Samenwerkende Branches in de Detailhandel

Sociaal Fonds 2005

Verbindendverklaring CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

BESLUIT VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID VAN 17 NOVEMBER 2005 TOT ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE SAMENWERKENDE BRANCHES IN DE DETAILHANDEL INZAKE SOCIAAL FONDS

UAW Nr. 10385

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelezen het verzoek van Interpolis Pensioenbeheer B.V. namens partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Partij(en) ter ener zijde: de Algemene Vereniging van Naaimachinehandelaren (AVVN), de Bond van Detaillisten in de Parfumeriehandel (BODEPA), de Vereniging Landelijke Organisatie DIBEVO (DIBEVO), de Nederlandse Juweliers- en Uurwerkenbranche (NJU), de Nederlandse Piano- en Muziekinstrumentenbranche (NPMB), de NSO, Brancheorganisatie voor de Tabaksdetailhandel, het Nederlands Verbond van detailhandelaren in Verf en Wandbekleding (NVVW), de Vereniging Nederlandse Fotovakhandel (Vereniging SNF), de Nederlandse Vereniging van Grammofoonplaten Detailhandelaren (NVGD), de Vereniging Mitex en de Vereniging van Muziekhandelaren en -uitgevers in Nederland (VMN);

Partij(en) ter anderer zijde: de FNV Bondgenoten en de CNV Dienstenbond.

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

Dictum I

Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, zulks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, III, IV en V is bepaald:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt verstaan onder:

  • 1. werkgever: degene die een onderneming drijft als genoemd onder 2;

  • 2. samenwerkende branches in de detailhandel:

    • a. Naaimachinehandel

    • de onderneming waarin in hoofdzaak reparatie en verkoop plaatsvindt van naai-, brei- en strijkmachines en daaraan aanverwante artikelen aan particulieren;

    • b. Parfumerie

    • de onderneming waarin in hoofdzaak producten op het gebied van schoonheid, lichaamsverzorging van de mens en aanverwante artikelen worden verkocht aan particulieren, tenzij de CAO voor de Drogisterijbranche van toepassing is;

    • c. Dierenspeciaalzaken

    • de onderneming waarin in hoofdzaak gezelschapsdieren, goederen ter verzorging, voeding en huisvesting van gezelschapsdieren alsmede hengelsportartikelen worden verkocht aan particulieren;

    • d. Lederwaren en reisartikelen

    • de onderneming waarin overwegend lederwaren en reisartikelen aangevuld met aanverwante artikelen zoals paraplu’s, handschoenen en mode accessoires worden verkocht aan particulieren, tenzij de CAO voor de Schoendetailhandel, de CAO voor de Textieldetailhandel dan wel de CAO voor grootwinkelbedrijven in textiel van toepassing is;

    • e. Juwelierszaken

    • de onderneming waarin overwegend juwelen, goud en zilveren werken, uurwerken, edelstenen en aanverwante artikelen worden verkocht aan particulieren;

    • f. Muziekinstrumenten en bladmuziek

    • de onderneming waarin overwegend muziekinstrumenten en/of bladmuziek en aanverwante artikelen worden verkocht aan particulieren;

    • g. Tabaksartikelen

    • de onderneming waarin behalve tabaksartikelen en rokersbenodigdheden, overwegend lectuur, wenskaarten, zoetwaren en kansspelen worden verkocht aan particulieren, dit alles eventueel gecombineerd met een aanvullend assortiment artikelen en diensten;

    • h. Verf en behang

    • de onderneming waarin overwegend verf, verfbenodigdheden, behang, wandbekleding (uitgezonderd bespanningsstoffen) en eventuele aanverwante artikelen worden verkocht aan particulieren, met dien verstande dat de omzet in woondecoratie, woningtextiel en stoffering niet meer bedraagt dan 50% van de totale omzet;

    • i. Fotografische artikelen

    • de onderneming waarin uitsluitend of in hoofdzaak fotografische en video-artikelen in de ruime zin van het woord worden verkocht aan particulieren, dit eventueel aangevuld met het (in eigen beheer) verzorgen van ontwikkelen en afdrukken van films en foto’s voor eindgebruikers;

    • j. Grammofoonplatendetailhandel

    • de onderneming waarin in hoofdzaak geluid-, beeld- en informatiedragers of multimediasoftware wordt verkocht aan particulieren, dan wel verkopen in combinatie met verhuren van geluid-, beeld- en informatiedragers of multimediasoftware.

  • 3. werknemer:

  • degene die tot een werkgever als genoemd in dienstbetrekking staat in de zin van de sociale werknemersverzekeringen;

  • 4. Stichting:

  • de Stichting Sociaal Fonds Samenwerkende Branches Detailhandel;

  • 5. premieplichtig loon:

  • het loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (Stb. 1966, 64), met uitzondering van uitkeringen en verstrekkingen ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of de Werkloosheidswet en hierop door de werkgever verstrekte aanvullingen. Het loon dat meer heeft bedragen dan het maximum premieloon als bedoeld in de Coördinatiewet Sociale Verzekering op jaarbasis, blijft buiten aanmerking.

  • Indien de dienstbetrekking een deel van een kalenderjaar betreft, wordt dit maximum premieloon vermenigvuldigd met een breuk, waarvan de teller gelijk is aan het aantal kalenderdagen dat de dienstbetrekking heeft geduurd en waarvan de noemer gelijk is aan het aantal kalenderdagen in het desbetreffende kalenderjaar.

Artikel 2 Doel

Het financieren en subsidiëren van activiteiten die gericht zijn op het in sociaal opzicht optimaal functioneren van de samenwerkende branches in de detailhandel. Deze activiteiten zullen binnen het doel van de Stichting bestaan uit:

  • a. het geven van voorlichting en informatie over voorschriften die uit de CAO voor de samenwerkende branches in de detailhandel voortvloeien en/of andere voorschriften die op het terrein van de arbeidsvoorwaarden liggen;

  • b. het doen uitvoeren van de werkzaamheden van de Sociale Commissie voor de samenwerkende branches in de detailhandel. Deze werkzaamheden staan beschreven in artikel 3 lid 3 van het reglement van de Stichting Sociaal Fonds Samenwerkende Branches Detailhandel;

  • c. het verrichten en publiceren van onderzoek naar het tot stand brengen en uitvoeren van maatregelen ter verbetering van de arbeidsomstandigheden van de werknemers in de samenwerkende branches in de detailhandel;

  • d. het verrichten en publiceren van onderzoek naar het welzijn van de werknemers bij arbeid in de samenwerkende branches in de detailhandel alsmede de mogelijkheden het welzijn te verbeteren;

  • e. het verrichten van opleidings- en vormingsactiviteiten ten behoeve van de werknemers en werkgevers in de samenwerkende branches in de detailhandel, gericht op de arbeidsvoorwaarden en/of arbeidsverhoudingen in de samenwerkende branches in de detailhandel. Deze activiteiten staan beschreven in artikel 3 lid 4 van het reglement van de Stichting Sociaal Fonds Samenwerkende Branches Detailhandel;

  • f. kwalitatief goede opvang voor kinderen van werknemers, werkzaam in de samenwerkende branches in de detailhandel, door het leveren van een financiële bijdrage in de kosten van een kindplaatsvoorziening.

