Beschikking van de Minister van Verkeer en Waterstaat, houdende ontheffing van het verbod VFR-vluchten uit te voeren beneden de minumum VFR-vlieghoogte alsmede het uitvoeren van VFR-vluchten buiten de daglichtperiode

8 september 2009

Nr. IVW TBE 45.1.a +44.1.a - 2009 - 118 - Bundespolizei Fliegerstaffel

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Defensie;

Gezien het verzoek om ontheffing d.d. 24-08-2009, ontvangen op 24-08-2009 van Bundespolizei Fliegerstaffel. Adres: Bundesgrenzschutzstraße 100, 53757 Sankt Augustin, Duitsland.

Contactpersoon: dhr. Torsten Pfeil, tel: + 49 2241238-3131; e-mail: Torsten.Pfeil@polizei.bund.de;

Overwegende dat de vereiste maatschappelijke relevantie blijkt uit, onder andere, de opdrachten van de Bundespolizei Fliegerstaffel West voor het uitvoeren van HEMS-vluchten in heel Nederland in het kader van het Euregio-Project: Border Crossing of Rescue Helicopters ‘Lifeliner 3’ (Nederland), Nijmegen and ‘Christoph 9’ (Duitsland), Duisburg;

Gelet op artikel 44, vijfde lid, alsmede artikel 45, vijfde lid, van het Luchtverkeersreglement;

Besluit:

Artikel 1

In deze beschikking wordt verstaan onder:

a. HEMS-vergunning:

vergunning krachtens artikel 16b van de Luchtvaartwet met als doel het verlenen van spoedeisende medische hulp (Helicopter Emergency Medical Service);

b. HEMS-vlucht:

vlucht uitgevoerd met een helikopter, geregistreerd in de HEMS-vergunning.

Artikel 2

Deze beschikking is van toepassing op de helikopter van het type EC 135, in gebruik bij de Bundespolizei Fliegerstaffel West, waarmee de VFR-vluchten worden uitgevoerd in heel Nederland, met als doel het verlenen van spoedeisende medische hulp (Helicopter Emergency Medical Service).

Artikel 3

VFR-vliegen beneden de minimum VFR-vlieghoogte

Aan de gezagvoerder van de in artikel 2 genoemde helikopter wordt van 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010 ontheffing verleend van het verbod, genoemd in artikel 45, eerste lid, onder a en b, van het Luchtverkeersreglement, om VFR-vluchten uit te voeren beneden de minimum VFR-vlieghoogte, boven alsmede buiten gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenverzamelingen, gedurende de daglichtperiode, zoals gepubliceerd in de in artikel 60, onder a, bedoelde luchtvaartgids, met inachtneming van de volgende voorschriften en beperkingen:

  • a. er wordt uitsluitend beneden de minimum VFR-vlieghoogte gevlogen, indien:

    • 1. de wolkenbasis zich bevindt op een dusdanige hoogte dat, volgende uit de geldende zichtvliegcriteria, niet op de minimum VFR-vlieghoogte kan worden gevlogen;

      óf

    • 2. de vlucht op de minimum VFR-vlieghoogte om luchtverkeerstechnische redenen niet kan worden geaccommodeerd door de plaatselijke luchtverkeersleidingsdienst;

      óf

    • 3. medische redenen noodzaken tot het handhaven van een bepaalde hoogte beneden de 1000 ft (b.v. bij duikongevallen);

  • b. de minimum VFR-vlieghoogte bedraagt:

    • 1. buiten gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden, dan wel mensenverzamelingen, 60 m (200 ft) boven de grond of het water, doch ten minste 30 m (100 ft) boven de hoogste hindernis gelegen binnen een afstand van 100 m van de helikopter;

    • 2. boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden, dan wel mensenverzamelingen, 90 m (300 ft) boven de grond of het water, doch ten minste 30 m (100 ft) boven de hoogste hindernis gelegen binnen een afstand van 100 m van de helikopter;

  • c. er wordt uitsluitend beneden de minimum VFR-vlieghoogte gevlogen gedurende de periode dat dit voor het uitvoeren van HEMS-vluchten noodzakelijk is;

  • d. buiten het starten en landen wordt de vlucht zodanig uitgevoerd dat niet wordt gevlogen in het gevaarlijke gebied van het hoogte/snelheidsdiagram, als aangegeven in het vlieghandboek van de desbetreffende helikopter;

  • e. de vliegroute en vlieghoogte worden zodanig gekozen dat:

    • 1. overlast aan derden zoveel mogelijk wordt vermeden;

    • 2. in geval van een motorstoring op een veilige wijze op de nog werkende motor kan worden weg geklommen;

    • 3. in geval van een noodlanding het risico voor inzittenden en derden zoveel mogelijk wordt beperkt; voor het uitvoeren van een vlucht boven gebieden als bedoeld onder b.2 heeft de gezagvoerder zich vooraf op de hoogte gesteld betreffende de plaatsen die geschikt zijn voor het uitvoeren van een noodlanding; of er is materiaal aan boord waarop vooraf kan worden bepaald waar zich plaatsen bevinden die geschikt zijn voor een noodlanding (b.v. stadsplannen e.d.);

  • f. de vluchten beneden de minimum VFR-vlieghoogte vinden uitsluitend plaats binnen de daglichtperiode, zoals gepubliceerd in de luchtvaartgids;

  • g. de te vliegen route is de gezagvoerder bekend wat betreft de obstakelsituatie.

