Machtigingsbesluit Rechtspraak P-Direkt

2 juli 2010

De Raad voor de rechtspraak;

De besturen van de rechtbanken Alkmaar, Almelo, Amsterdam, Arnhem, Assen, Breda, Dordrecht, ’s-Gravenhage, Groningen, Haarlem, ’s-Hertogenbosch, Leeuwarden, Maastricht, Middelburg, Roermond, Rotterdam, Utrecht, Zutphen en Zwolle-Lelystad;

De besturen van de gerechtshoven Amsterdam, Arnhem, ’s-Gravenhage, ’s-Hertogenbosch en Leeuwarden;

Het bestuur van de Centrale Raad van Beroep;

Het bestuur van het College van Beroep voor het bedrijfsleven;

De Raad van opdrachtgevers SSR;

De Raad van opdrachtgevers ICT Rechterlijke Organisatie (ICTRO);

De Raad van opdrachtgevers Prisma;

Handelende in overeenstemming met het besluit van het Kabinet van 4 juli 2003 tot oprichting van een Shared Service Center HRM voor Personeelsregistratie en Salarisadministratie;

Gelet op de artikelen 23 en 91 van de Wet op de rechterlijke organisatie, artikel 40 van het Besluit financiering rechtspraak in samenhang met artikel 9 van het Besluit opleiding rechterlijke ambtenaren, het Convenant gemeenschappelijke landelijke diensten R.O. en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur;

Besluiten:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. de Rechtspraak:
  • het bestuur van een rechtbank of van een gerechtshof of

  • het bestuur van de Centrale Raad van Beroep of van het College van Beroep voor het bedrijfsleven of

  • de Raad voor de rechtspraak of de daaronder ressorterende diensten of

  • de diensten die door een gerechtelijk college of de Raad voor de rechtspraak gezamenlijk of in samenwerking met een ander orgaan van de rijksoverheid in stand worden gehouden;

b. P-Direkt:

de baten-lastendienst, bedoeld in artikel 3.14, derde lid onder e, van het Organisatiebesluit BZK 2008;

c. machtiging:

het verlenen van de bevoegdheid om in naam van de Rechtspraak handelingen te verrichten die noch een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

Artikel 2 Machtiging

  • 1.

    • a. De Rechtspraak verleent machtiging aan de directeur van P-Direkt tot het verrichten van feitelijke handelingen die verband houden met de dienstverlening van P-Direkt aan de Rechtspraak.

    • b. Uitgesloten van machtiging zijn die handelingen die een wijziging aanbrengen in de rechtspositie van de betrokken medewerker en het terugvorderen, corrigeren of anderszins muteren van een eerdere betaling. Voor het verrichten van dergelijke handelingen dient de directeur van P-Direkt vooraf expliciete toestemming te hebben gekregen van het bestuur van het betrokken gerecht c.q. de directie van de betrokken dienst.

  • 2.

    • a. De Rechtspraak verleent machtiging aan de directeur van P-Direkt om in het kader van de dienstverlening aan de Rechtspraak verwerkingen van persoonsgegevens uit te voeren als bewerker in de zin van artikel 1, eerste lid onder e, van de Wet bescherming persoonsgegevens. De verwerking van persoonsgegevens vindt plaats overeenkomstig het Normenkader Informatiebeveiliging. De machtiging geldt als bewerkersovereenkomst in de zin van artikel 14, tweede lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens.

    • b. De directeur van P-Direkt is niet gemachtigd tot het uitvoeren van artikel 36 van de Wet bescherming persoonsgegevens dan na een besluit van of namens de Rechtspraak.

  • 3. De Rechtspraak machtigt de directeur van P-Direkt om

    • a. op basis van het daartoe strekkende besluit van de Rechtspraak papieren documenten door reproducties te vervangen teneinde de aldus vervangen papieren documenten te vernietigen, overeenkomstig artikel 7 van de Archiefwet 1995.

    • b. papieren documenten te scannen en de gescande documenten aan het digitale dossier toe te voegen, waarbij de originele papieren documenten worden bewaard totdat vervanging als bedoeld in het derde lid onder a, is toegestaan,

    • c. op basis van een daartoe strekkend besluit van of namens de Rechtspraak de archiefbescheiden te vernietigen overeenkomstig artikel 3 van de Archiefwet 1995.

