Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 9 februari 2009, directie Arbeidsomstandigheden, nr. G&VW/VW/2009/326, houdende aanwijzing Liftinstituut B.V. als aangewezen aangemelde instelling Warenwetbesluit machines voor de keuring van machines, richtlijn 2006/42/EG

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gelezen het verzoekschrift van Liftinstituut B.V. te Amsterdam d.d. 5 november 2008;

Overwegende dat Liftinstituut B.V. sinds 15 maart 1995 de bevoegdheid heeft voor bepaalde categorieën machines van richtlijn 98/37/EG, EG-typeonderzoeken te verrichten;

Overwegende dat voor EG-typeonderzoeken van machines volgens richtlijn 2006/42/EG een aparte aanwijzing noodzakelijk is;

Overwegende dat een aangewezen aangemelde instelling moet voldoen aan de criteria voor aanwijzing, die krachtens artikel 7a van de Warenwet in hoofdstuk 5 van het Warenwetbesluit machines zijn vermeld;

Overwegende dat de toezichtgegevens, brief IWI kenmerk 2008/2923 - 2059 d.d. 17 december 2008, geen aanleiding geven Liftinstituut B.V. een aanwijzing voor werkvelden van richtlijn 2006/42/EG die identiek zijn aan de werkvelden van richtlijn 98/37/EG te onthouden;

Overwegende dat Liftinstituut B.V. geaccrediteerd voor de categorieën machines waarop deze aanwijzing betrekking heeft;

Overwegende dat Liftinstituut B.V. is aangewezen voor het beoordelen van kwaliteitsborgingssystemen van de Richtlijn liften, welke vergelijkbaar zijn met het kwaliteitsborgingssysteem van richtlijn 2006/42/EG;

Overwegende dat bij de stelselherziening voor het aanwijzen van certificerende instellingen de geldigheidsduur van aanwijzingen is beperkt tot maximaal vier jaar;

Gelet op artikel 7a, eerste lid, van de Warenwet en hoofdstuk 5 van het Warenwetbesluit machines,

Besluit:

Artikel 1

In deze beschikking wordt verstaan onder:

a. wet:

de Warenwet;

b. besluit:

het Warenwetbesluit machines, zoals die luidt na inwerkingtreding van de wijziging gepubliceerd in Staatsblad 2008, 236;

c. machine en aangewezen aangemelde instelling :

hetgeen het besluit daaronder verstaat;

d. richtlijn:

richtlijn nr. 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 mei 2006 betreffende machines en tot wijziging van richtlijn 95/16/EG (PbEU L 157);

e. regeling:

de Warenwetregeling machines.

Artikel 2

  • 1. Liftinstituut B.V. Buikslotermeerplein 381 te Amsterdam wordt aangewezen als aangewezen aangemelde instelling, die bevoegd is tot het verrichten van EG-typeonderzoek overeenkomstig bijlage IX van de richtlijn en artikel 5, onder c, van het besluit en het afgeven van verklaringen van EG-typeonderzoek en het beoordelen van kwaliteitsborgingssystemen overeenkomstig bijlage X van de richtlijn en artikel 5, onder c, van het besluit met betrekking tot:

    • met de hand geladen vuilnisauto’s met perssysteem (Bijlage IV van de richtlijn, categorie 13),

    • hefbruggen voor voertuigen (Bijlage IV van de richtlijn, categorie 16),

    • hijs- en hefwerktuigen voor het heffen van personen waarbij een gevaar voor een vrije val van meer dan 3 m bestaat (Bijlage IV van de richtlijn, categorie 17).

  • 2. Deze aanwijzing kan worden ingetrokken, indien de instelling niet meer voldoet aan de aanwijzingscriteria die zijn vermeld in artikel 3 van deze aanwijzingsbeschikking of haar taken beëindigt. Het voornemen tot intrekking wordt tijdig kenbaar gemaakt.

