Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2005, 17 pagina 23 | Overig |
Zoals bouwplannen en verkeersmaatregelen.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatscourant 2005, 17 pagina 23 | Overig |
31 december 2004
Ondergetekenden,
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, handelend als bestuursorgaan, de heer H.A.L. van Hoof,
hierna te noemen: de overheid
enerzijds,
en
Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU), rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer J.A. Kamps, voorzitter;
FNV Bondgenoten, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer H.T. van der Kolk, voorzitter;
CNV Dienstenbond, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer G.F. van Linden, arbeidsvoorwaardencoördinator;
De Unie, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer W.M.M. Engels, arbeidsvoorwaardencoördinator,
hierna te noemen: sociale partners,
anderzijds,
alsmede:
UWV, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer J.M. Linthorst, voorzitter van de Raad van Bestuur UWV;
Verder te noemen: partijen;
Overwegende dat,
• het kabinet Balkenende I extra gelden beschikbaar heeft gesteld voor uitbreiding van bestaande convenanten dan wel het afsluiten van nieuwe convenanten waarin met nadruk in bedrijfstakken aandacht wordt besteed aan versterking van verzuim- en reïntegratiebeleid en vermindering van de WAO-instroom;
• de basis en verantwoording voor het afsluiten van deze convenanten is neergelegd in de nota `Arboconvenanten nieuwe stijl: beleidsstrategie voor de komende vier jaar (1999-2002)' en de nota `Tweede fase convenanten', beide te vinden op www.arboconvenanten.szw.nl en www.arbo.nl;
• de organisaties op 30 juni 2004 met de staatssecretaris de intentieverklaring Uitzendbranche (ABU-CAO hebben gesloten om te komen tot het afsluiten van het Arboplusconvenant Uitzendbranche (ABU-CAO) als bedoeld in de nota `Tweede fase convenanten';
komen het volgende overeen:
Werkgever: een werkgever als bedoeld in artikel 1, eerste en tweede lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998;
werknemer: een werknemer als bedoeld in artikel 1, eerste en tweede lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998;
branchebegeleidingscommissie (BBC): de commissie, bestaande uit vertegenwoordigers van de ondertekenende partijen, ingesteld ten behoeve van de totstandkoming, aansturing, begeleiding en evaluatie van het Arboplusconvenant;
monitoring: het systematisch en periodiek verzamelen van informatie over de mate waarin de doelstellingen van het Arboplusconvenant worden bereikt.
Metingen vinden plaats voorafgaand aan, dan wel vlak na de inwerkingtreding van het Arboplusconvenant (nulmeting); eventueel tijdens de looptijd van het Arboplusconvenant (tussen- of vervolgmetingen); en aan het eind van de looptijd van het Arboplusconvenant (slot- of eindmeting);
evaluatieonderzoek: systematisch en onafhankelijk onderzoek aan het einde van de looptijd, gebaseerd op feiten. Hierbij worden in elk geval de volgende aspecten vastgesteld: de effecten en resultaten van het Arboplusconvenant, de wijze waarop het Arboplusconvenant is uitgevoerd, de good practices en de wijze waarop de borging van afspraken heeft plaatsgevonden en de kosten en baten van de in het Arboplusconvenant gedane investeringen;
evaluatie: de beleidsmatige beoordeling van het convenant door de BBC, met name gebaseerd op de resultaten van het evaluatieonderzoek;
medezeggenschapsorganen: alle organen van medezeggenschap op bedrijfs- en sectorniveau, zoals ondernemingsraden, personeelsvertegenwoordigingen, medezeggenschapsraden en -platforms;
Arboplusconvenant: vierpartijenovereenkomst op bedrijfstakniveau tussen werkgeversvertegenwoordigers, werknemersvertegenwoordigers, UWV en de overheid over het reïntegreren van WAO'ers afkomstig uit de Uitzendbranche (ABU-CAO);
Plan van Aanpak: bijlage die onlosmakelijk deel uitmaakt van het Arboplusconvenant, met (minimaal) een begroting en afspraken over implementatie, communicatie, medezeggenschap en monitoring en evaluatieonderzoek van de voorgenomen maatregelen;
expiratiefase: een periode aan het einde van de looptijd van het Arboplusconvenant van maximaal zes maanden die gebruikt wordt voor de afronding van het Arboplusconvenant;
afgeschatte WAO'er: een persoon die zijn of haar WAO-uitkering of een deel ervan verliest als gevolg van een herbeoordeling volgens het aangepaste Schattingsbesluit Arbeidsongeschiktheidswetten;
zelfmelder: een persoon die zichzelf meldt voor bemiddeling via een van de pilots van het Arboplusconvenant.
