Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven

Considerans

Voor u ligt het Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven.

Dit procesreglement vindt zijn oorsprong in een initiatief van het Project procesreglementen, dat onderdeel uitmaakt van het Programma Civiele Sectoren en is ontwikkeld door een door dit project geïnitieerde en door het Landelijk Overleg van de Voorzitters van de Familiesectoren-Hoven (LOVF-H) gefaciliteerde werkgroep, in samenspraak met de Nederlandse Orde van Advocaten. Op 12 oktober 2007 heeft het LOVF-H het procesreglement goedgekeurd, waarna alle gerechtshoven het procesreglement als eigen reglement hebben vastgesteld. De tekst van het reglement is inmiddels aangepast aan de afschaffing van de verplichte procuraten per 1 september 2008. Het reglement en de wijzigingen daarvan zijn gepubliceerd in de Staatscourant.

Met het ontwikkelen van het procesreglement is beoogd een verdere bijdrage te leveren aan het harmoniseren van de werkwijze en werkprocessen van de verschillende gerechtshoven in verzoekschriftprocedures in familiezaken. Hierbij is het belang van de justitiabele vooropgesteld. Daarnaast is gestreefd naar een zo goed mogelijke interne werkbaarheid en, waar mogelijk, naar verkorting van de doorlooptijden.

Mocht u de gedrukte uitgave van het procesreglement raadplegen, dan maken wij u erop attent dat dit niet het brondocument is. Vanwege de wijzigingen die met enige regelmaat in de tekst worden aangebracht, is het brondocument, behalve in de Staatscourant, te vinden op de website http://www.rechtspraak.nl/Naar+de+rechter/Landelijke+regelingen/Sector+civiel+recht/. Op de website staat altijd de meest recente versie van dit reglement, inclusief de inhoud van de hyperlinks die in de gedrukte versie niet is weergegeven.

Tweede versie, september 2008

1. Algemeen deel

1.1. Algemene bepalingen

1.1.1. Strekking reglement

Dit reglement bevat, in aanvulling op de wettelijke bepalingen, regels voor verzoekschriftprocedures in familiezaken bij de gerechtshoven, hierna te noemen de hoven. Deze regels gelden voor zover daarvan in het Bijzonder deel niet wordt afgeweken.

1.1.2. Belanghebbende(n) in de zin van dit reglement

In dit reglement wordt/worden onder “de belanghebbende” of “belanghebbenden” ook verzoeker(s) in hoger beroep begrepen, tenzij anders aangegeven.

Met “andere belanghebbende” of “andere belanghebbenden” wordt iedere belanghebbende met uitzondering van verzoeker(s) in hoger beroep bedoeld.

Met “overige belanghebbende” of “overige belanghebbenden” wordt iedere belanghebbende met uitzondering van de indiener van het betreffende (geding)stuk bedoeld.

1.1.3. Indiening van stukken

Het beroepschrift, het verweerschrift in hoger beroep en de overige stukken worden als volgt ingediend:

- door toezending per post aan de griffie van het hof {hyperlink benaming griffie en postadres}, of

- door afgifte aan de balie van de griffie van het hof {hyperlink adres hof}, of

- door toezending per fax aan de griffie van het hof {hyperlink benaming griffie en telefaxnummers}, mits het faxbericht, voor zover het niet het beroepschrift of verweerschrift in hoger beroep zelf betreft, in totaal niet meer dan twintig pagina’s omvat. Na indiening per fax worden de stukken per omgaande nagezonden per post of afgegeven aan de balie.

Indiening van stukken per e-mail is niet mogelijk.

De griffie is op werkdagen telefonisch bereikbaar van 8.30 tot 17.00 uur {hyperlink telefoonnummers}.

1.1.4. Kopie aan belanghebbende(n)

De afzender stuurt van alle berichten en stukken gericht aan het hof, met uitzondering van het beroepschrift en het verweerschrift, tegelijkertijd een kopie aan de overige belanghebbenden. Uit het bericht blijkt dat hieraan is voldaan.