  • 4.

    • a. Voor de toepassing van artikel 4 van de Interimleidraad openbaarheid rechtspraak worden documenten die berusten bij P-Direkt, geacht te berusten bij de besturen van de rechtbanken of van de gerechtshoven, bij het bestuur van de Centrale Raad van Beroep of van het College van Beroep voor het bedrijfsleven of bij de Raad voor de rechtspraak of de daaronder ressorterende diensten.

    • b. Voor de toepassing van artikel 4 van de Wet openbaarheid van bestuur worden documenten die berusten bij P-Direkt, geacht te berusten bij de diensten die door een gerechtelijk college of de Raad voor de rechtspraak gezamenlijk of in samenwerking met een ander orgaan van de rijksoverheid in stand worden gehouden.

    • c. De directeur van P-Direkt is niet gemachtigd om namens de Rechtspraak verzoeken in het kader van de Interimleidraad openbaarheid rechtspraak en in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur zonder tussenkomst van of namens de Rechtspraak af te handelen.

Artikel 3

De uitoefening van de machtiging, bedoeld in artikel 2, geschiedt met inachtneming van de van toepassing zijnde wet- en regelgeving, richtlijnen en de gemaakte afspraken met betrekking tot de werkwijze tussen de Rechtspraak en P-Direkt.

Artikel 4

De directeur van P-Direkt kan met betrekking tot zijn bevoegdheden, bedoeld in artikel 2, nadere machtiging verlenen aan feitelijk onder hem werkzame functionarissen.

Artikel 5

  • 1. De machtiging wordt uitgeoefend vanaf de datum waarop de Rechtspraak gebruik maakt van de dienstverlening van P-Direkt.

  • 2. De machtiging geldt voor de duur van de dienstverlening van P-Direkt aan de Rechtspraak.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 7 Intrekking besluiten

Alle besluiten van voor de inwerkingtreding van dit besluit, inhoudende een machtiging aan P-Direkt of zijn rechtsvoorganger tot het verrichten van feitelijke handelingen op het gebied van personeels- en salarisadministratie, worden ingetrokken met ingang van de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

Artikel 8 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Machtigingsbesluit Rechtspraak P-Direkt.

’s-Gravenhage, 2 juli 2010

M.H. van Kuijk,

Secretaris/directeur van het bureau,

namens:

Raad voor de rechtspraak

de besturen van de rechtbanken,

de besturen van de gerechtshoven,

het bestuur van de Centrale Raad van Beroep,

het bestuur van het College van beroep voor het bedrijfsleven,

de Raad van opdrachtgevers SSR,

de Raad van opdrachtgevers ICTRO,

de Raad van opdrachtgevers Prisma.

TOELICHTING

Algemeen

P-Direkt is een baten-lastendienst, die is ondergebracht bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Staatscourant 4 maart 2009, nr. 43). Het is het Shared Service Centrum op het gebied van personeels- en salarisadministratie (P&S) en andere e-HRM-diensten voor de ministeries (exclusief het Ministerie van Defensie), de Hoge Colleges van Staat (Raad van State, Nationale ombudsman, Algemene Rekenkamer, Kanselarij der Nederlandse Orden), de Rechtspraak, het Kabinet der Koningin, het Kabinet van de Gouverneur van de Nederlandse Antillen en het Kabinet van de Gouverneur van Aruba.

In de periode 2009–2011 (2e fase P-Direkt) verwerkt en beheert P-Direkt (personeels)gegevens inzake:

  • salarissen, inclusief aanverwante personele regelingen;

  • overige financiële vergoedingen aan personeel (zoals declaraties voor reis- en studiekosten;

  • verlof;

  • ziekteverzuim;

  • aanstellingen;

  • formatie en organisatie.

Voorts levert P-Direkt:

  • actuele informatie over rijksbrede P&S-gerelateerde wet- en regelgeving en arbeidsvoorwaarden;

  • management- en beleidsondersteunende informatie binnen het aandachtsgebied P&S.

