Onteigening in de gemeente Amsterdam

Besluit van 13 december 2007, no. 07.004055 tot gedeeltelijke goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Amsterdam van 25 april 2007, nummer 81/160, tot onteigening als bedoeld in Titel IV van de onteigeningswet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 13 november 2007, no. DJZ2007110717,

Directie Juridische Zaken, afdeling Algemeen Juridische en Bestuurlijke Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Gelezen de brief van burgemeester en wethouders van Amsterdam van 14 mei 2007.

Gelet op Titel IV van de onteigeningswet, Titel V van de Gemeentewet en Titel 10.2 van de Algemene wet bestuursrecht.

De Raad van State gehoord (advies van 29 november 2007, no. W08.07.0426/IV).

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 10 december 2007, no. DJZ2007122107, Directie Juridische Zaken, afdeling Algemeen Juridische en Bestuurlijke Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Beschikken bij dit besluit over de goedkeuring van het besluit van de raad van de gemeente Amsterdam van 25 april 2007, nummer 81/160, tot onteigening ingevolge artikel 77, eerste lid, aanhef en onder 1°, van de onteigeningswet, ten name van die gemeente, van de bij dat besluit aangewezen percelen, kadastraal bekend gemeente Amsterdam, sectie K, nos. 5495, 5504 en 6330.

Overwegingen

Het raadsbesluit tot onteigening

Ingevolge artikel 77 van de onteigeningswet kan onteigening plaatsvinden onder meer ten behoeve van de uitvoering van een bestemmingsplan. De ter onteigening aangewezen percelen zijn begrepen in het door de raad van de gemeente Amsterdam op 18 oktober 2006, nummer 212B/442, vastgestelde, bestemmingsplan “Overhoeks”. Blijkens het raadsbesluit tot onteigening wenst de raad van de gemeente Amsterdam de daarin bedoelde gronden in eigendom te verkrijgen ter uitvoering van evengenoemd bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan is op 20 maart 2007 door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland geheel goedgekeurd. In verband met het feit, dat ten tijde van het nemen van het raadsbesluit tot onteigening het bestemmingsplan “Overhoeks” nog niet onherroepelijk was goedgekeurd, zijn in het raadsbesluit de opschortende en ontbindende voorwaarden opgenomen ten aanzien van het moment van dagvaarding en het vervallen van het raadsbesluit tot onteigening.

Noodzaak en urgentie

Het bestemmingsplan “Overhoeks” heeft betrekking op het gebied gelegen tussen het IJ, de Buiksloterweg, het Buiksloterkanaal en het Johan van Hasseltkanaal. Het omvat mede het voormalige Shellterrein. In september 2004 is door de gemeente, op basis van het “Projectbesluit Shellterrein” het “Stedenbouwkundig Plan Shellterrein” vastgesteld. Het bestemmingsplan maakt de realisatie van woningen, kantoren en daarbij passende functies op het voormalige Shellterrein mogelijk. Verder zijn er recreatieve bestemmingen langs het Buiksloterkanaal en een uitbreiding van de bebouwing in de tolhuistuin gepland. De te onteigenen percelen liggen allen op het voormalige Shellterrein en zijn bestemd voor “verkeer” (verkeersareaal V1 t/m V3) en voor “gemengde functies” (G1). De gemeente beoogt de op deze percelen gelegen bebouwing te slopen en wil ter plaatse een appartementencomplex realiseren. Een gedeelte van de grond zal voor de aanleg van wegen worden gebruikt. De gemeente wil deze bestemmingen binnen vijf jaar realiseren.

In de wijze van planuitvoering is onder meer inzicht verschaft door middel van de bij voornoemd bestemmingsplan behorende voorschriften met de daarbij behorende toelichting en kaart.

Uit de aan Ons overgelegde stukken en uit het ingestelde onderzoek is gebleken dat de door onteigening te verwerven gronden bezwaarlijk kunnen worden gemist bij de uitvoering van het bestemmingsplan.

Bedenkingen

Het raadsbesluit tot onteigening heeft overeenkomstig artikel 84, eerste lid, van de onteigeningswet, met ingang van 17 mei 2007 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen bij het stadsdeel Amsterdam-Noord. Publicatie daarvan heeft plaatsgevonden op 16 mei 2007. Tegen het raadsbesluit zijn bij Ons geen schriftelijke bedenkingen naar voren gebracht

Ambtshalve overwegingen

Ten aanzien van het perceel met grondplannummer 1 overwegen Wij dat de gemeente dit perceel inmiddels minnelijk heeft verworven en op 4 juli 2007 daarvan eigenaar is geworden. De gemeente wil de onteigening van dit perceel evenwel doorzetten met het oog op de bevrijding van eventuele verborgen, op de grond rustende, rechten.