Processtukken worden niet ongevraagd aan minderjarigen gestuurd en desgevraagd slechts met inachtneming van artikel 811 lid 1 en onder d Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

1.1.5. Vermelding zaak- en rekestnummer

Op alle berichten wordt het door het hof toegekende zaak- en rekestnummer vermeld.

1.1.6. Beroep op stukken

Indien een belanghebbende zich op stukken beroept, worden (kopieën van) deze stukken als bijlagen overgelegd. Alle bijlagen worden (door)genummerd en er wordt een overzicht gegeven van de bijlagen. Indien deze belanghebbende in eerste aanleg al (een) bijlage(n) heeft overgelegd, worden de in hoger beroep over te leggen bijlagen doorgenummerd.

1.1.7. Vreemde taal

Bij stukken die in een vreemde taal zijn gesteld, wordt een beëdigde vertaling in de Nederlandse taal gevoegd, tenzij het eenvoudig leesbare stukken betreft, zoals de huwelijksakte en geboorteakte, die zijn gesteld in de Engelse, Franse of Duitse taal.

1.1.8. Toevoeging

Indien een voor de zaak geldende toevoeging is verleend, wordt de toevoeging in kopie bij het beroepschrift of het verweerschrift in hoger beroep gevoegd.

Indien een toevoeging is aangevraagd maar nog niet of nog niet definitief is verleend, wordt een kopie van de aanvraag bij het beroepschrift of het verweerschrift in hoger beroep gevoegd en wordt in de kop daarvan vermeld dat een toevoeging is aangevraagd.

1.1.9. Afwijken reglement

Indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven kan het hof afwijken van dit reglement.

1.2. Indiening en inhoud beroepschrift

1.2.1. Indiening

Een beroepschrift wordt ingediend en ondertekend door een advocaat en kan niet “i/o” door een ander dan een advocaat worden ondertekend, tenzij de wet een andere mogelijkheid biedt.

1.2.2. Aantal in te dienen exemplaren

Het beroepschrift en de bijgevoegde stukken worden in meervoud ingediend: vijf exemplaren voor het hof en één exemplaar voor iedere andere belanghebbende. Het hof zorgt voor verzending naar iedere andere belanghebbende.

1.2.3. Vast recht

De verzoeker(s) in hoger beroep is/zijn bij indiening van een beroepschrift vast recht verschuldigd, tenzij anders bepaald in de Wet tarieven in burgerlijke zaken {hyperlink griffierechten}. Indien het verzoek in hoger beroep na indiening wordt ingetrokken, blijft/blijven de verzoeker(s) in hoger beroep vast recht verschuldigd.

1.2.4. Zaak- en rekestnummer

Het beroepschrift wordt ter griffie ingeschreven en krijgt een zaak- en rekestnummer.

Aan de verzoeker(s) in hoger beroep wordt een ontvangstbevestiging met vermelding van het zaak- en rekestnummer toegezonden.

1.2.5. Inhoud beroepschrift

Het beroepschrift vermeldt:

- de voornamen, naam en woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats in Nederland, het werkelijk verblijf van de verzoeker(s) in hoger beroep en de naam en het adres van de behandelend advocaat in hoger beroep, en

- de naam en woonplaats van hen die in eerste aanleg in de procedure zijn verschenen of bij name zijn opgeroepen en de naam en het adres van hun advocaat in eerste aanleg, en

- in zaken betreffende minderjarigen: de naam en de voornamen en, voor zover bekend, de woonplaats en de werkelijke verblijfplaats van de minderjarige(n), en

- een duidelijke omschrijving van het verzoek in hoger beroep en de gronden waarop het berust, en

- indien van toepassing: de mededeling dat vóór of tijdens de procedure in eerste aanleg een mediation heeft plaatsgehad.

1.2.6. Stukken eerste aanleg

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.1.6 worden bij het beroepschrift alle stukken uit de eerste aanleg gevoegd, waaronder het proces-verbaal van de mondelinge behandeling.

