Convenant Kerncentrale Borssele

Extra impulsen voor de transitie naar een duurzame energiehuishouding in samenhang met het langer openhouden van de kerncentrale in Borssele

Partijen:

1. De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de heer P.L.B.A. van Geel, en de Minister van Economische Zaken, de heer L.J. Brinkhorst, mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de heer H.A.L. van Hoof, handelend in hun hoedanigheid van bestuursorgaan en in hun hoedanigheid van vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden, hierna tezamen te noemen: ‘de Rijksoverheid’;

en

2. N.V. Elektriciteits Produktiemaatschappij Zuid-Nederland EPZ, statutair gevestigd te Borssele, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar directeur de heer J.W.M. Bongers, hierna te noemen ‘EPZ’;

3. Essent Energie B.V., statutair gevestigd te ‘s-Hertogenbosch, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar directrice Essent Nederland B.V., welke vennootschap te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd wordt door de voorzitter van de raad van bestuur de heer M.A.M. Boersma, hierna te noemen ‘Essent’;

4. Delta Energy B.V., statutair gevestigd te Middelburg, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar directeur Delta N.V., welke vennootschap te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd wordt door de voorzitter van de raad van bestuur de heer P.G. Boerma, hierna te noemen ‘Delta’;

in aanmerking nemende dat:

1. aan EPZ op grond van de Kernenergiewet een vergunning1 voor onbepaalde tijd is verleend voor het in werking hebben van de kerncentrale Borssele (KCB);

2. Delta en Essent ieder vijftig procent van de aandelen in EPZ houden;

3. Delta en Essent voorts tollers zijn van de KCB, inhoudende dat zij in gelijke delen afnemer zijn van de gehele elektriciteitsproductie van de KCB waarvoor zij een tolling prijs betalen;

4. in het Hoofdlijnenakkoord van het kabinet Balkenende II (Hoofdlijnenakkoord) is vastgelegd dat ‘de kerncentrale Borssele zal worden gesloten wanneer de technische ontwerplevensduur (ultimo 2013) geëindigd is’;

5. EPZ niet bereid is om vrijwillig medewerking te verlenen aan het Hoofdlijnenakkoord om de bedrijfsvoering van de KCB per ultimo 2013 te beëindigen;

6. de Staatssecretaris van VROM de sluiting van de KCB (door middel van wetgeving) heeft overwogen2, maar daar van heeft afgezien vanwege:

a. de uitkomsten van de hierna bedoelde verkenningen,

b. de mogelijkheid om door het geven van een extra impuls aan een meer duurzame energiehuishouding (energie-efficiency, de productie van hernieuwbare energie en schoon fossiel) in samenhang met de sluitingstermijn van de KCB met EPZ, Essent en Delta een convenant te sluiten en

c. de beslissing van de Tweede Kamer daarover;

7. de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) ter uitvoering van het Hoofdlijnenakkoord enige verkenningen heeft uitgevoerd naar de mogelijkheden van sluiting van de KCB eind 20133;

8. de belangrijkste conclusies, die uit deze verkenningen4 naar voren komen, zijn dat er technische mogelijkheden zijn om de bedrijfsvoering van de KCB na 2013 veilig voort te zetten, dat met de voortgezette bedrijfsvoering na 2013 een bijdrage kan worden geleverd aan de vermindering van uitstoot van broeikasgassen en dat een wettelijk afgedwongen sluiting zal leiden tot een omvangrijke schadevergoeding door de Staat;

9. tevens een verkenning is uitgevoerd naar de mogelijkheden van innovatief energiebeleid en daarbij de problematiek van de sluiting van de KCB vanuit het oogpunt van het streven van de Rijksoverheid om de energiehuishouding duurzamer te maken in een breder perspectief is geplaatst om daarmee een extra impuls te geven aan de transitie naar een duurzame energiehuishouding;

10. daarbij tevens in ogenschouw is genomen dat de voortgezette bedrijfsvoering van de KCB aanzienlijke besparingen oplevert op het terrein van de uitstoot van broeikasgassen, zoals CO2 en NOx, welke besparingen met betrekking tot CO2-emissies worden geschat op 1,4 miljoen ton CO2 per jaar;

11. partijen over de conclusies van deze verkenningen gesprekken hebben gevoerd;