In feite gaat het om de gehele administratieve en registratieve functie op P&S-gebied (zie het dienstverleningsmodel 2009–2011).

Om deze dienstverlening mogelijk te maken maakt P-Direkt gebruik van een aantal geavanceerde ICT-systemen, zoals SAP-portaal (P-Direkt-portaal), SAP, HR, SAP Payroll en Documentum (een centrale record management applicatie (cRMA), waarin personeelsdossiers digitaal zijn opgeslagen). Tevens onderhoudt P-Direkt de content van de HRM-informatie op Rijksweb. De activiteiten van P-Direkt werden voorheen in de Rechtspraak uitgevoerd door medewerkers van de Rechtspraak met gebruikmaking van de systemen die in de Rechtspraak voorhanden waren.

De dienstverlening door P-Direkt brengt met zich mee dat door P-Direkt een groot aantal feitelijke uitvoeringshandelingen wordt verricht, zoals:

  • handelingen die voortvloeien uit en samenhangen met een concreet besluit of concrete actie van een manager of medewerker via het P-Direkt-portaal (bijvoorbeeld het nabewerken van mutaties);

  • handelingen die niet (rechtstreeks) voortvloeien uit het P-Direkt-portaal maar wel verband houden met personeels- en salarisadministratie (bijvoorbeeld betalingen, informatieverstrekking aan gerechten en derden, uitvoeren collectieve mutaties naar aanleiding van wijziging in de arbeidsvoorwaarden, uitvoeren spaarloon en levensloop, deblokkeren spaarloon, aanvragen WIA-uitkeringen, verstrekken werkgeversverklaringen, verstrekken verklaringen ten behoeve van de Sociale Verzekeringsbank (SVB), indienen van claims op basis van de Verhaalswet ongevallen ambtenaren (indienen bij Loyalis), aanvragen en verwerken vangnetsituaties (UWV));

  • handelingen die erop zijn gericht om zogenoemde mergefiles te vervaardigen, op basis waarvan de Rechtspraak schriftelijke documenten kan genereren in die gevallen waarin (nog) een schriftelijke besluit is vereist;

  • inzien van (daarvoor in aanmerking komende) stukken in de cRMA, onder meer ten behoeve van de beantwoording van vragen van medewerkers;

  • toevoegen van stukken aan de cRMA, hetzij langs elektronische weg, hetzij langs fysieke weg (via scannen), bijvoorbeeld kopieën van aanvragen van vergoedingen op basis van de Ziektewet (vangnetters) of op basis van de Wet arbeid en zorg (Wazo);

  • vernietigen van papieren stukken die door P-Direkt (volgens de daarvoor geldende standaard) worden gedigitaliseerd en aan de cRMA worden toegevoegd;

  • uitvoeren van de bij de Rechtspraak vastgestelde basisselectiedocumenten (BSD’s), waarin bewaar- en vernietigingstermijnen zijn vastgelegd;

  • vernietigen van in de cRMA opgeslagen stukken aan de hand van de BSD’s.

P-Direkt dient gemachtigd te worden tot het verrichten van deze feitelijke handelingen door de opdrachtgever, in casu de Rechtspraak die ‘eigenaar’ van de gegevens blijft.

Het voorliggende besluit voorziet daarin en voorkomt dat telkens om een (deel)machtiging moet worden verzocht hetgeen weinig doelmatig zou zijn. In voorkomende gevallen zal P-Direkt overigens wel expliciet om toestemming vragen bij voorgenomen handelingen, bijvoorbeeld indien:

  • P-Direkt handelingen wil verrichten die een wijziging aanbrengen in de rechtspositie van de betrokken medewerker, zoals het terugvorderen, corrigeren of anderszins muteren van een eerdere betaling. Voor het verrichten van dergelijke handelingen dient P-Direkt vooraf expliciet toestemming te hebben gekregen van het bevoegd gezag (de individuele besturen van de betrokken organen), in de persoon van een daartoe door het bevoegd gezag aangewezen aanspreekpunt.

