Regeling rechtspositie burgemeesters

Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties houdende een aantal rechtspositionele aangelegenheden ten aanzien van burgemeesters (Regeling rechtspositie burgemeesters)

20 februari 2004

BW2003/84523

DGKB/BFO

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op de artikelen 30, 31, 32 en 34 van het Rechtspositiebesluit burgemeesters;

Besluit:

Artikel 1

1. Indien de burgemeester geen gebruik maakt van de mogelijkheid van deelname aan een voor het gemeentepersoneel geldende pc-privéregeling, wordt hem op aanvraag voor de uitoefening van het ambt een computer met bijbehorende randapparatuur en programmatuur in bruikleen ter beschikking gesteld.

2. Op aanvraag wordt de burgemeester voor de uitoefening van het ambt een faxapparaat met bijbehoren in bruikleen ter beschikking gesteld.

3. Het college van burgemeester en wethouders stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

4. De aanleg- en abonnementskosten van ISDN ten behoeve van het gebruik van de computer komen ten laste van de gemeente.

5. Van de kosten van ADSL ten behoeve van het gebruik van de computer komen de aanlegkosten, het providergedeelte van abonnementskosten en de helft van de gesprekskosten ten laste van de gemeente.

6. De aanlegkosten van een internetaansluiting via de kabel en de helft van de abonnementskosten komen ten laste van de gemeente.

Artikel 2

De in artikel 30, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit burgemeesters bedoelde vergoeding voor het gebruik van de privé-telefoon bedraagt € 25,– bruto per maand.

Artikel 3

De verhuiskostenvergoeding, bedoeld in artikel 31, eerste en derde lid, van het Rechtspositiebesluit burgemeesters betreft:

a. het bedrag van de transportkosten voor het vervoer van inboedel naar de nieuwe woning;

b. andere direct uit de verhuizing voortvloeiende kosten tot een maximum van € 5.445,–;

c. kosten in verband met dubbele woonlasten tot maximaal € 272,27 per maand en gedurende een periode van ten hoogste vier maanden.

Artikel 4

1. De vergoeding voor reis- en pensionkosten, bedoeld in artikel 31, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit burgemeesters betreft:

a. per maand een bedrag van maximaal 90 procent van de gemaakte pensionkosten tot ten hoogste 50 procent van de bezoldiging;

b. voor reiskosten tussen de woonplaats en de plaats van verblijf:

1°. de kosten voor het gebruik van het openbaar vervoer;

2°. bij gebruik van een eigen personenauto, een bedrag van € 0,14 per afgelegde kilometer.

2. Indien geen aanspraak wordt gemaakt op een vergoeding van pensionkosten, bedraagt de vergoeding voor het reizen tussen de woonplaats en de gemeente:

a. de kosten voor het gebruik van het openbaar vervoer;

b. bij gebruik van een eigen personenauto, een bedrag van € 0,14 per afgelegde kilometer.

Artikel 5

1. De vergoeding voor kosten voor woon–werkverkeer, bedoeld in artikel 32, eerste lid, onder a, van het Rechtspositiebesluit burgemeesters, wordt slechts toegekend indien de enkele reisafstand meer dan 10 kilometer bedraagt.

2. De vergoeding betreft:

a. de kosten voor het gebruik van het openbaar vervoer;

b. bij gebruik van een eigen personenauto een bedrag van € 0,14 per afgelegde kilometer.

3. In afwijking van het tweede lid, onder b, geldt voor een waarnemend burgemeester een bedrag van € 0,28 per afgelegde kilometer.

Artikel 6

1. Indien de burgemeester voor vervoer binnen de gemeente regelmatig gebruik maakt van een eigen personenauto, ontvangt hij daarvoor een vaste vergoeding. Deze vergoeding bedraagt per maand:

a. € 46,– in gemeenten met een oppervlak tot 500 vierkante kilometer;

b. € 70,– in gemeenten met een oppervlak van 500 tot 1.000 vierkante kilometer;

c. € 105,– in gemeenten met een oppervlak van 1.000 tot 1.500 vierkante kilometer;

d. € 129,– in gemeenten met een oppervlak van meer dan 1.500 vierkante kilometer.

2. Voor een burgemeester die gebruik maakt van een dienstauto en daarnaast regelmatig de eigen auto gebruikt, geldt de helft van de in het eerste lid genoemde bedragen.