12. EPZ, Delta en Essent het streven van de Rijksoverheid naar een meer duurzame energiehuishouding ondersteunen;

13. EPZ, Essent en Delta reeds actief zijn op een breed terrein van ontwikkelingen op het gebied van energie-efficiency en duurzame energie en voornemens zijn om ook in de toekomst hun activiteiten op dat terrein voort te zetten in het kader van hun streven naar maatschappelijk verantwoord ondernemen;

14. partijen bereid zijn om in samenhang met afspraken over het langer openhouden van de KCB tot en met uiterlijk 31 december 2033 een extra impuls te geven aan energie-efficiency, de productie van duurzame energie en/of projecten die de emissie van broeikasgassen vermijden of reduceren, waarbij Delta en Essent tezamen 0,47 miljoen ton CO2-emissiereductie per jaar zullen realiseren en de Rijksoverheid 0,93 miljoen ton CO2-emissiereductie per jaar voor haar rekening zal nemen;

15. uit de nadere analyse5, die NRG en ECN in 2005 in opdracht van het Ministerie van VROM hebben uitgevoerd, is gebleken dat er geen onoverkomelijke bezwaren zijn tegen het tot en met uiterlijk 31 december 2033 openblijven van de KCB;

16. EPZ bereid is om zich ertoe te verplichten dat de KCB blijft voldoen aan de veiligheidsnorm zoals nader omschreven in artikel 4.2. EPZ is bereid zich ertoe te verplichten dat de KCB blijft behoren tot de vijfentwintig procent meest veilige watergekoelde en watergemodereerde vermogensreactoren in de Europese Unie, de Verenigde Staten van Amerika en Canada. Deze verplichting is aanvullend op de voorschriften zoals deze voortvloeien uit de Kernenergiewet, de daarop gebaseerde regelgeving en de Kernenergiewetvergunning van EPZ. Aan deze voorschriften ligt het ALARA-beginsel ten grondslag;

17. de Rijksoverheid de voorkeur geeft aan een directe ontmanteling na de buitengebruikstelling van de KCB, omdat de Rijksoverheid van mening is dat hiermee de onzekerheden, die aan een uitgestelde ontmanteling zijn verbonden, worden voorkomen en de locatie van de KCB daarmee zo spoedig mogelijk weer beschikbaar komt voor verdere bestemming;

18. de Ministerraad bij besluit van 22 december 2005 heeft ingestemd met de totstandkoming van dit convenant;

19. de Rijksoverheid een ontwerp van dit convenant op 10 januari 2006 ter kennisneming heeft voorgelegd aan de Tweede Kamer6;

20. met de Tweede Kamer over het ontwerp-convenant op 27 april en 6 juni 2006 algemene overleggen zijn gehouden. Verder heeft er op 8 juni 2006 een voorgezet algemeen overleg over plaatsgehad. Uit deze overleggen is gebleken dat het convenant kan rekenen op de steun van een meerderheid van de Tweede Kamer.

Verklaren als volgt te zijn overeengekomen:

1. Definities

In dit convenant wordt verstaan onder:

- KCB: de kerncentrale te Borssele die in 1973 in gebruik is genomen, plaatselijk bekend als BS30;

- additionele innovatieve projecten: hetgeen daaronder in artikel 8.2 wordt begrepen.

2. Doelstelling

Het doel van dit convenant is:

a. het continueren van de levensduur van de KCB tot en met uiterlijk 31 december 2033;

b. het verrichten van extra inspanningen door Delta en Essent teneinde een additionele besparing van 0,47 Mton CO2/per jaar te realiseren;

c. mede ter verwezenlijking van de in onderdeel b genoemde CO2-besparing, het doen van investeringen door Delta en Essent in additionele innovatieve projecten ter ondersteuning van de overgang naar een meer duurzame energiehuishouding;

d. de oprichting door Essent en Delta van een fonds ter ondersteuning van innovatieve projecten op het gebied van de transitie naar een meer duurzame energiehuishouding;

Deze doelstellingen zullen worden verwezenlijkt met inachtneming van de volgende uitgangspunten:

(i) te verzekeren dat de KCB blijft behoren tot de vijfentwintig procent veiligste watergekoelde en watergemodereerde vermogensreactoren in de Europese Unie, de Verenigde Staten van Amerika en Canada, waartoe een door partijen in te stellen commissie van onafhankelijke deskundigen geregeld een benchmarking zal uitvoeren;

(ii) de KCB wordt na de buitengebruikstelling zo spoedig mogelijk ontmanteld.

