gedaan.

  • 6. Indien het college heeft beslist dat de beperking van de kennisneming niet gerechtvaardigd is, zendt het de stukken waarop de mededeling betrekking heeft binnen twee weken terug aan de betrokken partij. Het college verzoekt daarna om inzending van de desbetreffende stukken. Worden de stukken niet ingezonden, dan kan het college daaruit de gevolgtrekkingen maken die hem geraden voorkomen.

  • 7. Van een eenmaal gegeven toestemming tot kennisneming door het college van stukken ten aanzien waarvan is beslist dat de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is, kan niet worden teruggekomen.

  • 8. Binnen twee weken na de verzending van de uitspraak worden de stukken ten aanzien waarvan het college heeft beslist dat de beperking van de kennisgeving gerechtvaardigd is, teruggezonden aan de betrokken partij.

Artikel 13 – Deskundigenonderzoek (artikelen 8:32 en 8:47 Algemene wet bestuursrecht)

  • 1. Indien het college de partijen in de gelegenheid stelt om hun wensen omtrent een deskundigenonderzoek kenbaar te maken, stelt het daarvoor een termijn van twee weken.

  • 2. Het college stelt de deskundige een termijn van ten minste vier en ten hoogste dertien weken voor het uitbrengen van een schriftelijk verslag van het onderzoek. 3. Het college zendt, behoudens toepassing van artikel 8:32 van de Algemene wet bestuursrecht, binnen twee weken na de ontvangst van het verslag een afschrift daarvan aan de partijen.

  • 4. Naar aanleiding van een gemotiveerd verzoek van een partij kan het college de termijn van vier weken voor het naar voren brengen van zienswijzen met betrekking tot het verslag eenmaal met twee weken verlengen.

  • 5. Het college kan de ontvangen zienswijzen binnen twee weken voor commentaar voorleggen aan de deskundige. Aan de deskundige wordt daarbij een termijn van ten minste twee en ten hoogste vier weken gegeven om zijn commentaar in te dienen.

Artikel 14 – Versnelde behandeling (artikel 8:52 Algemene wet bestuursrecht)

  • 1. Een verzoek om versnelde behandeling moet worden gemotiveerd en moet schriftelijk worden ingediend.

  • 2. Binnen twee weken na de ontvangst van het verzoek deelt het college aan de verzoeker schriftelijk mede of het verzoek wordt toegewezen.

  • 3. Bij toewijzing van het verzoek wordt aan de partijen zo nodig tevens bericht op welke wijze de zaak verder wordt behandeld.

Artikel 14a – Beroep tegen niet tijdig nemen van een besluit met toepassing van afdeling 8.2.4a Algemene wet bestuursrecht (de artikelen 8.55b tot en met 8:55e van de Algemene wet bestuursrecht)

  • 1. Indien beroep is ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit, behandelt het college het beroep versneld met toepassing van artikel 8:52 van de Algemene wet bestuursrecht. Hiervan wordt partijen mededeling gedaan in de ontvangstbevestiging onderscheidenlijk de kennisgeving, bedoeld in artikel 6:14, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. Indien het beroepschrift niet voldoet aan de vereisten van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht, stelt het college de indiener van het beroepschrift in de gelegenheid het verzuim binnen twee weken te herstellen. Daarbij vermeldt het college dat het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard indien het verzuim niet binnen de gestelde termijn wordt hersteld.

  • 3. In afwijking van artikel 8:42, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht verzoekt het college het bestuursorgaan de op de zaak betrekking hebbende stukken in te zenden binnen twee weken na de verzending van het beroepschrift aan het bestuursorgaan en een verweerschrift in te dienen. Daarbij deelt het college het bestuursorgaan mede dat indien het bestuursorgaan hieraan niet of niet geheel voldoet, op het beroep kan worden beslist op grondslag van de beschikbare stukken.

  • 4. Indien het college het beroep ter zitting behandelt, wordt, in afwijking van artikel 16, eerste lid, de uitnodiging of oproeping om op een zitting te verschijnen ten minste twee weken voor de datum van de zitting aan partijen verzonden. Het college doet binnen twee weken na de zitting uitspraak.

