Convenant VSV Kop van Noord-Holland

Convenant tussen de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de contactgemeente van de RMC-regio Kop van Noord-Holland (regio 23) en de deelnemende VO-scholen en MBO-instellingen inzake het terugdringen van het aantal voortijdige schoolverlaters in de schooljaren 2007-2008 tot en met 2010-2011

Partijen:

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mw. Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart, handelende als bestuursorgaan en als vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden, hierna te noemen: de staatssecretaris.

De contactgemeente van de RMC-regio Kop van Noord-Holland (regio 23) te dezen vertegenwoordigd door mevrouw L.R. Smit, wethouder van de gemeente Den Helder, hierna te noemen: de gemeente.

De Stichting Regionaal Opleidingen Centrum Kop van Noord-Holland, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer A.J.M. de Wit, voorzitter van het College van Bestuur, hierna te noemen: ROC Kop van Noord-Holland.

ROC Noord-Kennemerland-West Friesland, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer mr. J.H.G. van de Langenberg, hierna te noemen: ROC Horizoncollege.

Stichting AOC Clusiuscollege, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer G. Oud, hierna te noemen: AOC Clusiuscollege.

Scholen aan Zee, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer C.E.J. van Meurs, voorzitter van het College van Bestuur, hierna te noemen: Scholen aan Zee.

Bestuurscommissie VO Schagen, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door mevrouw M. Laan, hierna te noemen: GSG Schagen.

Stichting openbaar VO Noord-Holland-Noord, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door mevrouw M. Laan, hierna te noemen: SGM Wiringherlant.

Gemeente Texel, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door mevrouw C.J. Geldrop-Pantekoek, hierna te noemen: OSG de Hogeberg.

Stichting voor algemeen voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs en volwassenenducatie, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door mevrouw L. Vos, voorzitter van het College van Bestuur a.i, hierna te noemen: ROC Friesland College.

Stichting voor educatie en beroepsonderwijs, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer B. Bongers, hierna te noemen: ROC Nova College.

Overwegende dat:

- Nederland in 2012 een reductie wil realiseren van het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters (vsv-ers) met 50% ten opzichte van 2002. Dit komt overeen met maximaal 35.000 nieuwe voortijdig schoolverlaters in 2012,

- op basis van het basisregister onderwijs, het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters in het schooljaar 2005-2006 nog 57.000 bedraagt (Tweede Kamer, 2006-2007, 26 695, nr. 37),

- de komende jaren nog een reductie van minimaal 40% van het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters moet plaatsvinden om de landelijke doelstelling te behalen,

- het beleid van de minister erop is gericht dat scholen en instellingen datgene doen wat in hun vermogen ligt om voortijdige schooluitval te voorkómen,

- de convenanten, die tussen het ministerie van OCW en de contactgemeenten van 14 RMC-regio’s in 2006 zijn gesloten inzake het terugdringen van het aantal voortijdige schoolverlaters, overwegend succesvol zijn verlopen,

- het wenselijk is de opbrengst van deze convenanten te verankeren in een landelijke, meerjarige aanpak tot en met het schooljaar 2010-2011 en daarbij de onderwijsinstellingen nauwer te betrekken met het oog op preventie van voortijdig schoolverlaten,

- deze maatregel is aangekondigd in het onlangs aan de Tweede Kamer der Staten Generaal aangeboden beleidsprogramma 2007-2011 ‘Samen werken, samen leven’ (Tweede Kamer, 2006-2007, 31 070, nr. 1, pagina 52), in het project ‘Voortijdig schoolverlaten’,

- specifiek voor de groep jongeren van 18 tot 23 jaar zonder startkwalificatie de projectdirectie Leren en Werken van de ministeries van SZW en OCW de komende jaren circa 20.000 extra EVC- en leerwerktrajecten wil realiseren,

- zowel in de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs als de Wet op de expertisecentra wettelijke voorschriften zijn opgenomen over het voortijdig schoolverlaten. Op grond hiervan zijn gemeenten belast zijn met de regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten (RMC-functie),

- gemeenten binnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgestelde regio’s samenwerken ter vervulling van hun taken op het gebied van voortijdig schoolverlaten. Dat de gemeentebesturen in een regio uit hun midden een contactgemeente aanwijzen die coördinerende taken vervult met het oog op het voorkomen en bestrijden van voortijdig schoolverlaten,

- de contactgemeente, op grond van de wettelijke voorschriften, met het oog op het voorkómen en bestrijden van voortijdige schooluitval binnen de regio afspraken maakt met scholen, instellingen en andere organisaties over de inzet en verantwoordelijkheid bij het voorkómen en bestrijden van voortijdig schoolverlaten,

- het bevoegd gezag van scholen en instellingen, op grond van de wettelijke voorschriften, aan de gemeente relevante informatie verschaft ten behoeve van het voorkómen en bestrijden van voortijdig schoolverlaten,

- gelet op het feit dat een deel van de voortijdig schoolverlaters te kampen heeft met meervoudige problematiek (bijvoorbeeld psychosociaal, schulden en huisvesting), het kabinet in zijn beleidsprogramma 2007-2011 ‘Samen werken, samen leven’ (Tweede Kamer, 2006-2007, 31 070, nr. 1), maatregelen heeft aangekondigd zoals de versterking van de zorg voor jeugdigen (‘Kansen voor kinderen’), arbeidsmarktparticipatie (‘Iedereen doet mee’) en de specifieke aanpak voor wijken (‘Actieplan krachtwijken’), zodat o.a. gemeenten beter in staat gesteld worden de jeugdproblematiek in samenhang aan te pakken,

- het Rijk en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), ter uitwerking van vorige overweging, recent een bestuursakkoord hebben gesloten (‘Samen aan de slag’, d.d. 4 juni 2007), inclusief financiële afspraken over de bijbehorende ontwikkeling van het Gemeentefonds. De aanpak van voortijdig schoolverlaten is hierin één van de actiepunten, evenals de ontwikkeling van de centra voor jeugd en gezin (CJG). Kabinet en gemeenten hebben afgesproken dat aan het eind van deze kabinetsperiode het basismodel CJG landelijk dekkend werkt, waaronder de schakel tussen CJG en Zorgadviesteams,

- de minister, op grond van artikel 75d van de Wet voortgezet onderwijs en artikel 2.2.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs bereid is aanvullende middelen aan scholen en instellingen te verstrekken voor het verminderen van het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters en voor de uitvoering van een programma, met als doel een structurele borging in het onderwijsproces van de vermindering van het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters en een volledige en tijdige melding van verzuim en uitval aan gemeenten.