3. Voorzover reizen voor de uitoefening van de functie niet volgens het eerste lid worden vergoed, geldt als vergoeding:

a. de kosten voor het gebruik van het openbaar vervoer;

b. bij gebruik van een eigen personenauto, een bedrag van € 0,28 per afgelegde kilometer.

4. De vergoeding van verblijfkosten, bedoeld in artikel 32, eerste lid onder b van het Rechtspositiebesluit burgemeesters, betreft de noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte werkelijke verblijfkosten.

Artikel 7

De vergoeding voor reiskosten, bedoeld in artikel 34 van het Rechtspositiebesluit burgemeesters, bedraagt:

a. de kosten voor het gebruik van het openbaar vervoer;

b. € 0,09 per afgelegde kilometer voor het gebruik van een eigen motorvoertuig, indien het gebruik van het openbaar vervoer doelmatig was;

c. € 0,28 per afgelegde kilometer voor het gebruik van een eigen motorvoertuig, indien het gebruik van het openbaar vervoer niet doelmatig was.

Artikel 8

Het declareren van de kosten geschiedt onder overlegging van bewijsstukken.

Artikel 9

De Regeling vaste autokostenvergoeding burgemeesters 1996 wordt ingetrokken.

Artikel 10

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2004, met dien verstande dat:

a. artikel 1 en 2 van de Regeling rechtspositie burgemeesters terugwerken tot en met 1 juli 2002,

b. het college kan bepalen dat in afwijking van het bepaalde onder a, tot de inwerkingtreding van deze regeling overeenkomstige toepassing wordt gegeven aan de regeling van de vergoeding aan ambtenaren van kosten verbonden aan het gebruik van de privé-telefoonaansluiting voor dienstdoeleinden (Stb. 527),

c. artikel 5, derde lid van de Regeling rechtspositie burgemeesters terugwerkt tot en met 1 januari 2002.

Artikel 11

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling rechtspositie burgemeesters.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.W. Remkes.

Toelichting

In deze regeling worden op grond van het Rechtspositiebesluit burgemeesters (het Rechtspositiebesluit) enkele regelingen getroffen inzake de vergoeding van onkosten. Het betreft met name de voorzieningen voor reis-, verblijf- en verhuiskosten en voor telefoongebruik.

Artikel 1

Op grond van artikel 30 van het Rechtspositiebesluit stelt de gemeente de voor de uitoefening van het ambt benodigde computer- en communicatieapparatuur ter beschikking. (PC, ISDN-aansluiting, fax, telefoon e.d.).

Artikel 1 van deze regeling bevat bepalingen omtrent het in bruikleen ter beschikking stellen van apparatuur. Onder bij de computer behorende apparatuur wordt verstaan apparatuur die is bestemd om aan de computer of laptop te worden gekoppeld, zoals een modem, een printer, een fax en dergelijke. Het vierde tot en met het zesde lid hebben betrekking op de vergoeding van kosten van de aansluiting. Deze vergoeding staat los van de keuze voor ofwel de pc-privéregeling, ofwel het in bruikleen ter beschikking stellen van apparatuur.

Artikel 2

Gelet op het feit dat aldus de benodigde apparatuur ter beschikking wordt gesteld, mag verwacht worden dat gebruik van privé-telefoon tot de uitzonderingen behoort. Voorzover er voor de functie-uitoefening nog gebruik wordt gemaakt van de privé-telefoonaansluiting voor dienstdoeleinden heeft de burgemeester aanspraak op een vergoeding. Het betreft een tegemoetkoming in de kosten die bestaat uit een vast maandbedrag van € 25,– bruto, welke niet uitgesloten is van belastingheffing.

Artikel 3

De burgemeester heeft op grond van het Rechtspositiebesluit ten laste van de gemeente aanspraak op een vergoeding van verhuiskosten in verband met de benoeming. Ingeval van verhuizing in verband met ontslag of niet-herbenoeming kan de gemeente besluiten een verhuiskostenvergoeding toe te kennen. Artikel 3 van deze regeling bepaalt uit welke elementen de verhuiskostenvergoeding bestaat. Het betreft het bedrag van de transportkosten voor het vervoer van inboedel naar de nieuwe woning en (tot een maximum van € 5.445,–) andere direct uit de verhuizing voortvloeiende kosten. Kosten in verband met dubbele woonlasten worden vergoed tot maximaal € 272,27 per maand en gedurende een periode van ten hoogste vier maanden. De bedragen zijn gelijk aan de bedragen genoemd in de Verplaatsingskostenregeling 1989. Ook bij verhuizing wegens het moeten betrekken van tijdelijke huisvesting is er aanspraak op de verhuiskostenvergoeding.

