Regeling van de Minister van Justitie van 30 september 2010, nr. 5668103/10/6, houdende wijziging van het Besluit toelating en uitzetting BES (Aanpassingsregeling Besluit toelating en uitzetting BES)

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel 20, tweede lid, van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, artikel 2r, vijfde lid, artikel 2x, eerste en tweede lid, artikel 3, tweede lid, en artikel 7, zevende lid, van de Wet toelating en uitzetting BES;

Besluit:

ARTIKEL I

Het Besluit toelating en uitzetting BES wordt gewijzigd als volgt.

A

Artikel 3.6 komt te luiden:

Artikel 3.6

Onverminderd de overige terzake bij of krachtens de Wet gestelde vereisten, wordt de toegang tot de openbare lichamen niet geweigerd op grond van artikel 2r, eerste lid, onder a, van de Wet, aan de Nederlander die niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding in geval die Nederlander houder is van een geldige sédula. In dat geval vindt de minimale controle, bedoeld in artikel 2s, van de Wet plaats op basis van de sédula en wordt de toegang niet geweigerd op grond van artikel 2r, eerste lid, onder c of d, van de Wet.

B

Na artikel 3.9 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 5. Overige bepalingen

Artikel 3.10
  • 1. Bij regeling van Onze Minister kunnen specifieke voorschriften worden vastgesteld voor de verschillende soorten grenzen en vervoermiddelen, alsmede bijzondere regels voor bepaalde categorieën van personen.

  • 2. Bij regeling van Onze Minister kunnen categorieën van personen worden aangewezen die uit hoofde van de Wet niet aan grenscontroles zijn onderworpen.

C

Aan artikel 4.2 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Nederlanders mogen zonder toelating van rechtswege toegekend als toerist in de openbare lichamen verblijven gedurende een periode van maximaal zes maanden binnen een tijdvak van een jaar.

D

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 5.2, eerste lid, onderdeel l, door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

m. verblijf als vrijwilliger.

E

Artikel 5.3, tweede lid, wordt gewijzigd als volgt.

1. Onderdeel a komt te luiden:

  • a. gezinsvorming of gezinshereniging met of verblijf ter adoptie of als pleegkind bij een persoon met tijdelijk verblijfsrecht;

2. Onder verlettering van de onderdelen c tot en met f tot de onderdelen b tot en met e vervalt onderdeel b (oud);

3. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e (nieuw) door een puntkomma worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • f. verblijf als vrijwilliger;

  • g. verblijf verband houdend met bescherming als bedoeld in artikel 12a van de Wet.

F

Artikel 5.27 komt te luiden:

Artikel 5.27

In afwijking van artikel 5.25 kan de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd onder een beperking verband houdend met het verrichten van arbeid in loondienst worden verleend en kan de geldigheidsduur worden verlengd voor de duur waarvoor de tewerkstellingsvergunning ten behoeve van die arbeid is verleend of verlengd.

ARTIKEL II

Deze regeling wordt aangehaald als: Aanpassingsregeling Besluit toelating en uitzetting BES.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking zodra het Besluit van 30 september 2010 houdende herziening van het Besluit toelating en uitzetting BES (Stb. 2010, 382) in werking treedt.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 30 september 2010

De Minister van Justitie,

E.M.H. Hirsch Ballin.

TOELICHTING

Deze regeling strekt ertoe om het Besluit toelating en uitzetting BES op enkele onderdelen aan te passen zodra dit zal zijn gewijzigd bij Besluit van 30 september 2010 houdende herziening van het Besluit toelating en uitzetting BES (Stb. 2010, 382).

A

Dit onderdeel strekt ertoe om de inhoud van artikel 3.6 te vervangen. De oude tekst was geïnspireerd door verplichtingen in het kader van de Benelux. Deze verplichtingen zullen niet van toepassing worden in het Caribisch gebied. Voorts bestaat er vooralsnog geen aanleiding over te gaan tot verlening of verlenging van visa aan of binnen de grenzen van de openbare lichamen.

De nieuwe tekst van artikel 3.6 houdt verband met artikel 1a van de Wet, op grond waarvan de bepalingen van de Wet van overeenkomstige toepassing zijn op Nederlanders die geen eilandskinderen zijn van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Op grond van artikel 2s van de Wet moet een ieder bij de grenscontrole ten minste een minimale controle ondergaan, derhalve ook Nederlanders, op wie de WTU-BES van overeenkomstige toepassing is. In artikel 2r is bepaald dat de toegang (aan de grens) kan worden geweigerd op grond dat, voor zover hier van belang:

  • a. niet wordt beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding,

  • b. het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf niet aannemelijk kunnen worden gemaakt, dan wel

  • c. niet kan worden aangetoond dat wordt beschikt over voldoende middelen van bestaan voor de duur van het voorgenomen verblijf en de terugreis naar de plaats of het land van herkomst of voor de doorreis naar een plaats of derde land waar de toegang is gewaarborgd dan wel deze middelen niet rechtmatig kunnen worden verworven.