Artikel 3 De uitvoering

De realisatie van het in artikel 2 genoemde doel is opgedragen aan de Stichting, waarvan de statuten en de reglementen als bijlage I, II en III aan deze overeenkomst zijn gehecht en daarvan een integrerend deel uitmaken.

Artikel 4 Verplichtingen werkgever

Werkgevers zijn gehouden zich aan te melden bij de Stichting, gegevens te verstrekken en de bijdragen te betalen die zij aan de Stichting verschuldigd zijn, overeenkomstig datgene wat in dit opzicht in de statuten en de reglementen van de Stichting is bepaald en zullen zich ook overigens moeten houden aan het bepaalde in de statuten en de reglementen van de Stichting.

Artikel 5 Rechten van werknemer en werkgever

Iedere werknemer en iedere werkgever heeft het recht deel te nemen aan c.q. gebruik te maken van (de resultaten van) de door de Stichting gefinancierde of gesubsidieerde activiteiten als bedoeld in artikel 2.

Artikel 6 Premie

Door de werkgever is aan de Stichting af te dragen een door de Stichting te bepalen percentage van het premieplichtig loon van alle werknemers in de onderneming. Deze premie is ingaande 1 januari 2001 vastgesteld op 0,3%.

De werknemersbijdrage is op nihil vastgesteld.

Artikel 7 Vrijstelling van premiebetaling

Vrijgesteld van de in artikel 6 bedoelde verplichting tot betaling van premie aan de Stichting is op diens verzoek de werkgever voor die werknemers voor wie een bij een andere collectieve arbeidsovereenkomst ingesteld sociaal fonds geldt, mits deze collectieve arbeidsovereenkomst is geregistreerd bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

BIJLAGE I

Bijlage als bedoeld in artikel 3 van de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de Samenwerkende Branches in de Detailhandel inzake Sociaal Fonds.

STATUTEN VAN DE STICHTING SOCIAAL FONDS SAMENWERKENDE BRANCHES DETAILHANDEL

Artikel 1 Naam en Zetel

  • 1. De Stichting draagt de naam:

  • „Stichting Sociaal Fonds Samenwerkende Branches Detailhandel’’.

  • 2. De Stichting is gevestigd te Utrecht.

Artikel 2 Begripsbepalingen

In deze statuten wordt verstaan onder:

  • 1. werkgever:

  • degene die een onderneming drijft als genoemd onder 2;

  • 2. samenwerkende branches in de detailhandel:

  • de in artikel 1 onder 2 van de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de Samenwerkende Branches in de Detailhandel inzake Sociaal Fonds, opgesomde branches.

    • a. Naaimachinehandel

    • de onderneming waarin in hoofdzaak reparatie en verkoop plaatsvindt van naai-, brei- en strijkmachines en daaraan aanverwante artikelen aan particulieren;

    • b. Parfumerie

    • de onderneming waarin in hoofdzaak producten op het gebied van schoonheid, lichaamsverzorging van de mens en aanverwante artikelen worden verkocht aan particulieren, tenzij de CAO voor de Drogisterijbranche van toepassing is;

    • c. Dierenspeciaalzaken

    • de onderneming waarin in hoofdzaak gezelschapsdieren, goederen ter verzorging, voeding en huisvesting van gezelschapsdieren alsmede hengelsportartikelen worden verkocht aan particulieren;

    • d. Lederwaren en reisartikelen

    • de onderneming waarin overwegend lederwaren en reisartikelen aangevuld met aanverwante artikelen zoals paraplu’s, handschoenen en mode accessoires worden verkocht aan particulieren, tenzij de CAO voor de Schoendetailhandel, de CAO voor de Textieldetailhandel dan wel de CAO voor grootwinkelbedrijven in textiel van toepassing is;

    • e. Juwelierszaken

    • de onderneming waarin overwegend juwelen, goud en zilveren werken, uurwerken, edelstenen en aanverwante artikelen worden verkocht aan particulieren;

    • f. Muziekinstrumenten en bladmuziek

    • de onderneming waarin overwegend muziekinstrumenten en/of bladmuziek en aanverwante artikelen worden verkocht aan particulieren;

    • g. Tabaksartikelen

    • de onderneming waarin behalve tabaksartikelen en rokersbenodigdheden, overwegend lectuur, wenskaarten, zoetwaren en kansspelen worden verkocht aan particulieren, dit alles eventueel gecombineerd met een aanvullend assortiment artikelen en diensten;

    • h. Verf en behang

    • de onderneming waarin overwegend verf, verfbenodigdheden, behang, wandbekleding (uitgezonderd bespanningsstoffen) en eventuele aanverwante artikelen worden verkocht aan particulieren, met dien verstande dat de omzet in woondecoratie, woningtextiel en stoffering niet meer bedraagt dan 50% van de totale omzet;

    • i. Fotografische artikelen

    • de onderneming waarin uitsluitend of in hoofdzaak fotografische en video-artikelen in de ruime zin van het woord worden verkocht aan particulieren, dit eventueel aangevuld met het (in eigen beheer) verzorgen van ontwikkelen en afdrukken van films en foto’s voor eindgebruikers;

    • j. Grammofoonplatendetailhandel

    • de onderneming waarin in hoofdzaak geluid-, beeld- en informatiedragers of multimediasoftware wordt verkocht aan particulieren, dan wel verkopen in combinatie met verhuren van geluid-, beeld- en informatiedragers of multimediasoftware.

  • 3. werknemer:

  • degene die tot een werkgever als genoemd in dienstbetrekking staat in de zin van de sociale werknemersverzekeringen;

  • 4. Stichting: de Stichting Sociaal Fonds Samenwerkende Branches Detailhandel;

  • 5. bestuur: het in artikel 5 bedoelde bestuur;

  • 6. administrateur: de in artikel 8 bedoelde administrateur;

  • 7. reglement: het in artikel 12 bedoelde reglement.