3. Het continueren van de levensduur van de KCB tot uiterlijk 31 december 2033

3.1 De Rijksoverheid zal gedurende de looptijd van dit convenant afzien van het entameren van internationale en nationale wet- en regelgeving die de sluiting van de KCB vóór 31 december 2033 beogen. Onverminderd artikel 10, laat dit de bevoegdheden van de Staten-Generaal terzake (waartoe onder meer behoort de bevoegdheid tot initiatief-wetgeving, alsmede de gebruikmaking van de normale parlementaire bevoegdheden om de regering te controleren) en de bevoegdheden en verplichtingen van de Rijksoverheid tot uitvoering van internationale regelgeving onverlet. Voorts laat dit onverlet de bevoegdheden en verplichtingen van de Rijksoverheid tot uitvoering van nationale en/of internationale regelgeving voorzover deze betrekking heeft op het bewerkstelligen van de gebruikelijke bedrijfsvoering van de KCB.

3.2 EPZ zal de KCB uiterlijk per 31 december 2033 buiten bedrijf stellen, zonder dat de Rijksoverheid vanwege deze buitengebruikstelling tot enige schadevergoeding is gehouden.

3.3 a. De verplichting om de KCB uiterlijk per 31 december 2033 buiten bedrijf te stellen, zoals bedoeld in het tweede lid, alsmede de verplichtingen als beschreven in de artikelen 4.2 en 5, dienen bij elke vervreemding van de eigendom, verhuur, lease of bruikleen of vestiging van een zakelijk genotsrecht met betrekking tot de nucleaire installaties van de KCB, aan de opvolgende verkrijger(s) in eigendom, huurder(s), lessee(s), bruiklener(s) of zakelijk gerechtigde(n) te worden opgelegd, ten behoeve van de Rijksoverheid te worden bedongen en aangenomen en in elke verdere akte van eigendomsovergang, verhuur, lease, bruikleen of vestiging van zakelijk genotsrecht te worden opgenomen.

b. Voorafgaand aan bedoelde vervreemding, verhuur, lease, bruikleen of vestiging van een zakelijk genotsrecht zal EPZ haar voornemen ter zake ten minste dertig dagen van tevoren aan de Rijksoverheid melden en daarbij de benodigde informatie verstrekken waaruit blijkt dat aan dit lid wordt voldaan.

c. De in onderdeel a bedoelde verplichtingen worden, indien mogelijk, in de vorm van kwalitatieve verplichtingen aan opvolgende verkrijger(s) in eigendom, huurder(s), lessee(s), bruiklener(s) of zakelijk gerechtigde(n) opgelegd.

d. Indien een kwalitatieve verplichting niet mogelijk is, zullen EPZ en de Rijksoverheid alles in het werk stellen om bij overeenkomst tussen de Rijksoverheid, EPZ en het kadaster de bepalingen, bedoeld in de artikelen 3.2, 4.2 en 5, als een inschrijfbaar feit te registreren.

e. Indien noch een kwalitatieve verplichting noch de registratie als een inschrijfbaar feit mogelijk is, zullen de in onderdeel a bedoelde verplichtingen door middel van een kettingbeding aan opvolgende verkrijger(s) in eigendom, huurder(s), lessee(s), bruiklener(s) of zakelijk gerechtigde(n) worden opgelegd.

f. EPZ en de Rijksoverheid zullen zich inspannen om uiterlijk 31 december 2006 uitvoering te geven aan de in de onderdelen c en d bedoelde verplichtingen.

3.4 In afwijking van artikel 3.1 wordt bepaald dat indien mocht blijken dat uit hoofde van nieuwe wet- en regelgeving, dan wel de toepassing daarvan, de feitelijke levering van be-straalde splijtstof door enkele overgave door EPZ aan een derde met het oog op de opwerking van splijtstoffen ten behoeve van de KCB niet langer mogelijk zal zijn en dit de sluiting van de KCB tot gevolg zou hebben, partijen zich gezamenlijk zullen inspannen. Die inspanning richt zich erop dat EPZ, Delta en Essent een praktisch en economisch alternatief kunnen realiseren dat een ongestoorde bedrijfsvoering van de KCB door hen mogelijk maakt, zonder dat dit kosten voor de Rijksoverheid tot gevolg heeft anders dan dat de Rijksoverheid gehouden is tot het uitkeren van nadeelcompensatie aan EPZ indien het bevoegd gezag een opwerkingsvergunning weigert c.q. conditioneert, en EPZ daardoor onevenredig wordt benadeeld.