1.2.7. Onvoldoende aantal/incompleet

Zolang een beroepschrift niet in het vereiste aantal en niet compleet, dat wil zeggen voorzien van de stukken uit de eerste aanleg, is ontvangen, wordt aan de andere belanghebbende(n) door de griffie slechts medegedeeld dat hoger beroep is ingesteld en dat, zodra de stukken compleet en in voldoende aantallen zijn ontvangen, de zaak in behandeling zal worden genomen. Eerst nadat de zaak in behandeling is genomen, begint de verweertermijn te lopen. Indien alleen het proces-verbaal van de mondelinge behandeling ontbreekt, wordt de zaak niettemin als compleet aangemerkt.

1.2.8. Intrekking hoger beroep

Indien het verzoek in hoger beroep wordt ingetrokken, wordt degene die het verzoek intrekt niet-ontvankelijk verklaard in dit verzoek.

1.3. Verweer

1.3.1. Indiening verweerschrift in hoger beroep

Iedere belanghebbende kan een verweerschrift in hoger beroep indienen, waarbij incidenteel hoger beroep kan worden ingesteld. Het verweerschrift in hoger beroep wordt ingediend en ondertekend door een advocaat en kan niet “i/o” door een ander dan een advocaat worden ondertekend, tenzij de wet een andere mogelijkheid biedt.

1.3.2. Termijn voor indiening

Het hof geeft het einde van de verweertermijn op bij doorzending van het beroepschrift dan wel het verweerschrift in hoger beroep, tevens houdende incidenteel hoger beroep. De termijn beloopt zes weken.

1.3.3. Aantal in te dienen exemplaren

Een verweerschrift in hoger beroep en de bijgevoegde stukken worden in meervoud ingediend: vijf exemplaren voor het hof en één exemplaar voor iedere overige belanghebbende. Het hof zorgt voor verzending naar de overige belanghebbende(n).

1.3.4. Vast recht

Bij indiening van een verweerschrift in hoger beroep is vast recht verschuldigd, tenzij anders bepaald in de Wet tarieven in burgerlijke zaken {hyperlink griffierechten}.

1.3.5. Inhoud verweerschrift in hoger beroep

Een verweerschrift in hoger beroep vermeldt:

- voornamen, naam en woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats in Nederland, het werkelijk verblijf van de verweerder in hoger beroep en de naam en het adres van de behandelend advocaat, en

- een omschrijving van het verweer en de gronden waarop het berust.

1.3.6. Mondeling verweer

Indien geen verweerschrift in hoger beroep is ingediend, kan tijdens de mondelinge behandeling mondeling verweer worden gevoerd, hetzij door de belanghebbende zelf, hetzij door een advocaat, maar dan uitsluitend in het bijzijn van de belanghebbende.

1.4. Behandeling van het verzoek in hoger beroep

1.4.1. Mondelinge behandeling

Het hof bepaalt dag en tijdstip van de mondelinge behandeling, tenzij het aanstonds een beschikking geeft waarbij het zich onbevoegd verklaart of het verzoek toewijst.

Er heeft in beginsel slechts één mondelinge behandeling plaats.

Het hof kan tijdens de mondelinge behandeling met de belanghebbenden de mogelijkheden van mediation bespreken als het de zaak hiertoe geëigend acht.

1.4.2. Duur mondelinge behandeling

Voor de mondelinge behandeling van het verzoek in hoger beroep wordt de bij het hof gebruikelijke tijd gereserveerd {hyperlink gebruikelijke tijden}.

De mondelinge behandeling dient vooral ertoe om aan de belanghebbende(n) vragen te stellen.

Advocaten hebben een korte spreektijd van ten hoogste tien minuten.

1.4.3. Indiening nadere stukken voorafgaand aan mondelinge behandeling

Een belanghebbende legt de stukken waarop hij zich wenst te beroepen, zo spoedig mogelijk over. Uiterlijk op de tiende kalenderdag voorafgaand aan de mondelinge behandeling kunnen nog stukken worden overgelegd, mits in vijfvoud en met toezending in kopie aan iedere overige belanghebbende.