Het is niet wenselijk dat deze weigeringsgronden worden ingeroepen tegen Nederlanders die houder zijn van een geldige sédula. Daarom is bepaald dat de toegang tot de openbare lichamen niet wordt geweigerd op grond van artikel 2r, eerste lid, onder a, c of d, van de WTU-BES, aan de Nederlander die niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding in geval die Nederlander houder is van een geldige sédula. In dat geval vindt de minimale controle, bedoeld in artikel 2s, van de Wet plaats op basis van de sédula.

Het vorenstaande brengt met zich dat de sédula in het reisverkeer van en naar de openbare lichamen door vreemdelingen niet langer kan worden gebruikt als reisdocument.

B

Met dit onderdeel wordt uitvoering gegeven aan artikel 2x, eerste en tweede lid, van de WTU-BES, op grond waarvan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur specifieke voorschriften kunnen worden vastgesteld voor de verschillende soorten grenzen (zeegrenzen en luchtgrenzen) en vervoermiddelen (schepen en vliegtuigen), alsmede categorieën van personen kunnen worden aangewezen die uit hoofde van de WTU-BES niet aan grenscontroles worden onderworpen. Ook kunnen categorieën van personen worden aangewezen die uit hoofde van de WTU-BES niet aan grenscontroles worden onderworpen. De voorschriften zullen worden vastgesteld en de categorieën zullen worden aangewezen in een bijlage bij de Regeling toelating en uitzetting BES, een en ander naar analogie van de bijlagen VI en VII bij de Schengengrenscode.

C

Het nieuwe derde lid van artikel 4.2 strekt ertoe het verblijf als toerist tot maximaal zes maanden te toe te staan aan Nederlanders, veelal, maar niet uitsluitend, Europese Nederlanders, zonder dat aan hen toelating tot verblijf van rechtswege moet worden toegekend.

Daarmee worden de beleidsregels die waren neergelegd in de Herziene Instructie aan de Gezaghebbers, paragraaf 2.1, zoals deels herhaald en aangevuld bij brief d.d. 8 juni 2010 met kenmerk MJ 3185 van de Minister van Justitie van de Nederlandse Antillen, verheven tot algemeen verbindend voorschrift voor de openbare lichamen. Dit past bij het uitgangspunt dat de bestaande Nederlands-Antilliaanse wet- en regelgeving zoveel mogelijk blijft gelden voor de openbare lichamen.

Van deze verblijfsregeling werd en wordt gebruik gemaakt door Nederlanders die een woning in eigendom hadden of hebben in de Nederlandse Antillen en die daarin plachten of plegen te overwinteren. Ook werd hiervan gebruik gemaakt door andere Nederlanders dan bedoelde overwinteraars. Het gaat in al deze gevallen om verblijfsperioden van maximaal zes maanden binnen een tijdvak van een jaar.

Niettemin dient de Nederlander een aanvraag te doen om afgifte van een verklaring omtrent toelating van rechtswege in geval die Nederlander gaat werken of langer wil verblijven.

D

Het nieuwe onderdeel m strekt ertoe in artikel 5.2 een basis te leggen teneinde voortzetting te vergemakkelijken van de huidige praktijk met betrekking tot het verblijf als vrijwilliger.

In tegenstelling tot hetgeen in Europees Nederland gebruikelijk is, wordt het vrijwilligerswerk in Bonaire, Sint Eustatius en Saba niet in alle gevallen verricht in het kader van culturele uitwisseling. Het nu opgenomen verblijfsdoel luidt daarom niet ‘verblijf in het kader van uitwisseling’, in tegenstelling tot artikel 3.4 van het Vreemdelingenbesluit 2000. Het vrijwilligerswerk wordt voornamelijk verricht voor korte duur, niet langer dan drie maanden, maar ook voor langere perioden. In de Circulaire toelating en uitzetting BES zullen de voorwaarden worden opgenomen waaronder de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor het verrichten van vrijwilligerswerk zullen worden verleend.

E en F

Door middel van deze onderdelen zijn vier aanpassingen verricht.