3.5 Partijen zullen dit convenant op de meest zorgvuldige wijze en met oog voor elkaars belangen die samenhangen met en voortvloeien uit dit convenant, uitvoeren. Zij zullen zich onthouden van elke activiteit die daarmee in strijd is.

4. Nucleair veiligheidsbeleid EPZ

4.1 a. Partijen stellen een Commissie van deskundigen benchmarking nucleaire veiligheid KCB (de Commissie) in.

b. De Commissie bestaat uit vijf onafhankelijke leden.

c. EPZ, Essent en Delta tezamen en de Rijksoverheid benoemen elk twee leden van de Commissie. Partijen benoemen gezamenlijk de voorzitter van de Commissie.

d. De voorzitter en de leden van de Commissie worden voor vijf jaar benoemd. De voorzitter en de leden van de Commissie zijn aan het einde van een benoemingsperiode herbenoembaar.

e. De Commissie stelt voor haar functioneren een reglement op dat de goedkeuring van partijen behoeft.

f. De Commissie stemt haar werkzaamheden onder andere voor wat betreft de tijd en de onderwerpen af met die van de Kernfysische Dienst.

g. EPZ, Essent en Delta tezamen en de Rijksoverheid voorzien elk in de helft van de financiële middelen die de Commissie voor haar functioneren nodig heeft.

h. De Rijksoverheid stelt een ambtelijk secretaris ter beschikking van de Commissie.

4.2 EPZ zorgt ervoor dat de KCB blijft behoren tot de vijfentwintig procent veiligste watergekoelde en watergemodereerde vermogensreactoren in de Europese Unie, de Verenigde Staten van Amerika en Canada. De veiligheid wordt, voorzover mogelijk, beoordeeld aan de hand van gekwantificeerde prestatie-indicatoren. Voorzover geen kwantitatieve vergelijking mogelijk is met betrekking tot ontwerp, bediening, onderhoud, veroudering en ‘safety management’ zal de vergelijking worden gemaakt op basis van een kwalitatief oordeel van de in artikel 4.1 genoemde Commissie. Hiervoor zullen periodiek, maar ten minste een maal per vijf jaar, externe ‘review’-missies worden gevraagd welke inzicht geven in het veiligheidsniveau van de KCB. De rapporten van de externe missies zijn openbaar, tenzij dat op basis van afspraken tussen EPZ en derden of de beveiliging van de KCB niet mogelijk is. Een en ander laat onverlet de verplichtingen die rusten op de Rijksoverheid uit hoofde van de Wet openbaarheid van bestuur. Het eindoordeel van de Commissie is openbaar.

4.3 De voorschriften van de vergunning voor het in werking hebben van de KCB blijven onverminderd van kracht. Tevens blijft de op enig moment geldende wet- en regelgeving voor kerncentrales voor de KCB onverminderd van kracht.

5. Ontmanteling

5.1 EPZ ontmantelt de KCB zo spoedig mogelijk na de buitengebruikstelling van de KCB.

5.2 EPZ zal de KCB niet in een veilige insluiting of enige andere vorm van entombering brengen.

5.3 EPZ dient uiterlijk zes maanden voor de buitengebruikstelling van de KCB bij het bevoegde gezag een geldige aanvraag in voor de buitengebruikstelling en ontmanteling van de KCB.

5.4 Ten aanzien van het doelvermogen van de door EPZ te vormen voorziening voor de kosten van buitengebruikstelling en ontmanteling van de KCB zijn partijen overeengekomen dat deze pas in het jaar 2033 dient te worden bereikt.

5.5 Indien EPZ op grond van een wettelijke verplichting gehouden is tot het stellen van financiële zekerheid voor de in artikel 5.4 bedoelde voorziening, zal de Rijksoverheid van EPZ zonder haar instemming geen zekerheid in de vorm van een borgtocht of een bankgarantie of het deelnemen aan een daartoe ingesteld fonds verlangen.

