Bestuursreglement Gerechtshof te Amsterdam

Gelet op artikel 19 eerste lid Wet op de rechterlijke organisatie, besluit het bestuur van de het gerechtshof te Amsterdam het navolgend reglement vast te stellen.

Hoofdstuk 1. Organisatie gerecht

Artikel 1. Onderdelen organisatie gerecht

Het gerechtshof kent in ieder geval de volgende onderdelen:

a. het bestuur;

b. het bestuursbureau;

c. de sector belastingrecht met inbegrip van de Douanekamer;

d. de sector handelsrecht met inbegrip van de Ondernemingskamer;

e. de sector familierecht;

f. de sector strafrecht, met inbegrip van de 2e en 4e meervoudige economische strafkamer;

g. de hofvergadering;

h. de stafdiensten, hierna te noemen bedrijfsbureau.

Hoofdstuk 2. Bestuur

Artikel 2.1 Werkwijze bestuur

1. Het bestuur komt ten minste twaalf maal per jaar bijeen.

2. Het bestuur komt in ieder geval bijeen:

a. voor de bespreking en vaststelling van het bestuursreglement, bedoeld in artikel 19 eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie;

b. voor de bespreking en vaststelling van de klachtenregeling, bedoeld in artikel 26 eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie;

c. voor de bespreking en vaststelling van de jaarstukken, bedoeld in artikel 31 eerste lid, en artikel 35 eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie;

d. voor de bespreking en vaststelling van gerechtsbrede beleidsstukken;

e. op verzoek van de president, of

f. op verzoek van ten minste twee leden van het bestuur.

3. Het bestuur komt tweemaal per jaar bijeen voor het evalueren van zijn werkwijze. Artikel 2.2 derde en vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

4. Het bestuur vergadert volgens een tevoren vastgesteld schema. De president doet daartoe een voorstel.

5. Een bijeenkomst als bedoeld in tweede lid, onderdeel f, wordt binnen veertien dagen gehouden nadat het verzoek bij de president is binnengekomen.

6. Het bijeenroepen geschiedt door een schriftelijke kennisgeving aan de leden van het bestuur.

Artikel 2.2 Agenda en verslag

1. De president is verantwoordelijk voor het opstellen van een agenda voor elke bijeenkomst. De agenda wordt tijdens de bijeenkomst vastgesteld. De president plaatst in ieder geval op de agenda:

a. de door een lid van het bestuur opgegeven onderwerpen;

b. het verslag van de vorige bijeenkomst.

2. De president is verantwoordelijk voor de verzending van de schriftelijke kennisgeving, bedoeld in artikel 2.1, zesde lid, de agenda en eventuele overige stukken aan de leden van het bestuur. Dit gebeurt in beginsel voor het weekeinde voorafgaand aan de bijeenkomst; in ieder geval twee werkdagen daaraan voorafgaand. De agenda wordt tegelijkertijd openbaar gemaakt.

3. De president is verantwoordelijk voor het opstellen van een verslag zo spoedig mogelijk na een bijeenkomst. Het bestuur kan besluiten dat beraadslagingen of besluiten over een of meerdere onderwerpen in het niet openbaar te maken gedeelte van het verslag worden opgenomen.

4. Het verslag, bedoeld in het derde lid, wordt in de eerstvolgende bijeenkomst vastgesteld en vervolgens openbaar gemaakt.

Artikel 2.3 Orde

1. Besluiten kunnen slechts worden genomen in een bijeenkomst waarin ten minste de helft van het aantal leden van het bestuur aanwezig is.

2. Een bijeenkomst wordt voorgezeten door de president.

3. Indien de president afwezig is, zit een ander lid van het bestuur de bijeenkomst voor. Dit lid wordt door de president of, indien deze daartoe niet in staat is, door het bestuur aangewezen.

4. De voorzitter van de bijeenkomst kan de vergadering schorsen.

5. De voorzitter van de bijeenkomst bepaalt de duur van de schorsing en het moment van hervatten van de bijeenkomst.

Artikel 2.4 Besluitvorming

1. Het bestuur beslist bij meerderheid van stemmen. Indien de stemmen staken geeft de stem van de president de doorslag.

2. Een lid van het bestuur kan zijn stem alleen tijdens een bijeenkomst uitbrengen.

3. Blanco stemmen worden beschouwd als niet uitgebrachte stemmen.

4. De president is verantwoordelijk voor het opnemen van een besluitenlijst in het verslag, bedoeld in artikel 2.2, derde lid.