  • 5. Binnen één week nadat een verzet gegrond is verklaard als bedoeld in artikel 8:55e, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht geeft het college toepassing aan het vierde lid.

  • 6. Indien het bestuursorgaan alsnog een besluit neemt en dat aan het college heeft gezonden voordat het college uitspraak heeft gedaan, behandelt het college het beroep verder op de gewone wijze. Het college doet hiervan mededeling aan partijen.

  • 7. Het eerste tot en met het zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing indien in hoger beroep moet worden beslist op een beroep tegen het uitblijven van een nieuw besluit op bezwaar.

Artikel 15 – Verzet (artikel 8:55 Algemene wet bestuursrecht)

  • 1. Indien verzet is gedaan, behandelt het college het verzet binnen dertien weken na de ontvangst van het verzetschrift ter zitting of doet het binnen deze termijn zonder zitting uitspraak. Indien de termijn niet kan worden gehaald, wordt daarvan binnen de termijn mededeling gedaan.

  • 2. De uitnodiging om op de zitting te verschijnen, wordt ten minste drie weken tevoren bij aangetekende brief verzonden.

Artikel 16 – Onderzoek ter zitting en heropening onderzoek (artikelen 8:56, 8:59 en 8:68 Algemene wet bestuursrecht)

  • 1. De uitnodiging om op de zitting te verschijnen en de oproeping om in persoon dan wel in persoon of bij gemachtigde ter zitting te verschijnen, worden zo mogelijk zes weken tevoren bij aangetekende brief verzonden.

  • 2. Een verzoek om uitstel van de behandeling ter zitting moet worden gemotiveerd en moet zo spoedig mogelijk schriftelijk worden ingediend.

  • 3. Het verzoek wordt slechts in uitzonderlijke omstandigheden toegewezen.

  • 4. Het college deelt de beslissing op het verzoek zo spoedig mogelijk mede.

  • 5. Indien het college besluit tot heropening van het onderzoek, wordt daarvan binnen twee weken schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 17 – Sluiting onderzoek indien een (nadere) zitting achterwege blijft (artikelen 8:57 en 8:64 van de Awb)

Indien het college, nadat de partijen daarvoor toestemming hebben gegeven als bedoeld in artikel 8:57, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 8:64, vijfde lid, eerste volzin, van de Awb, bepaalt dat een (nadere) zitting achterwege blijft, deelt het binnen vier weken mede dat het onderzoek wordt gesloten. Indien het college toepassing geeft aan artikel 8:57, tweede lid, onderscheidenlijk artikel 8:64, vijfde lid, tweede volzin, van de Awb, deelt het college de beslissing omtrent de sluiting van het onderzoek aan partijen mede binnen vier weken na een omstandigheid als bedoeld in artikel 8:57, tweede lid, van de Awb.

Artikel 18 – Indiening stukken na sluiting onderzoek

Na de sluiting van het onderzoek ongevraagd ingediende stukken worden geweigerd en aan de betrokken partij teruggezonden.

Artikel 19 – Uitspraaktermijn (artikel 8:66, Algemene wet bestuursrecht)

Indien het college niet binnen de aan de partijen medegedeelde termijn uitspraak doet, worden de partijen hiervan in kennis gesteld. Daarbij wordt tevens medegedeeld wanneer uitspraak zal worden gedaan.

Artikel 20 – Verstrekking dossierstukken (artikelen 8:39 en 8:61, derde lid, Algemene wet bestuursrecht)

  • 1. Een verzoek van een partij tot het opmaken van een proces-verbaal van de zitting moet, met vermelding van het belang, worden gemotiveerd.

  • 2. Een verzoek van een partij om verstrekking van een dossierstuk niet zijnde het proces-verbaal van de zitting, gedaan na de uitspraak, wordt slechts in uitzonderlijke gevallen toegewezen.

Artikel 21 – Slotbepaling

  • 1. Op de termijnen in deze regeling is de Algemene termijnenwet van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst.

  • 3. Deze aangepaste regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2011

  • 4. Deze regeling wordt aangehaald als: Procesregeling bestuursrechterlijke colleges 2006.

Naar boven