  • P-Direkt van plan is om tot vernietiging over te gaan van digitale documenten die op grond van het BSD daarvoor in aanmerking komen. P-Direkt zal, alvorens hij tot daadwerkelijke vernietiging overgaat, een zogenoemde vernietigingslijst ter verificatie en goedkeuring aan de Rechtspraak sturen.

  • P-Direkt van plan is om over te gaan tot niet-reguliere informatieverstrekking.

P-Direkt zal overigens geen papieren documenten die hij onder zich heeft vanwege artikel 2, derde lid onder b, vernietigen voordat een besluit als bedoeld in artikel 2, derde lid onder a, is genomen.

Voorts zal P-Direkt waar nodig vooraf overleg voeren met bijvoorbeeld betrokken rechtbankbesturen.

Artikelsgewijs

Artikel 1

SSR is een dienst van de Raad voor de rechtspraak. De leiding van SSR (college van bestuur SSR) is bevoegd om besluiten te nemen en stukken af te doen voor zover deze betrekking hebben op de instandhouding, beheer en uitoefening van de taken van SSR (artikel 2, eerste lid, van het Mandaatbesluit bevoegdheden college van bestuur SSR). Het college van bestuur SSR heeft deze bevoegdheden doorgemandateerd gekregen van de Raad van opdrachtgevers SSR die op zijn beurt is gemandateerd door de Raad voor de rechtspraak. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor de rechtspositionele bevoegdheden ten aanzien van rechterlijke ambtenaren in opleiding.

In het Convenant gemeenschappelijke landelijke diensten rechterlijke organisatie R.O. heeft de Minister van Justitie de verantwoordelijkheid voor de instandhouding en het beheer van ICT Rechterlijke Organisatie (ICTRO) en Prisma overgedragen aan de Raad voor de rechtspraak en het College van procureurs-generaal (artikel 3). ICTRO en Prisma zijn dus landelijke diensten die door de Raad en het College gezamenlijk in stand worden gehouden. Raad en College hebben hun verantwoordelijkheid doorgemandateerd aan de Raden van opdrachtgevers van ICTRO en Prisma en deze raden hebben hun verantwoordelijkheden weer doorgemandateerd aan de leiding van ICTRO en de leiding van Prisma (op grond van artikel 7 van het Mandaatbesluit gemeenschappelijke landelijke diensten R.O. en rechterlijke ambtenaren in opleiding).

Bistro is een onderdeel van de Raad voor de rechtspraak. Het hoofd van Bistro is bevoegd om namens de Raad voor de rechtspraak besluiten te nemen en stukken af te doen op het werkterrein van Bistro. Tot de bevoegdheden behoren - voor zover hier van belang - het integraal management op personeel gebied.

Gezien het belang dat aan dit machtigingsbesluit moet worden gehecht, wordt dit besluit – onder meer – genomen door de Raden van opdrachtgevers van SSR, ICTRO en Prisma en niet door de leiding van SSR, ICTRO en Prisma. Dit is mogelijk omdat de mandaatgever ingevolge artikel 10:6 van de Algemene wet bestuursrecht bevoegd blijft de gemandateerde bevoegdheid uit te oefenen.

Artikel 2

– Eerste lid
Onder a

In onderdeel a is bepaald dat de machtiging wordt verleend aan de directeur van P-Direkt en zich uitstrekt tot het verrichten van feitelijke handelingen, voor zover die handelingen verband houden met de dienstverlening van P-Direkt aan de Rechtspraak.

In het algemene deel van deze toelichting wordt een indicatieve en geen limitatieve opsomming van de feitelijke handelingen gegeven. Gezien de veelheid en diversiteit van de te verrichten feitelijke handelingen is het niet doenlijk om die allemaal op te sommen en in een regel te vatten. Daar komt bij dat een limitatieve opsomming het risico heeft dat een bepaalde handeling ‘buiten de boot valt’, waardoor die alsnog aan de opsomming moet worden toegevoegd. Dit heeft als nadeel dat iedere aanpassing van de opsomming een wijziging van het machtigingsbesluit vergt.