Op stukken die nadien worden overgelegd en op stukken waarvan tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat zij niet door iedere overige belanghebbende zijn ontvangen en tegen overlegging waarvan bezwaar is gemaakt, wordt geen acht geslagen, tenzij het hof anders beslist.

Omvangrijke stukken die zonder noodzaak op of vlak voor de tiende kalenderdag voorafgaand aan de mondelinge behandeling worden overgelegd, kunnen als in strijd met de goede procesorde buiten beschouwing worden gelaten.

1.4.4. Pleitnotities

Tijdens de mondelinge behandeling kan een belanghebbende of zijn advocaat een notitie van hooguit twee bladzijden, A4-formaat en enkelzijdig beschreven, voordragen en overleggen, met inachtneming van de in artikel 1.4.2 genoemde korte spreektijd.

1.4.5. Tolk

Indien een belanghebbende de Nederlandse taal niet (voldoende) machtig is, draagt deze, dan wel zijn advocaat, zorg voor een tolk.

1.4.6. Indiening nadere stukken na afloop van mondelinge behandeling

Na afloop van de mondelinge behandeling kunnen geen stukken meer worden overgelegd, tenzij het hof tijdens de mondelinge behandeling een belanghebbende daartoe de gelegenheid heeft gegeven. In het laatste geval wordt tevens medegedeeld binnen welke termijn deze stukken en de eventuele reactie hierop bij het hof moeten zijn ingekomen.

1.4.7. Verzoek om uitstel

Een verzoek om uitstel van de mondelinge behandeling dat schriftelijk is gedaan binnen twee weken na de oproeping, onder vermelding van de verhinderdata van alle betrokkenen, wordt in beginsel ingewilligd.

Een later verzoek om uitstel vermeldt de reden en ook of alle belanghebbenden instemmen met het uitstel. Dit later verzoek om uitstel wordt slechts ingewilligd indien er naar het oordeel van het hof sprake is van een klemmende reden die voldoende aannemelijk is gemaakt.

Lopende schikkingonderhandelingen zijn geen reden voor uitstel.

Wegens schikkingsonderhandelingen mogen belanghebbenden wel gezamenlijk afzien van een mondelinge behandeling in ruil voor de bevoegdheid binnen een door hen voor te stellen termijn van enkele maanden nog eenmaal schriftelijk mee te delen wat zij voor de beslissing van belang achten.

De beslissing op het verzoek om uitstel wordt, in beginsel schriftelijk, aan de belanghebbenden medegedeeld.

1.5. Uitspraak

1.5.1. Vaste dag uitspraken

De uitspraak wordt gedaan op een vaste dag, tenzij het hof anders bepaalt {hyperlink vaste uitspraakdagen en uitspraaktermijnen}.

1.5.2. Termijn uitspraak

In zaken waarin een mondelinge behandeling heeft plaatsgehad, wordt in beginsel binnen de volgende termijnen en op de volgende dagen uitspraak gedaan: {hyperlink naar hyperlink vaste uitspraakdagen en uitspraaktermijnen}. In spoedeisende zaken wordt zo mogelijk eerder uitspraak gedaan.

1.5.3. Vervroeging en aanhouding uitspraak

Vervroeging of aanhouding van de uitspraak wordt onder vermelding van een nieuwe datum aan de belanghebbenden medegedeeld.

1.5.4. Verstrekken afschrift beschikking

De griffier verstrekt zo spoedig mogelijk een afschrift van de beschikking aan de belanghebbenden.

2. Bijzonder deel: bijzondere regels per verzoek

2.1. Alimentatie

2.1.1. Bijvoeging van stukken

Indien de behoefte of de draagkracht van (één van) de belanghebbenden wordt betwist, wordt de volgende financiële informatie overgelegd:

a. van werknemers en uitkeringsgerechtigden: de meest recente jaaropgave en de drie meest recente loonopgaven en/of uitkeringsspecificaties;

b. van een zelfstandige: de vastgestelde jaarrekeningen over de laatste drie jaren en eventuele voorlopige cijfers, ook tussentijdse, alles met toelichting;

c. de meest recente aangifte inkomstenbelasting, indien gedaan, met de bijbehorende aanslag;