Artikel 3 Doel

Het financieren en subsidiëren van activiteiten die gericht zijn op het in sociaal opzicht optimaal functioneren van de samenwerkende branches in de detailhandel.

Deze activiteiten zullen binnen het doel van de Stichting bestaan uit:

  • a. het geven van voorlichting en informatie over voorschriften die uit de CAO voor de samenwerkende branches in de detailhandel voortvloeien en/of andere voorschriften die op het terrein van de arbeidsvoorwaarden liggen;

  • b. het doen uitvoeren van de werkzaamheden van de Sociale Commissie voor de samenwerkende branches in de detailhandel. Deze werkzaamheden staan beschreven in artikel 3 lid 3 van het reglement van de Stichting Sociaal Fonds Samenwerkende Branches Detailhandel;

  • c. het verrichten en publiceren van onderzoek naar het tot stand brengen en uitvoeren van maatregelen ter verbetering van de arbeidsomstandigheden van de werknemers in de samenwerkende branches in de detailhandel;

  • d. het verrichten en publiceren van onderzoek naar het welzijn van de werknemers bij arbeid in de samenwerkende branches in de detailhandel alsmede de mogelijkheden het welzijn te verbeteren;

  • e. het verrichten van opleidings- en vormingsactiviteiten ten behoeve van de werknemers en werkgevers in de samenwerkende branches in de detailhandel, gericht op de arbeidsvoorwaarden en/of arbeidsverhoudingen in de samenwerkende branches in de detailhandel. Deze activiteiten staan beschreven in artikel 3 lid 4 van het reglement van de Stichting Sociaal Fonds Samenwerkende Branches Detailhandel;

  • f. kwalitatief goede opvang voor kinderen van werknemers, werkzaam in de samenwerkende branches in de detailhandel, door het leveren van een financiële bijdrage in de kosten van een kindplaatsvoorziening.

Artikel 4 Geldmiddelen

  • 1. De inkomsten van de Stichting bestaan uit:

    • a. bijdragen van werkgevers en werknemers, zoals omschreven in artikel 6 van de CAO voor de Samenwerkende Branches in de Detailhandel inzake Sociaal Fonds;

    • b. bijdragen van de overheid;

    • c. de te kweken renten;

    • d. schenkingen, legaten en erfstellingen;

    • e. al hetgeen op andere wijze wordt verworven.

  • 2. Erfstellingen kunnen slechts worden aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving.

  • 3. De uitgaven van de Stichting bestaan uit:

    • a. de uitgaven voortvloeiend uit de realisatie van het in artikel 3 omschreven doel;

    • b. de beheerskosten van de Stichting.

Artikel 5 Bestuur

  • 1. Het bestuur van de Stichting bestaat uit zes leden, van wie drie worden benoemd door de werkgeversorganisaties, te weten:

    • a. de Algemene Vereniging van Naaimachinehandelaren (AVVN), gevestigd te Capelle aan de IJssel;

    • b. de Bond van Detaillisten in de Parfumeriehandel (BODEPA), gevestigd te Den Haag;

    • c. de Vereniging Landelijke Organisatie DIBEVO (DIBEVO), gevestigd te Amersfoort;

    • d. de Nederlandse Juweliers- en Uurwerkenbranche (NJU), gevestigd te Voorburg;

    • e. de Nederlandse Piano- en Muziekinstrumentenbranche (NPMB), gevestigd te Dordrecht;

    • f. de NSO, Brancheorganisatie voor de Tabaksdetailhandel, gevestigd te Leidschendam;

    • g. het Nederlands Verbond van detailhandelaren in Verf en Wandbekleding (NVVW), gevestigd te Den Haag;

    • h. de Vereniging Nederlandse Fotovakhandel (Vereniging SNF), gevestigd te Geldermalsen,

    • i. de Nederlandse Vereniging van Grammofoonplaten Detailhandelaren (NVGD), gevestigd te Hilversum;

    • j. de Vereniging Mitex, gevestigd te Doorn;

    • k. de Vereniging van Muziekhandelaren en -uitgevers in Nederland (VMN), gevestigd te Epe, tezamen in onderling overleg

    • en drie door de werknemersorganisaties, te weten:

      • a. twee door FNV Bondgenoten, gevestigd te Amsterdam;

      • b. één door CNV Dienstenbond, gevestigd te Hoofddorp.

  • Voor ieder bestuurslid wordt door de organisatie(s), die dit lid heeft (hebben) benoemd, een plaatsvervanger benoemd, die alleen als bestuurslid optreedt bij ontstentenis dan wel afwezigheid van het lid als wiens plaatsvervanger hij is benoemd.

  • 2. Het lidmaatschap dan wel het plaatsvervangend lidmaatschap van het bestuur eindigt door periodiek aftreden, schriftelijk bedanken, overlijden, alsmede indien de betrokken organisatie de benoeming intrekt.

  • 3. Ieder jaar in de maand januari treedt één werkgeversbestuurslid en één werknemersbestuurslid, alsmede hun plaatsvervangers af volgens een door het bestuur op te maken rooster. De aftredenden zijn, met inachtneming van het bepaalde in het eerste lid, onmiddellijk herbenoembaar.

  • 4. In een vacature wordt zo spoedig mogelijk na het ontstaan daarvan voorzien door de organisatie(s) die, gelet op het bepaalde in het eerste lid, daarvoor in aanmerking komt (komen).

  • Een bestuurslid dan wel plaatsvervangend bestuurslid, dat in zulk een vacature is benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene die hij opvolgt moest aftreden. Het bestuur kan zijn bevoegdheden uitoefenen ook wanneer er vacatures zijn.

  • 5. Het bestuur wijst een werkgeversbestuurslid en een werknemersbestuurslid aan, die beurtelings voor de tijd van één kalenderjaar als voorzitter optreden. Het bestuur bepaalt wie voor het eerst als voorzitter zal optreden. Bij ontstentenis van de fungerende voorzitter treedt de andere voorzitter als zodanig op.

  • 6. Evenzo wijst het bestuur een werkgeversbestuurslid en een werknemersbestuurslid aan, die beurtelings voor de tijd van één kalenderjaar als secretaris optreden, met dien verstande, dat met de werkgeversvoorzitter de werknemerssecretaris en met de werknemersvoorzitter de werkgeverssecretaris fungeert. Bij ontstentenis van de fungerende secretaris treedt de andere secretaris als zodanig op.