Om deze redenen wordt volstaan met het stellen van de voorwaarde dat de feitelijke handelingen verband moeten houden met de dienstverlening van P-Direkt aan de Rechtspraak, daaronder begrepen wijzigingen of aanvullingen die voortvloeien uit nieuwe of aanvullende afspraken met de Rechtspraak als geheel of met bijvoorbeeld individuele gerechtsbesturen. Bij dit laatste kan worden gedacht aan specifieke dienstverlening die in het kader van het afsluiten van een zogenoemd overdrachtsprotocol eventueel kan worden overeengekomen.

Onder b

De in onderdeel a verstrekte machtiging kent één expliciete begrenzing: de directeur van P-Direkt is niet bevoegd om handelingen te verrichten die een wijziging aanbrengen in de rechtspositie van de betrokken medewerker dan na vooraf verkregen expliciete toestemming van het bevoegd gezag. De reden voor deze begrenzing is de veelal diffuse afbakening tussen een feitelijke handeling en een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht die zich met name voordoet op het gebied van de personeels- en salarisadministratie. Het is zowel in het belang van de individuele betrokken medewerker als in het belang van het tot besluiten bevoegde gezag, dat de onderlinge verantwoordelijkheden tussen bevoegd gezag en uitvoerder P-Direkt duidelijk zijn afgebakend.

– Tweede lid
Onder a

Onderdeel a heeft betrekking op de machtiging tot het verwerken van persoonsgegevens waarop de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) van toepassing is. De uitvoering van de dienstverlening aan de Rechtspraak brengt immers met zich mee dat P-Direkt persoonsgegevens van medewerkers van de Rechtspraak verwerkt als bewerker in de zin van artikel 1, eerste lid onder e, van de Wbp. Daarbij wordt gehandeld overeenkomstig het Normenkader Informatiebeveiliging dat door de opdrachtgevers – waar onder de Rechtspraak – is opgesteld en aangeeft hoe P-Direkt bij de verwerking van persoonsgegevens invulling geeft aan de informatiebeveiliging.

Artikel 14, tweede lid, van de Wbp schrijft voor dat de uitvoering van de verwerkingen door een bewerker wordt geregeld in een overeenkomst of krachtens een andere rechtshandeling waardoor een verbintenis ontstaat tussen de bewerker en de verantwoordelijke (in casu de Rechtspraak). Hiertoe wordt geen aparte bewerkersovereenkomst gesloten. De onderhavige machtiging aan P-Direkt tot het verwerken van persoonsgegevens geeft duidelijk aan dat P-Direkt de persoonsgegevens uitsluitend verwerkt in het kader van de dienstverlening aan de Rechtspraak. Daarbij dient P-Direkt te voldoen aan de technische en organisatorische beveiligingsvoorschriften zoals vastgelegd in het Normenkader Informatiebeveiliging. Hiermee wordt de verhouding tussen de Rechtspraak als verantwoordelijke en P-Direkt als bewerker in de zin van de Wbp afdoende geregeld. Om deze reden is bepaald dat de machtiging tot verwerking van persoonsgegevens door P-Direkt geldt als bewerkersovereenkomst in de zin van artikel 14, tweede lid, van de Wbp.

Onder b

Op grond van artikel 36 van de Wbp kan betrokkene correctie verzoeken indien de gegevens feitelijk onjuist, voor het doel of de doeleinden van de verwerking onvolledig of niet ter zake dienend zijn dan wel anderszins in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt.

Het derde lid verplicht de verantwoordelijke er toe zorg te dragen dat de beslissing tot correctie zo spoedig mogelijk wordt uitgevoerd.

Het vierde lid heeft betrekking op persoonsgegevens die zijn vastgelegd op een gegevensdrager. Sommige gegevens worden verwerkt op gegevensdragers die technisch geen wijzigingen toelaten, bijvoorbeeld op microfiche of CD-ROM. In dat geval dienen voorzieningen te worden getroffen die nodig zijn om de gebruiker van de gegevens te informeren over de onmogelijkheid van correctie ondanks het feit dat er grond is voor aanpassing van de gegevens.

De handelingen die genoemd worden in het derde en het vierde lid van artikel 36 van de Wbp, zijn zodanig specifiek dat een algemene machtiging aan P-Direkt hier niet voldoet. Hier dient een gerichte specifieke opdracht leiden tot de feitelijke handelingen.

