Regeling van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 13 september 2011, nr. WJZ / 11070067, houdende wijziging van de Mijnbouwregeling in verband met bepalingen voor het permanent opslaan van CO2

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Gelet op richtlijn nr. 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de geologische opslag van kooldioxide en tot wijziging van richtlijn 85/337/EEG van de Raad, de richtlijnen 2000/60/EG, 2001/80/EG, 2004/35/EG, 2006/12/EG en 2008/1/EG en verordening (EG) nr. 1013/2006 (PbEG L 140) van het Europese Parlement en de Raad en van Ospar Decision 2007/2 on the storage of carbon dioxide streams in geological formations en de artikelen 14, 27, vierde lid, en 31f van de Mijnbouwwet en artikel 29m van het Mijnbouwbesluit;

Besluit:

ARTIKEL I

De Mijnbouwregeling wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1.1.1 worden, onder vervanging van de punt in een puntkomma achter onderdeel d, twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • e. hydraulische eenheid: een hydraulisch verbonden poriënruimte waar drukdoorgave met technische middelen kan worden gemeten en die is afgebakend door stromingsbarrières zoals storingen, zoutkoepels, lithologische grenzen, of door wigvormige uitloop of dagzomende aardlagen van de formatie;

  • f. richtlijn nr. 2009/31/EG: richtlijn nr. 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de geologische opslag van kooldioxide en tot wijziging van richtlijn 85/337/EEG van de Raad, de richtlijnen 2000/60/EG, 2001/80/EG, 2004/35/EG, 2006/12/EG en 2008/1/EG en verordening (EG) nr. 1013/2006 (PbEG L 140) van het Europese Parlement en de Raad.

B

Artikel 1.3.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt ‘in artikel 6 van de wet’ vervangen door: in de artikelen 6 en 25 van de wet.

2. Onderdeel c komt te luiden:

  • c. of de aanvraag betrekking heeft op de opsporing van delfstoffen onder vermelding van de delfstof, waarop de aanvraag betrekking heeft, de opsporing van aardwarmte dan wel de opsporing van een CO2-opslagcomplex.

C

Na artikel 1.3.4 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 1.3.4a

  • 1. Onverminderd artikel 1.3.4 verstrekt de aanvrager bij een aanvraag om een vergunning voor het permanent opslaan van CO2 bovendien:

    • a. een karakterisering en beoordeling van het potentiële opslagcomplex met inbegrip van de afdichtende laag en het omliggende gebied, inclusief de hydraulisch verbonden gebieden, uitgevoerd en onderbouwd op de voet van Bijlage I van de richtlijn nr. 2009/31/EG;

    • b. de beoogde plaats van de injectiefaciliteiten;

    • c. de totale hoeveelheid stoffen die zal worden opgeslagen uitgedrukt in kton;

    • d. een opgave van de afzonderlijke bestanddelen van de stoffen die worden opgeslagen en hun aandeel in de totale hoeveelheid van stoffen die worden opgeslagen, en

    • e. de gegevens waarop de beoogde maximum toelaatbare snelheid en druk bij injectie van CO2 en de beoogde maximum toelaatbare druk van de opgeslagen CO2 zijn gebaseerd.

  • 2. De aanvraag bevat het ontwerp voor een risicobeheerplan als bedoeld in artikel 29c van het besluit.

  • 3. De aanvraag bevat het ontwerp voor een plan voor het nemen van corrigerende maatregelen als bedoeld in artikel 29d van het besluit.

  • 4. De aanvraag bevat het ontwerp voor een monitoringsplan als bedoeld in artikel 29f van het besluit dat voldoet aan Bijlage II, onderdeel 1, van richtlijn nr. 2009/31/EG. Het ontwerp strekt tot:

    • a. het vergelijken van het feitelijk en het gemodelleerd gedrag van het CO2 en andere opgeslagen stoffen en het formatiewater in het voorkomen;

    • b. het detecteren van significante onregelmatigheden;

    • c. het detecteren van CO2 en andere stoffen;

    • d. het detecteren van significante negatieve effecten voor het omliggende milieu en voor met name het drinkwater, de omwonende bevolking en de gebruikers van de biosfeer in de omgeving;

    • e. het evalueren van de doeltreffendheid van eventuele getroffen corrigerende maatregelen als bedoeld in het vijfde lid, en

    • f. het actualiseren van de veiligheids- en integriteitsbeoordeling van het opslagcomplex op korte en lange termijn, met inbegrip van de beoordeling van de vraag of het opgeslagen CO2 volledig en permanent is ingesloten.