d. een specificatie van de woonlasten met bewijsstukken, waaronder een bewijsstuk van de eventuele huurtoeslag;

e. bewijsstukken van de eventuele schuld(en) en opgave van de restantschuld(en) en restantlooptijd, alsmede opgave wanneer en waarvoor deze schuld(en) is (zijn) aangegaan en bewijsstukken van de aflossing van die schulden;

f. een bewijsstuk en specificatie van de premie Zorgverzekeringswet en van de eventuele zorgtoeslag;

g. bewijsstukken van andere posten die in geschil zijn;

h. de relevante financiële gegevens van de eventuele nieuwe partner van de alimentatieplichtige;

i. een draagkrachtberekening met alle daaraan ten grondslag liggende stukken, voor zover hiervoor nog niet genoemd;

j. een behoefteberekening met alle daaraan ten grondslag liggende stukken, voor zover hiervoor nog niet genoemd;

k. bij kinderalimentatie: een berekening van de draagkracht van de verzorgende ouder en de eventuele onderhoudsplichtige stiefouder;

l. een convenant, voor zover aanwezig.

Indien het een wijzigingsverzoek betreft, wordt tevens overgelegd de onder a. tot en met k. bedoelde financiële informatie over de periode waarover wijziging wordt verzocht.

2.1.2. Horen van minderjarigen

In alimentatiezaken waarin de alimentatie ten behoeve van een minderjarige van zestien jaar en ouder aan de orde is, wordt deze minderjarige in de gelegenheid gesteld zijn mening schriftelijk kenbaar te maken. Aan de belanghebbenden wordt geen kopie verstrekt van de brief van de minderjarige.

Tijdens de mondelinge behandeling deelt het hof kort en zakelijk mee wat de minderjarige heeft geschreven.

2.2. Bijstandsverhaal

2.2.1. Bijvoeging van stukken

In bijstandsverhaalzaken worden bij het beroepschrift ten minste de volgende stukken overgelegd:

a. indien de gemeente verhaal zoekt:

- de stukken uit de eerste aanleg, waaronder het besluit tot verhaal van de gemeente en het besluit tot verhaal in rechte;

- indien van toepassing: het besluit van burgemeester en wethouders tot het instellen van hoger beroep;

- indien de draagkracht wordt betwist: de in artikel 2.1.1 onder a. tot en met i. genoemde financiële informatie;

b. indien de gemeente verhaal zoekt in afwijking van een rechterlijke alimentatiebeschikking:

- de onder a. genoemde stukken, voor zover van toepassing;

- een kopie van die alimentatiebeschikking;

c. indien het betreft een verzoek tot wijziging van een eerdere rechterlijke verhaalsbeschikking:

- de onder a. genoemde stukken, voor zover van toepassing;

- een kopie van die eerdere verhaalsbeschikking;

d. indien het betreft verzet tegen verhaal overeenkomstig een rechterlijke alimentatiebeschikking:

- de onder a. genoemde stukken, voor zover van toepassing;

- een kopie van die alimentatiebeschikking.

2.3. Internationale ontvoering van kinderen

2.3.1. Aantal in te dienen exemplaren

Van het beroepschrift, het verweerschrift in hoger beroep en de bijgevoegde stukken worden vijf exemplaren voor het hof, één exemplaar voor de raad voor de kinderbescherming, één exemplaar voor de centrale autoriteit en één exemplaar voor iedere overige belanghebbende ingediend. Het hof zorgt voor verzending.

2.3.2. Onvoldoende aantal/incompleet

Het bepaalde in artikel 1.2.7 is niet van toepassing.

2.3.3. Termijn indienen verweerschrift in hoger beroep

In afwijking van het bepaalde in artikel 1.3.2 is de verweertermijn in beginsel twee weken.

2.3.4. Indiening nadere stukken voorafgaand aan mondelinge behandeling

In afwijking van het bepaalde in artikel 1.4.3 kunnen ook binnen de in dit artikel genoemde termijn van tien kalenderdagen nog stukken worden ingediend die van belang zijn en niet eerder konden worden ingediend.