– Derde lid
Onder a

Artikel 7 van de Archiefwet 1995 geeft de Rechtspraakde bevoegdheid om papieren documenten te digitaliseren of te scannen, waarna de oorspronkelijke papieren documenten vernietigd mogen worden. De digitale of gescande documenten vervangen dan de papieren documenten. Dit geldt voor zowel op termijn vernietigbare stukken als stukken die voor permanente bewaring in aanmerking komen. Als de Rechtspraak tot vervanging van papieren documenten wil overgaan, moet hij volgens artikel 7 van de Archiefwet 1995 een besluit daartoe nemen. In het derde lid onder a is bepaald dat P-Direkt pas tot vervanging en vernietiging van de papieren documenten zal overgaan als de Rechtspraak daartoe een besluit heeft genomen.

Onder b

Onderdeel b bevat de machtiging aan P-Direkt om papieren documenten wel te scannen maar niet te vernietigen zolang de Rechtspraak nog geen besluit tot vervanging als bedoeld in artikel 7 van de Archiefwet 1995 heeft genomen. Door deze machtiging kan het beheer van de personeels- en salarisadministratie van P-Direkt zich richten op de gescande documenten.

Onder c

Onderdeel c voorziet in de machtiging aan P-Direkt om archiefbescheiden waarvan de bewaartermijn is verlopen, te vernietigen.

– Vierde lid

De Wet openbaarheid van bestuur is niet van toepassing op de gerechten en de Raad voor de rechtspraak, omdat de organen van de Rechtspraak geen bestuursorganen zijn maar rechterlijke organen. Deze situatie komt niet overeen met het streven van de Rechtspraak om een grote mate van openheid te betrachten. Om die reden hebben de besturen van de rechtbanken, de gerechtshoven, de Centrale Raad van Beroep, het College van Beroep voor het bedrijfsleven en de Raad voor de rechtspraak – in afwachting van wetgevende maatregelen – de Interimleidraad openbaarheid van bestuur vastgesteld (Stcrt. 20 september 2006, nr. 183). Met deze leidraad wordt het regime van de Wet openbaarheid van bestuur toegepast op die activiteiten van rechterlijke organen die in essentie niet verschillen van de activiteiten van bestuursorganen.

Artikel 3, eerste lid, van de Interimleidraad openbaarheid van bestuur bepaalt, dat een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid kan richten tot een rechterlijk orgaan of een onder verantwoordelijkheid van een of meer van deze organen werkzame instelling, dienst of bedrijf. In artikel 4 van de Interimleidraad is bepaald, dat indien het verzoek betrekking heeft op gegevens in documenten die berusten bij een ander rechterlijk orgaan dan dat waarbij het verzoek is ingediend of bij een bestuursorgaan, de verzoeker zo nodig naar dat orgaan wordt verwezen. Is het verzoek schriftelijk gedaan, dan wordt het doorgezonden onder mededeling van de doorzending aan de verzoeker.

Hieruit kan worden afgeleid dat P-Direkt zelf kan worden aangesproken te reageren op een verzoek op grond van de Interimleidraad. Dat is minder wenselijk en wordt dan ook door het vierde lid uitgesloten.

De Wet openbaarheid van bestuur is wel van toepassing op de landelijke diensten die door de Raad voor de rechtspraak en het College van procureurs-generaal gezamenlijk in stand worden gehouden, ICTRO en Prisma. Zoals uiteengezet in de toelichting bij artikel 1 van dit besluit, zijn ICTRO en Prisma diensten van de Minister van Justitie; de minister heeft de verantwoordelijkheid voor de instandhouding en het beheer van ICTRO en Prisma overgedragen aan de Raad en het College.