1. Partijen stellen zich met betrekking tot de reïntegratie van afgeschatte WAO'ers en zelfmelders afkomstig uit de uitzendbranche die op zoek zijn naar een baan van minimaal twee dagen per week en die instromen in een pilot (schatting: 4000) het volgende ten doel in de periode van 1 april 2005 tot 1 januari 2007:
a) het uitnodigen van 100% van deze WAO'ers voor een intakegesprek door een uitzendorganisatie, met als doel bemiddeling door de uitzendorganisatie;
b) het voeren van een intakegesprek met minimaal 75% van deze WAO'ers door een uitzendorganisatie;
c) het plaatsen naar werk van 33% van de WAO'ers die een intakegesprek (zoals bedoeld in artikel 2, lid 1b) hebben gehad, door een uitzendorganisatie.
2. Van een plaatsing is sprake als een WAO'er minimaal drie maanden heeft gewerkt voor een uitzendorganisatie, in een periode van zes maanden.
1. Partijen spreken de volgende kwalitatieve doelstellingen af:
a) UWV streeft naar maatwerk bij het reïntegreren van afgeschatte WAO'ers uit de uitzendbranche.
b) Partijen streven ernaar de operationele samenwerking tussen UWV en uitzendorganisaties te verbeteren.
c) Partijen streven ernaar een effectieve methode te ontwikkelen voor de bemiddeling van WAO'ers uit de uitzendbranche.
d) Partijen streven ernaar de effecten te vergelijken van enerzijds aanbodversterking gevolgd door bemiddeling en anderzijds bemiddeling, eventueel gelijktijdig gecombineerd met aanbodversterking.
2. Partijen stellen zich ten doel om naast de in artikel 2 genoemde kwantitatieve doelstellingen de volgende maatregelen voor reïntegratie van WAO'ers, zoals omschreven in de artikelen 4, 5 en 6 van onderhavig Arboplusconvenant, uiterlijk op 1 januari 2007 te hebben gerealiseerd.
1. Om de in de artikelen 2 en 3 genoemde doelstellingen te realiseren, verplichten partijen zich uitvoering te geven aan het Plan van Aanpak, dat onlosmakelijk deel uitmaakt van onderhavig Arboplusconvenant.
2. Indien op grond van onderzoek of op andere wijze, blijkt dat de maatregelen niet leiden tot de realisatie van de gewenste kwantitatieve doelstellingen, beraadt de BBC zich er over welke maatregelen noodzakelijk worden geacht om de voortgang in lijn te brengen met de doelstellingen en bevordert de BBC dat deze maatregelen worden uitgevoerd.
3. Als maatregelen in het Plan van Aanpak zijn opgenomen: het uitvoeren van pilots voor WAO'ers waarin bemiddeling door uitzendorganisaties centraal staat.
4. Met betrekking tot het onderwerp monitoring en evaluatieonderzoek zijn activiteiten in het Plan van Aanpak opgenomen conform het gestelde in artikel 10.
1. Om de in de artikelen 2 en 3 genoemde doelstellingen te realiseren, verplichten partijen zich onderhavig Arboplusconvenant met gerichte communicatie te ondersteunen. Daartoe zijn in het Plan van Aanpak communicatieactiviteiten opgenomen.
