Wijziging Regeling seed capital technostarters

Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 10 juli 2006, nr. WJZ 6040361, tot wijziging van de Regeling seed capital technostarters

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZ-subsidies;

Besluit:

Artikel I

De Regeling seed capital technostarters wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel e wordt de zinsnede ‘behoudens voor zover de onderneming behoort tot de economische sectoren van landbouw, visserij of aquacultuur’ vervangen door de zinsnede: behoudens voor zover de onderneming behoort tot de economische sectoren van landbouw, visserij, aquacultuur of scheepsbouw of tot de EGKS-sectoren.

2. Na onderdeel n wordt een onderdeel o toegevoegd, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel n door een puntkomma, luidende:

o. referentierente: de referentierentevoet, bedoeld in de Mededeling van de Commissie over de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (PbEG 1997, C 273), zoals laatstelijk vastgesteld voor Nederland, en vermeerderd met 4%.

B

Aan artikel 2, eerste lid, worden de volgende onderdelen toegevoegd, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma:

f. de fondsbeheerder voor zijn werkzaamheden een beloning verkrijgt die afhankelijk is van zijn individuele prestatie;

g. de relatieve omvang van achtergestelde vorderingen zodanig wordt beperkt dat ten hoogste 35% van het totaal van de verkrijgingsprijzen van de participaties betrekking heeft op achtergestelde vorderingen;

h. voor achtergestelde vorderingen een rente wordt bedongen die ten minste gelijk is aan de referentierente;

i. de participaties verkregen worden in technostartervennootschappen waarvan de rentabiliteits- en continuïteitsperspectieven ten minste redelijk zijn;

j. bij de beslissing van het startersfonds inzake de verkrijging van een participatie rekening wordt gehouden met het ondernemingsplan van de desbetreffende technostartervennootschap.

C

In artikel 5, tweede lid, wordt een tweede zin toegevoegd, luidende: Daarbij kunnen afzonderlijke subsidieplafonds worden vastgesteld voor aanvragen die betrekking hebben op participaties in bepaalde categorieën technostarters of voor aanvragen die worden gedaan in een bepaalde periode, bedoeld in artikel 6, tweede lid.

D

In artikel 6, tweede lid, wordt na de zinsnede ‘tot en met 31 maart’ ingevoegd: , of in een andere periode indien deze bij ministeriële regeling is vastgesteld.

E

In artikel 8 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

7. Voor de rangschikking wegen de in het derde lid genoemde criteria even zwaar.

F

De model geldleningsovereenkomst, die als bijlage is gevoegd bij de Regeling seed capital technostarters, wordt gewijzigd als volgt:

1. In artikel 1, onderdeel d, wordt de zinsnede ‘behoudens voor zover de onderneming behoort tot de economische sectoren van landbouw, visserij of aquacultuur’ vervangen door de zinsnede: behoudens voor zover de onderneming behoort tot de economische sectoren van landbouw, visserij, aquacultuur of scheepsbouw of tot de EGKS-sectoren.

2. In artikel 1 wordt een onderdeel p toegevoegd, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel o door een puntkomma, luidende:

p. referentierente: de referentierentevoet, bedoeld in de Mededeling van de Commissie over de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld(PbEG 1997, C 273), zoals laatstelijk vastgesteld voor Nederland, en vermeerderd met 4%.

3. Aan artikel 5, eerste lid, worden de volgende onderdelen toegevoegd, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma,:

d. de relatieve omvang van achtergestelde vorderingen wordt zodanig beperkt dat ten hoogste 35% van het totaal van de verkrijgingsprijzen van de participaties betrekking heeft op achtergestelde vorderingen;

e. voor achtergestelde vorderingen wordt een rente bedongen die ten minste gelijk is aan de referentierente;

f. de participaties worden verkregen in technostartervennootschappen waarvan de rentabiliteits- en continuïteitsperspectieven ten minste redelijk zijn;

g. bij de beslissing van het startersfonds inzake de verkrijging van een participatie wordt rekening gehouden met het ondernemingsplan van de desbetreffende technostartervennootschap.

4. Aan artikel 7, eerste lid, wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

7 De fondsbeheerder verkrijgt voor zijn werkzaamheden een beloning die afhankelijk is van zijn individuele prestatie.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 10 juli 2006.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, C.E.G. van Gennip.

Toelichting

I. Algemeen

Deze wijzigingen vloeien vooral voort uit de beschikking van de Europese Commissie ten aanzien van de beoordeling op aspecten van staatssteun van het ontwerp van de Regeling seed capital technostarters (N 105/2005). In deze beschikking heeft de Commissie nadere voorwaarden gesteld die tot op heden zijn opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst. Omdat het de voorkeur verdient deze voorwaarden in de regeling zelf op te nemen, bevat deze wijzigingsregeling de desbetreffende aanpassingen. Hiernaast bevat deze wijzigingsregeling onder meer aanpassingen die verband houden met de behoefte een deel van het budget te reserveren voor investeringen in een specifieke doelgroep of voor aanvragen in het kader van een tweede of volgende inschrijvingsronde. Meer concreet is voorzien dat voor het jaar 2006 een tweede inschrijvingsronde wordt uitgeschreven met in het bijzonder aandacht voor de categorie van technostarters in creatieve sectoren (ook wel bekend als ‘creative industries’). Hiervoor wordt bij afzonderlijke regeling een subsidieplafond vastgesteld.

Deze regeling leidt niet tot extra administratieve lasten. De nadere voorwaarden van de Commissie zijn tot op heden ook opgelegd, zij het door middel van de uitvoeringsovereenkomst. De andere wijzigingen betreffen beperkte systeemwijzigingen zonder gevolgen voor de positie van aanvragers.

II. Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

Ten eerste wordt de uitzondering van technostartervennootschappen in bepaalde sectoren uitgebreid met starters in de scheepsbouw- en EGKS-sectoren. Deze sectoren gelden blijkens de Mededeling van de Commissie betreffende staatssteun en risicokapitaal (2001/C 235/03) als gevoelige sectoren die met overcapaciteit kampen. Om die reden is de verlening van steun aan ondernemingen in deze sectoren niet toegestaan.

Ten tweede wordt het begrip referentierente omschreven. Deze definitiebepaling houdt verband met het vereiste van de Europese Commissie dat de verstrekking van geldleningen marktconform is. Zij beoordeelt dit aan de hand van de in rekening gebrachte rente. IJkpunt daarbij zijn ten eerste de referentie- en disconteringspercentages die regelmatig door de Commissie worden vastgesteld (mededeling van de Europese Commissie Pb C 273 d.d. 9 september 1997). Vanaf 1 juni 2006 geldt voor Nederland een referentie- en disconteringspercentage van 4,36%. Hiernaast wordt al naar gelang de aard van de te verstrekken leningen een opslag gehanteerd die in geval van deze lening 4% bedraagt. In deze bepaling wordt het totaal van beide percentages als referentierente gedefinieerd.

Onderdeel B

Dit onderdeel bevat de wijzigingen naar aanleiding van de voornoemde beschikking van de Europese Commissie. Deze wijzigingen dienen ertoe de kans op marktverstoring als gevolg van de inzet van overheidsmiddelen via de Regeling seed capital technostarters verder te verkleinen.

Ten eerste is met de toevoeging van onderdeel f aan het eerste lid van artikel 2 een extra voorwaarde ten aanzien van het startersfonds opgenomen: de beheerder van het fonds dient een prestatiegerelateerde beloning te krijgen. Het betreft hierbij een beloning voor de individuele fondsmanager. Deze voorwaarde bevordert dat een marktconform, winstgericht beleid wordt gevoerd bij het verkrijgen, beheren en afstoten van participaties. Als prestatie kan bijvoorbeeld worden beschouwd de omvang van het geïnvesteerde kapitaal of het rendement dat daarvan is verkregen.

Ten tweede is in artikel 2 een onderdeel g toegevoegd op grond waarvan het totaal van de achtergestelde vorderingen ten hoogste 35% van het totaal van de participaties kan uitmaken. Op deze wijze wordt het risicodragende karakter van de participaties onderstreept. Voor de berekening van dit percentage geldt de verkrijgingsprijs als uitgangspunt.

Ten derde dient op grond van onderdeel h voor achtergestelde vorderingen ten minste de referentierente te worden gevraagd. Zoals toegelicht bij onderdeel A wordt dit beschouwd als een marktconforme rente.

Ten vierde is vastgelegd dat leningen ingevolge de regeling niet ten goede mogen komen aan ondernemingen zonder redelijke rentabiliteits- en continuïteitsperspectieven. Als zodanig kunnen in elk geval worden aangemerkt ondernemingen die in moeilijkheden verkeren zoals omschreven in de Communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (2004/C 244/02).

Voorts is van de gelegenheid gebruik gemaakt in onderdeel i te bepalen dat startersfondsen hun investeringsbeslissingen (mede) moeten baseren op het ondernemingsplan van de desbetreffende technostartervennootschap. Op deze wijze wordt voorkomen dat investeringen in een onderneming worden gedaan zonder dat daarvoor enig inzicht bestaat in de situatie van de onderneming.

Onderdeel C

Het is wenselijk een deel van het budget voor de regeling te kunnen oormerken voor bepaalde doelgroepen. De beoogde pilot ten aanzien van technostarters in de creatieve sectoren is hiervan een voorbeeld. Dit kan worden bewerkstelligd door het instellen van een apart subsidieplafond binnen het totale subsidieplafond voor een bepaald jaar. Deze aanvulling van artikel 5 van de regeling brengt tot uitdrukking dat een dergelijk subplafond kan worden vastgesteld. Tevens wordt vastgelegd dat ook budget specifiek aan een bepaalde inschrijvingsronde kan worden toegedeeld voor het geval meer dan één tender worden gehouden.

Onderdeel D

De regeling gaat er tot nu toe van uit dat jaarlijks aanvragen van 1 januari tot en met 31 maart worden ingediend. Met deze wijziging wordt de mogelijkheid geboden ook een of meer andere perioden voor een tender aan te wijzen.

Onderdeel E

Artikel 8, derde lid, van de regeling bevat de criteria voor de rangschikking van aanvragen waarop niet afwijzend wordt beschikt. De in het nieuwe zevende lid opgenomen bepaling strekt er toe vast te leggen dat deze criteria alle even zwaar wegen.

Onderdeel F

Deze wijzigingen van de model geldleningsovereenkomst komen geheel overeen met de onder A en B besproken wijzigingen van de regeling, zij het dat de bepaling met betrekking tot de prestatiegerichte beloning van de fondsmanager in de modelovereenkomst is ondergebracht in het artikel over het fondsbeheer (artikel 7), terwijl de overige materiële wijzigingen zijn verwerkt in het artikel over de verkrijging van participaties (artikel 5).

Artikel II

Deze wijzigingsregeling heeft onmiddellijke werking. Het is niet noodzakelijk enigerlei overgangsrechtelijke voorziening te treffen voor de voorheen op grond van de Regeling seed capital technostarters verleende subsidies. Daarvoor geldt dat de relevante elementen van de wijziging, opgenomen in artikel I, onderdelen A en B, als aanvullende voorwaarden zijn opgenomen in de geldleningsovereenkomsten die ter uitvoering van de subsidiebeschikking zijn gesloten.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

C.E.G. van Gennip

Naar boven