Komen overeen als volgt:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit convenant wordt verstaan onder:

a. minister: de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

b. RMC-regio: de regio Kop van Noord-Holland (regio 23), zoals beschreven in de bijlage behorende bij het Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten;

c. RMC-contactgemeente: de contactgemeente, bedoeld in artikel 8.3.2, derde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, artikel 118h, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 162b, derde lid, van de Wet op de expertisecentra;

d. voortijdige schoolverlater: de voortijdige schoolverlater, bedoeld in artikel 8.3.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, artikel 118g van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 162a van de Wet op de expertisecentra;

e. basisregister: het basisregister onderwijs, bedoeld in Artikel 9a van de Wet Verzelfstandiging Informatiseringsbank;

f. bevoegd gezag: de rechtspersoon met volledige rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een rechtspersoon als bedoeld in artikel 2:1 van het Burgerlijk Wetboek, die de instelling, bedoeld in artikel 1.3.1, 1.3.2, 1.3.2a respectievelijk 1.3.3, van de Wet educatie en beroepsonderwijs in stand houdt, respectievelijk het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

g. onderwijsinstelling: een regionaal opleidingencentrum als bedoeld in de artikelen 1.3.1 en 1.3.2 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, een vakinstelling als bedoeld in artikel 1.3.2a van de Wet educatie en beroepsonderwijs, een agrarisch opleidingscentrum als bedoeld in artikel 1.3.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, respectievelijk een school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs, voor zover het bevoegd gezag van die school heeft aangegeven dat het convenant op die school van toepassing is;

h. brinnummer: een door de minister in het kader van de Basisregistratie Instellingen toegekend identificerend nummer voor een onderwijsinstelling.

Artikel 2. Doel

1. Het doel van het convenant is het realiseren van een zo hoog mogelijke reductie van het aantal jongeren in de RMC-regio dat gedurende het schooljaar 2010-2011 als voortijdige schoolverlater wordt aangemerkt, ten opzichte van het schooljaar 2005-2006. Partijen beogen een reductie van 40%, overeenkomend met een gemiddelde jaarlijkse reductie van 10% de komende vier jaar.

2. In bijlage 1 bij dit convenant wordt per onderwijsinstelling die onder het bestuur staat van het bevoegd gezag dat het convenant heeft ondertekend, een specificatie gegeven van de reductie, bedoeld in het eerste lid.

3. De omvang van de reductie van het aantal voortijdige schoolverlaters in het schooljaar 2010-2011 wordt vastgesteld ten opzichte van het aantal voortijdige schoolverlaters in het schooljaar 2005-2006. De gegevens worden ontleend aan het Basisregister.

Artikel 3. Toetreding nieuwe partijen

1. Ten einde andere onderwijsinstellingen na ondertekening van dit convenant in de gelegenheid te stellen deel te nemen in dit convenant, bestaat voor hen de mogelijkheid om gedurende de looptijd van het convenant als partij toe te treden. Een toetredende partij dient de verplichtingen die voor haar uit het convenant voortvloeien, zonder voorbehoud te aanvaarden.

2. De toetredende partij maakt haar verzoek tot toetreding schriftelijk bekend aan de RMC-contactgemeente. Indien het bevoegd gezag en de RMC-contactgemeente tot overeenstemming komen, richten zij het verzoek tot toetreding uiterlijk op 1 mei voorafgaand aan het nieuwe schooljaar aan de minister. Het verzoek gaat vergezeld van een gewijzigde bijlage 1. Zodra de minister schriftelijk heeft ingestemd met het verzoek tot toetreding, ontvangt de toetredende partij de status van partij van het convenant en gelden voor die partij de voor haar uit het convenant voortvloeiende rechten en verplichtingen.

3. Het verzoek tot toetreding en de verklaring tot instemming worden in afschrift aan het convenant gehecht.

4. Van toetredingen tot het convenant wordt een maal per jaar mededeling gedaan in de Staatscourant.

5. De RMC-contactgemeente kan het bevoegd gezag dat nog niet deelneemt aan dit convenant de mogelijkheid bieden tot het convenant toe te treden. De eerste vier leden zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4. Meting (voorlopige) resultaten

1. De minister meet gedurende de schooljaren 2007-2008, 2008-2009, 2009-2010 en 2010-2011 het aantal voortijdig schoolverlaters in de RMC regio, gespecificeerd naar bevoegd gezag en onderwijsinstelling. De gegevens van de meting worden ontleend aan het Basisregister.

2. De wijze waarop het aantal voortijdige schoolverlaters in de RMC-regio per bevoegd gezag, per onderwijsinstelling wordt gemeten, is vermeld in bijlage 2 bij dit convenant.

3. De minister geeft uiterlijk 1 maart 2008 en 1 oktober 2008 aan de RMC-contactgemeente inzicht in het voorlopig, respectievelijk definitief aantal voortijdig schoolverlaters gedurende het schooljaar 2006-2007 in de RMC-regio, gespecificeerd naar bevoegd gezag en onderwijsinstelling op grond van artikel 2, tweede lid.

4. De minister deelt de voorlopige resultaten van de metingen, bedoeld in het eerste lid, op de volgende tijdstippen mee aan de RMC-contactgemeente:

a. uiterlijk 1 maart 2009, ten aanzien van het schooljaar 2007-2008,

b. uiterlijk 1 maart 2010, ten aanzien van het schooljaar 2008-2009,

c. uiterlijk 1 maart 2011, ten aanzien van het schooljaar 2009-2010, en

d. uiterlijk 1 maart 2012, ten aanzien van het schooljaar 2010-2011.

5. De minister deelt de definitieve resultaten van de metingen, bedoeld in het eerste lid, op de volgende tijdstippen mee aan de RMC-contactgemeente:

a. uiterlijk 1 oktober 2009, ten aanzien van het schooljaar 2007-2008,

b. uiterlijk 1 oktober 2010, ten aanzien van het schooljaar 2008-2009,

c. uiterlijk 1 oktober 2011, ten aanzien van het schooljaar 2009-2010, en

d. uiterlijk 1 oktober 2012, ten aanzien van het schooljaar 2010-2011.

Artikel 5. Overleg

1. De RMC-contactgemeente en het bevoegd gezag gebruiken de gegevens, bedoeld in artikel 4, vierde en vijfde lid, als uitgangspunt voor het minimaal éénmaal per jaar te houden overleg met de minister inzake het voortijdig schoolverlaters beleid in de RMC-regio.

2. Indien het resultaat van de meting, bedoeld in artikel 4, vierde en vijfde lid, zodanig is dat naar het oordeel van een der partijen gerede twijfel bestaat over de realisering van de reductie, bedoeld in artikel 2, tweede lid, treedt deze in overleg met de andere partijen.

Artikel 6. Maatregelen voor reductie aantal voortijdige schoolverlaters

1. De reductie, bedoeld in artikel 2, wordt gerealiseerd door een keuze uit de maatregelen opgenomen in bijlage 3, bij dit convenant dan wel door andere maatregelen waarvan de RMC-contactgemeente en het bevoegd gezag gezamenlijk hebben vastgesteld dat deze effectief zijn. De maatregelen, genoemd in de vorige volzin, worden door de RMC-contactgemeente en het bevoegd gezag in bijlage 4 nader omschreven en de keuze daarvoor gemotiveerd. Indien de RMC-contactgemeente en het bevoegd gezag van oordeel zijn dat een van de maatregelen, bedoeld in de eerst volzin, niet effectief is, kunnen zij in gezamenlijk overleg een andere maatregel kiezen.

2. Onderwijsinstellingen in de RMC-regio stellen gezamenlijk en in overeenstemming met de RMC-contactgemeente een programma op van maatregelen met als doel een structurele borging in het onderwijsproces van de vermindering van het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters en een volledige en tijdige melding van verzuim en uitval aan gemeenten.