2. De communicatie is gericht op twee doelstellingen:
a) het positief beïnvloeden van de beeldvorming over WAO'ers;
b) het bekend maken van de instrumenten waarmee succesvolle samenwerking en bemiddeling kunnen worden bevorderd.
3. Bij de uitvoering van communicatieactiviteiten worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
a) De communicatieactiviteiten sluiten zo veel mogelijk aan op de communicatiecampagne van UWV in verband met de herbeoordeling van WAO'ers.
b) De communicatie is gericht op alle betrokken actoren: uitzendorganisaties, WAO'ers afkomstig uit de uitzendbranche, UWV en inleners.
4. Onder meer de volgende communicatieactiviteiten worden uitgevoerd:
a) het organiseren van kick-offbijeenkomsten voor uitzendorganisaties die deelnemen aan pilots;
b) het ontwikkelen van een aparte voorlichtingsbrochure voor WAO'ers uit de uitzendbranche.
Rol van de medezeggenschapsorganen
Om de in de artikelen 2 en 3 genoemde doelstellingen te realiseren, verplichten partijen zich de op bedrijfsniveau aanwezige werknemersvertegenwoordigingen (WVT-en) actief bij de implementatie van het Plan van Aanpak te betrekken, in het bijzonder bij de pilots.
De afspraken, vastgelegd in dit Arboplusconvenant, laten onverlet dat de Arbeidsinspectie (AI) het reguliere handhavingsbeleid blijft toepassen. Dit houdt in dat de AI handhaaft op reeds bestaande wettelijke normen en afspraken en reageert op de melding van klachten en ongevallen.
1. De werkgevers- en werknemersorganisaties informeren hun leden zo spoedig mogelijk na de ondertekening van onderhavig Arboplusconvenant door middel van publicaties in hun periodieken over het Arboplusconvenant in het algemeen en over de maatregelen van het Arboplusconvenant zoals bedoeld in artikel 4 in het bijzonder.
2. De tekst van onderhavig Arboplusconvenant wordt zo spoedig mogelijk na ondertekening in de Staatscourant gepubliceerd.
1. De BBC komt uiterlijk binnen twee maanden na ondertekening van onderhavig Arboplusconvenant bijeen. Bij deze bijeenkomst wordt bepaald of de tot dan toe gebruikelijke samenstelling en werkwijze van de BBC wordt voortgezet, dan wel dat voor een nieuwe samenstelling en/of werkwijze wordt gekozen. Indien de BBC in een nieuwe samenstelling verder gaat, dienen in ieder geval alle ondertekenende partijen vertegenwoordigd te zijn.
2. De BBC kan, indien nodig en gewenst, uit haar midden werkgroepen instellen voor de behandeling van afzonderlijke onderwerpen.
3. De BBC zet voor de uitvoering van het Arboplusconvenant de projectorganisatie Werkenderweg {die het Arboconvenant Uitzendbranche (ABU-CAO) uitvoert} in.
4. De BBC wijst conform artikel 7 van de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden (Stcrt. 1999, 187) een rechtspersoon aan, die optreedt als opdrachtgever van de in artikel 4 omschreven activiteiten.
Monitoring en evaluatieonderzoek
1. Partijen leggen in het Plan van Aanpak afspraken vast over monitor- en evaluatieactiviteiten. Hierbij wordt in elk geval aandacht besteed aan de inhoudelijke aspecten en de momenten waarop onderzoek zal plaatsvinden.
2. De monitor heeft in elk geval betrekking op de mate waarin de doelstellingen, zoals omschreven in artikel 2, zijn behaald.