Artikel 3

Liftinstituut B.V., verder te noemen de instelling, voldoet aan de eisen gesteld in de wet, besluit, regeling en richtlijn die op aangewezen instellingen van toepassing zijn en neemt daarbij het volgende in acht:

  • a. De instelling deelt haar beslissingen met betrekking tot de afgifte, weigering of intrekking van een verklaring of een beoordeling bedoeld in artikel 2, zo spoedig mogelijk mede aan de aanvrager. Daarbij wordt de in de Algemene wet bestuursrecht vermelde termijn, waarbinnen bezwaar of beroep moet worden ingesteld, in acht genomen. Indien de instelling een verklaring van EG-typeonderzoek weigert te verstrekken dan wel intrekt, doet zij hiervan onmiddellijk mededeling aan het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid onder opgave van de redenen. Van een weigering een verklaring van EG-typeonderzoek te verstrekken doet zij tevens mededeling aan de andere aangewezen aangemelde instellingen.

  • b. De instelling bewaart de gegevens met betrekking tot de afgifte, weigering, schorsing of intrekking van verklaringen van EG-typeonderzoek tenminste vijftien jaar in haar administratie als bedoeld in artikel 6g, eerste lid onder e, van het besluit. Zij neemt met betrekking tot haar administratie beheersregels in acht, die tenminste voldoen aan de bij of krachtens de Archiefwet en het Archiefbesluit terzake gestelde regels.

  • c. De instelling zal de afgifte van verklaringen en de daaraan voorafgaande beoordeling van onderzoeksresultaten niet uitbesteden aan anderen. De instelling zorgt ervoor dat anderen, bedoeld in artikel 7a, tweede lid, van de wet, die de in dat artikellid bedoelde beproevingen verrichten, daarbij de wet, het besluit, de regeling en de richtlijn in acht nemen. Zij legt de daarvoor noodzakelijke afspraken schriftelijk vast en houdt tevens een register bij, aan de hand waarvan bedoelde anderen en de door deze uit te voeren beproevingen per soort afdoende kunnen worden geïdentificeerd.

  • d. De instelling verleent de personen, die met het toezicht op de naleving van de wet, het besluit, de regeling en het bepaalde in deze beschikking zijn belast, toegang tot alle plaatsen waarvan de betreding voor de vervulling van hun taak nodig is en verschaft hen op hun verzoek alle voor dit toezicht van belang zijnde informatie.

  • e. De instelling stelt het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid terstond in het bezit van de beoordelingsrapportages van de accreditatie-instelling betreffende de op haar naam gestelde accreditaties, alsmede van de daaromtrent gevoerde correspondentie, voor zover de accreditaties werkzaamheden betreffen als bedoeld in artikel 2 van deze beschikking. Tevens informeert zij genoemd ministerie onmiddellijk indien deze accreditaties hun geldigheid verliezen of dreigen te verliezen.

  • f. De instelling pleegt bij haar taakuitoefening overleg met de andere aangewezen aangemelde instellingen over een juiste en zo veel mogelijk uniforme toepassing van relevante (certificatie)procedures, onderzoeksmaatstaven, richtlijnvoorschriften en normen. Daarnaast blijft de instelling zich aantoonbaar vertegenwoordigen in het georganiseerd nationaal en internationaal overleg van de aangewezen aangemelde instellingen voor machines.

  • g. De instelling zendt het verslag van werkzaamheden over het afgelopen jaar, als bedoeld in artikel 7c, tweede lid van de wet en artikel 2c van de regeling, jaarlijks vòòr 1 maart aan het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Artikel 4

Deze beschikking treedt in werking met ingang van 1 maart 2009 en vervalt met ingang van 1 maart 2013.

Deze aanwijzingsbeschikking zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 9 februari 2009

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

namens deze:

de directeur Gezondheid en Veilig Werken,

M.P. Flier.

In het bezwaarschrift moet worden aangegeven waarom de beschikking niet juist gevonden wordt. Bij het bezwaarschrift dient een kopie van deze beschikking en van eventuele andere op de zaak betrekking hebbende stukken te worden gevoegd.

Naar boven