Artikel 2.5 Besluitvorming buiten bijeenkomst

1. In door de president te bepalen gevallen kan buiten een bijeenkomst een besluit worden genomen.

2. In de in het vorige lid bedoelde gevallen wordt alle leden van het bestuur een schriftelijk voorstel daartoe, voorzien van een motivering, voorgelegd.

3. Indien geen van de bestuursleden te kennen geeft dat hij het voorstel op de agenda van de eerstvolgende bijeenkomst geplaatst wil hebben, neemt de president namens het bestuur het betreffende besluit.

4. Het besluit wordt opgenomen in de besluitenlijst van de eerstvolgende bijeenkomst.

Artikel 2.6 Onverwijlde besluitvorming

1. Indien door ontstentenis het in artikel 2.3, eerste lid, bedoelde aantal leden niet aanwezig is en besluitvorming onverwijld gewenst is, is de president gemachtigd te beslissen. Hij doet dit in overeenstemming met de leden van het bestuur die wel aanwezig zijn.

2. De besluitvorming, bedoeld in het eerste lid, is niet toepasbaar op de in artikel 2.1, tweede lid, onder a tot en met d, genoemde onderwerpen.

3. Over de besluiten, bedoeld in het eerste lid, licht de president terstond de andere leden van het bestuur in. De besluiten worden geagendeerd voor de eerstvolgende bijeenkomst.

Artikel 2.7 Mandatering aan bestuursleden

1. Het bestuur stelt bij regeling de mandatering van bevoegdheden vast. Het bestuur staat toe dat ondermandaat wordt verleend.

2. Ingeval van de in de mandateringsregeling opgenomen bevoegdheden van het bestuur, en in overige voorkomende gevallen, kan het bestuur aan één van de leden van het bestuur de bevoegdheid verlenen om in naam van het bestuur besluiten te nemen. Het bestuur staat niet toe dat in deze gevallen ondermandaat wordt verleend. Het bestuur kan besluiten dat de gemandateerde van het door hem in naam van het bestuur genomen besluit in de eerstvolgende bijeenkomst mededeling doet. Dat besluit wordt in de besluitenlijst opgenomen.

Artikel 2.8 Mandatering aan een bestuur van een ander gerecht

1. Zolang een ander gerecht zaken van het Amsterdamse gerechtshof behandelt, terwijl leden van dat gerecht als plaatsvervangend raadsheren van het Amsterdamse hof optreden, kan het bestuur in voorkomende gevallen aan het bestuur van dat andere gerecht de bevoegdheid verlenen om in naam van het bestuur besluiten te nemen, die verband houden met de behandeling van zaken van het Amsterdamse gerechtshof. Het bestuur staat niet toe dat ondermandaat wordt verleend.

2. De gemandateerde doet van het door hem in naam van het bestuur van het gerechtshof te Amsterdam genomen besluit zo spoedig mogelijk mededeling aan het bestuur van het gerechtshof te Amsterdam. Dat besluit wordt in de besluitenlijst van de eerstvolgende bijeenkomst opgenomen.

Artikel 2.9 Uitgaande stukken

Namens het gerechtshof uitgaande stukken, niet zijnde processtukken en correspondentie die op gerechtelijke procedures betrekking heeft, worden door de president dan wel het meest betrokken lid van het bestuur ondertekend.

Artikel 2.10 Vervanging bestuursleden

1. Een lid van het bestuur dat niet in staat is aan de werkzaamheden van het bestuur deel te nemen kan na overleg met hem worden vervangen door:

a. een van tevoren door het bestuur aangewezen rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast, indien het de president is;

b. een van tevoren door het bestuur aangewezen rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast uit dezelfde sector, indien het een sectorvoorzitter is;

c. een van tevoren door het bestuur aangewezen gerechtsambtenaar, indien het de directeur bedrijfsvoering is.

2. Indien zowel het bestuurslid als zijn vervanger is verhinderd deel te nemen aan een bestuursvergadering, kan door één van hen een rechterlijk ambtenaar onderscheidenlijk gerechtsambtenaar als vervanger naar de bestuursvergadering worden afgevaardigd.

3. Een vervanger als bedoeld in de vorige leden heeft dezelfde rechten als het lid dat hij vervangt. Hij ontvangt een vervangingstoelage indien de werkzaamheden langer dan dertig dagen duren.

4. De vervanging eindigt:

a. als het betreffende lid zijn plaats in het bestuur weer inneemt;

b. als de vervanger hierom schriftelijk het bestuur verzoekt;

c. als het bestuurslidmaatschap van het betreffende lid eindigt.

5. Voor beëdigingen als bedoeld in artikel 9a van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren wordt de president in geval van verhindering vervangen door zijn vervanger of door een sectorvoorzitter of een voorzitter van een meervoudige of enkelvoudige kamer.

