Beschikking van de Minister van Verkeer en Waterstaat, houdende ontheffing van het verbod VFR-vluchten uit te voeren beneden de minimum VFR-vlieghoogte boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenverzamelingen

15 oktober 2009

Nr. Artikel 45.1.a – 2009 - 134 - Heli Holland Airservice BV

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Defensie;

Gezien het verzoek om ontheffing d.d. 12 oktober 2009, ontvangen op 12 oktober 2009 van Heli Holland Airservice BV;

Overwegende dat het doel van de vlucht is het vastleggen van beelden van het hoofdkantoor van Delta Lloyd ten behoeve van het vervaardigen van documentatie en promotiemateriaal;

Gelet op artikel 45, vijfde lid, van het Luchtverkeersreglement;

Besluit:

Artikel 1

Deze beschikking is van toepassing op de helikopter van het type AS 355 Aerospatiale Twinstar F1, in gebruik bij Heli Holland Airservice BV, waarmee de VFR-vlucht wordt uitgevoerd voor het vastleggen van beelden van het hoofdkantoor van Delta Lloyd ten behoeve van het vervaardigen van documentatie en promotiemateriaal.

Artikel 2

Aan de gezagvoerder van de in artikel 1 genoemde helikopter wordt van 16 oktober 2009 tot en met 30 oktober 2009 ontheffing verleend van het verbod, genoemd in artikel 45, eerste lid, onderdeel a, van het Luchtverkeersreglement, om een VFR-vlucht uit te voeren beneden de minimum VFR-vlieghoogte boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenverzamelingen, gedurende de daglichtperiode, zoals gepubliceerd in de in artikel 60, onderdeel a, bedoelde luchtvaartgids, met inachtneming van de volgende voorschriften en beperkingen:

  • a. de minimum toegestane vlieghoogte boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenverzamelingen, bedraagt 500 ft doch ten minste 100 ft boven de hoogste hindernis gelegen binnen een afstand van 600 m van het luchtvaartuig;

  • b. de vliegroute, vlieghoogte en vliegsnelheid worden zodanig gekozen dat:

    • 1. overlast aan derden zoveel mogelijk wordt vermeden;

    • 2. ingeval van een noodlanding het risico voor inzittenden en derden zoveel mogelijk wordt beperkt;

    • 3. met inachtneming van artikel 19 van de Regeling Luchtverkeersdienstverlening de volgende adviessnelheden in luchtverkeersdienstverleningsgebieden met klasse G in acht worden genomen:

      Vliegzicht (m)

      Adviessnelheid (kts)

      800–1500

      < 50

      1500–2000

      < 100

      2000–5000

      < 120

  • c. de gezagvoerder stelt zich van tevoren op de hoogte met betrekking tot plaatsen die geschikt zijn voor het uitvoeren van een noodlanding;

  • d. te allen tijde wordt de vlucht zo uitgevoerd met een zodanige combinatie van hoogte en snelheid dat de vlieger in staat is om, in geval van een motorstoring, de bebouwing te verlaten;

  • e. de vlucht wordt zodanig uitgevoerd dat niet wordt gevlogen in het gevaarlijke gebied van het hoogtesnelheidsdiagram als aangegeven in het vlieghandboek van de desbetreffende helikopter van het type AS 355 Aerospatiale Twinstar F1;

  • f. er wordt niet bij voortduring laaggevlogen, doch slechts gedurende de periode dat dit voor het daadwerkelijk maken van opnamen noodzakelijk is en slechts op het traject zoals dat van tevoren aan de Luchtvaartpolitie is doorgegeven;

  • g. voor het maken van laagvliegopnamen met de helikopter wordt hoogstens een kwartier per locatie toegestaan;

  • h. een uur voor de aanvang van de vlucht wordt ingelicht:

    de meldkamer van het Korps Landelijke Politiediensten Afdeling Luchtvaartpolitie en worden de volgende gegevens verstrekt:

    • naam gezagvoerder(s), registratie en model/type helikopter;

    • route en periode van de voorgenomen vlucht;

  • i. voor het maken van de opnamen dient de cameraman in het bezit te zijn van een op zijn/haar naam gestelde luchtopnamevergunning, verkregen bij het Ministerie van Defensie, MIVD/ACIV/BIV, Sectie Luchtfotografie;

  • j. voorafgaand aan de vlucht is er op initiatief van de aanvrager/opdrachtgever in de plaatselijke media aandacht besteed aan de uit te voeren vlucht;

  • k. het niet of niet volledig nakomen van de bovenstaande voorschriften en beperkingen kan aanleiding zijn deze ontheffing in te trekken.

Artikel 3

De aanvrager draagt er zorg voor dat de gezagvoerder en de cameraman bekend zijn met de inhoud van deze beschikking.

Artikel 4

Deze beschikking treedt in werking met ingang van 16 oktober 2009 en vervalt met ingang van 31 oktober 2009, tenzij deze voortijdig wordt ingetrokken.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

voor deze:

het Afdelingshoofd Vergunningverlening Infrastructuur,

M. Steenhuisen-Kuipers.

Bezwaarmogelijkheid

Indien u het niet eens bent met deze beslissing kunt u hiertegen, op grond van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht, binnen zes weken na de datum waarop deze beslissing is verzonden schriftelijk bezwaar aantekenen.

Het bezwaarschrift moet worden ondertekend en moet ten minste bevatten:

  • de naam en het adres van de indiener;

  • de dagtekening;

  • een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht;

  • de gronden van het bezwaar.

Het bezwaarschrift kunt u richten aan:

Inspectie Verkeer en Waterstaat

Toezicht Beheereenheid

Unit Juridische Zaken

Postbus 90653

2509 LR DEN HAAG

Naar boven