6. Beleid duurzame energiehuishouding EPZ, Essent en Delta

Delta en Essent leveren ieder een financiële bijdrage ter grootte van in totaal € 125 miljoen aan het realiseren van de transitie naar een duurzame energiehuishouding. Deze bijdrage zal bestaan uit:

a. investeringen door zowel Essent als Delta in additionele innovatieve projecten zoals nader uitgewerkt in artikel 8 en

b. de oprichting van een fonds voor de financiering van innovatieve projecten zoals nader uitgewerkt in artikel 9.

7. Additionele besparing van 0,47 Mton CO2

7.1 Teneinde de doelstelling, als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder b, te bereiken, zullen Delta en Essent maatregelen treffen als bedoeld in artikel 8 om ieder 0,235 miljoen ton additionele CO2-emissiereductie per jaar te realiseren (laatstbedoelde tonnage wordt hierna aangeduid als: ‘Te Realiseren Tonnage’).

7.2 Onder emissiereductie wordt verstaan een vermindering van de emissie ten opzichte van ‘business as usual’. Indien de emissiereductie gerelateerd is aan de productie van elektriciteit wordt de gemiddelde emissie van de bestaande installaties die elektriciteit produceren in het kalenderjaar voorafgaand aan de betreffende investeringsbeslissing als uitgangspunt voor het bepalen van de referentie gehanteerd, waarbij de meestook van biomassa in dat kalenderjaar (met uitzondering van de biomassa zoals die voor dat kalenderjaar in het Kolenconvenant7 is overeengekomen) beschouwd zal worden als productie met de fossiele brandstof die in de betreffende centrales wordt gestookt.

7.3 De toegekende emissiereductie als bedoeld in artikel 8.6, onderdeel a, zal in mindering worden gebracht op de respectieve Te Realiseren Tonnages.

7.4 Dit convenant laat de rekenregels voor de allocatie van emissierechten in het nationale toewijzingsplan als bedoeld in hoofdstuk 16 van de Wet Milieubeheer of in vergelijkbare internationale toewijzingsplannen onverlet.

8. Investeringen door Delta en Essent in additionele innovatieve projecten

8.1 Delta en Essent zullen, mede ter verwezenlijking van de in artikel 7.1 vermelde CO2- emissiereductie, ieder minimaal een bedrag ter hoogte van € 100 miljoen investeren in additionele innovatieve projecten. Voor deze investeringen spannen zij zich in:

a. in de periode 2006 tot en met 2008 opties voor eigen projecten te verkennen, een analyse en voorlopige keuzes te maken;

b. in de periode 2009 tot en met 2011 deze projecten verder uit te werken en de daarvoor benodigde vergunningen aan te vragen;

c. in de periode 2012 tot en met 2014 zich financieel definitief voor deze projecten te verbinden.

8.2 Een project wordt als een additioneel innovatief project aangemerkt indien:

a. het project een bijdrage levert aan het streven naar een duurzame energiehuishouding in het Koninkrijk der Nederlanden, waaronder begrepen een structurele reductie van de emissie van broeikasgassen, en wordt verwezenlijkt in onder andere een of meerdere van de volgende domeinen:

- verbrandings-/vergassingstechnieken fossiel en/of biomassa;

- ‘multi-fuel’ unit;

- biomassa unit(s);

- CO2-afvang en opslag;

- CO2-neutrale brandstoffen;

- opslagtechnieken ten behoeve van onbalansreductie door toename van niet baseload opwekking;

- energiebesparingopties, zoals warmtepompen, micro-WKK en introductie applicatie/ apparatuur en

b. de aard van het project als vernieuwend wordt ervaren en in termen van ondernemerschap van durf getuigt, en

c. het project voldoet, met uitzondering van de technische en economische risico’s, aan de minimumeisen die binnen Delta en/of Essent normaliter aan investeringen van vergelijkbare omvang worden gesteld waaronder rentabiliteitseisen en marktverwachtingen/-beoordelingen. In deze beoordeling zullen ook subsidies worden meegenomen, indien het desbetreffende project kwalificeert onder de geldende regels voor overheidssubsidies. Een en ander laat onverlet het recht van Delta, Essent en/of EPZ om dergelijke subsidies aan te vragen.