3. Het evaluatieonderzoek beantwoordt in elk geval de volgende vragen:
a) Zijn de kwantitatieve doeleinden, zoals vastgelegd in het Arboplusconvenant, gehaald?
b) In welke mate zijn de maatregelen, zoals vastgelegd in het Plan van Aanpak of later toegevoegd, daadwerkelijk geïmplementeerd?
c) Hoe is de implementatie van maatregelen verlopen, wat zijn de succes- en faalfactoren geweest en welke maatregelen zijn te bestempelen als good practices?
d) Welke maatregelen die als good practices zijn te bestempelen kunnen ook buiten convenantverband om - dat wil zeggen in andere sectoren - succesvol worden toegepast en hoe kunnen die overgedragen/verspreid worden?
e) Zijn er structurele voorzieningen getroffen voor duurzame doorwerking van de veranderingen die met het Arboplusconvenant zijn gerealiseerd en zo ja, in welke mate en in welke vorm?
f) Wat heeft het Arboplusconvenant uiteindelijk gekost en wegen de opbrengsten ervan - in de vorm van de geheel of gedeeltelijk gerealiseerde kwantitatieve doelstellingen - hier tegenop?
4. De resultaten van de monitor en het evaluatieonderzoek worden vastgelegd in een of meerdere onderzoeksrapporten, die worden gepubliceerd in de zogenaamde SZW-Arboconvenantenreeks.
5. De onderzoeksgegevens van de monitor - dat wil zeggen de door de opdrachtnemer ten behoeve van de monitor verzamelde en al dan niet bewerkte en al of niet in rapporten neergelegde gegevens - worden ter beschikking gesteld aan het bureau dat het evaluatieonderzoek zal gaan uitvoeren.
1. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stelt voor de uitvoering en evaluatie van dit Arboplusconvenant een bedrag van maximaal € 1.800.000,- ter beschikking ongeacht het feit of de in lid 6 genoemde subsidieaanvrager BTW kan verrekenen. De sociale partners stellen voor de uitvoering en evaluatie van dit Arboplusconvenant een bedrag van maximaal € 1.800.000,- ter beschikking, waarbij € 900.000,- direct wordt bijgedragen door uitzendorganisaties die een pilot uitvoeren.
2. Voor de uitvoering van de activiteiten, genoemd in artikel 3 van de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden (Stcrt. 1999, 187) draagt de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij aan de kosten, met inachtneming van de in deze subsidieregeling vastgelegde voorwaarden en criteria en het in het eerste lid bedoelde subsidieplafond.
3. Voor de totale kosten van de in het Plan van Aanpak opgenomen activiteiten kan binnen het kader van de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden tot een maximum van 50% subsidie worden verstrekt. De totale subsidie voor activiteiten in de convenantfase is begrensd tot 50% van de totale in het Plan van Aanpak geraamde kosten, echter, tot het maximale subsidiebedrag zoals genoemd in lid 1.
4. Voor de toepassing van het vorige lid worden slechts die activiteiten in aanmerking genomen die tot subsidiëring kunnen leiden. Bestaande projecten en individuele bedrijfsinvesteringen worden niet in aanmerking genomen.
5. De financiering van de afzonderlijke activiteiten is vastgelegd in een meerjarenbegroting die onlosmakelijk onderdeel uitmaakt van het Plan van Aanpak. De begroting volgt de indeling van het Plan van Aanpak en is op jaarbasis opgesteld.
6. De partijen dragen er zorg voor dat conform het bepaalde in artikel 7 van de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden de Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU) als subsidieaanvrager zal optreden.
7. De subsidieaanvraag in het kader van de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden wordt ingediend conform de door SZW verstrekte `Uitvoeringsregels voor het aanvragen van subsidies volgens de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden'.
Dit Arboplusconvenant treedt in werking onmiddellijk na ondertekening door alle convenantpartijen en eindigt op 1 april 2007.