Artikel 3

Voor de uitvoering van de feitelijke handelingen waarvoor machtiging is verleend, gelden regels en voorschriften. Benadrukt wordt dat de uitoefening van de machtiging aan P-Direkt plaatsvindt met inachtneming van de toepasselijke wet- en regelgeving en richtlijnen. In dit verband wordt genoemd het Normenkader Informatiebeveiliging, dat door de opdrachtgevers is opgesteld en aangeeft hoe P-Direkt bij de verwerking van persoonsgegevens invulling geeft aan de informatiebeveiliging. Bij de uitoefening van de machtiging handelt P-Direkt conform dat normenkader. Tevens is P-Direkt gehouden aan de afspraken die jaarlijks interdepartementaal wordt gemaakt in het kader van het zogenaamde informatiestatuut, aan de hand waarvan departementen informatie ter beschikking stellen aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties als sectorwerkgever ten behoeve van beleidsvoorbereiding en rapportage in het sociaal jaarverslag Rijk 2009.

In mei 2010 heeft de Rechtspraak afspraken gemaakt met P-Direkt over de manier waarop te werk wordt gegaan ingeval te veel betaald salaris moet worden teruggevorderd.

Voor de duidelijkheid merken we hier nog op dat in de Rechtspraak verschillende ‘arbeidsvoorwaardenregimes’ van toepassing zijn. Kort gezegd, zijn de rechterlijke ambtenaren (waaronder de met rechtspraak belaste rechterlijke ambtenaren) ondergebracht in de sector Rechterlijke Macht en de gerechtsambtenaren en ander ARAR-personeel binnen de Rechtspraak in de sector Rijk. Op de verschillende soorten personeel zijn dus verschillende wettelijke rechtspositieregelingen van toepassing. De rechtspositie van de rechterlijke ambtenaren is voornamelijk vastgelegd in de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en in het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren, terwijl de rechtspositie van gerechtsambtenaren en ander ARAR-personeel binnen de Rechtspraak voornamelijk in de Ambtenarenwet en het Algemeen Rijksambtenarenreglement is vastgelegd.

Ingevolge artikel 6:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan geen bezwaar worden gemaakt tegen feitelijke handelingen tenzij is voorzien in de mogelijkheid van bezwaar of beroep tegen andere handelingen van bestuursorganen dan besluiten. Van dit laatste is hier geen sprake.

Volledigheidshalve zij hier opgemerkt dat, indien de mogelijkheid van bezwaar wél zou bestaan, dit bezwaar niet zou moeten worden ingediend bij P-Direkt, maar bij het orgaan dat bevoegd is om de betrokken besluiten te nemen.

Artikel 4

Dit artikel bepaalt dat de directeur van P-Direkt de feitelijk onder hem werkzame functionarissen nader kan machtigen de feitelijke handelingen te verrichten. Daaronder vallen niet alleen ambtenaren werkzaam bij P-Direkt, maar ook personen die werkzaam zijn op basis van een uitzendovereenkomst, detachering, opdracht en stage. De bevoegdheid tot het verrichten van de feitelijke handelingen vloeit voort uit de aanstelling, de uitzendovereenkomst, detacheringsovereenkomst, opdracht of stageovereenkomst en omvat alle feitelijke handelingen die uit hoofde daarvan worden verricht. Hiermee wordt ook de overgangssituatie afgedekt, waarin, bijvoorbeeld:

  • handelingen worden uitgevoerd door bij P-Direkt gedetacheerde medewerkers of externen die in opdracht van P-Direkt werken;

  • handelingen worden uitgevoerd door bij het project migratie SAP-HR (MSHR) te werk gestelde medewerkers.

Artikel 5

De uitoefening van de machtiging aan P-Direkt vindt plaats vanaf het moment dat de Rechtspraak gebruik maakt van de dienstverlening van P-Direkt. Dat verloopt geleidelijk, waardoor de machtiging dus na verloop van tijd ten volle zal worden genut.

De machtiging heeft betrekking op het verrichten van feitelijke handelingen die voortkomen uit de dienstverlening die P-Direkt aan de Rechtspraak levert. Hoever de machtiging zich uitstrekt, is dus afhankelijk van de duur en de omvang van de dienstverlening die de Rechtspraak met P-Direkt is overeengekomen.

Ondertekening

Met instemming van alle betrokken organen wordt dit besluit namens hen ondertekend door de directeur van het bureau van de Raad voor de rechtspraak.

Naar boven