8.3 Tot de investeringen in additionele innovatieve projecten door Delta en Essent worden mede gerekend additionele innovatieve projecten welke door EPZ worden uitgevoerd en gefinancierd. In dat geval worden de in artikel 8.1 bedoelde investeringsverplichtingen van Delta en Essent elk met de helft van het bedrag van de door EPZ gedane investeringen verminderd, tenzij uitdrukkelijk anders overeengekomen.

8.4 Indien een additioneel innovatief project van Delta en/of Essent eveneens in aanmerking komt voor een bijzondere subsidie die door de Rijksoverheid na de ondertekening van dit convenant wordt gecreëerd met als doel het op basis van artikel 7.1 door de Rijksoverheid te realiseren tonnage te bereiken, dan zal de toegekende emissiereductie pro rata aan de Rijksoverheid worden toegerekend. Deze toerekening aan de Rijksoverheid zal worden gebaseerd op de verhouding van het subsidiebedrag dat op basis van de in de voorgaande zin genoemde regeling daadwerkelijk aan het project is toegekend ten opzichte van het bedrag van de totale investering van het project.

8.5 a. Partijen stellen een Commissie additionele innovatieve projecten (de Commissie A.I.P.) in.

b. De Commissie A.I.P. bestaat uit vijf onafhankelijke leden.

c. EPZ, Essent en Delta tezamen en de Rijksoverheid benoemen elk twee leden van de Commissie A.I.P. Partijen benoemen gezamenlijk de voorzitter van de Commissie A.I.P.

d. De voorzitter en de leden van de Commissie A.I.P. worden tot 1 juli 2012 benoemd.

e. De Commissie A.I.P. stelt voor haar functioneren een reglement op dat de goedkeuring van partijen behoeft.

f. EPZ, Essent en Delta tezamen en de Rijksoverheid voorzien elk in de helft van de financiële middelen die de Commissie A.I.P. voor haar functioneren nodig heeft.

8.6 a. De Commissie A.I.P. stelt met inachtneming van artikel 7.2 vast of een project als additioneel innovatief wordt aangemerkt, en kent aan dat project de hoeveelheid vermeden emissie van broeikasgassen ten opzichte van de ‘business as usual’-situatie toe (‘toegekende emissiereductie’).

b. EPZ, Essent en Delta dienen hun projecten tijdig bij de Commissie A.I.P. in, opdat de Commissie A.I.P. voldoende tijd heeft om voor 1 januari 2009 tot het in onderdeel a bedoelde oordeel te kunnen komen.

c. Een oordeel of een toekenning als bedoeld in onderdeel a is voor partijen bindend.

8.7 Indien additionele innovatieve projecten worden uitgevoerd door EPZ zal de toegekende emissiereductie gelijkelijk worden verdeeld door Delta en Essent en in mindering worden gebracht op de door Delta en Essent respectievelijk Te Realiseren Tonnages, tenzij uitdrukkelijk anders overeengekomen.

9. Oprichting Fonds ter ondersteuning van innovatieve projecten op het gebied van de overgang naar een meer duurzame energiehuishouding

9.1 Delta en Essent richten uiterlijk 31 december 2006 een fonds op en houden dit in stand voor de financiering van innovatieve projecten die een bijdrage leveren aan het streven naar een meer duurzame energiehuishouding (Fonds).

9.2 De inrichting van het Fonds zal door partijen voor 31 december 2006 worden uitgewerkt op basis van de volgende hoofdlijnen:

a. De benoemingsprocedure van de bestuurders van het Fonds en de ‘corporate governance’ van het Fonds zullen waarborgen bevatten teneinde zeker te stellen dat het bestuur onafhankelijk is en geen relatie heeft met EPZ, Delta of Essent. Deze onafhankelijkheid wordt uitdrukkelijk door de Rijksoverheid getoetst;

b. Het Fonds zal een ‘revolving karakter’ krijgen. Dit betekent dat afspraken zullen worden gemaakt om te bewerkstelligen dat de opbrengsten van de door het Fonds gefinancierde projecten gedeeltelijk dienen te worden gebruikt om de door het Fonds voor deze projecten ter beschikking gestelde financiële middelen, verhoogd met een redelijke vergoeding, te restitueren;

