Convenant inzake informatie-uitwisseling tussen de Belastingdienst en de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit

De directeur-generaal Belastingdienst en de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit,

Overwegende:

dat de Minister van Economische Zaken op 3 december 2004, mede naar aanleiding van een advies van de Raad van State, de Tweede Kamer der Staten-Generaal per brief heeft ingelicht over de wijze waarop het kabinet vorm gaat geven aan informatie-uitwisseling tussen de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: NMa) en de Belastingdienst (Kamerstukken II, 2004-2005, 28 244, nr. 87);

dat in deze brief is aangekondigd dat de NMa en de Belastingdienst verdere afspraken zullen maken over de wijze waarop zij in de toekomst in de praktijk invulling zullen geven aan de informatie-uitwisseling en dat de onderhavige afspraken hiertoe dienen;

dat van de kant van de NMa de onderhavige afspraken uitsluitend betrekking hebben op informatie waarover de NMa beschikt op basis van de Mededingingswet (hierna: Mw);

dat onderhavige afspraken mede ten doel hebben aan ondernemingen op voorhand duidelijkheid te verschaffen over de gevallen waarin van hen afkomstige informatie door de Belastingdienst kan worden verstrekt aan de NMa en omgekeerd door de NMa kan worden verstrekt aan de Belastingdienst;

Komen het volgende overeen:

Paragraaf I. Uitwisseling van informatie

Artikel 1

Informatie die de NMa op basis van de Mw heeft verkregen zal de NMa, uitsluitend op verzoek, aan de Belastingdienst verstrekken, tenzij dit een effectieve uitvoering van haar taken in de weg staat. In dat laatste geval zullen de NMa en de Belastingdienst in overleg treden teneinde een belangenafweging te maken op basis van artikel 55, tweede lid, Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: Awr). Overeenkomstig het advies van de Raad van State zal hierbij enerzijds het belang van de Belastingdienst om tot een juiste belastingheffing te komen en anderzijds het belang van de NMa om effectief mededingingstoezicht te houden tegen elkaar worden afgewogen.

Artikel 2

In aanvulling op artikel 1 geldt dat informatie die door de NMa is verkregen in het kader van de Richtsnoeren Clementietoezegging1 uitsluitend door de Belastingdienst zal worden gevraagd indien de zogenoemde inkeerregeling (zie artikel 67n Awr en paragraaf 28, derde lid, van het Besluit bestuurlijke boeten Belastingdienst 1998) van toepassing is op degene over wie de informatie wordt verstrekt. Voorafgaande aan de verstrekking aan de Belastingdienst zal degene van wie de informatie afkomstig is daarover door de NMa worden geïnformeerd, tenzij het belang van door de Belastingdienst of de NMa te verrichten onderzoek zich daartegen verzet.

Artikel 3

Informatie die zich bij de Belastingdienst bevindt zal door de Belastingdienst - op basis van het Voorschrift informatieverstrekking 1993 dan wel de Uitvoeringsregeling bij artikel 67 van de Awr - aan de NMa worden verstrekt ten behoeve van de uitvoering van de Mw. De NMa kan hiertoe algemene en individuele (zaakspecifieke) verzoeken doen.

De Belastingdienst kan ook ongevraagd informatie aan de NMa verstrekken ten behoeve van de uitvoering van de Mw.

Artikel 4

Bij het verstrekken van informatie aan de Belastingdienst neemt de NMa de beperkingen in acht die voortvloeien uit artikel 28 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van de Europese Unie (PbEG 2003 L1/1).

Artikel 5

Per geval wordt bekeken op welke wijze informatie-uitwisseling tussen de NMa en de Belastingdienst plaatsvindt. Afhankelijk van het concrete geval zal inzage in de documenten worden gegeven of zullen kopieën van documenten worden verstrekt.

Artikel 6

De NMa en de Belastingdienst zullen een contactpersoon binnen de organisatie aanwijzen die als aanspreekpunt fungeert bij de informatie-uitwisseling op basis van dit convenant. Indien tussen de contactpersonen een geschil ontstaat over de wijze van nakoming van dit convenant, dan treden de Raad van Bestuur van de NMa en de directeur-generaal Belastingdienst met elkaar in overleg. Wanneer dit overleg niet tot een oplossing leidt, volgt overleg tussen de betrokken bewindslieden en eventueel voorlegging aan de ministerraad.