Artikel 7. Monitoring en evaluatie

1. De RMC-contactgemeente geeft minimaal jaarlijks een beschrijving van de voortgang van de maatregelen, bedoeld in artikel 6, eerste lid, over het afgelopen schooljaar.

2. De beschrijving, bedoeld in het eerste lid, wordt door de RMC-contactgemeente opgenomen in de RMC-effectrapportage van het betreffende schooljaar.

3. De onderwijsinstellingen, bedoeld in artikel 6, tweede lid, geven minimaal jaarlijks op verzoek van de minister respectievelijk de RMC-contactgemeente een beschrijving van de voortgang van de maatregelen, bedoeld in artikel 6, tweede lid, over het afgelopen schooljaar.

4. Partijen geven op verzoek elkaar inzage in de voortgang van de maatregelen teneinde gezamenlijk de effectiviteit en doelmatigheid van de maatregelen te kunnen evalueren.

Artikel 8. Financiële afspraken

1. De minister bevordert dat er een ministeriële regeling tot stand komt op grond waarvan het bevoegd gezag ten behoeve van de onderwijsinstellingen aanspraak kan maken op:

a. een aanvullende vergoeding, in geval van reductie van het aantal voortijdig schoolverlaters, en

b. een aanvullende vergoeding voor de uitvoering van het programma, bedoeld in artikel 6, tweede lid.

2. In de ministeriële regeling, bedoeld in het eerste lid, worden de voorwaarden opgenomen voor het bevoegd gezag om in aanmerking te komen voor een aanvullende vergoeding. In geval van strijdigheid van de voorschriften van de subsidieregeling met dit convenant, gelden de voorschriften van de subsidieregeling.

3. Als indicatie van de berekening van de hoogte van het bedrag van de subsidieverlening geldt dat de hoogte van de aanvullende vergoeding, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, met inachtneming van een in de regeling op te nemen subsidieplafond, berekend wordt door het op grond van artikel 4, vijfde lid, vastgestelde verminderde aantal voortijdige schoolverlaters te vermenigvuldigen met € 2.000,-.

4. Als indicatie van de hoogte van de aanvullende vergoeding gelden onderstaande maximumbedragen:

a. in 2008 € 146.237,

b. in 2009 € 223.656,

c. in 2010 € 337.634, en

d. in 2011 € 415.054.

5. Indien na het overleg, bedoeld in artikel 5, tussen partijen blijkt dat de doelstelling geheel of gedeeltelijk niet behaald zal worden, kan de bijdrage, bedoeld in het eerste lid, aangepast worden en/of de bevoorschotting stil gezet worden.

6. Ten aanzien van de bedragen, genoemd in het derde en vierde lid, geldt de voorwaarde van goedkeuring door de begrotingswetgever voor het betreffende jaar.

Artikel 9. Bevordering van naleving

1. Het regionaal accountmanagement van de Projectdirectie Voortijdig schoolverlaten van het ministerie van OCW, is ten behoeve van artikel 5, eerste lid, aanspreekpunt voor de partijen en stimuleert de voortgang van de uitvoering van dit convenant in de RMC-regio.

2. Partijen treden in overleg over de naleving van dit convenant binnen een maand nadat een partij de wens daartoe aan andere partijen schriftelijk heeft meegedeeld.

3. Indien één of meer bepalingen van dit convenant onverbindend blijken te zijn, treden partijen in overleg om het convenant zo te wijzigen, dat het geen onverbindende bepalingen meer bevat en dat het doel dat met dit convenant wordt beoogd zoveel mogelijk wordt bereikt.

Artikel 10. Geschilbeslechting

1. Een partij die meent dat er een geschil over de uitvoering van dit convenant bestaat, deelt dat schriftelijk mee aan de andere partijen. De mededeling bevat een aanduiding van het geschil.

2. Geschillen in de zin van dit convenant kunnen alleen betrekking hebben op:

a. de wijze waarop het convenant wordt uitgevoerd;

b. de nakoming van hetgeen in dit convenant is geregeld;

c. de uitleg van het convenant en bijbehorende afspraken.

3. Binnen tien werkdagen na de dagtekening van de mededeling, bedoeld in het eerste lid, zendt elke partij zijn zienswijze omtrent het geschil alsmede een voorstel voor een oplossing daarvan aan de andere partijen.

4. Partijen overleggen over een oplossing van het geschil, indien partijen daartoe de wens kenbaar maken, onder leiding van een onafhankelijk voorzitter.

5. Partijen dragen hun eigen kosten, voortvloeiend uit de procedure, bedoeld in het eerste tot en met het derde lid. De kosten van een onafhankelijk voorzitter worden gelijkelijk verdeeld.

6. Als de procedure, bedoeld in het eerste tot en met het derde lid, niet tot een oplossing heeft geleid, wordt het geschil beslecht door de bevoegde burgerlijke rechter.

Artikel 11. Looptijd

1. Dit convenant treedt in werking met ingang van de dag na ondertekening en eindigt met ingang van 31 december 2012.

2. Elke partij kan dit convenant met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden schriftelijk opzeggen, indien een zodanige verandering van omstandigheden is opgetreden dat het billijkheidshalve behoort te worden beëindigd. Bij de opzegging wordt de verandering in omstandigheden vermeld.

3. Indien dit convenant met gebruikmaking van het tweede lid wordt opgezegd, wordt de hoogte van de bijdrage, bedoeld in artikel 8, berekend op grond van de voorschriften in de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 8.

Artikel 12. Publicatie in Staatscourant

Binnen vier weken na ondertekening van dit convenant wordt de tekst daarvan gepubliceerd in de Staatscourant.

Aldus overeengekomen en in elfvoud ondertekend op 19 mei 2008 te Alkmaar.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.
De gemeente Den Helder,
namens deze,
de wethouder van de gemeente Den Helder,
L.R. Smit.
ROC Kop van Noord-Holland,
namens deze,
A.J.M de Wit, voorzitter College van Bestuur.
ROC Horizoncollege,
namens deze,
J.H.G. van de Langenberg, voorzitter College van Bestuur.
AOC Clusiuscollege,
namens deze,
G.P. Oud, lid College van Bestuur.
Scholen aan Zee,
namens deze,
C.E.J. van Meurs, voorzitter College van Bestuur.
GSG Schagen,
namens deze,
M. Laan, directeur van het Samenwerkingsverband 22.2 Schagen e.o.
Wiringherlant,
namens deze,
M. Laan, directeur van het Samenwerkingsverband 22.2 Schagen e.o.
OSG de Hogeberg,
namens deze,
C.J. Geldrop-Pantekoek, voorzitter College van Bestuur.
ROC Nova College,
namens deze,
J.E. Snijders, lid College van Bestuur.
ROC Friesland College,
namens deze,
E.Vos, voorzitter College van Bestuur.

Bijlage 1

Uitwerking te verminderen aantal voortijdig schoolverlaters behorende bij het convenant tussen de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de contactgemeente van de RMC-regio Kop van Noord-Holland (regio 23) en de deelnemende BVE-instellingen en VO-scholen, inzake het terugdringen van het aantal voortijdige schoolverlaters in de schooljaren 2007/2008 tot en met 2010/2011.

