Beleidsregel van de Minister van Economische Zaken van 13 oktober 2010, nr. WJZ / 9201649, houdende een puntensysteem voor de advisering over de toelating van vreemdelingen als zelfstandig ondernemer in Nederland (Beleidsregel advisering toelating vreemdelingen als zelfstandig ondernemer in Nederland 2010)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 3.30, eerste lid, onderdeel a, van het Vreemdelingenbesluit 2000;

Besluit:

Artikel 1

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

a. minister:

de Minister van Economische Zaken;

b. IND:

de Immigratie en Naturalisatie Dienst;

c. zelfstandig ondernemer:

een natuurlijk persoon die zelfstandig een beroep of een bedrijf uitoefent niet zijnde een onderdaan van de Republiek Turkije;

d. advies:

het advies van de minister aan de IND in verband met de toelating van een vreemdeling tot het verblijf in Nederland als zelfstandig ondernemer;

e. puntensysteem:

een systeem om te kunnen bepalen of de vreemdeling een wezenlijke bijdrage levert aan de Nederlandse economie door op basis van het ondernemingsplan en andere stukken punten toe te kennen voor de criteria:

  • 1°. persoonlijke ervaring;

  • 2°. ondernemingsplan en

  • 3°. de toegevoegde waarde van de economische activiteiten voor de Nederlandse economie.

Artikel 2

  • 1. De minister brengt aan de IND advies uit over de toelating van een vreemdeling tot het verblijf in Nederland als zelfstandig ondernemer op basis van de uitkomst van het puntensysteem dat is toegepast op het bij de adviesaanvraag van de IND overgelegde ondernemingsplan en andere stukken.

  • 2. Voor een positief advies dient voor elk criterium, bedoeld in artikel 1, onderdeel e, een minimum aantal punten van 30 te worden gescoord.

  • 3. In afwijking van het tweede lid geldt dat voor een positief advies een zelfstandig ondernemer die op elk van de criteria, bedoeld in artikel 1, onderdeel e, onder 1° en 2°, minimaal 45 punten scoort, voor het criterium, bedoeld in artikel 1, onderdeel e, onder 3°, minder dan 30 punten mag scoren.

  • 4. Het maximum aantal punten dat kan worden gescoord bedraagt 300.

Artikel 3

  • 1. Met betrekking tot het criterium, bedoeld in artikel 1, onderdeel e, onder 1°, kunnen de punten worden gescoord overeenkomstig de tabel die is opgenomen in de bij deze beleidsregel behorende bijlage 1.

  • 2. Het maximum aantal punten dat op grond van het eerste lid kan worden gescoord bedraagt 100.

Artikel 4

  • 1. Met betrekking tot het criterium, bedoeld in artikel 1, onderdeel e, onder 2°, kunnen de punten worden gescoord overeenkomstig de tabel die is opgenomen in de bij deze beleidsregel behorende bijlage 2.

  • 2. Het maximum aantal punten dat op grond van het eerste lid kan worden gescoord bedraagt 100.

Artikel 5

  • 1. Met betrekking tot het criterium, bedoeld in artikel 1, onderdeel e, onder 3°, kunnen de punten worden gescoord overeenkomstig de tabel die is opgenomen in de bij deze beleidsregel behorende bijlage 3.

  • 2. Het maximum aantal punten dat op grond van het eerste lid kan worden gescoord bedraagt 100.

Artikel 6

De Beleidsregel advisering toelating vreemdelingen als zelfstandig ondernemer in Nederland wordt ingetrokken.

Artikel 7

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de eerste dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin hij is geplaatst.

Artikel 8

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel advisering toelating vreemdelingen als zelfstandig ondernemer in Nederland 2010.

Deze beleidsregel zal met de toelichting en de bijlagen in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 13 oktober 2010

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven.