  • 7. Door het bestuur kan aan de bestuursleden dan wel plaatsvervangende bestuursleden voor het bijwonen van vergaderingen of daarmede gelijk te stellen bijeenkomsten een vergoeding worden toegekend.

Artikel 6 Bevoegdheden van het bestuur en vertegenwoordiging

  • 1. Het bestuur vertegenwoordigt de Stichting. Daarnaast zijn de voorzitter en secretaris van het bestuur gezamenlijk bevoegd de Stichting te vertegenwoordigen.

  • 2. Het bestuur is bevoegd alle handelingen te verrichten voor zover daaromtrent bij of krachtens wettelijke voorschriften, respectievelijk bij of krachtens deze statuten of de reglementen van de Stichting niet anders is bepaald.

  • Voorts is het bestuur bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen, daaronder echter niet begrepen het aangaan van overeenkomsten waarbij de Stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt.

  • 3. Alle van het bestuur uitgaande stukken worden door de voorzitter en de secretaris getekend.

  • 4. Het bestuur is bevoegd om ook de administrateur tekeningsbevoegdheid te geven.

  • 5. Het bestuur is belast met de zorg voor de uitvoering en handhaving van de statuten en de reglementen.

  • 6. Het bestuur kan zijn bevoegdheden geheel of gedeeltelijk mandateren aan de voorzitter en de secretaris of aan de administrateur. De gemandateerde bevoegdheden worden uitgeoefend onder toezicht en verantwoordelijkheid van het bestuur.

Artikel 7 Bestuursvergaderingen en besluitvorming

  • 1. Het bestuur vergadert ten minste éénmaal per jaar en voorts zo dikwijls de voorzitter dit nodig acht of ten minste twee bestuursleden zulks wensen.

  • In het laatste geval is de voorzitter verplicht, nadat een desbetreffend schriftelijk verzoek door hem is ontvangen, het betrokken schriftelijk verzoek onmiddellijk aan de overige bestuursleden toe te zenden, een bestuursvergadering uit te schrijven en deze binnen zes weken te doen houden.

  • 2. De oproeping voor alle vergaderingen geschiedt door of namens de voorzitter per schriftelijke convocatie. De te behandelen onderwerpen worden in de oproeping vermeld. Andere punten kunnen slechts worden behandeld in een vergadering, waarin ten minste vier bestuursleden aanwezig zijn, tenzij een van de aanwezige bestuursleden zich tegen behandeling verzet.

  • 3. Indien de voorzitter geen gevolg geeft aan een verzoek ingevolge het eerste lid, zijn de betrokken leden van het bestuur gezamenlijk tot de convocatie van de vergadering bevoegd.

  • 4. Ter vergadering brengen de aanwezige werkgeversbestuursleden gezamenlijk evenveel stemmen uit als door de aanwezige werknemersbestuursleden worden uitgebracht.

  • Zijn de aantallen ter vergadering aanwezige werkgevers- en werknemersbestuursleden even groot, dan brengt ieder lid van het bestuur één stem uit.

  • Zijn de aantallen ter vergadering aanwezige werkgevers- en werknemersbestuursleden niet even groot, dan brengt ieder lid van die groep, waarvan het kleinste aantal ter vergadering aanwezig is, zoveel stemmen uit als overeenkomt met het aantal leden van die groep, waarvan het grootste aantal ter vergadering aanwezig is. Ieder lid van de groep, waarvan het grootste aantal aanwezig is, brengt alsdan zoveel stemmen uit als overeenkomt met het aantal leden van die groep, waarvan het kleinste aantal ter vergadering aanwezig is.

  • 5. Het bestuur is slechts bevoegd tot het nemen van beslissingen, wanneer ten minste vier bestuursleden ter vergadering aanwezig zijn.

  • Ingeval ter vergadering niet het voor het nemen van een beslissing vereiste aantal bestuursleden aanwezig is, wordt het bestuur binnen een maand doch niet eerder dan na 10 dagen opnieuw in vergadering bijeengeroepen. In die vergadering kan, ongeacht het aantal aanwezige bestuursleden, een besluit worden genomen over die voorstellen, waarover in de eerste uitgeschreven vergadering wegens onvoltalligheid geen besluit kon worden genomen.

  • 6. Tenzij in deze statuten uitdrukkelijk anders is bepaald, worden alle besluiten in een bestuursvergadering over zaken genomen bij volstrekte meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen wordt, tenzij de vergadering voltallig is, het nemen van een besluit tot een volgende vergadering uitgesteld.

  • In deze en evenzo in een voltallige vergadering wordt bij staking van stemmen het voorstel geacht niet te zijn aangenomen. De stemming moet geschieden bij hoofdelijke oproeping wanneer één van de bestuursleden dit verlangt en alsdan mondeling.

  • De stemming over personen geschiedt, behoudens in die gevallen waarin de verkiezing bij acclamatie plaats heeft, met gesloten en ongetekende briefjes. De volstrekte meerderheid van stemmen beslist. Heeft bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid verkregen, dan heeft een tweede vrije stemming plaats.

  • Is er ook dan geen volstrekte meerderheid, dan heeft er tussen de twee kandidaten, die alsdan de meeste stemmen verkregen hebben, een herstemming plaats nadat zonodig door een tussenstemming is uitgemaakt tussen welke personen de herstemming zal plaatsvinden.

  • Indien bij deze tussenstemming of herstemming de stemmen staken, beslist het lot. Blanco uitgebrachte stemmen tellen niet mee bij de berekening van het aantal stemmen, dat de volstrekte meerderheid uitmaakt.

  • 7. Een besluit van het bestuur kan via schriftelijke voorlegging aan de leden van het bestuur tot stand komen bij meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen. Indien een bestuurslid de wens daartoe te kennen geeft, wordt het besluit aangehouden tot de volgende bestuursvergadering.

Artikel 8 Administrateur

  • 1. De uitvoering van de sociaal fonds regeling en het daaraan verbonden geldelijk beheer wordt onder toezicht en verantwoordelijkheid van het bestuur opgedragen aan een daarvoor door het bestuur aan te wijzen administrateur.

  • 2. De opdracht tot het verrichten van de werkzaamheden die verband houden met de uitvoering van de sociaal fonds regeling en het daaraan verbonden geldelijk beheer wordt schriftelijk vastgelegd in een beheerovereenkomst, die de rechten en verplichtingen van de stichting en de administrateur ten opzichte van elkaar regelt.

  • 3. De afspraken over de kwaliteit van de dienstverlening door de administrateur worden nader vastgelegd in een of meer dienstverleningsovereenkomsten, die behoren bij de beheerovereenkomst.

