Mededeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 4 februari 2010, nr. 2010-0000043285, DCB/CZW/WVOB, van het gemiddelde belastbare loon van ministers over 2009

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 8, eerste lid, van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens;

Deelt mede:

Enig artikel

Het gemiddelde belastbare loon van ministers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet openbaarmaking

uit publieke middelen gefinancierde topinkomens, over het jaar 2009 bedraagt € 188.000.

Deze mededeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst.

TOELICHTING

Het gemiddelde belastbare jaarloon van ministers is over 2009 − na toepassing van de correcties overeenkomstig artikel 2 van de Regeling berekening gemiddelde belastbare loon ministers – berekend op € 188.000.

De berekening van dit bedrag is als volgt tot stand gekomen. Het belastbare loon van de individuele ministers in 2009 is opgeteld en gedeeld door het aantal ministers. Het aldus verkregen gemiddelde bedraagt € 194.961.

Dit bedrag is, overeenkomstig artikel 2, derde lid, van de Regeling berekening gemiddelde belastbare loon ministers, verhoogd met een bedrag van € 27.521 als fictieve pensioenbijdrage. Dit bedrag is voor alle ministers gelijk, omdat dit bedrag wordt berekend over een vaste grondslag. Het bedrag is berekend overeenkomstig de door het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) gehanteerde berekening van de pensioenbijdrage voor ambtenaren in de sector Rijk op basis van de aanspraken krachtens de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa). De pensioenbijdrage is gebaseerd op een pensioengrondslag van € 127.409, een premie van 20% ouderdomspensioen/nabestaandenpensioen en van 1,6% partnerpensioen met een franchise van € 10.350 en een vermenigvuldigingsfactor van 2/2,05 (97,56%) wegens het verschil tussen de pensioenopbouw op grond van de Appa en de opbouw zoals het ABP die hanteert (2 jaar tegen 2,05 jaar).

Vervolgens is, overeenkomstig artikel 2, vierde lid, van de Regeling berekening gemiddelde belastbare loon ministers, op het gemiddelde belastbare jaarloon in mindering gebracht: de gemiddelde loonbelasting voor het verplichte privé-gebruik van de dienstauto en de gemiddelde vergoeding van de loonbelasting voor het verplichte privé-gebruik van de dienstauto. Deze gemiddelden bedragen respectievelijk € 25.043 en € 27.246.

Vervolgens is het gemiddeld belastbare loon van ministers verhoogd met een forfaitair bedrag van € 17.600 voor het gebruik van een dienstauto. Het gemiddelde belastbare jaarloon van ministers bedraagt als gevolg van de correcties € 187.793. Op grond van artikel 8 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens wordt dit bedrag afgerond op € 188.000.

Er zij nog eens op gewezen dat het aldus berekende gemiddelde een fictief bedrag is. Het bruto jaarsalaris van ministers bedraagt, inclusief vakantiegeld en eindejaarsuitkering, over 2009 € 137.759.

Het verschil tussen € 137.759 en € 188.000 wordt verklaard door de posten € 27.521 (fictieve pensioenbijdrage) en € 17.600 (fictieve bijtelling dienstauto) alsmede door individuele belastbare onkostenvergoedingen die ministers ontvangen op basis van het Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst.

Naar boven