BIJLAGE 1 BEHOREND BIJ ARTIKEL 3 VAN DE BELEIDSREGEL ADVISERING TOELATING VREEMDELINGEN ALS ZELFSTANDIG ONDERNEMER IN NEDERLAND 2010

Criterium persoonlijke ervaring (minimum score 30 punten)

Subonderdelen

Punten

Controle

Opmerking

Opleiding

(max. 35 punten)

PhD (Doctor)

35

– Bewijs succesvolle afronding (diploma) vereist

– Opleiding dient gewaardeerd te zijn door IcDW (Nuffic/Colo)

Bij geen directe relatie tussen opleiding en voor de onderneming benodigde kennis max. 5 punten aftrek

Master (bijv MBA)

30

Technische Studies (master of science)

30

Bachelor (Hogechool etc.)

20

MBO

10

     

Ondernemerschapservaring

(max. 35 punten)

0 tot 35 punten

Positieve indicatoren:

– oprichter/eigenaar onderneming

– lid directie onderneming

Minder punten:

– als ervaring niet relevant is voor onderneming

– als sprake is van marginale betrokkenheid in onderneming

– Betrokkene dient schriftelijke bewijzen te overleggen (bijv. jaarrekeningen, bewijzen van rol in onderneming etc.)

– Eventuele werkgeversreferenties schriftelijk aantonen

Deze score kan lagere score op andere onderdelen compenseren

Hardheid bewijsmateriaal en daadwerkelijk niveau van functioneren dienen buiten twijfel te zijn voor een positieve score

     

Werkervaring

(max. 10 punten)

Bachelor/academisch

 

Werkgever referenties (schriftelijk aantonen)

Hardheid bewijsmateriaal en daadwerkelijk niveau van functioneren dienen buiten twijfel te zijn

< 1 jaar

0

1 – <2 jaar

1

 

2 – < 5 jaar

5

 

> 5 jaar

10

 
 

Seniorniveau

  
 

< 1 jaar

0

 
 

1 – < 2 jaar

1

 
 

2 – < 5 jaar

5

 
 

≥ 5 jaar

10

  
 

Specialistische functie

   
 

< 1 jaar

0

  
 

1 – < 2 jaar

1

  
 

2 – < 5 jaar

3

  
 

≥ 5 jaar

6

  
     

Inkomen

(max. 10 punten)

Bruto inkomen over 12 maanden voorafgaand aan aanvraag:

Als bewijs kunnen dienen:

– (loon)belastingaanslagen

– Jaarrekening

– Jaaropgave

Alleen inkomsten gerelateerd aan activiteiten in CV; bedragen zijn gerelateerd aan Nederlandse inkomens, er moet een internationale

< € 12.000

0

€ 12.000 – < € 25.000

5

€ 25.000 – < € 45.000

7

≥ € 45.000

10

    

vergelijking worden gemaakt

     

Ervaring met Nederland

(max. 10 punten)

0 tot 10 punten

Positieve indicatoren:

– referenties potentiële klanten of opdrachtgevers

– referenties Nederlandse (handels) partners

– in Nederland gevolgde opleiding of afgerond proefschrift

Alleen schriftelijke bewijzen

Hardheid bewijsmateriaal dient buiten twijfel te zijn;

Bij familiebezoek, inburgeringscursus of vakantie in Nederland geen punten

BIJLAGE 2 BEHOREND BIJ ARTIKEL 4 VAN DE BELEIDSREGEL ADVISERING TOELATING VREEMDELINGEN ALS ZELFSTANDIG ONDERNEMER IN NEDERLAND 2010

Criterium ondernemingsplan (minimum score 30 punten)

Subonderdelen

Punten

Controle

Opmerking

Marktpotentie

(max. 30 punten)

Marktanalyse:

max. 10

Zo veel mogelijk schriftelijke bewijzen (patenten, referenties etc.)