Ten aanzien van het perceel met grondplannummer 2 overwegen Wij dat de op grond van het bepaalde in artikel 79 van de onteigeningswet te nemen beslissing omtrent de goedkeuring van een raadsbesluit tot onteigening is omgeven met wettelijke waarborgen voor een zorgvuldige belangenafweging. Zo is in artikel 80, eerste lid, van de onteigeningswet bepaald dat afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. In artikel 3:13 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat indien een besluit tot één of meer belanghebbenden is gericht, het bestuursorgaan voorafgaand aan de terinzagelegging het ontwerp aan die belanghebbenden toezendt. Zoals Wij herhaaldelijk hebben overwogen, moet onder de belanghebbende in de administratieve onteigeningsprocedure worden verstaan, degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. In het kader van de onteigeningswet kan dan ook onder een belanghebbende worden verstaan, degene die zakelijke of persoonlijke rechten op de in het onteigeningsplan begrepen gronden kan doen gelden, dan wel uit anderen hoofde door zo een plan als zodanig in zijn belang wordt getroffen. Gelet op artikel 84, derde lid, in samenhang met artikel 3, tweede lid, van de onteigeningswet, moet het er voor worden gehouden dat een huurder die in de tweede volzin van voornoemd artikelonderdeel als derde belanghebbende wordt aangemerkt, in de administratieve onteigeningsprocedure kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Ingevolge artikel 4, tweede lid, van de onteigeningswet wordt de onroerende zaak door onteigening immers bevrijd van alle daarop rustende rechten en plichten. Derhalve is het belang van de huurder rechtstreeks betrokken bij het onteigeningsbesluit. Uit de overgelegde stukken en het ingestelde onderzoek is Ons gebleken dat het perceel met grondplannummer 2 is verhuurd aan een garagebedrijf en een winkel. De gemeenteraad heeft echter verzuimd aan de huurders een ontwerp van het onteigeningsbesluit toe te zenden. Uitgaande van Ons bestendig beleid, dat in de administratieve fase van de onteigeningsprocedure eveneens een breed belanghebbendenbegrip hanteert, dient ten aanzien van die kring van belanghebbenden te worde

n voldaan aan de eis die artikel 3:13 van de Awb stelt. Deze verplichting dient in het stelsel van de toepasselijke bepalingen van de Awb en de onteigeningswet te worden gezien als een inspanningsverplichting voor de onteigenende partij. In die gevallen dat van deze redelijkerwijze niet verwacht mag worden dat zij op de hoogte kan zijn van het bestaan van alle belanghebbenden bij een besluit tot onteigening, geldt dat die niet te kennen belanghebbenden door de algemene kennisgeving als bedoeld in artikel 3:12 van de Awb op de hoogte kunnen zijn van de voorgenomen onteigening. De inspanningsverplichting die in deze op de onteigenende partij rust kan, behalve door onderzoek ter plaatse, worden ingevuld door raadpleging van de gemeentelijke basisadministratie en, waar het bedrijven betreft, het Handelsregister.

Nu de gemeente de huurders geen ontwerp van het besluit tot onteigening heeft toegezonden is niet voldaan aan het bepaalde in artikel 80 van de onteigeningswet en afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht en dient aan de onteigening van voornoemd perceel dan ook de goedkeuring te worden onthouden.

Ten aanzien van het perceel met grondplannummer 3 overwegen Wij dat uit het onderzoek en de overgelegde stukken is gebleken dat er mondeling overeenstemming is bereikt met de vertegenwoordiger van de eigenaar over de verkoop van dit perceel aan de gemeente Amsterdam. Op 27 juli 2006 is een bevestigingsbrief opgesteld, in samenspraak met de vertegenwoordiger van de eigenaar, met het verzoek deze voor akkoord terug te sturen. Op deze brief is een reactie van de eigenaar uitgebleven. Op 27 juni 2007 is opnieuw een brief opgesteld met daarin het verzoek de bevestigingsbrief van 27 juli 2006 te ondertekenen en op te sturen. In de brief van 21 juni 2007 wordt gerefereerd aan een gesprek dat op 23 april 2007 tussen de gemeente, de eigenaar en zijn vertegenwoordiger heeft plaatsgevonden. In dit gesprek is andermaal door de eigenaar bevestigd dat hij, na nog een gesprek met zijn accountant, de bevestigingsbrief zou ondertekenen en retourneren. Ook op deze brief is tot op heden een reactie uitgebleven. Door de eigenaar zijn geen zienswijzen en bedenkingen tegen het raadsbesluit tot onteigening ingediend. Op grond van het voorgaande hebben Wij geen redenen te twijfelen aan de door de gemeente beweerdelijk tot stand gekomen minnelijke overeenstemming over de koop van het perceel met grondplannummer 3. Gezien het tot nu toe uitblijven van de schriftelijke bevestiging van de minnelijke overeenstemming van de zijde van de eigenaar van de grond overwegen Wij dat de gemeente teneinde op een redelijk tijdstip tot uitvoering van het onderwerpelijke bestemmingsplan te kunnen overgaan, in beginsel tot onteigening van de desbetreffende grond heeft kunnen besluiten.