RMC regio: Kop van Noord-Holland

stcrt-2008-149-p8-SC87032-1.gif

*Toelichting: Het te verminderen aantal voortijdige schoolverlaters (vsv-ers) moet cumulatief ingevuld worden. Voorbeeld: indien het doel is om in schooljaar 2007-2008 een reductie van 150 vsv-ers te bereiken (t.o.v. 2005-2006) en daar bovenop in schooljaar 2008-2009 een reductie van nog eens 100 vsv-ers te bereiken, dan moet in de kolom voor schooljaar 2007-2008 het getal ‘150’ ingevuld worden en voor schooljaar 2008-2009 het getal ‘250’ ingevuld worden (= 150 plus 100). Etcetera tot en met schooljaar 2010-2011.

Bijlage 2

Berekeningswijze aantal voortijdig schoolverlaters behorende bij het convenant tussen de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de contactgemeente van de RMC-regio Kop van Noord-Holland (regio 23) en de deelnemende BVE-instellingen en VO-scholen inzake het terugdringen van het aantal voortijdige schoolverlaters in de schooljaren 2007/2008 tot en met 2010/2011.

Begripsbepalingen:

Naast de begripsbepalingen, bedoeld in artikel 1 van dit convenant, gelden voor deze bijlage de volgende begripsbepalingen:

a) Teldatum: datum waarop het aantal inschrijvingen per onderwijsinstelling bij aanvang van het schooljaar wordt gemeten. Het betreft hier de datum van 1 oktober;

b) Centraal register inschrijvingen hoger onderwijs: het Centraal register inschrijvingen hoger onderwijs zoals genoemd in artikel 7.52 van Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

c) Vavo: het voortgezet algemeen volwassenen onderwijs;

d) Examen resultaten register: de registratie door Informatie Beheer Groep van examenresultaten in het voortgezet onderwijs op basis de Wet voortgezet onderwijs. Het Examen resultaten register omvat een overzicht van behaalde examenresultaten vanaf schooljaar 1998-1999. Vanaf schooljaar 2005-2006 zijn deze gegevens onderdeel van het Basisregister;

e) Startkwalificatie: een diploma als bedoeld in artikel 8.1.8 eerste lid, onderdeel b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs (minimaal niveau mbo-2, havo of vwo).

Berekeningswijze voor het middelbaar beroepsonderwijs:

Het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters per onderwijsinstelling per schooljaar in het middelbaar beroepsonderwijs en vavo in een RMC-regio wordt door de minister berekend op basis van de volgende formule:

X = A - B - (C1+C2+C3+C4) -

(D1+D2+D3)

Waarbij:

X = Het aantal voortijdig schoolverlaters per onderwijsinstelling per schooljaar (t) in het middelbaar beroepsonderwijs en woonachtig in de betreffende RMC-regio;

A = Het aantal jongeren in de leeftijd van 12 tot en met 21 jaar dat op de teldatum van het schooljaar (t) door de onderwijsinstelling:

- als deelnemer is ingeschreven en voor bekostiging is aangemeld;

- woonachtig is in de betreffende RMC-regio;

- en als zodanig is geregistreerd in het basisregister.

B = Het aantal jongeren onder A dat tijdens het schooljaar (t) is overleden, geëmigreerd of administratief afgevoerd is. Deze gegevens worden ontleend aan de Gemeentelijke Basis Administratie.

C = Het aantal jongeren onder A dat op de teldatum van het daarop volgende schooljaar (t + 1) nog een bekostigde opleiding volgt. Dit kan dezelfde of een andere (beroeps)opleiding zijn aan dezelfde of een andere instelling, dan wel vervolgonderwijs betreffen. C is de som van:

• C1: Het aantal jongeren onder A dat op de teldatum van het daarop volgende schooljaar (t + 1) nog steeds is ingeschreven als deelnemer in het middelbaar beroepsonderwijs en voor bekostiging is aangemeld. Dit op basis van gegevens zoals geregistreerd in het Basisregister.

• C2: het aantal jongeren onder A dat op de teldatum van schooljaar t+1 is ingeschreven in het hoger onderwijs, zoals geregistreerd in het Centraal register inschrijvingen hoger onderwijs;

• C3: het aantal jongeren onder A dat op de teldatum van schooljaar t+1 als leerling in het voortgezet onderwijs is ingeschreven, zoals geregistreerd in het basisregister;

• C4: Het aantal jongeren onder A dat op de teldatum van schooljaar t+1 als vavo-deelnemer is ingeschreven, zoals geregistreerd in het basisregister.

D = Het aantal jongeren onder A dat op de teldatum bij aanvang van het volgende schooljaar (t+1) geen bekostigde opleiding volgt, maar wel een startkwalificatie heeft behaald. D is de som van:

• D1: het aantal jongeren onder A dat gedurende schooljaar (t) een startkwalificatie heeft behaald, zoals geregistreerd in het basisregister;

• D2: het aantal jongeren onder A dat in de periode vanaf 2004 tot aan schooljaar (t) reeds een startkwalificatie heeft behaald in het middelbaar beroepsonderwijs, zoals geregistreerd in het basisregister. Het basisregister omvat een overzicht van behaalde mbo diploma’s vanaf kalenderjaar 2004. Eerder in het mbo behaalde diploma’s zijn niet in het basisregister geregistreerd;

• D3: het aantal jongeren onder A dat in de periode vanaf schooljaar 1998-1999 tot schooljaar (t) voorafgaand aan de inschrijving op het MBO of de vavo een startkwalificatie heeft behaald, zoals geregistreerd in het Examen resultaten register of Basisregister.

Berekeningswijze voor het voortgezet onderwijs:

Het aantal voortijdig schoolverlaters per onderwijsinstelling per schooljaar (t) in het voortgezet onderwijs in een RMC-regio wordt door de minister berekend op basis van de volgende formule:

X = A - B - (C1+C2+C3+C4) -

(D1+D2)

Waarbij:

X = Het aantal voortijdig schoolverlaters per onderwijsinstelling per schooljaar (t) in het voortgezet onderwijs (exclusief praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs) en woonachtig in de betreffende RMC-regio;

A = Het aantal jongeren in de leeftijd van 12 tot en met 21 jaar dat op de teldatum bij aanvang van het schooljaar (t) door de onderwijsinstelling:

- als leerling is ingeschreven en voor bekostiging is aangemeld;

- het geen leerlingen betreft aan het praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs;

- het geen leerlingen betreft aan de ‘Engelse Stroom’ of ‘Internationaal Baccelaureaat’;

- dat woonachtig is in de betreffende RMC-regio;

- en als zodanig is geregistreerd in het basisregister.

B = Het aantal jongeren onder A dat tijdens het schooljaar (t) is overleden, geëmigreerd of administratief afgevoerd. Deze gegevens worden ontleend aan de Gemeentelijke Basis Administratie;

C = Het aantal jongeren onder A dat op de teldatum bij aanvang van het daarop volgende schooljaar (t + 1) nog een bekostigde opleiding volgt. Dit kan dezelfde of een andere (beroeps)opleiding zijn aan dezelfde of een andere instelling, dan wel vervolgonderwijs betreffen. C is de som van:

• C1: Het aantal jongeren onder A dat op de teldatum van het daarop volgende schooljaar (t + 1) nog steeds is ingeschreven als leerling in het voortgezet onderwijs. Dit op basis van gegevens zoals geregistreerd in het basisregister.