Aannemelijk dient te worden gemaakt dat product/dienst tegen gewenste prijs in Nederland ook verkocht kan worden

– marktonderzoek

– potentiële klanten

– concurrenten

– toetredingsbarrières

– samenwerking

– risico’s

     
 

Product/dienst:

max. 15

  
 

– kenmerken

– toepassing

– behoefte

– unique selling points

– marketing/promotie

  
     
 

Prijs:

max. 5

  
 

Duidelijke prijsopbouw met alle kosten daarin verdisconteerd

  
     

Organisatie

(max. 10 punten)

0 tot 10 punten

Beoordeling of de voorgestelde structuur, competenties, kennis en vaardigheden passend zijn voor product of dienst

Zo veel mogelijk schriftelijke bewijzen

Bij schriftelijke bewijzen meer punten dan bij ontbreken daarvan

     

Financiering

(max. 60 punten)

Solvabiliteit (verhouding eigen vermogen-totaal vermogen)

Zo veel mogelijk schriftelijk aantonen; documenten moeten zijn goedgekeurd door onafhankelijke deskundige (bijv. in het geval van financiering door een Nederlandse bank)

Punt van aandacht is realiteit van onderliggende vooronderstellingen

– Balanstotaal

 

< € 15.000

0

 

Ook bij solvabiliteit van 100%

NB: indien financiering door een Nederlandse bank is verleend kan zonder verdere controle 50 punten worden gegeven

   
 

– Balanstotaal

  
 

€ 15.000 – € 25.000

  
 

Solvabiliteit

  
 

< 20%

0

 
 

20% – < 35%

1

 
 

35% – < 50%

3

  
 

≥ 50%

5

  
     
 

– Balanstotaal

   
 

€ 25.000 – € 50.000

   
 

Solvabiliteit

   
 

< 20%

0

  
 

20% – < 35%

4

  
 

35% – < 50%

9

  
 

> 50%

13

  
     
 

– Balanstotaal

   
 

> € 50.000

   
 

Solvabiliteit

   
 

< 20%

0

  
 

20% – < 35%

9

  
 

35% – < 50%

19

  
 

≥ 50%

25

  
     
 

Omzet

   
 

< € 75.000

0

  
 

€ 75.000 – < € 125.000

5

  
 

€ 125.000 – < € 250.000

10

  
 

€ 250.000 – < € 500.000

15

  
 

≥ € 500.000

25

  
     
 

Liquiditeitsprognose (gunstige verwachting gedurende):

  
 

het eerste jaar

5

  
 

de eerste 2 jaren

8

  
 

de eerste 3 jaren

10

  

BIJLAGE 3 BEHOREND BIJ ARTIKEL 5 VAN DE BELEIDSREGEL ADVISERING TOELATING VREEMDELINGEN ALS ZELFSTANDIG ONDERNEMER IN NEDERLAND 2010

Criterium toegevoegde waarde voor Nederland (minimum score 30 punten)

Subonderdelen

Punten

Controle

Opmerking

Innovativiteit

(max. 20 punten)

0 tot 20 punten

2 criteria:

– is product/dienst nieuw voor Nederlandse markt?

– is sprake van nieuwe technologie bij productie, distributie, marketing?

Zo veel mogelijk schriftelijke bewijzen

Bij schriftelijke bewijzen meer punten dan bij ontbreken daarvan

    

Arbeidscreatie

(max. 40 punten)

Aantal arbeidsplaatsen (excl. aanvrager):

Aantal en aard van de te realiseren arbeidsplaatsen moet blijken uit het ondernemingsplan, waarbij de realiteitswaarde van het plan op dit punt een rol speelt

De arbeidsplaatsen moeten binnen 1,5 jaar zijn gerealiseerd

< 0,5 fte

0

 

0,5 – < 2 fte

10

 

2 – < 5 fte

20

 

5 – < 10 fte

30

 
 

≥ 10 fte

40

 
    
 

Bij hoogwaardige arbeidsplaatsen (> € 45.000):

 
 

< 1 fte

0

 
 

1 – < 3 fte

20

 
 

3 – < 6 fte

30

 
 

≥ 6 fte

40

 
     

Investeringen

(max. 40 punten)

Materiële en immateriële vaste activa:

Hoogte van de investeringen moet blijken uit ondernemingsplan, waarbij de realiteitswaarde van het plan op dit punt een rol speelt

