Wijziging Subsidieregeling IOP-TTI-module van de experimentele Kaderregeling subsidies innovatieprojecten

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 12 juni 2006, nr. WJZ 6042743, tot vaststelling van formulieren krachtens de Subsidieregeling IOP-TTI-module van de experimentele Kaderregeling subsidies innovatieprojecten, alsmede tot wijziging van die regeling

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZ-subsidies en op de artikelen 6, eerste en derde lid, 14, eerste en vierde lid en 16, van de Subsidieregeling IOP-TTI-module van de experimentele Kaderregeling subsidies innovatieprojecten;

Besluit:

Artikel I

De Subsidieregeling IOP-TTI-module van de experimentele Kaderregeling subsidies innovatieprojecten1 wordt gewijzigd als volgt:

A

Aan artikel 1 wordt, onder wijziging van de punt aan het slot van onderdeel q in een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

r. derden: partijen, niet zijnde deelnemers aan een IOP-samenwerkingsverband of deelnemers die niet krachtens een partnerovereenkomst participeren in een TTI.

B

Aan artikel 5, vierde lid, wordt na de laatste volzin een zin toegevoegd, luidende:

Dit verzoek moet bij aanvragen om IOP-projectsubsidie tenminste 4 weken voor de aanvangsdatum van de tenderperiode, bedoeld in artikel 19, eerste lid, zijn ontvangen.

C

In artikel 6, tweede lid, onderdeel c, wordt ‘adviescommissie’ vervangen door: programmacommissie.

D

In artikel 11, zesde lid, vervalt de zinsnede ‘noch zijn statutaire zetel verplaatsen buiten Nederland’.

Artikel II

De formulieren, bedoeld in de artikelen 6, eerste en derde lid, 14, eerste en vierde lid en 16, van de Subsidieregeling IOP-TTI-module van de experimentele Kaderregeling subsidies innovatieprojecten, zijn opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 1 tot en met 6.

Artikel III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen, die ter inzage worden gelegd bij SenterNovem, Juliana van Stolberglaan 3, ’s-⁠Gravenhage.

Den Haag, 12 juni 2006.
De Minister van Economische Zaken, L.J. Brinkhorst.

Toelichting

Met deze regeling worden allereerst een aantal artikelen gewijzigd van de Subsidieregeling IOP-TTI-module van de experimentele Kaderregeling subsidies innovatieprojecten (Stcrt. 14 november 2005, nr. 221). Voorts worden de formulieren vastgesteld waarmee subsidie kan worden aangevraagd, een voorschot kan worden verkregen dan wel de subsidie kan worden vastgesteld. En ten slotte wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om in te gaan op enkele gebleken onduidelijkheden in onderhavige subsidieregeling.

De eerste wijziging heeft betrekking op een aanvulling van de begrippen die in artikel 1 van de subsidieregeling worden gedefinieerd, met een omschrijving van het begrip derden. Onder derden worden begrepen de partijen, die niet als ondernemers of publiek gefinancierde kennisinstellingen deelnemen aan een IOP-samenwerkingsverband of niet krachtens een partnerovereenkomst participeren in een TTI. Het begrip derden wordt onder meer gebruikt in artikel 5, eerste lid, onderdeel a onder 5, waarbij wordt aangegeven dat aan derden verschuldigde kosten voor vergoeding in aanmerking komen. In de toelichting op dit artikel is opgemerkt dat dit onder meer kosten kan betreffen van het gebruik van machines en apparatuur bij niet-deelnemende publiek gefinancierde kennisinstellingen en ondernemers. Ter aanvulling hierop wordt opgemerkt dat hierbij sprake dient te zijn van het gebruik van bestaande machines en apparatuur van derden.

De wijziging van artikel 5, vierde lid, van de subsidieregeling strekt ertoe om de behandeling van het verzoek van de subsidie-ontvanger om gebruik te mogen maken van het eigen loonkostenmodel, tijdig te kunnen afronden.