Artikel 2.10 Toewijzing aandachtsgebieden

1. Het bestuur kan op voorstel van de president aandachtsgebieden toewijzen aan de leden van het bestuur.

2. Het bestuur verbindt een termijn aan de toewijzing, bedoeld in het eerste lid.

Hoofdstuk 3. Bestuursbureau en bedrijfsbureau

Artikel 3.1 Bestuursbureau

1. Het bestuur doet zich bijstaan door een bestuursbureau.

2. Dit bestuursbureau is tevens belast met het adviseren en ondersteunen van de leidinggevenden, de sectoren en overige onderdelen van de organisatie.

3. De directeur bedrijfsvoering heeft de leiding over het bestuursbureau. Binnen de kaders door het Bestuur gesteld heeft hij binnen het bestuursbureau de bevoegdheden, bedoeld in artikel 4.1, derde lid.

Artikel 3.2 Bedrijfsbureau

1. Het gerechtshof heeft een Bedrijfsbureau.

2. Het hoofd bedrijfsbureau heeft hierover de leiding.

3. Het bestuur wijst uit zijn midden een lid aan die namens het bestuur de verantwoording afneemt van het hoofd bedrijfsbureau over het functioneren van het bedrijfsbureau.

Hoofdstuk 4. Sectoren

Artikel 4.1 Sectorvoorzitter

1. De sectorvoorzitter is belast met de dagelijkse leiding van de sector.

2. De sectorvoorzitter bevordert de kwaliteit van het primaire proces binnen zijn sector.

3. Binnen de kaders door het bestuur gesteld heeft de sectorvoorzitter binnen de sector bevoegdheden ten aanzien van:

a. personeelsaangelegenheden, waaronder in ieder geval:

1. het doen van een voorstel voor benoeming tot raadsheer van personen, die binnen zijn sector zijn opgeleid, alsmede aanstelling van gerechtsambtenaren;

2. het voeren van evaluatiegesprekken met rechterlijke ambtenaren;

3. het voeren van functioneringsgesprekken met gerechtsambtenaren;

4. het voeren van een loopbaanbeleid;

b. budgetbeheer;

c. automatisering en bestuurlijke informatievoorziening;

d. bestuurlijk-organisatorische werkwijze;

e. huisvesting en beveiliging;

f. professionalisering.

4. De sectorvoorzitter bevordert binnen de sector werkoverleg.

Artikel 4.2 Sectorvergadering (bestaande uit het gehele personeel van de sector, dus inclusief al het ondersteunend personeel)

1. De sectorvergadering komt bijeen volgens een tevoren vastgesteld schema. De sectorvoorzitter doet daartoe een voorstel.

2. De sectorvergadering komt in ieder geval bijeen:

a. voor het bespreken van een reglement als bedoeld in het derde lid;

b. voor het bespreken van een advies als bedoeld in artikel 28 van de Wet op de rechterlijke organisatie;

c. voor het bespreken van een sectorjaarplan;

d. op verzoek van de sectorvoorzitter, of

e. op verzoek van ten minste een kwart van de bij de sector werkzame rechterlijke ambtenaren en gerechtsambtenaren.

3. De sectorvergadering kan bij reglement nadere regels vaststellen met betrekking tot in ieder geval de:

a. wijze van bijeenkomen;

b. wijze van besluitvorming.

Artikel 4.3 Vorming van kamers en verdeling van zaken over de sectoren

1. Het bestuur stelt een Reglement orde van dienst vast, waarin is geregeld de:

a. verdeling van zaken over de sectoren;

b. vorming van enkelvoudige en meervoudige kamers, waaronder in ieder geval de kamers bedoeld in afdeling 4 van hoofdstuk 2 van de Wet op de rechterlijke organisatie;

c. aanwijzing van de zaken die in de hoofdplaats en nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen worden behandeld.

2. Alvorens het reglement, bedoeld in het eerste lid, vast te stellen, wint het bestuur het advies in van de:

a. ondernemingsraad;

b. hofvergadering, voor zover het de juridische kwaliteit en de uniforme rechtstoepassing betreft.

3. Het reglement, bedoeld in het eerste lid, wordt gepubliceerd in de Staatscourant. Het reglement wordt door het bestuur voor een ieder ter inzage gelegd.

4. Het bestuur stelt jaarlijks de bezetting van de sectoren vast. Indien noodzakelijk kan het bestuur de vastgestelde bezetting tussentijds wijzigen.