De investeringen moeten binnen 1 jaar zijn gerealiseerd

< € 25.000

0

€ 25.000 – < € 50.000

10

 

€ 50.000 – < € 100.000

20

 

€ 100.000 – < € 500.000

30

 
 

≥ € 500.000

40

 
     

Hoogopgeleide met gedegen ondernemingsplan

Indien de aanvrager op de criteria Persoonlijke ervaring (bijlage 1) en Ondernemingsplan (bijlage 2) reeds het minimum aantal punten van 90 heeft gehaald (voor bijlage 1. minimaal 45 punten en voor bijlage 2. minimaal 45 punten), maar op het criterium Toegevoegde waarde (bijlage 3) de minimaal benodigde 30 punten niet haalt wordt onderdeel 3. op 30 punten gesteld. Aanvrager krijgt daarmee een positief advies

  

TOELICHTING

1. Wijziging van het puntensysteem

Deze beleidsregel zet een vaste gedragslijn voort van de Minister van Economische Zaken betreffende zijn advisering over toelating van een vreemdeling tot het verblijf in Nederland als zelfstandig ondernemer. Het gaat om het advies over de beoordeling van de arbeid die de zelfstandige verricht of gaat verrichten en of dat een wezenlijk Nederlands economisch belang dient. Deze gedragslijn werd in 2007 met het oog op transparantie en ten behoeve van het aantrekken van kenniswerkers nader gespecificeerd door middel van een puntensysteem. Met dit systeem wordt vooraf zichtbaar wat wordt verwacht van een vreemdeling aan activiteiten en welke bescheiden hij moet indienen ter staving daarvan. Hierdoor kan de vreemdeling zelf vóóraf de kans op toelating inschatten. Met het puntensysteem wordt beoogd aan te sluiten bij de trend in het arbeidsmigratiebeleid: selectief, maar tegelijk ook uitnodigend en transparant voor de bovenkant van de arbeidsmarkt. Uitnodigend, daar het geen onderscheid maakt naar de inhoud van de activiteit of naar wie die activiteit uitvoert. Selectief, daar wel onderscheid gemaakt wordt naar de kwaliteit van de activiteit. Transparant, daar de vreemdeling op voorhand weet waaraan hij getoetst gaat worden en dus zijn kansen op toelating kan inschatten.

Het puntensysteem is relatief uitgebreid en op veel onderdelen moet worden gescoord. Niet vergeten moet echter worden dat het hier niet gaat om de migrant die als werknemer aan het werk gaat, maar om de migrant die tevens een onderneming meebrengt. Niet alleen de eigen talenten spelen een rol maar ook de mogelijkheden en levensvatbaarheid van een onderneming met alle aspecten die daarbij horen.

Het puntensysteem is nu enige tijd in werking en gesteld mag worden dat het systeem onderscheidend genoeg is gebleken om in de veelheid van zeer diverse aanvragen de bijdrage van wezenlijke belang aan Nederland, de grond voor het verlenen van een verblijfstatus, te kunnen aanwijzen en wegen.

Deze ervaringen geven geen aanleiding om het minimaal te behalen punten, nu 90, naar boven of juist naar beneden bij te stellen. De ‘zeef’ lijkt precies zo afgesteld om, zonder het imago van uitnodigend te zijn te niet te doen (90 punten op maximaal 300 punten is voldoende voor een positief advies) toch die activiteiten te traceren en toe te laten die een daadwerkelijke bijdrage aan de economie betekenen. De afstelling is precies gericht op de bijdrage van wezenlijk belang.

Naast enkele verfijningen op subonderdelen van het puntenstelsel die een betere aansluiting geven op de praktijk, is de enige substantiële aanpassing die wordt doorgevoerd de mogelijkheid om hoogopgeleiden die op persoonlijke ervaring en op het ondernemingsplan reeds de minimaal benodigde 90 punten scoren, met dien verstande dat op de genoemde onderdelen per afzonderlijk onderdeel minimaal 45 punten is gehaald, maar op het criterium toegevoegde waarde niet de benodigde 30 punten weten te halen, toch een positief advies te verkrijgen.

