Regeling instelling NODO-commissie

Tijdelijke regeling van 5 december 2005, nr. PG/OGZ 2.609.979, houdende instelling van de commissie voor de uitwerking van de procedure bij nader onderzoek naar de doodsoorzaak bij onverklaard overlijden van minderjarigen (Regeling instelling NODO-commissie)

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Besluiten:

Artikel 1

Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. NODO-procedure: een gestructureerde werkwijze volgens welke het nader onderzoek naar de doodsoorzaak verloopt indien er sprake is van een onverklaard overlijden bij een minderjarige;

b. NODO-commissie: de commissie, bedoeld in artikel 2;

c. ministers: de Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

d. De staatssecretaris: de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Artikel 2

Instelling en taken NODO-commissie

Er is een commissie die richtlijnen, protocollen en formulieren ontwikkelt die zien op de uitvoering van de NODO-procedure bij minderjarigen.

Artikel 3

Samenstelling NODO-commissie

1. De voorzitter wordt benoemd door de ministers en de staatssecretaris.

2. De leden nemen, op uitnodiging van de ministers en de staatssecretaris, op basis van deskundigheid en zonder last zitting in de commissie. De voorzitter ziet erop toe dat de leden afkomstig zijn uit de voor het onderwerp relevante organisaties.

3. De commissie kan haar werkwijze en die van het secretariaat regelen.

4. De voorzitter doet periodiek verslag aan de ministers en de staatssecretaris van de werkzaamheden van de commissie.

Artikel 4

Vergoedingen

De voorzitter ontvangt een vergoeding. De (adjunct-)secretaris en leden van de NODO-commissie kunnen een vergoeding ontvangen indien zij niet participeren in het kader van een door hen uitgeoefende, betaalde functie.

Artikel 5

Archiefbescheiden

De archiefbescheiden van de NODO-commissie worden na opheffing van de commissie, of zo de omstandigheden daartoe eerder aanleiding geven, zoveel eerder, overgebracht naar het archief van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Artikel 6

Inwerkingtreding en geldingsduur

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 februari 2005 en vervalt uiterlijk 1 juli 2006.

Artikel 7

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling instelling NODO-commissie.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 5 december 2005.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, C.I.J.M. Ross-van Dorp.De Minister van Justitie, J.P.H. Donner.De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.W. Remkes.

Toelichting

1. Algemeen

In verreweg de meeste gevallen van overlijden van minderjarigen kan de doodsoorzaak worden vastgesteld. Er is dan sprake van natuurlijk of niet-natuurlijk overlijden. Indien de behandelend of waarnemend arts niet overtuigd is van een natuurlijke dood, mag hij/zij geen verklaring van overlijden afgeven en dan dient hij/zij onverwijld de gemeentelijke lijkschouwer in te schakelen. Niettemin blijft er een aantal gevallen van overlijden dat ook na de lijkschouw door de gemeentelijk lijkschouwer niet evident als natuurlijk of niet-natuurlijk kan worden bestempeld. Deze categorie wordt aangeduid met ‘onverklaard overlijden’. Is daar sprake van bij een minderjarige, dan moet een nader onderzoek naar de doodsoorzaak plaatsvinden.

2. Taak van de commissie

In de NODO-procedure zullen garanties worden vastgelegd voor een professionele aanpak na een onverklaard overlijden van een minderjarige. Het is de taak van de commissie, die met het onderhavige instellingsbesluit in het leven wordt geroepen, om de hoofdlijnen van de (nieuwe) procedure nader in te vullen. De commissie zal zich bezighouden met onderstaande werkzaamheden:

1. Uitwerken van de NODO-procedure voor onverklaard overlijden van minderjarigen in eventuele richtlijnen en protocollen met inbegrip van criteria aan de hand waarvan kan worden bepaald of een overlijden onverklaard is en zoals ten behoeve van noodzakelijke informatie-uitwisseling in het kader van de procedure.

2. Voorstellen voor ontwerp/aanpassing van formulieren, zoals bijvoorbeeld een formulier waarmee mededeling wordt gedaan van alle andere gevallen dan natuurlijk overlijden (van een minderjarige) aan de gemeentelijk lijkschouwer.