• C2: het aantal jongeren onder A dat op de teldatum van schooljaar t+1 als deelnemer is ingeschreven en voor bekostiging is aangemeld in het middelbaar beroepsonderwijs en als zodanig geregistreerd in het basisregister;

• C3: Het aantal jongeren onder A dat op de teldatum van schooljaar t+1 als vavo-deelnemer is ingeschreven, zoals geregistreerd in het basisregister;

• C4: het aantal jongeren onder A dat op de teldatum van schooljaar t+1 is ingeschreven in het hoger onderwijs, zoals geregistreerd in het Centraal register inschrijvingen hoger onderwijs.

D = Het aantal jongeren onder A dat gedurende schooljaar (t) is uitgeschreven met een startkwalificatie. D is de som van :

• D1: het aantal jongeren onder A dat gedurende schooljaar (t) een startkwalificatie heeft behaald, zoals geregistreerd in het Basisregister;

• D2: het aantal jongeren onder A dat in de periode vanaf begin 1998/1999 tot aan schooljaar (t) reeds een startkwalificatie heeft behaald in het voortgezet onderwijs, zoals geregistreerd in het Examen resultaten register of in het basisregister.

Toelichting:

Het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters per schooljaar wordt in het kader van dit convenant door de minister berekend op basis van bestaande, wettelijke registraties. Aan de hand hiervan wordt het aantal jongeren bepaald dat aan het begin van een schooljaar bij een onderwijsinstelling is ingeschreven (peildatum 1 oktober). Vervolgens wordt van deze jongeren nagegaan of bij aanvang van het daarop volgend schooljaar (peildatum 1 oktober) zij:

• nog steeds een opleiding volgen in het bekostigd onderwijs;

• geen opleiding meer volgen maar wel inmiddels een startkwalificatie hebben behaald;

• geen opleiding meer volgen en geen startkwalificatie hebben.

Deze laatste groep wordt beschouwd als het aantal voortijdig schoolverlaters van de betreffende school gedurende het schooljaar.

Het gebruik van bestaande registraties heeft het grote voordeel dat dit niet leidt tot nieuwe administratieve lasten. Daarnaast blijkt deze berekeningsmethode een vollediger beeld te geven van het aantal voortijdig schoolverlaters dan registratie via de RMC-functie. Daarom wordt deze berekeningsmethode vanaf 2007 ook gebruikt om de Tweede Kamer te informeren over de aanpak van voortijdig schoolverlaten. Tot slot sluit deze berekeningsmethode aan op de landelijke benchmark van het mbo.

Bij de berekeningswijze zijn de volgende aandachtspunten van belang:

Het basisregister omvat momenteel alle jongeren die een door het Rijk bekostigde opleiding volgen in het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs. Deelnemers aan de educatie, behalve vavo op het einde van het betreffende schooljaar, blijven hier buiten beschouwing.

In het praktijkonderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs is het onderwijsnummer (voor het overgrote deel) nog niet ingevoerd. Daarom worden deze onderwijstypen in de berekeningsmethode buiten beschouwing gelaten. In de praktijk betekent dit dat wanneer een leerling die is ingeschreven in het voortgezet onderwijs over gaat naar het speciaal onderwijs, deze leerling als nieuwe voortijdig schoolverlater wordt geteld. Indien een vo-school jaarlijks een gelijk aantal leerlingen ‘doorverwijst’ naar het speciaal onderwijs, zal dit geen effect hebben op het resultaat. Immers: door zowel in het referentiejaar 2005-2006 als op het eind van de convenantsperiode deze groep op eenzelfde manier te meten, vallen de aantallen tegen elkaar weg. Het voorgaande geldt ook voor jongeren die overstappen van bekostigd naar niet bekostigd onderwijs.

De berekeningsmethode meet in feite de schoolloopbaan van de jongere. Indien de jongere binnen het schooljaar gedurende korte tijd is uitgevallen, maar ook weer snel in een andere opleiding en/of op een andere onderwijsinstelling is ingestroomd, wordt deze niet als voortijdig schoolverlater gerekend van de school waar de jongere bij aanvang van het schooljaar was ingeschreven. Immers: aan het begin van het nieuwe schooljaar volgt deze jongere weer onderwijs. Dit betekent dat een onderwijsinstelling, naast preventie van uitval, ook belang heeft om er voor te zorgen dat wanneer een jongere toch uitvalt, deze jongere te helpen een andere opleiding of onderwijsinstelling te vinden.

Het convenant richt zich op het behalen van een startkwalificatie. Dit is minimaal een mbo-2, havo of vwo diploma. Dit betekent bijvoorbeeld dat vmbo-leerlingen die een diploma hebben behaald, maar zich voor het volgende schooljaar niet inschrijven bij het mbo of havo toch gerekend worden als nieuwe voortijdig schoolverlater van de vo-school. Uit dit oogpunt heeft de vo-school er belang bij om jongeren met een vmbo-diploma te stimuleren zich in te schrijven voor een vervolgopleiding.

Bijlage 3

Maatregelen ter verminderen aantal voortijdig schoolverlaters behorende bij artikel 6, eerste lid van het convenant tussen de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de contactgemeente van de RMC-regio Kop van Noord-Holland en de deelnemende BVE-instellingen en VO-scholen inzake het terugdringen van het aantal voortijdige schoolverlaters in de schooljaren 2007/2008 tot en met 2010/2011.

Vooraf: Handleidingen, voorbeeldprojecten en materiaal over de voorgestelde maatregelen vindt u op de website www.voortijdigschoolverlaten.nl

1. Overgang vmbo-mbo

Het vmbo, de instelling van de vervolgopleiding (meestal het mbo) en de gemeente (leerplicht/RMC) hebben een gezamenlijke belang bij het realiseren van een succesvolle overgang van jongeren, zodat de kans op het behalen van een startkwalificatie wordt vergroot.

Het vmbo en het mbo kunnen gezamenlijk een aantal preventieve activiteiten inzetten om de kans op een succesvolle overgang te vergroten: Het gaat om de volgende maatregelen en activiteiten:

Opm: We gaan hier uit van het positieve: iedereen wil bijdragen aan een ‘soepele overgang’ vandaar aanpassing tekst aan 1e alinea

- Vroegtijdig signaleren van risico op uitval na een vmbo-diploma (vmbo)

- Voorlichten en begeleiden (vmbo)

- Definitieve opleidingskeuze (vmbo)

- Aanmelding en (voorlopige) inschrijving (vmbo)

- Vaststellen van risico-leerlingen voor wie het risico op uitval het grootst is (vmbo)

- Goede voorlichting geven over de inschrijfprocedures (mbo)

- Een intake gesprek voeren (mbo)

- Controle of aanmelding daadwerkelijk heeft plaatsgevonden en terugkoppeling aan vmbo-scholen (mbo)

- Nagaan of de jongeren ook daadwerkelijk starten met de opleiding (mbo)

Voor praktijkvoorbeelden zie http://www.voortijdigschoolverlaten.nl/content/praktijkverhalen_voorbeeldprojecten_02.html

Preventieproject overgang vmbo-mbo

Het preventieproject overgang vmbo-mbo organiseert de samenwerking van vmbo-scholen en ROC’s onder regie van de afdeling leerplicht of de RMC-functie van de gemeente. Daardoor worden risicojongeren gevolgd en begeleid tijdens de overgangsperiode tussen het vo en het mbo (dwz tijdens de zomermaanden).