Ten aanzien van de in het onteigeningsplan opgenomen percelen met de grondplannummers 1 en 3 moet het in belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Amsterdam worden geacht, dat zij de eigendom van de onderwerpelijke percelen verkrijgt. Er bestaan voor het overige geen termen aan genoemd raadsbesluit de goedkeuring te onthouden.

Beslissing

Wij hebben goedgevonden en verstaan:

het besluit van de raad van de gemeente Amsterdam van 25 april 2007, nummer 81/160, goed te keuren, behalve voor zover het strekt tot onteigening van het perceel kadastraal bekend gemeente Amsterdam, sectie K, nummer 5504, aan welk gedeelte van het raadsbesluit de goedkeuring wordt onthouden.

Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is belast met de uitvoering van dit besluit, dat met het raadsbesluit in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

’s-Gravenhage, 13 december 2007.
Beatrix.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,J.M. Cramer.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,G. Terhorst.

Raadsbesluit

Vaststelling onteigeningsplan Overhoeks

De Gemeenteraad van Amsterdam,

Gezien de voordracht van Burgemeester en Wethouders van 13 februari 2007;

Gelet op het bepaalde in de Onteigeningswet en de Algemene wet bestuursrecht (Gemeenteblad afd. 1, nr. 160);

Besluit:

1. de in de voordracht vermeldde adres-santen in hun zienswijze te ontvangen en deze ongegrond te verklaren;

2. tot onteigening ten name van de gemeente Amsterdam ingevolge artikel 77, lid 1, onder 1e, van de Onteigeningswet van de eigendommen, begrepen in het bestemmingsplan Overhoeks, op de bij dit besluit behorende grondplankaart met zwarte lijnarcering aangeduid en vermeld in de bij dit besluit behorende lijst (onteigeningsplan Overhoeks/Grasweg);

3. te bepalen, dat niet tot dagvaarding van de rechthebbenden zal worden overgegaan voordat onherroepelijk is beslist over het bestemmingsplan Overhoeks en dat het raadsbesluit tot onteigening vervalt, voor zover in hoogste instantie goedkeuring aan het bestemmingsplan wordt onthouden;

4. alle noodzakelijke stappen te doen, zowel in eerste aanleg als daarna een zowel als eisende als verwerende partij, om langs gerechtelijke weg de onteigening te verkrijgen van de onder II bedoelde eigendommen, nadat en voor zover de benodigde Koninklijke goedkeuring als bedoeld in artikel 80, lid 3, van de Onteigeningswet is verkregen.

Aldus besloten door de Gemeenteraad voornoemd in zijn vergadering op 25 april 2007.

De voorzitter.

De raadsgriffier.

Grond plan nummer

Te onteigenen grootte

van het perceel, bij het kadaster bekend

    

Als

Ter grootte van

Sectie en nummer

ten name van

 

ha

a

ca

 

ha

a

ca

  
    

gemeente Amsterdam

1

 

4

75

bedrijvigheid (kantoor)

 

4

75

K 5495

1/1 Verwillegen , Hendrik te Amsterdam g.m. Kleef van , Hendrika te Amsterdam

          

2

 

11

81

bedrijvigheid (kantoor)

 

11

81

K 5504

1/1 Rappange , Helena te Oostzaan

    

terrein (industrie)

    

g.m. Faas , Simon te Oostzaan

          

3

 

6

-

bijzondere objecten

 

6

-

K 6330

1/1 Eigendom belast met recht van erfpacht:

         

De Gemeente Amsterdam

         

1/1 Recht van erfpacht:

         

Gillebaard , Jan te Abcoude

         

g.m. Veen van , Ingrid Catharina te Abcoude

Naar boven