Wijziging of voortijdige beëindiging
1. De BBC treedt in overleg over de noodzaak van wijziging van dit Arboplusconvenant indien:
a) de afspraken uit dit Arboplusconvenant niet worden nagekomen;
b) er zich onvoorziene omstandigheden voordoen (waaronder in elk geval begrepen wijzigingen in wet- en regelgeving) die van dien aard zijn dat het Arboplusconvenant redelijkerwijs niet kan worden voortgezet;
c) door anderen dan de convenantpartijen de wens te kennen wordt gegeven om tot dit Arboplusconvenant toe te treden;
d) de besluitvorming in de BBC bij voortduring wordt bemoeilijkt door verschil in opvattingen tussen partijen.
2. De BBC treedt in overleg over uitbreiding van dit Arboplusconvenant wanneer door één van de convenantpartijen een aanvullend onderwerp wordt voorgedragen voor opname in het Arboplusconvenant.
3. De BBC komt in vergadering bijeen voor overleg als bedoeld in de leden 1 en 2 binnen zes weken nadat een partij de wens daartoe schriftelijk heeft kenbaar gemaakt. Indien het overleg niet binnen een termijn van vier weken tot overeenstemming heeft geleid, is elke partij gerechtigd het Arboplusconvenant schriftelijk op te zeggen.
4. De BBC kan unaniem besluiten de termijn van vier weken, bedoeld in lid 3, te verlengen, tot een maximum van twaalf weken.
De BBC evalueert - op basis van de resultaten van het evaluatieonderzoek en op basis van de eigen ervaringen en perceptie - voor 1 april 2007 de uitvoering en de resultaten van onderhavig Arboplusconvenant.
1. De expiratiefase vangt aan op het moment dat de in artikel 4 omschreven activiteiten zijn beëindigd, uiterlijk op 1 januari 2007. De expiratiefase eindigt op de in artikel 12 genoemde einddatum van het Arboplusconvenant: 1 april 2007.
2. De volgende werkzaamheden kunnen plaatsvinden in de expiratiefase:
a) het evaluatieonderzoek naar de uitvoering en de resultaten van onderhavig Arboplusconvenant, zoals bedoeld in artikel 10;
b) de evaluatie door de BBC van de uitvoering en de resultaten van onderhavig Arboplusconvenant zoals bedoeld in artikel 14;
c) overleg over een mogelijke voortzetting van convenantactiviteiten na beëindiging van het Arboplusconvenant;
d) communicatie gericht op de evaluatie, beëindiging en mogelijke voortzetting van convenantactiviteiten;
e) de afrondende werkzaamheden van de uitvoeringsorganisatie.
3. De werkzaamheden die plaatsvinden in de expiratiefase worden vastgelegd in het Plan van Aanpak en de bijbehorende begroting.
4. Uiterlijk in de laatste vergadering van de BBC komen in ieder geval de volgende onderwerpen aan de orde:
a) de formele vaststelling van de eindresultaten van alle activiteiten (inclusief de activiteiten genoemd onder lid 2) die in opdracht van de BBC zijn verricht;
b) de financiële afwikkelingsregels (onderdeel van de door SZW verstrekte uitvoeringsregels voor het aanvragen van subsidies volgens de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden) voor de in artikel 9, lid 4 genoemde rechtspersoon zodat deze rechtspersoon kan voldoen aan de in de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden gestelde voorwaarden.
Onderhavig Arboplusconvenant is niet (in rechte) afdwingbaar.
Den Haag, 19 januari 2005.
De Staatssecretaris van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid,H.A.L. van Hoof.
Badhoevedorp, 4 januari 2004.
Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU),
J.A. Kamps.
Utrecht, 30 december 2004.
FNV Bondgenoten,
H.T. van der Kolk.
Culemborg, 31 december 2004.
De Unie,
W.M.M. Engels.
Hoofddorp, 27 december 2004.
CNV Dienstenbond,
G. F. van Linden.
Amsterdam, 17 januari 2005.
UWV,
J.M. Linthorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2005-17-p23-SC68703.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.