2.3.5. Kopie aan raad voor de kinderbescherming en centrale autoriteit

In aanvulling op het bepaalde in artikel 1.1.4 wordt een kopie van de in dit artikel bedoelde stukken ook aan de raad voor de kinderbescherming en aan de centrale autoriteit toegestuurd.

2.3.6. Verzoek uitstel

Een verzoek om uitstel van de mondelinge behandeling wordt slechts ingewilligd indien naar het oordeel van het hof sprake is van een klemmende reden die voldoende aannemelijk is gemaakt.

Het verzoek wordt per omgaande na de oproeping voor de mondelinge behandeling gedaan, onder vermelding van de verhinderdata van alle betrokkenen voor de volgende twee weken.

2.3.7. Horen van minderjarigen

Indien een minderjarige op grond van internationale regelgeving in de gelegenheid moet worden gesteld zijn mening kenbaar te maken, gebeurt dit overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.4.8.

2.3.8. Termijn uitspraak

Zo spoedig mogelijk wordt uitspraak gedaan.

2.4. Jeugdzaken

2.4.1. Begrip jeugdzaken

Onder jeugdzaken worden verstaan zaken betreffende gezag, verblijfplaats, omgang, informatie en consultatie ten aanzien van minderjarigen, alsmede maatregelen van kinderbescherming.

2.4.2. Aantal in te dienen exemplaren

In jeugdzaken worden van het beroepschrift, het verweerschrift in hoger beroep en de bijgevoegde stukken vijf exemplaren voor het hof, één exemplaar voor de raad voor de kinderbescherming en één exemplaar voor iedere overige belanghebbende ingediend. Het hof zorgt voor verzending.

2.4.3. Onvoldoende aantal/incompleet

Het bepaalde in artikel 1.2.7 is niet van toepassing in zaken betreffende een maatregel van kinderbescherming.

2.4.4. Termijn indienen verweerschrift in hoger beroep

In afwijking van het bepaalde in artikel 1.3.2 is in zaken betreffende een maatregel van kinderbescherming de verweertermijn in beginsel drie weken.

2.4.5. Indiening nadere stukken voorafgaand aan mondelinge behandeling

In afwijking van het bepaalde in artikel 1.4.3 kunnen in zaken betreffende een maatregel van kinderbescherming ook binnen de in dit artikel genoemde termijn van tien kalenderdagen nog stukken worden overgelegd die van belang zijn en niet eerder konden worden ingediend.

2.4.6. Kopie aan raad voor de kinderbescherming

In aanvulling op het bepaalde in artikel 1.1.4 wordt een kopie van de in dit artikel bedoelde stukken ook aan de raad voor kinderbescherming toegestuurd.

2.4.7. Verzoek uitstel

Een verzoek om uitstel van de mondelinge behandeling wordt slechts ingewilligd indien naar het oordeel van het hof sprake is van een klemmende reden die voldoende aannemelijk is gemaakt.

Het verzoek wordt per omgaande na de oproeping voor de mondelinge behandeling gedaan, onder vermelding van de verhinderdata van alle betrokkenen.

2.4.8. Horen van minderjarigen

Een minderjarige van twaalf jaar en ouder wordt in de gelegenheid gesteld zijn mening mondeling of schriftelijk kenbaar te maken. Aan de belanghebbenden wordt geen kopie verstrekt van de brief van de minderjarige.

Het hof kan een minderjarige jonger dan twaalf jaar horen.

De minderjarige wordt buiten de mondelinge behandeling gehoord. Van dit verhoor wordt geen proces-verbaal opgemaakt.

Tijdens de mondelinge behandeling deelt het hof kort en zakelijk mee wat de minderjarige heeft verklaard.

2.4.9. Termijn uitspraak

In beginsel wordt binnen de volgende termijnen en op de volgende dagen uitspraak gedaan: {hyperlink naar uitspraaktermijnen en uitspraakdagen}.