3. Voorstellen voor een centraal registratiepunt van formulier(en) en onderzoeksbevindingen en voor toezicht op uitvoering van de procedure.

4. Voorstellen voor voorlichting over de procedure aan betrokken partijen.

5. Signaleren van knelpunten die een goede uitvoering van de NODO-procedure in de weg zouden kunnen staan.

3. Samenstelling van de commissie

De commissie bestaat uit een onafhankelijke voorzitter, ervaringsdeskundigen (zoals pathologen, huisartsen, kinderartsen) alsmede agendaleden van de betrokken ministeries, te weten: de Ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, en de Inspecties voor resp. de jeugdzorg en de gezondheidszorg (als adviseurs). Gelet op de rol van de gemeente in de procedure (de lijkschouwer wordt krachtens artikel 4 van de Wet op de lijkbezorging door het college van B&W benoemd) wordt tevens een vertegenwoordiger van de VNG als lid benoemd. Ook vertegenwoordigers van andere (overkoepelende) organisaties kunnen als lid worden benoemd.

De commissie zal worden ondersteund door een secretariaat. In verband met de benodigde inhoudelijke medisch-forensische deskundigheid wordt een secretaris benoemd uit het veld. Het Ministerie van Justitie stelt een vergoeding voor vergaderkosten beschikbaar aan de voorzitter en aan andere deelnemers van de commissie voor zover zij niet aan de commissie deelnemen in het kader van hun betaalde functie.

4. Werkwijze van de commissie

Voor de planning van de werkzaamheden zal de commissie een werkprogramma opstellen. De commissie is bij het uitvoeren van haar taak gebonden aan de uitgangspunten zoals opgesteld door de betrokken departementen:

1. De NODO-procedure heeft tot doel het achterhalen van de doodsoorzaak (natuurlijk vs. niet-natuurlijk) en de omstandigheden rond het onverklaard overlijden van minderjarigen. Hetgeen in een conclusie wordt vastgelegd.

2. De NODO-procedure geldt overal in Nederland, ongeacht de plaats van overlijden (particuliere of openbare ruimte, instelling). De regie wordt gevoerd door de gemeentelijk lijkschouwer.

3. De NODO-procedure dient zo snel mogelijk na het overlijden tot een gefundeerd oordeel over de oorzaak en omstandigheden van het overlijden te leiden. In ieder geval zullen alle relevante onderzoeken zo snel mogelijk dienen te worden afgerond opdat het stoffelijk overschot in beginsel uiterlijk drie dagen na overlijden kan worden vrijgegeven.

4. De NODO-procedure is een neutrale procedure.

5. De te ontwikkelen procedures dienen helder, eenvoudig en consistent te zijn. Onder consistent wordt mede verstaan dat de te ontwikkelen procedures zoveel mogelijk in overeenstemming met reeds bestaande, andere procedures zijn. Ze leggen bovendien zo weinig mogelijk lasten op personen en organisaties die met de uitvoering ervan belast zijn.

Het secretariaat van de commissie is belast met de uitvoering van de logistieke werkzaamheden, dat wil zeggen het plannen van de vergaderdata en aanleveren van vergaderstukken. Bovendien verzorgt het secretariaat de (ondersteuning van de) inhoudelijke voorbereiding van de vergaderingen. Dat kan variëren van het doen van literatuuronderzoek tot het schrijven van discussiestukken. De voorzitter van de commissie doet van de voortgang van haar werkzaamheden (tussentijds) verslag aan de ministers en de staatssecretaris. Het is de bedoeling dat de commissie haar werkzaamheden met voortvarendheid uitvoert. Derhalve kan de regeling 1 juli 2006 vervallen of zoveel eerder als mogelijk. Nu de regeling geen belastende gevolgen heeft, bestaat er geen bezwaar om terugwerkende kracht aan de regeling te verlenen.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

C.I.J.M. Ross-van Dorp

De Minister van Justitie,

J.P.H. Donner

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J.W. Remkes

Naar boven