c. Delta en Essent zullen onverwijld na oprichting van het Fonds ieder een initiële storting van € 5 miljoen aan het Fonds verrichten;

d. Indien en voor zover de financieringsbehoefte van het Fonds daartoe strekt, zal zowel Delta als Essent, op verzoek van het Fonds en gedurende de periode tot en met 2033, ieder additioneel en in gelijke mate, stortingen aan het Fonds verrichten tot een maximum bedrag van € 20 miljoen. De tijdstippen van deze stortingen zullen worden vastgesteld in samenhang met de financieringsbehoefte van het Fonds. Delta en Essent zijn niet tot additionele stortingen gehouden indien en voor zover het eigen vermogen van het Fonds gelijk is aan of groter is dan € 50 miljoen;

e. Bij de inrichting van het Fonds zal worden bepaald welke criteria zullen worden gehanteerd bij de beoordeling van projecten. Als minimumvoorwaarden zullen gelden:

- dat deze projecten een aantoonbare bijdrage leveren aan het streven naar een duurzame energiehuishouding,

- dat de projecten aan nader te bepalen rendementseisen voldoen,

- dat de projecten bij voorkeur in Nederland worden gerealiseerd, of in ieder geval dat milieu-credits van deze projecten aan Nederland worden toegeschreven;

f. De maximale bijdrage aan de financiering van een project bedraagt € 5 miljoen per project.

10. Schadeloosstelling in geval van ingrijpen in de levensduur van de KCB

10.1 Indien de Rijksoverheid toerekenbaar tekort schiet in de nakoming van artikel 3.1, eerste volzin, en als gevolg daarvan de KCB wordt gesloten, is de Rijksoverheid gehouden om de daardoor in redelijkheid te bepalen door EPZ, Delta en Essent geleden verliezen en gederfde winsten tot en met 31 december 2033 te vergoeden, waaronder mede begrepen de ter zake van de vervroegde sluiting van de KCB te maken extra kosten.

10.2 Indien de KCB voor de in artikel 3.2 genoemde datum wordt gesloten als gevolg van initiatieven van de Staten-Generaal, is de Rijksoverheid gehouden om de daardoor in redelijkheid te bepalen door EPZ, Delta en Essent geleden verliezen en gederfde winsten tot en met 31 december 2033 te vergoeden, waaronder mede begrepen de ter zake van de vervroegde sluiting van de KCB te maken extra kosten.

10.3 Indien de KCB voor de in artikel 3.2 genoemde datum wordt gesloten als gevolg van uitvoering van internationale regelgeving, is de Rijksoverheid gehouden de daardoor in redelijkheid te bepalen door EPZ, Delta en Essent gederfde winsten tot en met 31 december 2033 te vergoeden verband houdend met de investeringen in additionele innovatieve projecten, onder voorwaarde dat de schadevergoeding verenigbaar is met het gemeenschapsrecht.

10.4 Indien de KCB voor de in artikel 3.1 genoemde datum wordt gesloten omdat EPZ niet langer voldoet aan de van toepassing zijnde veiligheidseisen, zoals deze voortvloeien uit de Kernenergiewet en de daarop gebaseerde regelgeving, is de Rijksoverheid niet gehouden tot enige vorm van schadeloosstelling.

11. Karakter van het convenant, toepasselijk recht, bevoegde rechter

11.1 Voorzover dit convenant rechten en verplichtingen van civielrechtelijke aard bevat, is het convenant aan te merken als een overeenkomst naar burgerlijk recht.

11.2 Op dit convenant is uitsluitend Nederlands recht van toepassing.

11.3 Alle geschillen in verband met dit convenant of met afspraken die daarmee samenhangen, die niet in onderling overleg worden opgelost, zullen ter beslechting worden voorgelegd aan de bevoegde rechter te Den Haag.

12. Overige bepalingen

12.1 Geen van de partijen is gerechtigd om haar rechten en verplichtingen onder dit convenant aan een derde over te dragen zonder de schriftelijke goedkeuring van de andere partijen. Deze goedkeuring zal alsdan niet op onredelijke gronden worden onthouden. Gronden om de goedkeuring te onthouden kunnen enkel verband houden met dit convenant.