Hoofdstuk 5. Hofvergadering

Artikel 5.1 Hofvergadering

1. De hofvergadering komt ten minste tweemaal per jaar bijeen.

2. De hofvergadering komt in ieder geval bijeen:

a. voor het opstellen van een advies als bedoeld in artikel 28 van de Wet op de rechterlijke organisatie;

b. op verzoek van de president, of

c. op verzoek van ten minste een kwart van de gezamenlijke bij het gerecht werkzame rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast en rechterlijke ambtenaren in opleiding.

3. Het bijeenroepen geschiedt door een schriftelijke kennisgeving van de president. Hij doet dit ten minste zeven dagen voorafgaand aan de

bijeenkomst.

4. Een bijeenkomst als bedoeld in tweede lid, onderdeel c, wordt binnen veertien dagen gehouden nadat het verzoek bij de president is binnengekomen.

5. De artikelen 2.3 en 2.4 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:

a. de hofvergadering bij meerderheid van stemmen beslist;

b. een rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast en een rechterlijk ambtenaar in opleiding hun stem alleen tijdens een bijeenkomst kunnen uitbrengen;

c. de president verantwoordelijk is voor het opstellen van een verslag zo spoedig mogelijk na een bijeenkomst. Het verslag wordt in de eerstvolgende bijeenkomst vastgesteld.

Hoofdstuk 6. Benoeming

Artikel 6.1 Benoeming rechters

1. Het bestuur is verantwoordelijk voor het opstellen van een lijst van aanbeveling voor de benoeming van rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast. Het bestuur stelt hiervoor een procedure vast, waarin in ieder geval de samenstelling van de selectieadviescommissie is geregeld.

2. Het bestuur ziet toe op de naleving van artikel 1e, derde lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren

Artikel 6.2 Benoeming bestuursleden

Het bestuur stelt een procedure vast voor het bepalen van zijn standpunt inzake de benoeming van een lid van het bestuur. In de procedure is in ieder geval geregeld, dat:

a. de betreffende sectorvergadering gehoord wordt, indien de opengevallen plaats in het bestuur een sectorvoorzitter betreft,

b. de gerechtsambtenaren werkzaam bij het bestuursbureau alsmede het hoofd bedrijfsbureau gehoord worden, indien de opengevallen plaats in het bestuur de directeur bedrijfsvoering betreft.

Hoofdstuk 7. Planning en control

Artikel 7.1 Planning

Het bestuur is verantwoordelijk voor de planning, bedoeld in paragraaf 2.2.3 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Het bestuur stelt hiervoor een procedure vast, waarin in ieder geval is geregeld:

a. de totstandkoming van het jaarplan, inclusief het meerjarenplan, bedoeld in 31 eerste lid van de Wet op de rechterlijke organisatie;

b. de totstandkoming van het jaarverslag, bedoeld in artikel 35 eerste lid van de Wet op de rechterlijke organisatie;

c. de wijze van informatieverschaffing door de verschillende onderdelen van de organisatie;

d. de wijze van behandeling van de stukken, genoemd in het eerste en tweede lid, door het bestuur;

e. de presentatie van de stukken, genoemd in het eerste en tweede lid.

Artikel 7.2 Control

1. Het bestuur is verantwoordelijk voor het laten plaatsvinden van control. Het bestuur stelt hiervoor een procedure vast, waarin in ieder geval is geregeld:

a. wat onderwerp van control kan zijn;

b. in welke vorm de control plaatsvindt;

c. wie gerechtigd is tot de opdrachtverlening;

d. wat de resultaten van control kunnen zijn;

e. hoe de resultaten worden bekendgemaakt.

2. Het bestuur stelt een gerechtsambtenaar aan die onder de verantwoordelijkheid van het bestuur wordt belast met de control. De gerechtsambtenaar neemt daarbij artikel 23 tweede lid van de Wet op de rechterlijke organisatie in acht.

3. De gerechtsambtenaar, genoemd in het tweede lid, functioneert zonder last of ruggenspraak en kan het bestuur rechtstreeks adviseren.

Hoofdstuk 8. Vaststellings- en wijzigingsprocedure

Artikel 8.1 Wijziging reglement

1. Een voorstel tot wijziging van dit reglement kan worden gedaan door een lid van het bestuur.

2. In afwijking van artikel 2.4, eerste lid, wordt een wijziging als bedoeld in het eerste lid genomen met tweederde meerderheid.

8.2 Inwerkingtreding reglement

1. Dit reglement is in werking getreden op 18 december 2001.

2. Dit reglement is gewijzigd op 21 juni 2005.

3. Dit reglement wordt na vaststelling en instemming van de Raad voor de rechtspraak gepubliceerd in de Staatscourant.

Vastgesteld door het bestuur van het gerechtshof te Amsterdam, 1 februari 2006,
namens deze,
De President,
N.A.M. Schipper.

Naar boven