  • 4. De administrateur is verplicht zich te doen vertegenwoordigen in de vergadering van het bestuur.

Artikel 9 Boekjaar

Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 10 Jaarverslag, rekening en verantwoording

  • 1. Het bestuur van de Stichting stelt jaarlijks een verslag op, dat een getrouw beeld geeft van de grootte en de samenstelling van het vermogen van de Stichting en van de ontwikkeling daarvan gedurende het voorafgaande boekjaar. In dit verslag legt het bestuur rekenschap af van het gevoerde beleid.

  • 2. Het verslag moet overeenkomstig de in artikel 3 van de statuten genoemde bestedingsdoelen respectievelijk activiteiten zijn gespecificeerd en gecontroleerd door een door het bestuur aangewezen externe registeraccountant, uit welke stukken moet blijken dat de uitgaven overeenkomstig de bestedingsdoelen zijn gedaan.

  • 3. Het verslag en de accountantsverklaring worden ter inzage van de bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers neergelegd:

    • a. ten kantore van de administrateur;

    • b. op een of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen.

  • 4. Het verslag en de accountantsverklaring worden toegezonden aan elk der in artikel 5, eerste lid, genoemde organisaties en op aanvraag aan de bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers.

Artikel 11 Statuten en ontbinding

  • 1. Een besluit tot wijziging van de statuten van de Stichting kan alleen door het bestuur worden genomen in een bijzonderlijk daartoe uitgeschreven vergadering, waar ten minste vier bestuursleden aanwezig zijn, en indien ten minste twee/derde van de ter vergadering uitgebrachte geldige stemmen zich daarvóór verklaart. Indien niet ten minste vier bestuursleden aanwezig zijn, is het bepaalde in de tweede en derde volzin van artikel 7 lid 5 van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Een voorstel tot ontbinding van de Stichting wordt niet in behandeling genomen dan nadat daarover schriftelijk advies is ingewonnen van de in artikel 5, eerste lid, genoemde organisaties. Voor het uitbrengen van deze adviezen moet een termijn van ten minste één maand worden gegeven.

  • Een besluit tot ontbinding van de Stichting kan alleen door het bestuur worden genomen in een bijzonderlijk daartoe uitgeschreven vergadering, waar alle bestuursleden aanwezig zijn, en indien ten minste twee/derde van de ter vergadering uitgebrachte geldige stemmen zich daarvóór verklaart. Indien niet ten minste alle bestuursleden aanwezig zijn, is het bepaalde in de tweede en derde volzin van artikel 7 lid 5 van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Het bestuur zal binnen twee weken na het verlijden van een akte van statutenwijziging een authentiek afschrift van die akte voor een ieder ter inzage neerleggen ter griffie van de rechtbank, sector kanton te Utrecht.

Artikel 12 Reglementen

  • 1. Het bestuur stelt een of meer reglementen vast, waarin bepalingen worden opgenomen omtrent de vaststelling en invordering van de door de werkgevers verschuldigde bijdragen, alsmede de wijze waarop de doelstelling zal worden gerealiseerd.

  • 2. Het bestuur is bevoegd tot wijziging van de reglementen.

  • 3. Bepalingen in de reglementen welke in strijd zijn met deze statuten zijn nietig.

  • 4. De reglementen, alsmede wijzigingen in de reglementen treden niet in werking alvorens een door het bestuur ondertekend exemplaar houdende de volledige tekst van het desbetreffende reglement of ingeval van wijziging de volledige tekst van die wijziging, voor een ieder ter inzage is neergelegd ter griffie van de rechtbank, sector kanton te Utrecht.

Artikel 13 Verplichtingen werkgevers, werknemers en door de Stichting gesubsidieerde instellingen

  • 1. De werkgevers en werknemers zijn verplicht alle gegevens te verstrekken, die het bestuur voor een goede uitvoering van de statuten en de reglementen nodig acht.

  • 2. Bij gebreke van de in het eerste lid bedoelde gegevens is het bestuur gerechtigd de betreffende gegevens naar beste weten te schatten.

  • 3. Bij een aanvraag om subsidie dient een begroting betreffende de besteding van de aangevraagde gelden te worden ingezonden. Het voorgaande geldt niet voor de aanvraag voor een financiële bijdrage in de kosten van een kindplaats. Jaarlijks zal door een gesubsidieerde instelling aan het bestuur van de Stichting verantwoording omtrent de besteding van de ontvangen gelden worden afgelegd.

Artikel 14 Vereffening

  • 1. Bij ontbinding van de Stichting geschiedt de vereffening door een daartoe door het bestuur te benoemen commissie.

  • 2. De met de vereffening belaste commissie treedt in de bevoegdheden en de verplichtingen van het bestuur met dien verstande dat na het in werking treden van het besluit tot ontbinding:

    • a. door werkgevers en werknemers geen premies meer verschuldigd zullen worden;

    • b. geen wijzigingen in de statuten en de reglementen mogen worden aangebracht.

  • 3. Bij vereffening wordt eerst een zodanig bedrag uitgetrokken dat de financiële verplichtingen van de Stichting tot de reglementaire einddatum kunnen worden nagekomen. Een eventueel overschot zal worden aangewend zoveel mogelijk in overeenstemming met de doelstelling van de Stichting.

  • 4. De slotrekening van de vereffening, alsmede de bestemming van het eventuele overschot behoeven de goedkeuring van de in artikel 5, eerste lid, genoemde organisaties.

Artikel 15 Beleggingen

  • 1. De geldmiddelen als bedoeld in artikel 4 lid 1 worden – voor zover niet direct bestemd voor de uitgaven bedoeld in lid 3 van dat artikel – door het bestuur belegd, met inachtneming van in redelijkheid daaraan te stellen eisen van liquiditeit, rendement en risicoverdeling.

  • 2. Gerede gelden worden in rekening-courant gestort bij de administrateur. De titels betreffende geldleningen op onderhandse schuldbekentenis worden bewaard in de kluis van de administrateur.

  • 3. Effecten en andere geldswaardige papieren worden zoveel mogelijk in bewaring gegeven bij algemene handelsbanken.

  • 4. Het bestuur zal de kosten van beheer van de geldmiddelen en de wijze van verrekening van die kosten vaststellen.

Artikel 16 Vrijstelling van premiebetaling

Vrijgesteld van de verplichting tot betaling van premie aan de Stichting is op diens verzoek de werkgever voor die werknemers voor wie een bij een andere collectieve arbeidsovereenkomst ingesteld sociaal fonds geldt, mits deze collectieve arbeidsovereenkomst is geregistreerd bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Artikel 17 Onvoorziene gevallen

Het bestuur is bevoegd in onvoorziene gevallen af te wijken van het bepaalde in de reglementen, mits daarbij niet in strijd wordt gehandeld met de statuten.