12.2 Dit convenant kan slechts worden gewijzigd of aangevuld door middel van een door partijen ondertekende verklaring.

12.3 Indien op 31 december 2008 Delta en/of Essent gemotiveerd hebben aangetoond dat de ingediende additionele innovatieve projecten waarbij de investeringen op grond van artikel 8.1 zullen worden gerealiseerd niet volledig tot de afgesproken CO2-reductie zullen leiden, zullen partijen, hierover de Commissie A.I.P. hebben gehoord, zo spoedig mogelijk nadere afspraken maken. Deze geven invulling aan de alsdan nog openstaande verplichtingen en de wijze waarop deze worden uitgevoerd.

12.4 Indien enige bepaling van dit convenant ongeldig en/of onuitvoerbaar mocht worden geoordeeld, zal zulks de geldigheid en uitvoerbaarheid van de overige bepalingen van dit convenant niet aantasten en zullen partijen in onderling overleg de ongeldige respectievelijk onuitvoerbare bepaling vervangen door een geldige en/of uitvoerbare bepaling waarvan de aard en strekking zoveel mogelijk aansluit bij de ongeldige en/of onuitvoerbare bepaling.

12.5 Indien na ondertekening van dit convenant sprake is van substantieel gewijzigde omstandigheden, waaronder niet worden begrepen omstandigheden als bedoeld in de artikelen 3 en 10 die de prestaties van partijen beïnvloeden dan wel additionele kosten of investeringen door EPZ, Essent of Delta met zich meebrengen, zullen partijen in redelijkheid in overleg treden over de benodigde wijzigingen van dit convenant teneinde tot een voor alle partijen aanvaardbare oplossing te komen.

12.6 Kennisgevingen die partijen op grond van dit convenant aan elkaar doen, vinden steeds schriftelijk plaats.

12.7 Delta en Essent zullen gedurende de periode vanaf de ondertekening van dit convenant tot en met 31 december 2014 tweejaarlijks een schriftelijk verslag aan de Rijksoverheid toesturen waarin zij op hoofdlijnen verslag doen van de uitvoering van hun verplichtingen op grond van de artikelen 7 tot en met 9. Deze verslagen zullen worden uitgebracht binnen vijf maanden na het einde van de periode waarop zij betrekking hebben. Het eerste verslag zal betrekking hebben op de periode die eindigt op 31 december 2006.

13. Looptijd

Dit convenant treedt in werking met ingang van de dag nadat alle partijen het convenant hebben ondertekend en eindigt op het tijdstip dat de ontmanteling van de KCB als bedoeld in artikel 5.1 is voltooid. Ten blijke van overeenstemming komen partijen dit tijdstip dan schriftelijk overeen.

14. Publicatie Staatscourant

De tekst van dit convenant wordt een maand na de inwerkingtreding in de Staatscourant gepubliceerd.

Aldus overeengekomen en in vijfvoud ondertekend.

Goes, 16 juni 2006.
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,P.L.B.A. van Geel.
Den Haag, 7 juni 2006.
De Minister van Economische Zaken,L.J. Brinkhorst.

Goes, 16 juni 2006.

N.V. Elektriciteits Productiemaatschappij Zuid-Nederland EPZ,

J.W.M. Bongers.

Arnhem, 9 juni 2006.

Essent Energie B.V.,

M.A.M. Boersma.

Goes, 16 juni 2006.

Delta Energy B.V.,

P.G. Boerma.

1 Vergunning van 18 juni 1973, nr. 373/1132/EEK, nader vastgesteld bij koninklijk besluit van 13 september 1979, nr. 46, en gewijzigd bij beschikkingen van 26 mei 1999, nr. E/EE/KK/99004680, van 22 september 2004, SAS/2004084087 en van 13 december 2005, SAS/2005212596.

2 Kamerstukken II 2004/05, 30 000, nr. 5, p. 2, 5 en 6.

3 Kamerstukken II 2004/05, 30 000, nr. 5.

4 Kamerstukken II 2004/05 30 000, nr. 7, bijlage.

5 Kerncentrale Borssele na 2013 Gevolgen van beëindiging of voortzetting van de bedrijfsvoering, ECN-C‐05-094 NRG 21264/05.69766/C, november 2005.

6 Kamerstukken II 2005/06, 30 000, nr. 18, bijlage.

7 Afspraak over terugdringing CO2-emissie Kolencentrales van 3 augustus 2000.

Naar boven