Bekendmaking beleid Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie

Bekendmaking van de Stichting Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie (NIWO) van 15 mei 1996 (Stcrt. 1996, nr. 93), houdende bekendmaking beleid NIWO, in werking getreden op 1 juni 1996, zoals laatstelijk gewijzigd bij bekendmaking van 24 april 2008 (Stcrt. 2008, nr. 80)

De NIWO heeft, gelet op artikel 40 j° artikel 32 van de Wet goederenvervoer over de weg en artikel 3:42 j° artikel 4:83 van de Algemene wet bestuursrecht, het volgende besloten. In het huidige beleid van de NIWO wordt de volgende aanvulling opgenomen:

H. Nader onderzoek

Bij het verlenen van een vergunning voor het beroepsvervoer dient in beginsel te worden aangenomen dat wordt gehandeld conform hetgeen bij de vergunningaanvraag is opgegeven. Dit laat onverlet dat op een later tijdstip kan worden onderzocht of de praktijk in overeenstemming is met het bij de aanvraag geschetste beeld en dat de vergunning kan worden ingetrokken als zulks niet het geval is.

Indien de feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven zal een nader onderzoek zes maanden na vergunningverlening worden ingesteld. De vergunninghouder wordt vooraf op een mogelijk onderzoek gewezen.

In deze gevallen wordt een communautair vergunningbewijs afgegeven met een geldigheidsduur van ten hoogste één jaar. Indien uit onderzoek blijkt dat in de praktijk wordt gehandeld conform hetgeen bij de vergunningaanvraag is opgegeven en aan de eisen van vergunningverlening wordt voldaan, wordt automatisch een vergunningbewijs verstrekt voor de resterende geldigheidsduur van de vergunning.

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Rijswijk, 24 april 2008.
De Raad van Beheer van de Stichting Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie (NIWO),
De voorzitter,
M.C. van der Harst.
De secretaris,
F.H. Vrins.

Toelichting

Aangezien op voorhand moeilijk is vast te stellen of in de praktijk wordt gehandeld conform hetgeen bij de vergunningaanvraag is opgegeven, stelt de NIWO een nader onderzoek binnen de onderneming in.

Een nader onderzoek wordt slechts ingesteld indien de feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan gevallen waarbij sprake is van zogeheten ‘uitvlaggers’ of waarbij er twijfels zijn over de feitelijke invulling van de vakbekwaamheid. Ook kan een nader onderzoek worden ingesteld als er sprake is van een “doorstart”. De betrokken ondernemingen worden door de NIWO op voorhand gewezen op een mogelijk onderzoek. Dit zal veelal bij vergunningverlening geschieden.

Indien na onderzoek is gebleken dat de praktijk niet (meer) in overeenstemming is met het bij de aanvraag geschetste beeld, wordt de vergunning ingetrokken en dient de onderneming de vergunningbewijzen aan de NIWO te retourneren. De praktijk wijst echter uit dat eenmaal uitgegeven vergunningbewijzen moeilijk zijn terug te krijgen. Aangezien op het huidige vergunningbewijs een geldigheidsduur van vijf jaar staat vermeld bestaat het risico, dat de onderneming wier vergunning is ingetrokken haar vervoeractiviteiten gewoon voortzet. Bij controles valt immers niet vast te stellen dat de vergunning feitelijk niet meer geldig is.

Daarom heeft de NIWO besloten om in gevallen, waarbij een nader onderzoek wordt ingesteld, communautaire vergunningbewijzen te verlenen met een geldigheidsduur van ten hoogste één jaar. Met het beperkt geldig maken van het vergunningbewijs dient te worden voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van de ingetrokken vergunning. Een onderneming waarvan de vergunning is ingetrokken, maar desondanks haar vervoersactiviteiten voortzet, zal dit voor hoogstens nog een half jaar kunnen doen. Controlerende instanties kunnen onder deze omstandigheden eenvoudiger vaststellen of een vergunning is verlopen.

Indien na onderzoek blijkt dat zich geen problemen hebben voorgedaan, worden automatisch en kosteloos opnieuw vergunningbewijzen verstrekt voor de resterende geldigheidsduur van de communautaire vergunning (maximaal vijf jaar na vergunningverlening).

Naar boven