De wijziging van artikel 6, tweede lid, onderdeel c, heeft als doel om een betere aansluiting tussen preadvies en beoordeling van de uitgewerkte voorstellen te bereiken door de programmacommissie beide taken toe te bedelen. Daarmee kan tevens de taak van de adviescommissie worden beperkt tot de hoofdlijnen van de regeling.

De vierde wijziging betreft een aanpassing van het bepaalde in artikel 11, zesde lid. De in dit artikellid gebruikte formulering zou een rechtspersoon kunnen belemmeren zijn plaats van vestiging naar een andere lidstaat te verplaatsen, hetgeen in strijd is met de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie inzake beperkingen aan de vrijheid van vestiging. Derhalve komt de zinsnede ‘noch zijn statutaire zetel verplaatsen buiten Nederland’ in het artikellid te vervallen.

Ingevolge artikel 6, tweede lid, onderdeel b, van de regeling gaat een aanvraag om IOP-projectsubsidie vergezeld van een projectplan en een bijpassend valorisatieplan van de deelnemende ondernemers. Ten aanzien van het valorisatieplan moet worden opgemerkt dat de penvoerende publiek gefinancierde kennisinstelling dit plan opstelt in overleg met de ondernemers in het IOP-samenwerkingsverband. In het valorisatieplan wordt aangegeven waarom het IOP-project voor de deelnemende bedrijven en eventueel voor andere bedrijven belangrijk is en wat zij met de eventuele resultaten van het onderzoek kunnen doen.

Artikel 12 van de regeling bevat regels met betrekking tot het verwerven van de rechten op de resultaten van het onderzoek. Daarbij merk ik op dat het octrooi ook daadwerkelijk moet zijn verworven. Indien een deelnemer in het kader van een IOP-project of een TTI(-project) een octrooi aanvraagt en verwerft dan is die deelnemer gehouden om de andere deelnemers in het IOP-project respectievelijk het TTI(-project) de in het artikel genoemde marktconforme vergoeding te betalen. Indien een publiek gefinancierde kennisinstelling het octrooi verwerft in het kader van een IOP-project hoeft de in het artikel genoemde marktconforme vergoeding pas op het moment van overdracht of exploitatie van het octrooi vergoed te worden aan de andere deelnemers. Het is van belang te benadrukken dat de uit het project verworven kennis tijdens de uitvoering van het project voor de onderzoeksdoelen van het project beschikbaar en toegankelijk moet blijven.

Ten slotte merk ik op dat het in artikel 21, eerste lid, onderdeel d, van de regeling genoemde rangschikkingscriterium (bijdrage aan duurzame ontwikkeling), anders dan in de toelichting op dit artikel is aangegeven, betrekking heeft op zowel fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek als preconcurrentiële ontwikkeling. In de praktijk van de uitvoering blijkt dat het niet goed mogelijk is om dit criterium alleen op de laatste twee toe te passen. De meeste projecten hebben een gemengd karakter.

De bij deze regeling vastgestelde bepalingen zijn reeds onderwerp geweest van de eerdere beoordeling van de administratieve lasten (zie Stcrt. 2005, nr. 221, p. 11). Daarbij is bijvoorbeeld aangegeven dat voor een IOP-project de samenwerkingsovereenkomst niet reeds bij het indienen van de subsidie-aanvraag dient te worden meegestuurd, maar eerst na subsidieverlening. Dit levert een besparing op van de verkrijgingskosten van ca. 7%, aangezien reeds afgewezen voorstellen niet meer genoodzaakt zijn tot het meesturen van de samenwerkingsovereenkomst.

Voor meer informatie over onderzoeksprogramma’s kan contact worden opgenomen met SENTERNOVEM, telefoon 070-3735319 of kan voor IOP’s de website www.senternovem.nl/IOP worden geraadpleegd.

De Minister van Economische Zaken,

L.J. Brinkhorst

  • 1

    Stcrt. 2005, nr. 221.

Naar boven