BIJLAGE II

Bijlage als bedoeld in artikel 3 van de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de Samenwerkende Branches in de Detailhandel inzake Sociaal Fonds respectievelijk als bedoeld in artikel 12 lid 1 van de statuten van de Stichting Sociaal Fonds Samenwerkende Branches Detailhandel.

REGLEMENT VAN DE STICHTING SOCIAAL FONDS SAMENWERKENDE BRANCHES DETAILHANDEL

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit reglement worden geacht te zijn opgenomen de begripsbepalingen omschreven in artikel 2 van de statuten. Voorts wordt in dit reglement verstaan onder premieplichtig loon: het loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (Stb. 1966, 64), met uitzondering van uitkeringen en verstrekkingen ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of de Werkloosheidswet en hierop door de werkgever verstrekte aanvullingen. Het loon dat meer heeft bedragen dan het maximum premieloon als bedoeld in de Coördinatiewet Sociale Verzekering op jaarbasis, blijft buiten aanmerking. Indien de dienstbetrekking een deel van een kalenderjaar betreft, wordt dit maximum premieloon vermenigvuldigd met een breuk, waarvan de teller gelijk is aan het aantal kalenderdagen dat de dienstbetrekking heeft geduurd en waarvan de noemer gelijk is aan het aantal kalenderdagen in het desbetreffende kalenderjaar.

Artikel 2 Premie

  • 1. De hoogte van de bijdrage als bedoeld in artikel 4 lid 1 sub a van de statuten is een voor elk jaar door het bestuur vast te stellen percentage van het premieplichtig loon van alle werknemers, in acht nemende het bepaalde in artikel 16 van de statuten.

  • Deze premie is ingaande 1 januari 2001 vastgesteld op 0,3%. De werkgever is verplicht deze premie aan de Stichting te voldoen.

  • De werknemersbijdrage is op nihil vastgesteld.

  • 2. De premie wordt geheven op basis van door de werkgever voor iedere werknemer verstrekte loonopgaven. Na verwerking van de loonopgaven en het vaststellen van de eindafrekening over het voorgaande kalenderjaar stelt het fonds per werkgever de bij wijze van voorschot voor het lopende kalenderjaar verschuldigde premie vast. De werkgever wordt geïnformeerd over het bepaalde voorschot. Het voorschot kan op verzoek van de werkgever worden gewijzigd. Het voorschot wordt gewijzigd als de loonsom voor het desbetreffende kalenderjaar meer dan 10% afwijkt van de loonsom waarover het voorschot is berekend. Het fonds deelt het te betalen bedrag van de voorschotpremie en de termijn waarbinnen de betaling dient te geschieden, schriftelijk aan de werkgever mee.

  • 3. Na verwerking van de loonopgaven over het kalenderjaar stelt het fonds per werknemer de definitieve premie over dat kalenderjaar vast. Per werkgever wordt de eindafrekening opgemaakt. De bij wijze van voorschot betaalde premies worden verrekend met de totaal verschuldigde definitieve premies.

  • 4. Over het verschil tussen de bij wijze van voorschot betaalde premies en de definitief verschuldigde premies wordt rente verrekend over de periode tussen het eind van het desbetreffende kalenderjaar en de datum van de eindafrekening. Deze rente is gelijk aan de depositorente Euribor voor zes maanden, zoals die geldt op 1 januari na het kalenderjaar waarover afgerekend wordt.

  • 5. Betaling van de premie kan, indien een werkgever dit wenst, plaatsvinden in gelijke kwartaaltermijnen, waarbij het vervallen bedrag steeds op de eerste van het desbetreffende kwartaal in het bezit van de administrateur dient te zijn. In afwijking van het voorgaande wordt een vordering in haar geheel opeisbaar, indien de werkgever ten aanzien van de betaling van een van de termijnen in gebreke is.

  • Voor werkgevers die dit wensen kan betaling van de premie ook plaatsvinden in gelijke maandtermijnen, die steeds vervallen per de eerste van de maand, mits die werkgevers de administrateur machtigen tot maandelijkse afschrijving van de vervallen termijnen van hun rekening over te gaan. Het in de vorige volzin bepaalde vervalt, indien op de rekening van de werkgever niet voldoende saldo aanwezig is om de afschrijving te realiseren, zodat het bepaalde in de eerste en tweede volzin van dit lid ten aanzien van die werkgever weer van toepassing is.

  • 6. De werkgever, die nalaat de premie binnen de gestelde termijn te betalen, is voor elke maand verzuim rente verschuldigd ter hoogte van de alsdan geldende wettelijke rente, bedoeld in artikel 6:119 BW, tenzij het bestuur daarvan geheel of gedeeltelijk ontheffing verleent.

  • 7. Voorts zijn in geval van nalatigheid aan het fonds verschuldigd alle kosten die door de Stichting zijn gemaakt ter invordering van niet tijdig betaalde premies en van de rente bedoeld in het vierde lid.

Artikel 3 Realisering doelstelling

  • 1. De Stichting realiseert het in artikel 3 van de statuten genoemde doel door het toekennen van subsidies aan instellingen die activiteiten als genoemd in deze doelstelling verrichten, alsmede door het leveren van een financiële bijdrage in de kosten van een kindplaatsvoorziening op de wijze zoals omschreven in het reglement van het kinderopvangfonds samenwerkende branches detailhandel (Bijlage III).

  • 2. Van de in artikel 4 lid 1 van de statuten bedoelde gelden voor zover niet benodigd voor de uitgaven als bedoeld in lid 3 sub b van genoemd artikel – zal:

    • a. 2/3 worden bestemd voor het A-fonds, waaruit de activiteiten als bedoeld in artikel 3 sub a tot en met e van de statuten worden gefinancierd, waarbij de gelden van het A-fonds in beginsel zullen worden verdeeld over de samenwerkende branches in de detailhandel naar rato van de loonsommen van deze branches;

    • b. 1/3 worden bestemd voor het B-fonds (kinderopvangfonds), waaruit de activiteiten als bedoeld in artikel 3 sub f van de statuten worden gefinancierd.