  • 5. De aanvraag bevat het ontwerp voor een afsluitingsplan als bedoeld in artikel 29g van het besluit.

  • 6. De aanvraag bevat:

    • a. de voor de ramingen, bedoeld in artikel 29j, tweede lid, van het besluit benodigde gegevens vergezeld van adequate cijfermatige onderbouwing en toelichting en mogelijke vorm van zekerheid die zal worden gesteld;

    • b. het ontwerp voor een plan ter voorkoming of beperking van schade door bodembeweging indien het voorkomen voor het permanent opslaan van CO2 gelegen is aan de landzijde van de lijn die in de bijlage bij de wet is vastgelegd door bodembeweging als bedoeld in artikel 29h van het besluit gebaseerd op een risico-analyse over bodembeweging, en

    • c. informatie die aantoont dat is gezorgd voor professionele en technische ontwikkeling en training van de exploitant en van alle personeel voorafgaande, tijdens en na beëindiging van de injectie van CO2.

Artikel 1.3.4b

Bij een aanvraag om een vergunning voor het permanent opslaan van CO2 in te trekken, verstrekt de vergunninghouder de minister:

  • a. een verslag dat aantoont dat:

    • 1°. het opgeslagen CO2 volledig en permanent ingesloten blijft,

    • 2°. het feitelijke gedrag van het geïnjecteerde CO2 in overeenstemming is met het gemodelleerde gedrag,

    • 3°. er geen detecteerbare lekken zijn,

    • 4°. de opslaglocatie evolueert naar een toestand van lange termijn stabiliteit, en

  • b. een geactualiseerde versie van de documenten, bedoeld in de artikelen 29c, 29d, 29f en 29g, van het besluit.

D

Na artikel 3.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.2

  • 1. Het register over CO2-stromen, bedoeld in artikel 31f van de wet, bevat met ingang van de dag van eerste injectie van stoffen een opgave van:

    • a. de hoeveelheden stoffen uitgedrukt in kton die per uur zijn geleverd, geïnjecteerd of weggelekt en

    • b. de samenstelling van de stoffen en iedere wijziging in de samenstelling ervan met vermelding van de datum en tijdstip van wijziging;

  • 2. De samenstelling van de stoffen bevat een opgave van de afzonderlijke stoffen en hun volume- en gewichtsaandeel met een voldoende nauwkeurigheid met het oog op de belangen van milieu en veiligheid.

  • 3. Het register wordt tenminste wekelijks bijgewerkt.

E

In artikel 7.1 wordt na ‘de winning’ ingevoegd: of de opslag.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 13 september 2011

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M.J.M. Verhagen.

TOELICHTING

I. Algemeen

1.1. Hoofdlijnen van de regeling

Bij Wet van 6 juni 2011 houdende Wijziging van de Mijnbouwwet in verband met implementatie van richtlijn nr. 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de geologische opslag van kooldioxide en tot wijziging van richtlijn 85/337/EEG van de Raad, de richtlijnen 2000/60/EG, 2001/80/EG, 2004/35/EG, 2006/12/EG en 2008/1/EG en verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europese Parlement en de Raad (PbEG L 140) en van Ospar Decision 2007/2 on the storage of carbon dioxide streams in geological formations (Stb. 381) en het Besluit van 29 augustus 2011, houdende wijziging van het Mijnbouwbesluit en twee andere besluiten in verband met bepalingen voor het permanent opslaan van CO2 (Stb. 406) zijn de Mijnbouwwet en het Mijnbouwbesluit in overeenstemming gebracht met de verplichtingen van de richtlijn en de OSPAR Decision.

In de wijziging van de Mijnbouwregeling wordt verdere uitvoering gegeven aan de verplichtingen uit de richtlijn en de OSPAR Decision. Bij deze wijziging worden uitsluitend wijzigingen en nieuwe bepalingen opgenomen die het gevolg zijn van de richtlijn en daarmee ook van de OSPAR Decision. Wel is van de gelegenheid gebruik gemaakt om een wijziging aan te brengen ter verbetering van de huidige tekst van de Mijnbouwregeling (zie onderdeel E: artikel 7.1).

De wijziging van de Mijnbouwregeling betreft in hoofdzaak eisen op basis van de artikelen 14 en 31b van de Mijnbouwwet, waaraan een aanvraag om een vergunning voor de permanente opslag van CO2 moet voldoen. Daarnaast zijn eisen gesteld aan de vergunning voor het opsporen van CO2-complexen en aan een aanvraag om een opslagvergunning in te trekken waarbij moet worden aangetoond dat het CO2 volledig en permanent is opgeslagen. Verder zijn eisen opgenomen met betrekking tot de inhoud van het register dat de houder van een opslagvergunning moet bijhouden.