2.5. Verdeling huwelijksgoederengemeenschap en afwikkeling huwelijkse voorwaarden

2.5.1. Verdeling huwelijksgoederengemeenschap

Bij verdeling van een huwelijksgoederengemeenschap worden ten minste de volgende gegevens verschaft:

- een voorstel voor de te hanteren peildatum voor de omvang van de gemeenschap en voor de te hanteren peildatum voor de waardering van de afzonderlijke bestanddelen ervan;

- een overzicht van de omvang van de gemeenschap en de waarde van de verschillende bestanddelen op de voorgestelde peildatum;

- indien verschil van mening bestaat over de waarde van een of meer bestanddelen van de gemeenschap: een voorstel voor de wijze waarop de waarde moet worden vastgesteld, vergezeld van een voorstel voor (een) eventueel te benoemen taxateur(s);

- een voorstel tot verdeling.

2.5.2. Afwikkeling van huwelijkse voorwaarden

Bij afwikkeling van huwelijkse voorwaarden worden ten minste de volgende gegevens verschaft:

- een kopie van de huwelijkse voorwaarden;

- een overzicht van eventueel te verrekenen vermogensbestanddelen met bewijsstukken;

- een voorstel tot afwikkeling.

Voor zover sprake is van gemeenschappelijke vermogensbestanddelen is het bepaalde in artikel 2.5.1 van overeenkomstige toepassing.

2.6. Diversen

2.6.1. Hoger beroep tegen echtscheiding zonder grief

Indien van een beschikking ook hoger beroep is ingesteld van de echtscheidingsbeslissing, kan het hof naar aanleiding van een daartoe strekkend gemotiveerd verzoek van een belanghebbende besluiten op korte termijn een mondelinge behandeling te bepalen, waarbij alleen het hoger beroep tegen de uitgesproken echtscheiding zal worden behandeld. Daarbij komt alleen de ontvankelijkheid van dat deel van het hoger beroep aan de orde. De overige in hoger beroep aan de orde gestelde onderwerpen zullen op een later tijdstip worden behandeld.

2.6.2. (Schorsing van de) uitvoerbaarverklaring bij voorraad

Een verzoek tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad van (een deel van) de beschikking waarvan beroep of een verzoek tot schorsing van de in de beschikking waarvan beroep bepaalde uitvoerbaarheid bij voorraad, wordt met voorrang behandeld. Hierop wordt bij afzonderlijke beschikking beslist, nadat wederhoor heeft plaatsgehad.

Een dergelijk verzoek dient duidelijk kenbaar te worden gedaan, hetzij bij afzonderlijk verzoekschrift, hetzij door vermelding in de kop van het beroepschrift of verweerschrift in hoger beroep, dan wel door daarop in een begeleidende brief uitdrukkelijk te wijzen.

2.6.3. Verklaring non-appel

Een verklaring van non-appel wordt slechts afgegeven indien uit het petitum van het beroepschrift blijkt dat geen hoger beroep wordt ingesteld tegen de echtscheiding zelf. In geval van onduidelijkheid wordt een akte van berusting verlangd.

2.6.4. Voorlopige voorzieningen als bedoeld in de artikelen 821 en 822 Rv

Indien de hoofdzaak bij het hof aanhangig is en eerder geen voorlopige voorziening is gegeven, kan het hof worden verzocht voorlopige voorzieningen te treffen. Om proceseconomische redenen kan ook wijziging van een voorlopige voorziening die de rechtbank heeft gegeven, worden verzocht indien het hoger beroep van de hoofdzaak bij het hof aanhangig is en voldoende samenhang bestaat tussen de voorziening waarvan wijziging wordt verzocht en de hoofdzaak. Een dergelijk verzoek wordt in beginsel binnen drie weken na indiening van het verzoek behandeld. De hoofdzaak wordt met inachtneming van de gebruikelijke termijnen afgehandeld.

3. Slotbepaling

3.1. Vaststelling en inwerkingtreding

Dit reglement is in de vergadering van het Landelijk Overleg van de Voorzitters van de Familiesectoren-Hoven (LOVF-H) van 12 oktober 2007 vastgesteld.

Dit reglement treedt in werking op 1 maart 2008.