  • 3. De Sociale Commissie voor de samenwerkende branches in de detailhandel verricht de volgende taken:

    • a. het op verzoek van één van beide partijen behandelen van een verzoek om dispensatie van het in de CAO Samenwerkende Branches Detailhandel gestelde, mits een dergelijk verzoek schriftelijk en gemotiveerd wordt ingediend;

    • b. het desgewenst geven van advies omtrent de uitleg en/of de toepassing van de CAO Samenwerkende Branches Detailhandel aan participerende organisaties, alsmede aan iedere werkgever of werknemer op wie deze CAO van toepassing is. Een verzoek om advies dient schriftelijk bij de commissie te worden gedaan;

    • c. het behandelen bij wijze van bindend advies van geschillen omtrent de uitleg en/of toepassing van de CAO Samenwerkende Branches Detailhandel, indien beide partijen daarom schriftelijk verzoeken.

  • 4. Opleidings- en vormingsactiviteiten, zoals genoemd in artikel 2 sub e van de CAO en artikel 3 sub e van de statuten, ten behoeve van werknemers en werkgevers in de samenwerkende branches in de detailhandel, die gericht zijn op de arbeidsvoorwaarden en/of arbeidsverhoudingen, die door de Stichting gesubsidieerd worden, zijn:

    • a. (branche-)vakopleidingen ten behoeve van werkgevers en werknemers in de Samenwerkende Branches in de detailhandel;

    • b. het ontwikkelen en/of het implementeren van beleid specifiek ten behoeve van het uitvoeren van projecten die gericht zijn op opleiding en vorming in de bedrijfstak;

    • c. het ontwikkelen van leermiddelen;

    • d. het ontwikkelen en verzorgen van cursussen en trainingen op het gebied van productkennis, verkoopbevordering, boekhouding, jaarrekening en winkeldiefstalpreventie ten behoeve van werknemers in de samenwerkende branches in de detailhandel.

Artikel 4 Werkwijze

  • 1. De aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 13 lid 3 van de statuten dienen schriftelijk bij het bestuur te worden ingediend, en wel

    • voor eenmalige subsidies: zo spoedig mogelijk na het nemen van het besluit een subsidie aan te vragen;

    • voor periodieke subsidies: jaarlijks vóór de 1e januari van het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • Bij de aanvragen dient een begroting betreffende de besteding van de aangevraagde gelden te worden meegezonden.

  • 2. De verantwoording omtrent de besteding van de ontvangen gelden als bedoeld in artikel 13 lid 3 van de statuten dient schriftelijk bij het bestuur te worden ingediend, en wel

    • voor eenmalige subsidies: zo spoedig mogelijk na de besteding van deze gelden;

    • voor periodieke subsidies: jaarlijks vóór de 1e april volgend op het jaar waarop de subsidie betrekking had.

  • 3. Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidieaanvraag mee te zenden begroting c.q. de schriftelijke verantwoording dient te voldoen. De begroting moet zijn gespecificeerd overeenkomstig de in artikel 3 van de statuten genoemde bestedingsdoelen respectievelijk activiteiten.

  • Behoudens een subsidie voor activiteiten waarvan de kosten verantwoord worden door middel van een gespecificeerde factuur van een derde, dient de verantwoording vergezeld te gaan van een door een registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid gecontroleerde verklaring van de subsidie-ontvangende instelling over de besteding van de subsidiegelden, welke verklaring moet zijn gespecificeerd overeenkomstig de in artikel 3 van de statuten genoemde bestedingsdoelen respectievelijk activiteiten, en geïntegreerd onderdeel uit te maken van het jaarverslag van de Stichting.

  • 4. Op beslissingen van het bestuur omtrent de subsidieaanvraag kan geen beroep worden ingesteld, onverlet de mogelijkheid een nieuwe aanvraag in te dienen.

  • 5. De wijze waarop werknemers in aanmerking kunnen komen voor een financiële bijdrage in de kosten van kindplaatsen, is nader geregeld in het reglement van het kinderopvangfonds samenwerkende branches detailhandel (bijlage III).

Artikel 5 Begroting

Het bestuur stelt jaarlijks een begroting van inkomsten en uitgaven van de Stichting vast, welke voor de bij de Stichting betrokken werkgevers en werknemers beschikbaar moet zijn.

De begroting omvat:

  • a. de inkomsten als bedoeld in artikel 4 lid 1 van de statuten;

  • b. de uitgaven als bedoeld in artikel 4 lid 3 van de statuten, waarbij:

    • 1. de uitgaven als bedoeld in lid 3 onder a worden gespecificeerd overeenkomstig de in artikel 3 van de statuten genoemde bestedingsdoelen respectievelijk activiteiten;

    • 2. de beheerskosten van de Stichting als bedoeld in lid 3 onder b worden gespecificeerd naar kosten van administratie en bestuur en eventuele andere kosten.

BIJLAGE III

Bijlage als bedoeld in artikel 3 van de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de Samenwerkende Branches in de Detailhandel inzake Sociaal Fonds respectievelijk als bedoeld in artikel 12 lid 1 van de statuten van de Stichting Sociaal Fonds Samenwerkende Branches Detailhandel.

REGLEMENT VAN HET KINDEROPVANGFONDS SAMENWERKENDE BRANCHES DETAILHANDEL

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit reglement worden geacht te zijn opgenomen de begripsbepalingen omschreven in artikel 2 van de statuten van de Stichting Sociaal Fonds Samenwerkende Branches Detailhandel.

Voorts wordt in dit reglement verstaan onder:

  • 1. kinderopvangregeling:

  • de door partijen bij de CAO bedoelde regeling, gericht op het leveren van een financiële bijdrage van de werkgever in de kosten van een kindplaatsvoorziening;

  • 2. kinderopvangfonds:

  • het B-fonds dat is geïncorporeerd in het Sociaal Fonds Samenwerkende Branches Detailhandel en waaruit de kindplaatsvoorziening wordt gefinancierd;

  • 3. kind: een kind dat nog niet de basisschoolleeftijd heeft bereikt;

  • 4. ouder: een werknemer is ouder van een kind indien:

    • sprake is van een familierechtelijke betrekking tussen het kind en de werknemer én de werknemer de verzorging van het kind op zich genomen heeft;

    • geen sprake is van een familierechtelijke betrekking tussen het kind en de werknemer, maar de werknemer het kind verzorgt; het kind wordt geacht door de werknemer te worden verzorgd als werknemer en kind, blijkens een uittreksel uit het bevolkingsregister, op hetzelfde adres wonen en de werknemer duurzaam het onderhoud en de opvoeding van het kind op zich heeft genomen;

  • 5. Kintent: de Stichting Kintent, gevestigd te Utrecht;

  • 6. kindplaatsvoorziening:

    • kinderopvang in kinderdagverblijven, die voldoen aan een door de desbetreffende gemeente opgestelde verordening of, bij gebreke daarvan, voldoen aan de door het bestuur gestelde kwaliteitsnormen;

    • gastouderopvang via een gastouderbureau.