Paragraaf II. Gebruikmaking en openbaarmaking van informatie

Artikel 7

Zowel de NMa als de Belastingdienst zijn op grond van de artikelen 160 en 162, eerste lid, Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) verplicht aangifte te doen van de daar genoemde misdrijven bij een opsporingsambtenaar respectievelijk een Officier van Justitie. Zowel de NMa als de Belastingdienst zijn op grond van artikel 162, tweede lid, Sv verplicht desgevraagd aan de Officier van Justitie inlichtingen te verstrekken omtrent strafbare feiten met de opsporing waarvan zij niet zijn belast en waar zij kennis van hebben genomen bij de uitvoering van hun taak. De Belastingdienst doet op grond van de aangiftebevoegdheid van een ieder ex artikel 161 Sv in ieder geval aangifte van de in het Voorschrift informatieverstrekking 1993 opgesomde strafbare feiten. De Belastingdienst zal de NMa op de hoogte stellen indien hij informatie die afkomstig is van de NMa doorzendt naar het OM en daarbij aangeven welke informatie het betreft.

Artikel 8

De NMa en de Belastingdienst stellen elkaar op de hoogte voordat zij informatie die zij van elkaar hebben verkregen naar buiten brengen.

Artikel 9

Wanneer het eigen onderzoek daardoor gevaar zou kunnen lopen, kan de NMa of de Belastingdienst gemotiveerd verzoeken dat de Belastingdienst respectievelijk de NMa de van de ander verkregen informatie (tijdelijk) niet gebruikt. Indien de NMa respectievelijk de Belastingdienst voornemens is het verzoek niet in te willigen treden de Belastingdienst en de NMa met elkaar in overleg.

Paragraaf III. Bespreking, aanpassing of aanvulling convenant

Artikel 10

Dit convenant kan in onderling overleg worden aangepast of aangevuld. In beginsel zullen de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit en de directeur-generaal Belastingdienst jaarlijks de werking van het convenant bespreken, waarbij onder meer aan de orde zal komen tot welke concrete resultaten de uitwisseling van informatie heeft geleid.

Paragraaf IV. Inwerkingtreding en publicatie

Artikel 12

Dit convenant treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 13

Dit convenant wordt aangehaald als: Convenant inzake informatie-uitwisseling tussen de Belastingdienst en de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit.

Dit convenant zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 14 juni 2007.
De Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit,
namens deze:
P. Kalbfleisch,
voorzitter Raad van Bestuur.
De Belastingdienst,
J. Thunnissen,
directeur-generaal Belastingdienst.

1 Stcrt. 2002, 122, laatstelijk gewijzigd in Stcrt. 2006, 63.

Toelichting

Algemeen

De Minister van Economische Zaken heeft op 3 december 2004, mede naar aanleiding van een advies van de Raad van State, de Tweede Kamer der Staten-Generaal per brief ingelicht over de wijze waarop het kabinet vorm gaat geven aan informatie-uitwisseling tussen de NMa en de Belastingdienst (Kamerstukken II, 2004-2005, 28 244, nr. 87). Zoals ook de Raad van State overweegt, verplicht artikel 55, eerste lid, Awr alle overheidsinstanties om (kosteloos) alle gegevens en inlichtingen te verschaffen die door de inspecteur ter uitvoering van de belastingwet worden gevraagd. Bij de totstandkoming van deze bepaling is uitdrukkelijk overwogen dat deze bepaling een specifieke verplichting oplegt tot het verstrekken van informatie ten behoeve van de belastingheffing, welke verplichting geheimhoudingsbepalingen in andere wetten doorbreekt. Dit geldt zowel voor specifieke geheimhoudingsverplichtingen van eerdere als van latere datum, tenzij daarvan in de specifieke wet uitdrukkelijk wordt afgeweken. Bij de totstandkoming van de Mw is dat laatste niet gebeurd. Dat betekent dat de NMa verplicht is op verzoek gegevens en inlichtingen aan de inspecteur te verstrekken, tenzij op grond van artikel 55, tweede lid, Awr een ontheffing wordt verleend.