3.2. Overgangsbepaling

Het reglement is van toepassing op alle proceshandelingen die na 1 maart 2008 worden verricht.

3.3. Vervanging

Dit reglement vervangt de bestaande reglementen.

4. Bijlagen

4.1. Bijlage I: gebruikelijke duur mondelinge behandeling

Onderstaande gerechtshoven hanteren de hierna te noemen gebruikelijke tijd voor de mondelinge behandeling:

– gerechtshof Amsterdam

60 minuten

– gerechtshof Arnhem

45 minuten

– gerechtshof ’s-Gravenhage

60 minuten

– gerechtshof ’s-Hertogenbosch

45 minuten; bij zeer bewerkelijke zaken

90 minuten

– gerechtshof Leeuwarden

30 tot 45 minuten

4.2. Bijlage II: vaste uitspraakdagen, uitspraaktijdstippen en uitspraaktermijnen

Bij de volgende gerechtshoven wordt op vaste dagen en/of vaste tijdstippen en/of in beginsel op de volgende termijn uitspraak gedaan:

- gerechtshof Amsterdam

Vaste uitsprakendag en uitspraaktijdstip: koppeling aan de handelsrol (tot datum afschaffing verplichte procuraten donderdag om 11.30 uur; na afschaffing verplichte procuraten dinsdag om 11.30 uur ).

Uitspraaktermijn is zes weken na de mondelinge behandeling. Voor uitspraken in spoed-kort gedingen is de uitspraaktermijn vier weken na de mondelinge behandeling. Voor overige spoedeisende zaken wordt de uitspraaktermijn per zaak bepaald.

‐ gerechtshof Arnhem

Vaste uitsprakendag en uitspraaktijdstip: dinsdag om 10.00 uur.

Uitspraaktermijn is drie weken na de mondelinge behandeling.

‐ gerechtshof ’s-Gravenhage

Vaste uitsprakendag: woensdag om 14.00 uur.

Uitspraaktermijn is vijf weken na de mondelinge behandeling.

‐ gerechtshof ’s-Hertogenbosch

Geen vaste uitspraakdag en uitspraaktijdstip.

Uitspraaktermijn is vijf weken na de mondelinge behandeling. Voor spoedzaken is de uitspraaktermijn drie weken na de mondelinge behandeling.

‐ gerechtshof Leeuwarden

Vaste uitsprakendag en uitspraaktijdstip: woensdag om 10.00 uur.

Voor sociale zaken is de uitspraaktermijn zes weken na de mondelinge behandeling. Voor overige zaken is de uitspraaktermijn twaalf weken na de mondelinge behandeling.

5. Transponeringstabel

Uniform reglement (oud) Procesreglement (nieuw)

Uniform reglement (oud)

Procesreglement (nieuw)

artikel 1

artikel 1.1.3

artikel 2 lid 1 aanhef en sub a

artikel 1.2.2 en 1.3.3

artikel 2 lid 1 aanhef en sub b

artikel 2.3.1 en 2.4.2

artikel 2 lid 2

artikel 1.2.7

artikel 3 lid 1

artikel 1.2.5 en 1.3.5

artikel 3 lid 2

artikel 1.1.4

artikel 3 lid 3

artikel 2.1.2

artikel 4

artikel 1.1.8

artikel 5 lid 1

artikel 1.2.6

artikel 5 lid 2

artikel 2.1.1

artikel 5 lid 3

artikel 1.2.6

artikel 5 lid 4

artikel 1.1.5

artikel 5 lid 5

artikel 1.4.3

artikel 6

artikel 2.6.3

artikel 7 lid 1

artikel 1.3.2

artikel 7 lid 2

artikel 2.3.3 en 2.4.4

artikel 8

artikel 1.2.8

artikel 9 lid 1-5

artikel 1.4.7

artikel 10 lid 1

artikel 10 lid 2

artikel 1.4.7

artikel 11 lid 1

artikel 1.4.2

artikel 11 lid 2

artikel 1.4.6

artikel 12

artikel 1.1.10

Naar boven