Artikel 2 Regeling kinderopvang

Door partijen bij de CAO voor de samenwerkende branches in de detailhandel is overeengekomen dat een bedrag uit het (B-deel van het) Sociaal Fonds Samenwerkende Branches Detailhandel beschikbaar wordt gesteld voor kinderopvang.

Dit bedrag wordt ondergebracht in het kinderopvangfonds, waaruit de kinderopvang wordt gefinancierd. Het beheer van het kinderopvangfonds is opgedragen aan de Stichting Sociaal Fonds Samenwerkende Branches Detailhandel.

De werkgever zal een voorwaardenscheppende rol spelen voor (de uitbreiding van) mogelijkheden van kinderopvang en wel in die zin dat door de werkgever een financiële bijdrage zal worden geleverd in de kosten van de kinderopvangregeling.

Artikel 3 Uitvoering kinderopvangregeling

De uitvoering van deze regeling is opgedragen aan:

  • a. Kintent voor wat betreft het verzorgen van de financiële bijdragen in de kosten van een kindplaatsvoorziening;

  • b. de administrateur voor wat betreft het verzorgen van de financiële bijdragen in de kosten van Kintent.

Artikel 4 Kwaliteitsnormen

Bij gebreke van een door de desbetreffende gemeente opgestelde verordening zal het bestuur voor de kwaliteitsnormen waaraan een kindplaats moet voldoen, de kwaliteitsnormen conform het advies van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten als richtlijn hanteren.

Artikel 5 Wijze van aanvragen van een bijdrage

De ouder dient de aanvraag voor een bijdrage in de kosten van kinderopvang in bij Kintent. Het daartoe strekkende inschrijfformulier is verkrijgbaar bij Kintent.

Artikel 6 Voorwaarden

Met inachtneming van artikel 7, lid 3, komt een ouder in aanmerking voor een bijdrage in de kosten van een kindplaats uit het kinderopvangfonds, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • 1. De aanvraag dient door de ouder te worden gedaan ten behoeve van een bijdrage in de kosten van een kindplaats.

  • 2. De aanvraag heeft betrekking op kinderen die de basisschoolleeftijd nog niet hebben bereikt.

  • 3. Een bijdrage wordt slechts verstrekt indien de aanvragende ouder in een dienstbetrekking werkzaam is waarop de CAO van de samenwerkende branches in de detailhandel van toepassing is. De bijdrage zal worden stopgezet zodra de ouder niet meer in de samenwerkende branches in de detailhandel werkzaam is. De ouder is verplicht om van de omstandigheid dat hij/zij niet meer in de samenwerkende branches in de detailhandel werkzaam is, onverwijld mededeling te doen aan Kintent.

  • 4. Kintent zal een aanvraag slechts kunnen honoreren voorzover de middelen die daartoe door het kinderopvangfonds beschikbaar zijn gesteld, toereikend zijn.

Artikel 7 Toekenning van een bijdrage

  • 1. Uit de middelen van het kinderopvangfonds kan een bijdrage in de kosten van een kindplaats worden toegekend aan ouders door indiening van het inschrijfformulier bij Kintent.

  • 2. Nadat door de administrateur is vastgesteld dat het kinderopvangfonds over voldoende middelen beschikt om de aanvraag te honoreren, zal Kintent in overleg met de administrateur bezien of aan de voorwaarden voor toekenning van een bijdrage is voldaan.

  • 3. Als aan de voorwaarden voor toekenning van een bijdrage is voldaan, bedraagt de bijdrage vanuit het fonds 1/6e deel van de totale kinderopvangkosten. Het fonds hanteert een maximum uurtarief dat gelijk ligt aan het door het Belastingdienst gehanteerde maximumuurtarief.

  • 4. Aanvragen worden in volgorde van binnenkomst van de inschrijfformulieren behandeld, echter met dien verstande dat in een kalenderjaar in principe niet meer dan 10 kinderplaatsen ten behoeve van werknemers, werkzaam bij dezelfde werkgever, worden vergoed, tenzij het bestuur anders beslist.

  • 5. Indien de middelen van het kinderopvangfonds niet meer toereikend zijn om een aanvraag (volledig) te kunnen honoreren, zal een wachtlijst worden aangelegd.

  • 6. De bijdrage wordt toegekend voor een periode die verstrijkt per het einde van het lopende kalenderjaar. Voor de periode daarna tot het bereiken van de basisschoolleeftijd wordt per kalenderjaar de bijdrage toegekend, indien de financiële middelen van de Stichting daartoe toereikend zijn.

Artikel 8 Bevoegdheden van het bestuur

  • 1. Het bestuur is te allen tijde bevoegd om nadere inlichtingen van de werkgever of werknemer te vragen, indien naar de mening van het bestuur de overgelegde stukken te weinig duidelijkheid verschaffen voor toewijzing van een bijdrage.

  • 2. Het bestuur is bevoegd controle uit te oefenen op de naleving van de voorwaarden.

  • 3. Het bestuur is gerechtigd om in alle gevallen waarin een bijdrage aan de ouder is verstrekt, doch de ouder niet (meer) voldoet aan de voorwaarden als genoemd in artikel 6, het teveel betaalde ter zake van die bijdrage terug te vorderen, vermeerderd met de wettelijke rente en eventueel noodzakelijke buitengerechtelijke kosten.

  • 4. In alle zaken betreffende deze regeling waarin het reglement niet voorziet en in gevallen waarin toepassing van dit reglement leidt tot uitkomsten die door een van de betrokkenen in strijd wordt geacht met de bedoeling van deze regeling, beslist het bestuur.

  • 5. Kintent en de administrateur zijn verantwoording verschuldigd aan het bestuur.

Artikel 9 Geheimhouding

Het bestuur, de administrateur en Kintent zijn tot geheimhouding verplicht van de hen ter zake van de uitvoering van deze regeling verstrekte gegevens.

Dictum II

De in dictum I opgenomen bepalingen zijn algemeen verbindend verklaard tot en met 31 december 2005.

Dictum III

Voorzover de in dictum I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.

Dictum IV

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2006 en heeft geen terugwerkende kracht.

Dictum V

Dit besluit zal in een bijvoegsel bij de Staatscourant worden geplaatst. Van deze plaatsing zal mededeling worden gedaan in de Staatscourant.

's-Gravenhage, 17 november 2005

Mr. M. H. M. van der Goes.

Naar boven