In verband met de implementatie van de richtlijn wordt afgeweken van het uitgangspunt van het kabinet inzake vaste verander momenten.

1.2. Opzet van de regeling.

Bij de implementatie van richtlijn 2009/31/EG is zoveel mogelijk aangesloten bij bestaande regelingen in Mijnbouwwet, Mijnbouwbesluit en Mijnbouwregeling. De bepalingen uit de richtlijn zijn waar mogelijk direct overgenomen. Aangezien de richtlijn vrij gedetailleerd is en ervaring met CO2-opslag nog ontbreekt, vindt een verdere uitwerking van regels slechts beperkt plaats. De regeling heeft vooral betrekking op de inhoud van de aanvragen om een vergunning voor permanente opslag van CO2. De gekozen opzet voor de implementatie van de richtlijn brengt met zich dat de inhoud van de aanvragen zowel in de Mijnbouwwet als de Mijnbouwregeling te vinden is. Om een aanvraag in te dienen zullen aanvragers dus zowel de tekst van de wet als de regeling moeten raadplegen. Een aanvrager om een vergunning zal ook de Bijlagen I en II moeten gebruiken omdat daarnaar in de regeling wordt verwezen. Overigens heeft de Europese Commissie ook nog vier Richtsnoeren (Guidelines) opgesteld en in maart 2011 gepubliceerd; de richtsnoeren zijn niet bindend maar kunnen van pas komen het de aanvragen en de vergunningverlening. De richtsnoeren zijn uitsluitend beschikbaar in de Engelse taal en behandelen de volgende onderwerpen:

  • Guidance Document 1: CO2 Storage Life Cycle Risk Management Framework

  • Guidance Document 2: Characterisation of the Storage Complex, CO2 Stream Composition, Monitoring and Corrective Measures

  • Guidance Document 3: Criteria for Transfer of Responsibility to the Competent Authority

  • Guidance Document 4: Article 19 Financial Security and Article 20 Financial Mechanism

Deze documenten zijn te vinden op:

http://ec.europa.eu/clima/policies/lowcarbon/ccs_implementation_en.htm

2. Bedrijfseffecten en administratieve lasten

Er zijn geen nieuwe op zichzelf staande verplichtingen in Mijnbouwregeling opgenomen; de bepalingen betreffen met name verplichtingen die uit de (implementatie van de richtlijn in de) Mijnbouwwet voortvloeien. Daarnaast is artikel 7.1 gewijzigd die met name een uitwerking van artikel 53 van de Mijnbouwwet is en ertoe leidt dat de verplichtingen die gelden voor mijnbouwinstallaties voor de winning ook gelden voor de opslag. Hiermee wordt aangesloten op de wijziging van artikel 53 van het Mijnbouwbesluit in 2007 (Stb. 236), waarbij dit artikel o.a. ook van toepassing is geworden op mijnbouwinstallaties. Deze wijziging leidt daarom niet tot extra lasten voor de mijnbouwondernemingen.

3. Notificatie

De Regeling bevat geen technische voorschriften en is daarom niet aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen en het secretariaat van de Wereld Handelsorganisatie voorgelegd.

II. Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel C

Artikel 1.3.4a bevat gegevens die de aanvraag om een vergunning voor het permanent opslaan van CO2 moet bevatten. De hier vermelde gegevens zijn een uitwerking van artikel 31b van de Mijnbouwwet. Naast deze gegevens moet de aanvrager de gegevens indienen die al voor het aanvragen van opslagvergunningen in het algemeen gelden en die in artikel 1.3.4 zijn opgenomen.

In het eerste lid wordt informatie gevraagd over het opslagcomplex. De informatie moet dus betrekking hebben op zowel het voorkomen als de omliggende geologische gebieden (zie definitie van opslagcomplex in artikel 1, onder s, van de Mijnbouwwet). Voor het bepaalde in onderdeel a dient de aanvrager gebruik te maken van de criteria die zijn opgenomen in de drie fasen, te weten Fase 1-Gegevensverzameling, Fase 2-Opbouw van het driedimensionaal statisch geologisch model en Fase 3- Karakterisering van het dynamisch opslaggedrag, karakterisering van de gevoeligheid, risicobeoordeling, van Bijlage I van de richtlijn.

In het tweede lid wordt bepaald dat het ontwerp van een risicobeheerplan moet voldoen aan Bijlage I, fase 3.3 van de richtlijn.