Artikel 4

Dit artikel regelt de reis- en pensionkosten die de burgemeester maakt indien deze na benoeming nog niet over – al dan niet tijdelijke – woonruimte in de gemeente beschikt. Naast kosten voor logies komen voor vergoeding in aanmerking onder meer ook de kosten voor het reizen tussen de woonplaats en de gemeente; bijvoorbeeld voor gezinsbezoek. Indien geen gebruik wordt gemaakt van hotel of pension dan betreft de vergoeding uitsluitend gemaakte reiskosten.

Artikel 5

De vergoedingen voor kosten voor woon–werkverkeer worden slechts toegekend indien de enkele reisafstand meer dan 10 kilometer bedraagt. De kilometervergoeding voor het gebruik van de eigen auto bedraagt € 0,14.

Voor de waarnemend burgemeester geldt ingevolge het derde lid een hogere kilometervergoeding (€ 0,28). Anders dan voorheen geldt dit bedrag ook bij waarneming langer dan een jaar. Deze vaste vergoedingsmogelijkheid werkt terug tot en met 1 januari 2002. Vanaf 1 januari 2004 is € 0,18 van dit bedrag onbelast, de resterende € 0,10 kan voor belastingheffing in aanmerking komen.

Artikel 6

Dit artikel regelt de zogenoemde vaste vergoeding voor het gebruik van de eigen auto voor vervoer binnen de gemeente. De hoogte van de vergoeding is afhankelijk van de omvang van de gemeente.

Het derde lid van artikel 6 betreft de vergoeding voor het gebruik van de eigen personenauto voor reizen die niet vallen onder de vaste vergoeding. Dat betreft bijvoorbeeld reizen naar een bestemming buiten de gemeente. Het derde lid is tevens van toepassing op burgemeesters die geen aanspraak maken op een vaste vergoeding. Deze vergoeding bedraagt € 0,28 per afgelegde kilometer. Overeenkomstig de Wet Inkomstenbelasting is € 0,18 hiervan onbelast. Dientengevolge kan de resterende € 0,10 voor belastingheffing in aanmerking komen.

Ingevolge het vierde lid worden de werkelijk gemaakte verblijfskosten vergoed.

Artikel 7

Artikel 7 is van toepassing op de vergoeding voor reiskosten aan kandidaten voor het ambt van burgemeester. De kandidaat heeft de keuze om te reizen met het openbaar vervoer of met een eigen motorvoertuig. Indien men ervoor kiest te reizen met een eigen motorvoertuig, wanneer gebruik van het openbaar vervoer tevens mogelijk is, worden de afgelegde kilometers vergoed tegen een tarief van € 0,09. Indien men met een eigen motorvoertuig reist omdat het reizen met het openbaar vervoer niet mogelijk is, worden de afgelegde kilometers vergoed tegen een tarief van € 0,28. Overeenkomstig de Wet Inkomstenbelasting is € 0,18 hiervan onbelast en kan de resterende € 0,10 voor belastingheffing in aanmerking komen.

Artikel 8

Het verdient aanbeveling dat declaraties worden afgewikkeld volgens een daartoe vastgestelde administratieve procedure met gebruikmaking van vastgestelde formulieren.1

Artikel 9

Aangezien de Regeling vaste autovergoeding burgemeesters 1996 wordt ingetrokken is de circulaire van 17 juli 1995 aangaande dit onderwerp ook niet langer van toepassing.

Artikel 10

Deze regeling treedt op 1 januari 2004 in werking, overeenkomstig het gewijzigde Rechtspositiebesluit gedeputeerden (Stb. 432). Wat betreft de inwerkingtreding van artikel 1 en 2 van deze regeling geldt als overgangsregeling dat het college kan bepalen dat tot de inwerkingtreding van de nieuwe regeling voor de verstreken periode nog overeenkomstige toepassing wordt gegeven aan het zogenoemde ‘Telefoonkostenbesluit’ dat per 1 juli 2002 is ingetrokken.

Artikel 5, derde lid werkt terug tot en met 1 januari 2002.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J.W. Remkes

Naar boven