- Preventieproject overgang vmbo-mbo

Preventie+project overgang vmbo-mbo

Aan de opzet van het Preventieproject is een aantal voorbereidende activiteiten toegevoegd om de overgang nog soepeler te laten verlopen. Ook zijn activiteiten toegevoegd om te voorkomen dat de mbo-leerling alsnog uitvalt. Het Preventieproject is hierdoor verbreed en verbeterd.

- Preventie+project overgang vmbo-mbo

2. Loopbaanoriëntatie - en begeleiding (LOB)

LOB staat voor Loopbaanoriëntatie èn Begeleiding. De term LOB staat voor het brede scala van het op weg helpen van leerlingen/deelnemers richting een passende (vervolg-)opleiding / beroep. Uitgaande van deze benadering omvat LOB - zoals het woord zelf zegt - méér dan alleen informatie over studie- en beroepskeuze. Het bevat naast studie- en beroepskeuzeoriëntatie ook mentoring, coaching en persoonlijke begeleiding.

Een goede LOB op school wordt gebruikt in een loopbaangerichte omgeving en is een continue proces. Hierbij zijn dialoog en maatwerk kernbegrippen. Ook is er een directe link naar het bedrijfsleven en zorgen stages ervoor dat deelnemers een goed arbeidsmarktperspectief hebben.

Studie- en beroepskeuze oriëntatie

Een programma dat de leerling een goed beeld geeft van de beroepspraktijk, d.m.v. bijvoorbeeld dagoriëntaties, maatschappelijke stages, blokstages en levensechte prestaties, het schrijven van sollicitatiebrieven en het voeren van sollicitatiegesprekken (mede i.v.m. verwerven stage). Tijdens de overgang van het vmbo naar het mbo kan extra begeleiding van leerlingen plaatsvinden door middel van de portfolio -methodiek. Zie ook ’Kiezen moet je kunnen’ Zes praktijkvoorbeelden van studie- en beroepskeuze in het vmbo

Mentoring en Coaching

Mentoren en coaches kunnen een belangrijke rol spelen bij risicomomenten in de onderwijsloopbaan van leerlingen. Leerlingen worden door de school gekoppeld aan een coach vanuit bijvoorbeeld het bedrijfsleven of maatschappelijke organisatie.

Meer informatie op www.mentoring.nl

3. Zorg op school

Elke jongere die zorg nodig heeft, moet die kunnen krijgen. Scholen spelen hierin een centrale rol: zij zijn immers vaak zowel de vindplaats voor de jongere als de plek voor het inzetten van de begeleiding of hulpverlening. De ervaring leert dat een Zorg- en Advies Team (ZAT) een krachtig instrument is om de schoolinterne zorg af te stemmen op de schoolexterne zorg. Belangrijk daarbij is dat de interventies op elkaar aansluiten en erop gericht zijn dat de leerling de schoolloopbaan kan voortzetten en afronden. In ZAT’s werken professionals uit verschillende domeinen zoals leerlingbegeleiding, (school) maatschappelijk werk, (jeugd)gezondheidszorg, (jeugd)hulpverlening, leerplicht/RMC en politie structureel samen. Zij maken afspraken over de jongere bij wie (vermoedens van) emotionele, gedrags-, ontwikkelings- en/of schoolproblemen zijn geconstateerd.

De functies van het ZAT omvatten vroegsignalering, consultatie, preventie, probleemtaxatie/diagnostiek en indicatiestelling, en het activeren en bieden van passende, afgestemde zorgverlening die emotioneel welbevinden, ontwikkeling, positief gedrag, onderwijsdeelname en leerprestaties bevorderen. Halverwege 2008 zijn de resultaten uit de experimenten van het IKZ (Intensivering Kwaliteit Zorg- en adviesteams) bekend. Het kabinet wil dat in 2011 alle scholen minimaal een ZAT hebben. De Centra voor Jeugd en Gezin zorgen ervoor dat de verwijzing van ZAT’s naar zorginstellingen makkelijker wordt. Ook wordt gewerkt aan een optimale informatie-uitwisseling.

Voor praktijkvoorbeelden zie www.zats.nl en http://www.voortijdigschoolverlaten.nl/content/praktijkverhalen_voorbeeldprojecten_01.html.

4. Sport en cultuur

Traditionele onderwijsvormen lijken niet altijd voldoende om jongeren te motiveren om op school te blijven. Vernieuwende onderwijsvormen op het gebied van sport en cultuur, die aansluiten bij de belevingswereld van jongeren, kunnen het onderwijs voor jongeren aantrekkelijker maken.

In de regio’s zijn al verschillende voorbeelden van programma’s waarin sport en/of cultuur ingezet worden als middel tegen schooluitval of om uitvallers terug te leiden naar een opleiding. Opgemerkt moet worden dat deze programma’s niet door OCW getoetst zijn (de precieze effecten op schooluitval zijn dus nog niet bekend).

- ISH, Amsterdam www.ish-events.com

- Scholingsboulevard Enschede www.scholingsboulevard.nl (deze boulevard is pas per 1 augustus 2008 operationeel)

- Streetwise en WorkOut, Flevoland http:// rocflevoland.nl

- Back to Your Future, Rotterdam www.b2yf.org

- Scoren door scholing, Arnhem www.vitesse.nl

- Scoren in de wijk, aandachtsgebied Scholing, Twente www.scorenindewijk.nl

- Challenge Sports, Rotterdam en Spijkenisse www.challengesports.nl

5. Kansen voor vmbo-scholieren die bij voorkeur leren met hun handen

Voor een betere samenwerking maken vmbo- scholen en roc’s afspraken voor leerlingen die graag met hun handen werken. Er zijn 10 VMBO scholen die dit schooljaar zijn begonnen met het vakcollege. Aandachtspunten hierbij zijn het regionale bedrijfsleven (vanaf het derde leerjaar gaan de leerlingen werken bij bedrijven in de regio), meer techniekonderwijs en integratie vmbo-mbo (de vakcolleges bieden een zesjarige opleiding aan). Het reguliere onderwijs en het bedrijfsleven moeten daarvoor samenwerken en dat bevordert onderwijsvernieuwing en zorgt ervoor dat meer leerlingen een baan vinden. Daardoor kan optimaal gebruik worden gemaakt van de stageplaatsen, leerbanen en uiteindelijk arbeidsplaatsen bij regionale bedrijven.