De ratio achter deze aanpassing is te vinden in de wel voorkomende situatie dat een aanvrager met een hoge score voor de genoten opleiding (Phd, master) of werkervaring en een goed onderbouwd en vertrouwenwekkend ondernemingsplan, te weinig punten haalt op het onderdeel toegevoegde waarde. Veel hoogopgeleiden met een veelbelovend marktpotentieel (qua kennis, vakgebied en ondernemingsplan) scoren vaak laag in hun toegevoegde waarde uitgedrukt in investeringen, arbeidscreatie of nieuwheid van het product (het merendeel van de aanvragers betreft immers zzp-ers). De zeer gespecialiseerde consultant in de bio lifesciences is hier het voorbeeld.

Daar dit ertoe leidt dat het minimaal benodigde aantal punten op één van de drie onderdelen niet wordt gehaald, is een negatief advies het gevolg. Een schaars kennistalent gaat hiermee verloren voor de economie. Met genoemde aanpassing wordt dit voorkomen.

2. Toelating Turkse onderdanen als zelfstandig ondernemer

Het puntensysteem is aan de orde geweest in een hoger beroepszaak bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) over de vestiging van een Turkse onderdaan als zelfstandig ondernemer in Nederland. De Staatssecretaris van Justitie had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank ‘s-Gravenhage die het puntensysteem met betrekking tot Turkse onderdanen in strijd achtte met de zogenaamde standstill-bepaling voortvloeiend uit artikel 41, eerste lid, van het aanvullend Protocol van 23 november 1970 bij de Associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Turkije van 23 december 1963 (Pb. 1964, 217). Op 1 januari 1973 is deze bepaling voor Nederland in werking is getreden waarbij als criterium voor de toelating van van Turkse onderdanen als zelfstandig ondernemer werd gehanteerd dat zij een wezenlijk Nederlands belang dienden.

De Afdeling is in haar uitspraak van 29 september 2010 (zaaknr. 200908205/1/V2, LNJ BN 9181) van oordeel dat, gelet op de uitleg die het Hof van Justitie van de Europese Unie geeft aan de standstill-bepaling, het puntensysteem gewijzigde beleidsregels inhoudt met nieuwe beperkende voorwaarden die worden gesteld aan Turkse onderdanen die zich als zelfstandig ondernemer in Nederland willen vestigen. Wat betreft het criterium ‘wezenlijk Nederlands belang’ is de Afdeling van oordeel dit criterium geen andere inhoud heeft gekregen dan dat de beoogde bedrijfsmatige activiteit een positieve bijdrage aan de Nederlandse economie moet leveren doordat die activiteit in een behoefte voorzag en geen negatieve invloed had op de markteconomie of de werkgelegenheidssituatie.

Uit de uitspraak van de Afdeling vloeit voort dat, daar waar het aanvragen om toelating van Turkse onderdanen als zelfstandig ondernemer betreft, de adviespraktijk met betrekking tot het criterium ‘wezenlijk Nederlands belang’ zoals die heeft gegolden vanaf het in werking treden van het aanvullend protocol blijft gehandhaafd. Dit betekent dat dit criterium zal worden toegepast aan de hand van de feitelijke economische situatie: de op het moment van aanvraag bestaande (concurrentie)verhoudingen op een specifieke deel van de markt en de werkgelegenheidseffecten.

Teneinde te bewerkstelligen dat deze beleidsregel, gelet op de hiervoor uiteengezette uitspraak van de Afdeling, niet van toepassing is op Turkse onderdanen die zich als zelfstandig ondernemer willen vestigen in Nederland, vallen zij buiten de reikwijdte van deze beleidsregel. Dit blijkt uit de definitie van zelfstandig ondernemer in artikel 1, onderdeel c.

Omwille van de duidelijkheid is ervoor gekozen om de tekst van de beleidsregel opnieuw integraal vast te stellen.

De Minister van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven.

Naar boven