Allereerst is het onderdeel b (oud) in de opsomming van tijdelijke verblijfsdoelen (verblijf voor het verrichten van arbeid in loondienst) in artikel 5.3, tweede lid, geschrapt. Voorts is het verblijfsdoel verblijf als vrijwilliger toegevoegd aan de opsomming van tijdelijke verblijfsdoelen, omdat het de bedoeling is dat de vrijwilliger het werk tijdelijk verricht en dat hij vervolgens de openbare lichamen weer verlaat. Daarnaast is het verblijf op basis van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd onder een beperking verband houdend met internationale bescherming toegevoegd aan de opsomming van tijdelijke verblijfsdoelen, in verband waarmee ook onderdeel a van de opsomming is aangepast. Tenslotte is artikel 5.27 aangepast in verband met het niet-tijdelijk karakter van het verblijf voor het verrichten van arbeid in loondienst.

Arbeid in loondienst: duur van het verblijf

De verblijfsvergunning voor het verrichten van arbeid in loondienst heeft dezelfde geldigheidsduur als de tewerkstellingsvergunning, die kan worden verleend en verlengd, maar waarvan de totale duur een termijn van drie jaren niet mag overschrijden. De tewerkstellingsvergunning kan na ommekomst van drie jaren niet (verder) worden verlengd.

Dat zou tot gevolg kunnen hebben dat de vreemdeling die voor arbeid in loondienst is toegelaten na ommekomst van uiterlijk drie jaren de openbare lichamen dient te verlaten, tenzij hij voldoet aan de voorwaarden voor wijziging van de beperking voor een ander verblijfsdoel.

Weliswaar kan de tewerkstellingsvergunning niet verder worden verlengd, maar er kan aansluitend wel een nieuwe tewerkstellingsvergunning worden verleend, aan dezelfde werkgever, voor dezelfde werkzaamheden en ten behoeve van dezelfde vreemdeling, indien aan de voorwaarden wordt voldaan. Het moet daarom mogelijk zijn om in dat geval de verblijfsvergunning na ommekomst van die periode van drie jaren te verlengen.

Artikel 5.27, dat verlenging van de verblijfsvergunning over bedoelde termijn van drie jaren heen uitsloot, is dienovereenkomstig aangepast, doordat is bepaald dat de verblijfsvergunning onder een beperking verband houdend met het verrichten van arbeid in loondienst kan worden verleend en verlengd voor de duur waarvoor de tewerkstellingsvergunning is verleend of verlengd.

Arbeid in loondienst: aard van het verblijf

Voorts is het gewenst dat met name aan hoger opgeleide werknemers als regel uitzicht kan worden geboden op permanent verblijf op basis van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd en eventueel ook het Nederlanderschap, omdat daarmee een wezenlijk Nederlands belang kan zijn gediend. Daaraan zou in de weg kunnen staan dat verblijf voor het verrichten van arbeid in loondienst als tijdelijk verblijfsdoel wordt aangemerkt. Daarom is de vermelding van het verblijfsdoel ‘arbeid in loondienst’ geschrapt in de opsomming van tijdelijke verblijfsdoelen in artikel 5.3, tweede lid.

Verblijf verband houdend met internationale bescherming

Het beleid ter zake van de toelating op basis van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd onder een beperking verband houdend met internationale bescherming als bedoeld in artikel 12a van de Wet toelating en uitzetting BES is toegesneden op de openbare lichamen, gelet op de schaalgrootte van de openbare lichamen, hun ligging in het Caribisch gebied, het reliëf en de bevolkingsomvang. Gezien deze kenmerken is het gewenst om een aanzuigende werking zoveel mogelijk tegen te gaan. Ook is het gewenst om doormigratie naar Europees Nederland te ontmoedigen. In lijn daarmee is het beleid ten aanzien van toegelaten beschermingzoekers dat zij zoveel mogelijk voor hervestiging in de regio in aanmerking worden gebracht.

Het is daarom gewenst dat uit de regelgeving duidelijker naar voren komt dat het verblijf in het kader van internationale bescherming tijdelijk is en geen uitzicht geeft op een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd of ook het Nederlanderschap. Vanzelfsprekend bestaat zodanig uitzicht wel, indien zij na toelating voor een ander, niet-tijdelijk doel worden toegelaten.

In verband daarmee is het verblijf verband houdend met internationale bescherming uitdrukkelijk in artikel 5.3, tweede lid, benoemd.

De Minister van Justitie,

E.M.H. Hirsch Ballin.

Naar boven