6. Maatwerktrajecten

Maatwerktrajecten zijn bedoeld voor jongeren tot 23 jaar uit de zwakkere groepen uit de beroepsbevolking die een startkwalificatie kunnen halen. Hierin werken scholen en onderwijsinstellingen intensief samen met bedrijven, kenniscentra, gemeenten en CWI. De extra maatwerktrajecten zijn nodig, want de invoering van de kwalificatieplicht1 leidt tot extra aanmeldingen in het mbo.

Zie http://www.voortijdigschoolverlaten.nl/content/praktijkverhalen_voorbeeldprojecten_04.html

7. EVC trajecten

Een groot deel van de ‘oude’ voortijdig schoolverlaters is aan het werk. De positie van deze jongeren op de arbeidsmarkt is echter kwetsbaar; als het economisch minder gaat zijn zij de eersten die op straat staan. Jongeren gaan al werken zonder dat ze een stevige positie op de arbeidsmarkt kunnen veroveren. Jongeren zonder startkwalificatie blijken tweemaal zo vaak werkloos als jongeren mèt een startkwalificatie. Het ministerie van OCW en het Ministerie van SZW zijn samen verantwoordelijk voor werkende jongeren zonder startkwalificatie tussen de 18 en 24 jaar; zij willen zich gezamenlijk inzetten voor het ‘conjunctuurbestendig maken’ van deze jongeren. Daarom spreken OCW en SZW werkgevers aan op hun verantwoordelijkheid om jonge werknemers te helpen alsnog hun startkwalificatie te halen.

Om die reden is het van belang om, naast het voorkomen van voortijdig schoolverlaten, ook in te zetten op de jongeren die reeds uitgevallen zijn. Met EVC- of maatwerktrajecten kunnen deze jongeren alsnog een startkwalificatie behalen en daarmee een duurzame plek op de arbeidsmarkt verwerven. Het instrumentarium en projectgelden van de Projectdirectie Leren en Werken kan hierbij ondersteuning bieden.

- www.leren-werken.nl

8. Verzuim melden en aanpakken

In de praktijk blijkt dat niet alle scholen een sluitende aanpak van verzuim toepassen. Een tijdige aanpak van verzuim, vaak door een persoonlijke benadering van de leerling, kan echter voorkómen dat leerlingen definitief afhaken. Er bestaan goede voorbeelden van een sluitende verzuimaanpak die tot flinke verlaging van schooluitval leiden.

- Amsterdam 100% verzuimactie

- Dordrecht verzuimprotocol

- Protocol Melding en registratie Voortijdig schoolverlaters Regio Zuid-Holland Zuid

- Brochure

- Informatiekaart

- Heerlen; BAS-project Bewust Aanwezig op School

Het project “1-loket verzuim en VSV” heeft als doel sluitende melding en registratie van verzuim en van VSV tot stand te brengen, samen met IB-Groep, op basis van het onderwijsnummer. Vanaf november 2007 wordt deze opzet getest in de vorm van een pilot in een aantal gemeenten, samen met een aantal scholen en instellingen in die gemeenten. Per augustus 2008 wordt de nieuwe manier van verzuim melden en registreren landelijk in gebruik genomen, in augustus 2009 is er een landelijke dekking.

Voor meer informatie zie http://www.voortijdigschoolverlaten.nl/content/digitaal_loket.html

9. Opvangklassen voor potentiële schoolverlaters en meerdere instroommomenten in het mbo

Steeds meer ROC’s organiseren voor hun beroepsopleidingen meerdere instroommomenten voor deelnemers (ook na 1 oktober). Dat is een extra stimulans voor scholen om leerlingen vast te houden, want voor schooluitvallers voor 1 oktober wordt de bekostiging gestopt. Praktijkvoorbeelden waarbij voortijdig schoolverlaters gedurende het gehele schooljaar tijdelijk opgevangen kunnen worden in een ‘opvangklas’. Jongeren krijgen bijvoorbeeld een pakket aangeboden waarin studiekeuze en beroepenoriëntatie centraal staat, waardoor de jongere zo snel mogelijk en na een goede intake weer kan instromen bij een andere beroepsopleiding.

- Succesklas Den Bosch

- Work out Almere

- Almeerkans

10. Ouderbetrokkenheid

Als ouders hun kind begeleiden en aanmoedigen, zal het op school minder snel afhaken. Scholen gaan zich meer positioneren als een leef- en leergemeenschap voor kinderen, professionals én ouders. Ouders staan niet buiten die gemeenschap, maar maken er - op hun eigen wijze - deel van uit, zijn daarbij betrokken en participeren daarin. Het belang van participatie van ouders krijgt sinds kort nog extra gewicht: ze beseffen dat zij bij alle overgangen die een kind meemaakt in zijn leven, de constante factor zijn. Kinderen maken in hun leven nogal wat overgangen mee naar telkens weer andere opvoedmilieus: o.a. van basisschool naar school voor voortgezet onderwijs en verder naar vervolgopleidingen. Als de constante factor kunnen ouders als het ware een brug vormen tussen de betreffende instellingen.

Op basis van de kwalificatieplicht kunnen scholen en leerplichtambtenaren ouders aanspreken op hun verantwoordelijkheid. Om ouderbetrokkenheid te bevorderen kan geïnvesteerd worden in de communicatie tussen docenten en ouders. Hierbij kan zijn belangrijke speerpunten dat docenten ouders eerder en actiever kunnen betrekken bij VSV (door vroeg aan te spreken geef je ouders mee verantwoordelijk) en een goede samenwerking tussen ouders en docenten (bron: onderzoek ‘Voorkomen is beter dan uitvallen’, onderwijsadviesbureau ‘Organise to Learn’, zie http://www.voortijdigschoolverlaten.nl/docs/onderzoek%20docenten%20mbo.pdf).

Daarnaast speelt ook het wetsvoorstel medezeggenschap educatie en beroepsonderwijs, dat op 8 november 2007 bij de Kamer is ingediend, een rol in het vergroten van de ouderbetrokkenheid. Door dit wetsvoorstel kunnen deelnemers en ouders sterker bij besluitvorming binnen de BVE-instelling worden betrokken en daarop daadwerkelijk invloed uitoefenen.

Voor goede voorbeelden en activiteiten in PO en VO zie de website http://www.oudersbijdeles.nl

11. Schooluitval aanpakken in de klas

Door boeiend onderwijs te geven dat aansluit bij de leerstijl van leerlingen kan uitval voorkomen worden. Bovendien heeft de docent veel kennis en informatie over het welbevinden van leerlingen. Samen met leerlingbegeleiders en decanen kunnen docenten ervoor zorgen dat problemen snel gesignaleerd worden, zonodig in het zorgadviesteam besproken en effectief worden aangepakt.

Docenten geven aan het in het onderzoek van onderwijsadviesbureau ‘Organise to Learn’ dat ze een aantal zaken nodig hebben van het ROC om hun rol in het voorkomen van vsv te vervullen. Het is dan ook zinvol als gebruik wordt gemaakt van de expertise en ervaring van de docenten. Docenten kunnen hierbij zelf aangeven wat ze nodig hebben van andere lagen binnen de organisatie. Het is zinvol verwachtingen/afspraken/doelstellingen over en weer tussen docenten,management, Raden van Bestuur en de Colleges van Toezicht op het gebied van vsv van elkaar vast te leggen.