Het tweede lid van artikel 55 Awr maakt het mogelijk dat de Minister van Financiën, op schriftelijk verzoek, ontheffing verleent van de verplichting van artikel 55, eerste lid, Awr. Deze mogelijkheid is blijkens de parlementaire geschiedenis van artikel 55 Awr mede bedoeld voor een situatie als waarin de NMa zich bevindt, namelijk, waarin een overheidsinstelling voor de uitvoering van haar beleid bedrijfsgegevens van ondernemers nodig heeft en deze ondernemers geen medewerking aan de verstrekking van de bedrijfsgegevens willen verlenen, omdat zij rekening houden met de mogelijkheid dat verstrekte bedrijfsgegevens via de betrokken overheidsinstelling bij de Belastingdienst terechtkomen. In dit convenant wordt vastgelegd in welke gevallen al dan niet informatie-uitwisseling tussen de NMa en de Belastingdienst zal plaatsvinden, zodat naar verwachting slechts bij uitzondering de formele procedure van artikel 55, tweede lid, Awr gevolgd zal behoeven te worden. De Tweede Kamer der Staten-Generaal zal worden geïnformeerd over toepassing van de formele procedure van artikel 55, tweede lid, Awr.

Onderhavige afspraken hebben tot gevolg dat degene die gebruik maakt van de Richtsnoeren Clementietoezegging er op kan vertrouwen dat bij doorzending van de informatie aan de Belastingdienst de inkeerregeling van toepassing is.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2

De inkeerregeling is van toepassing wanneer informatie door een specifieke belastingplichtige wordt verstrekt voordat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de Belastingdienst met de informatie bekend is of bekend zal worden. Het van toepassing zijn van de inkeerregeling houdt in dat geen zogenoemde vergrijpboete zal worden opgelegd.

Artikel 4

De beperkingen die voortvloeien uit artikel 28 van Verordening (EG) nr. 1/2003 zien op informatie die door de NMa is verkregen via het netwerk van nationale mededingingsautoriteiten en/of de Europese Commissie. Het tweede lid van dat artikel bepaalt dat deze informatie alleen gebruikt mag worden voor het doel waarvoor ze is ingewonnen, dat wil zeggen voor toezichts- en handhavingsactiviteiten op grond van de artikelen 81 en 82 van het EG-Verdrag en de artikelen 6 en 24 van de Mededingingswet.

Artikel 6

De aan te wijzen contactpersoon zal in de praktijk zorgdragen voor de informatie-uitwisseling conform de onderhavige afspraken. Dit betekent dat verzoeken tot informatie-uitwisseling gericht moeten worden aan de contactpersoon en dat deze contactpersoon toeziet op de afhandeling daarvan. In het geval dat een geschil tussen de contactpersonen niet wordt opgelost, volgt de formele procedure van artikel 55, tweede lid, Awr.

Artikel 7

Onder de strafbare feiten waarvan de Belastingdienst aangifte doet bij het OM op basis van artikel 161 Sv vallen vermogensdelicten (diefstal, oplichting, verduistering, heling etc.), delicten die een bedreiging vormen voor de (geestelijke) volksgezondheid en een bedrijfsmatig karakter dragen, bijvoorbeeld kinderporno, hennepkwekerij en handel in harddrugs. Voorts vallen hieronder paspoortfraude, het aannemen of betalen van steekpenningen en misdrijven waarvoor de belastingplichtige door de Nederlandse strafrechter kan worden veroordeeld en waarvoor een aftrekpost is opgevoerd.

Artikelen 8 en 9

Deze artikelen dienen ertoe te voorkomen dat schade wordt toegebracht aan nog lopend onderzoek of dat dit onderzoek wordt belemmerd doordat de andere overheidsinstantie bepaalde informatie naar buiten brengt, bijvoorbeeld door de onder toezicht gestelde te confronteren met deze informatie. Het voornemen tot het naar buiten brengen van informatie moet derhalve op een dusdanig moment kenbaar worden gemaakt dat nog overleg mogelijk is indien de informatieverstrekking door de andere partij - de NMa of de Belastingdienst - ongewenst wordt geacht. Uiteraard speelt deze mogelijke wens tot geheimhouding ook een rol bij het informeren door de NMa van betrokkene inzake het voornemen informatie te verstrekken aan de Belastingdienst (artikel 2).

Naar boven