De verplichting een ontwerpplan met corrigerende maatregelen te verstrekken, is geregeld in het derde lid; het ontwerpplan sluit aan op het ontwerp van een risicobeheerplan dat is geregeld in het tweede lid; deze twee plannen vormen de keerzijden van dezelfde munt.

Het vierde lid heeft betrekking op het ontwerp van een monitoringsplan (vergelijk artikel 13 van de richtlijn), dat een aanvrager moet indienen. Het monitoringsplan is gericht op de opslag van CO2. Ingevolge artikel 13, tweede lid, van de richtlijn moet het monitoringsplan voldoen aan Bijlage II, onderdeel 1, van de richtlijn. Onder de ETS-richtlijn is ook een monitoringsplan vereist; daarbij gaat het om het waarnemen of CO2 in de atmosfeer terecht komt en dus emissierechten ingeleverd moeten worden. Alhoewel het twee verschillende plannen betreft, zal getracht worden de inhoud van deze plannen zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen. Hierover vindt overleg plaats tussen de Ministeries van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en van Infrastructuur en Milieu.

In het vijfde lid wordt het afsluitingsplan geregeld. Artikel 7, onder 7, van de richtlijn schrijft voor dat de ingediende aanvraag om een opslagvergunning voor CO2 (mede) een voorlopig plan voor de periode na afsluiting van de opslaglocatie dient te bevatten. Het spreekt voor zich dat in de aanvraagfase het plan een voorlopig karakter heeft en minder gedetailleerd kan zijn omdat naar verwachting de feitelijke afsluiting van de opslaglocatie over een periode van wellicht dertig jaar of langer zal plaats vinden. Na de beëindiging van de injectie van CO2 kan de opslaglocatie worden afgesloten op verzoek van de exploitant mits de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie daarmee heeft ingestemd. Dat verzoek dient vergezeld te gaan van een geactualiseerd sluitingsplan. Het geactualiseerde sluitingsplan is definitief van aard omdat in de eindfase van injectie van CO2 de exploitant zich een goed en getrouw beeld kan vormen van de acties die ondernomen moeten worden. De verplichting een geactualiseerd afsluitingsplan te verstrekken is opgenomen in artikel 31i van de Mijnbouwwet.

Het zesde lid, onderdeel a, verplicht de aanvrager de benodigde gegevens te verstrekken nodig voor de ramingen, bedoeld in artikel 29j, tweede lid, van het Mijnbouwbesluit. Deze gegevens dienen cijfermatig onderbouwd te zijn en voorzien van een toelichting. Aan de hand van deze gegevens wordt bij de te verlenen vergunning het bedrag bepaald waarvoor financiële zekerheid moet worden gesteld. In de nota van toelichting bij het Mijnbouwbesluit wordt uitvoerig ingegaan op de inhoud van artikel 29 van het Mijnbouwbesluit waarnaar, kortheidshalve, wordt verwezen.

Onderdeel c is ontleend aan artikel 8, eerste lid, onder b, van de richtlijn en strekt ertoe dat er gezorgd is voor professionele en technische ontwikkeling en training van de exploitant en van alle personeel. Het is een verbijzondering van de algemene eis die de Mijnbouwwet kent dat de operator moet beschikken over voldoende technische mogelijkheden. De verplichting geldt voor de exploitant en alle personeel; hieronder moet begrepen worden de personen die direct met de opslagactiviteiten in aanraking komen en dus moeten zorgen voor een veilig verloop van de activiteiten. Ieder van deze personen dient dus over voldoende kennis en ervaring te beschikken. Omdat deze bepaling hier is opgenomen in het kader van de implementatie van de richtlijn is de strekking van de bepaling beperkt tot het opslaan van CO2.

Bij het opstellen van de aanvragen kan gebruik worden gemaakt van de Richtsnoeren van de Europese Commissie (zie paragraaf 1.2 van het algemeen deel).

Artikel 1.3.4b is een uitwerking van artikel 31j van de Mijnbouwwet. Intrekking van de vergunning vindt plaats wanneer de vergunninghouder heeft aangetoond dat het CO2 volledig en permanent is opgeslagen. Met het intrekken van de vergunning gaat de verantwoordelijkheid voor het opgeslagen CO2 over op de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (artikel 31k van de Mijnbouwwet).

Artikel I, onderdeel D

Artikel 3.2 is een uitwerking van artikel 31f van de Mijnbouwwet waarbij artikel 12, derde lid, onderdeel d, van de richtlijn is geïmplementeerd.

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M.J.M. Verhagen.

Naar boven