Artikel 4

Aan de gezagvoerder van de in artikel 2 genoemde helikopter wordt van 1 oktober 2009 tot en met 30 september 2010 ontheffing verleend van het verbod tot het uitvoeren van VFR-vluchten buiten de daglichtperiode, zoals gepubliceerd in de in artikel 60, onder a, bedoelde luchtvaartgids, met inachtneming van de volgende voorschriften en beperkingen:

  • a. voor het uitvoeren van de vlucht is de helikopter uitgerust met de uitrusting, vermeld in de van toepassing zijnde artikelen van JAR-OPS 3, subpart K, Instruments and equipment en subpart L, Communication and navigation equipment;

  • b. de gezagvoerder voldoet aan de eisen, gesteld in Appendix I, JAR-OPS 3.005(d) (c)(3) para’s (ii) en (iii) en aan JAR-OPS 3, subpart N, ‘Flight Crew’;

  • c. er wordt uitsluitend buiten de daglichtperiode gevlogen ten behoeve van HEMS-vluchten; wat betreft de HEMS-vluchten gelden de volgende aanvullende bepalingen:

    • 1. de oproep voor de vlucht vindt plaats in de periode van vijftien minuten voor aanvang van de daglichtperiode tot het einde van de daglichtperiode, zoals gepubliceerd in de luchtvaartgids; en

    • 2. de plaats van bestemming (de cfm. JAR-OPS 3 zgn. HEMS Operating Site) kan binnen vijftien minuten na het einde van de daglichtperiode worden bereikt; en

    • 3. eventuele verdere vluchten worden uitsluitend vervolgd naar een ziekenhuis, naar een plaats voor het innemen van brandstof of naar de thuisbasis, doch uitsluitend naar luchtvaartterreinen, dan wel helihavens, die buiten de daglichtperiode zijn geopend voor VFR-verkeer;

  • d. tijdens het uitvoeren van de vlucht is een tweezijdige radioverbinding tot stand gebracht met de betrokken luchtverkeersdienst en wordt voortdurend op de aangewezen radiofrequentie geluisterd;

  • e. voor HEMS-vluchten, die worden uitgevoerd in de periode tussen vijftien minuten na het einde van de daglichtperiode en vijftien minuten voor aanvang van de daglichtperiode, voldoen het vliegzicht en de wolkenbasis mimimaal aan het gestelde in Appendix I, JAR-OPS 3.005(d) para (c)(4)(i);

  • f. voor alle niet-HEMS-vluchten, die worden uitgevoerd buiten de daglichtperiode, bedraagt het vliegzicht ten minste 5 kilometer en is de wolkenbasis niet lager dan 1500 ft AGL, tenzij de klasse luchtruim waarbinnen wordt gevlogen een zwaardere eis voorschrijft, dan geldt de eis die voortvloeit uit de luchtruimclassificatie;

  • g. tijdens een vlucht buiten de daglichtperiode wordt niet gevlogen beneden de minimum VFR-vlieghoogte, tenzij dit noodzakelijk is voor het maken van starts en landingen;

  • h. de te vliegen route is de gezagvoerder bekend wat betreft de obstakelsituatie.

Artikel 5

Van maandag 08.00 uur tot vrijdag 18.00 uur plaatselijke tijd wordt het uitvoeren van een vlucht binnen een militair laagvlieggebied, zoals gepubliceerd in de luchtvaartgids, gecoördineerd met de Supervisor van het MilATCC Nieuw Milligen (0577-458700).

Artikel 6

De aanvrager draagt er zorg voor dat de gezagvoerder bekend is met de inhoud van deze beschikking.

Artikel 7

Het niet of niet volledig nakomen van de bovenstaande voorschriften en beperkingen kan aanleiding zijn deze ontheffing in te trekken.

Artikel 8

Deze beschikking treedt in werking met ingang van 1 oktober 2009 en vervalt met ingang van 1 oktober 2010, tenzij deze voortijdig wordt ingetrokken.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

namens deze:

de Unitmanager Unit Kennis, Advies en Berichtgeving, Toelating/Continuering Luchtruim,

R.J. Putters.

Bezwaarmogelijkheid

Indien u het niet eens bent met deze beslissing kunt u hiertegen, op grond van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht, binnen zes weken na de datum waarop deze beslissing is verzonden schriftelijk bezwaar aantekenen.

Het bezwaarschrift moet worden ondertekend en moet ten minste bevatten:

  • de naam en het adres van de indiener;

  • de dagtekening;

  • een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht;

  • de gronden van het bezwaar.

Het bezwaarschrift kunt u richten aan:

Inspectie Verkeer en Waterstaat

Toezicht Beheereenheid

Unit Juridische Zaken

Postbus 90653

2509 LR DEN HAAG

Naar boven