Zie http://www.voortijdigschoolverlaten.nl/docs/onderzoek%20docenten%20mbo.pdf

Afhankelijk van wat docenten aangeven nodig te hebben, kan gedacht worden aan de volgende voorwaarden om het aanpakken van vsv tot een succes te maken:

Scholing en begeleiding van docenten om problemen van deelnemer eerder te signaleren en aan te kunnen pakken.

Tijd om ouders te bellen, stageplaatsen te kunnen bezoeken, contact te onderhouden met zorginstellingen, andere ROC’s en bedrijfsleven, spreekuren voor begeleiding en kennisdelen met collega’s.

Meer mogelijkheden voor docenten om in te grijpen bij storend en soms bedreigend gedrag en absentie.

1 Sinds 1 augustus 2007 moeten jongeren zonder mbo-2-, havo- of vwo-diploma tot hun achttiende een volledig onderwijstraject volgen dat is gericht op het halen van een startkwalificatie.

Bijlage 4

Overzicht van maatregelen behorende bij artikel 6 van het convenant tussen de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de contactgemeente van de RMC-regio Kop van Noord-Holland en de deelnemende VO-scholen en ROC’s inzake het terugdringen van het aantal voortijdige schoolverlaters in de schooljaren 2007/2008 tot en met 2010/2011.

Naam maatregel: Preventieproject overgang VMBO - ROC

Doel maatregel: Uitval van jongeren tijdens de overstap van VMBO naar MBO voorkomen

Activiteiten: Uitvoering “zomerproject”:

- Decanen VMBO geven direct na de examenuitslagen de vervolgopleidingen van de VMBO-eind-examenkandidaten door.

- Het RMC benaderd actief de jongeren die nog geen vervolgkeuze gemaakt hebben (schriftelijk, telefonisch, huisbezoek).

- Het RMC checkt bij aanvang van het nieuwe schooljaar de definitieve inschrijving op de vervolgopleiding.

- Jongeren die niet zijn aangekomen op de vervolgopleiding worden door de RMC trajectbegeleiders benaderd en terug geleid naar school.

Betrokken partijen: RMC Den Helder e.o., RMC Schagen e.o., de scholen voor VO, de ROC Kop van Noord-Holland, ROC Horizon College.

Naam maatregel: Versterking van de warme overdracht van risicoleerlingen van VMBO naar ROC.

Doel maatregel: Voorkomen dat zorgleerlingen uitvallen bij de overstap van VMBO naar ROC.

Activiteiten: Zorgleerlingen van het VO worden na overleg met de zorgcoördinatoren VO, tijdens een warme overdracht besproken met het Loopbaancentrum ROC Kop NH. Indien nodig worden zorgleerlingen direct opgenomen in het zorgadviesteam van het ROC Kop NH.

Op basis van pilots wordt voor het Horizoncollege een vergelijkbaar proces “Warme overdracht” opgesteld en uitgevoerd.

Betrokken partijen: VO-scholen, ROC Kop NH, ROC Horizoncollege.

Naam maatregel: Optimaliseren van de schooladviesteams (ZAT’s).

Doel maatregel: Mede in opdracht van het Bestuurlijk Overleg Jeugd - Onderwijs - Zorg in de Kop van Noord-Holland (JOZ) worden de zorgadviesteams in het PO, het VO en het ROC zo efficiënt mogelijk op elkaar afgestemd (Professioneel Moment van maken).

Activiteiten: Werkgroep van voorzitters van de ZAT’s.

Protocollen afstemmen, wijze van vergaderen en verslaglegging en privacy afstemmen.

Betrokken partijen: PO VO MBO BJZ POLITIE GGD LPA.

Naam maatregel: Opvangtrajecten voor dreigende voortijdige schoolverlaters.

Doel maatregel: Dreigende voortijdige schoolverlaters een maatwerktraject bieden dat uitval voorkomt en toe leidt naar een reguliere opleiding of naar werk.

Activiteiten:

a. Opvangtrajecten voor kwalificatieplichtigen gericht op taal, rekenen, oriëntatie en sociale vaardigheden.

b. Opvangtrajecten voor 18+‘ers gericht op taal, rekenen, beroepenoriëntatie, en sociale vaardigheden.

c. Opvangtrajecten gericht op begeleiding naar werk voor gediplomeerde AKA en ex-praktijkschoolcursisten die ingeschreven staan bij het ROC Kop van Noord-Holland.

d. Opvangtrajecten voor voortijdige schoolverlaters met veel praktijkelementen en scholing en begeleiding op de stage-werkplek (beschermde praktijkleeromgeving, bijvoorbeeld het projectencentrum)

Betrokken partijen:

ROC Kop van Noord-Holland

Gemeenten/RMC’s

Stagebiedende organisatie.

Naam maatregel: Stagekalender

Doel maatregel: Streamen van de stages in de regio. Zorgen dat leerlingen/studenten een goede stageplek kunnen verkrijgen.

Activiteiten: Inventariseren stageperiodes en doelen van stages. Zonodig periodes aanpassen. Kalender samenstellen.

Betrokken partijen: ROC Kop van NH, VO-scholen, Praktijkscholen.

Naam maatregel: Verbreden werkzaamheden van de Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL).

Doel maatregel: Bundeling van brede expertise, indicatiebevoegdheden en indicatiemogelijkheden waardoor efficiëntere verwijzing en voorkomen schooluitval.

Activiteiten: De PCL versterken met een aantal ketenpartners w.o. een zorgaanbieder, een REC-vertegenwoordiger en een BJZ-medewerker.

Betrokken partijen: VO en PO scholen vallend onder WSNS Schagen/Den Helder, SWV 22.1 of SWV 22.2, de REC’s, Bureau Jeugdzorg en Parlan.

Naam maatregel:

Doel maatregel: Voorkomen voortijdig schoolverlaten.

Activiteiten: De maatregelen die ROC Horizon College voor de deelnemers in RMC-regio Kop van Noord-Holland neemt, staan - voor zover niet hierboven genoemd - uitgebreid beschreven in in het convenant dat ROC Horizon College ondertekent met RMC-regio Noord-Kennemerland. Voor de inhoud van die maatregelen wordt verwezen naar het betreffende convenant.

Betrokken partijen: ROC Horizon College.

Naam maatregel:

Doel maatregel: Voorkomen voortijdig schoolverlaten.

Activiteiten: De maatregelen die ROC Friesland College voor de deelnemers in RMC-regio Kop van Noord-Holland neemt, staan uitgebreid beschreven in in het convenant dat ROC Friesland College ondertekent met RMC-regio Friesland-Noord. Voor de inhoud van die maatregelen wordt verwezen naar het betreffende convenant.

Betrokken partijen: ROC Friesland College.

Naam maatregel:

Doel maatregel: Voorkomen voortijdig schoolverlaten.

Activiteiten: De maatregelen die ROC Nova College voor de deelnemers in RMC-regio Kop van Noord-Holland neemt, staan uitgebreid beschreven in in het convenant dat ROC Nova College ondertekent met RMC-regio West-Kennemerland. Voor de inhoud van die maatregelen wordt verwezen naar het betreffende convenant.

Betrokken partijen: ROC Nova College.

Naar boven