Bestuursreglement rechtbank Breda

Gelet op artikel 19, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, besluit het bestuur van de rechtbank Breda het volgende reglement vast te stellen.

Hoofdstuk 1 Organisatie rechtbank

Artikel 1.1 Onderdelen organisatie rechtbank

De rechtbank Breda kent in ieder geval de volgende onderdelen:

a. het bestuur;

b. de sector bestuursrecht;

c. de sector handelsrecht;

d. de sector familierecht;

e. de sector kanton;

f. de sector strafrecht;

g. een bedrijfsbureau;

h. de algemene dienst;

i. het bestuurssecretariaat;

j. de rechtbankvergadering (gerechtsvergadering).

Hoofdstuk 2 Bestuur

Artikel 2.1 Samenstelling van het bestuur

Het bestuur bestaat uit de president, de directeur bedrijfsvoering en de vijf sectorvoorzitters.

Artikel 2.2 Werkwijze van het bestuur

1. Het bestuur is belast met de algemene leiding, de organisatie en de bedrijfsvoering van de rechtbank en heeft voorts tot taak binnen de rechtbank de juridische kwaliteit en de uniforme rechtstoepassing te bevorderen.

2. Het bestuur komt ten minste twaalf maal per jaar in vergadering bijeen.

3. Het bestuur komt in vergadering bijeen op verzoek van de president of op verzoek van ten minste twee leden van het bestuur en voorts in ieder geval:

a. voor de bespreking en vaststelling van het bestuursreglement, bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie;

b. voor de bespreking en vaststelling van de klachtenregeling, bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie;

c. voor de bespreking en vaststelling van de jaarstukken, bedoeld in artikel 31, eerste lid, en 35, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie;

d. voor de bespreking en vaststelling van rechtbankbrede beleidsstukken;

4. Het bestuur komt in ieder geval eenmaal per jaar bijeen voor het evalueren van zijn werkwijze.

5. Artikel 2.3, derde en vierde lid van dit reglement, zijn van overeenkomstige toepassing.

6. Een vergadering op verzoek van ten minste twee leden van het bestuur wordt binnen veertien dagen gehouden nadat het verzoek bij de president is binnengekomen.

7. Het bijeenroepen geschiedt door een schriftelijke kennisgeving aan de leden van het bestuur.

8. De vergaderingen van het bestuur zijn besloten. Het bestuur kan derden toegang verlenen tot de vergadering.

9. Vergaderingen en andere bijeenkomsten worden voorgezeten door de president die tevens de orde bepaalt.

Artikel 2.3 Agenda en verslag

1. De president draagt zorg voor het opstellen van een concept-agenda voor elke vergadering. De agenda wordt tijdens de bijeenkomst vastgesteld. De president plaatst in ieder geval op de agenda:

a. de door een lid van het bestuur opgegeven onderwerpen;

b. het verslag van de vorige vergadering.

2. De president draagt zorg voor de verzending van de schriftelijke kennisgeving, bedoeld in artikel 2.2, zevende lid, de agenda en eventuele overige stukken aan de leden van het bestuur. Dit gebeurt in beginsel voor het weekeinde voorafgaand aan de vergadering; in ieder geval twee werkdagen daaraan voorafgaand. De agenda wordt tegelijkertijd binnen de rechtbank bekend gemaakt.

3. De president doet zo spoedig mogelijk na een vergadering een verslag opstellen. Het bestuur kan besluiten dat beraadslagingen of besluiten over een of meer onderwerpen niet in het verslag worden opgenomen.

4. Het verslag, bedoeld in het derde lid, wordt in de eerstvolgende bijeenkomst vastgesteld en vervolgens binnen de rechtbank bekend gemaakt.

Artikel 2.4 Besluitvorming

1. Besluiten kunnen slechts worden genomen in een vergadering waarin ten minste de helft van het aantal leden van het bestuur aanwezig is.

2. Voor zover niet bij wet of elders in dit reglement anders is bepaald, beslist het bestuur bij meerderheid van stemmen en geeft, indien de stemmen staken, de stem van de president de doorslag.

3. Een lid van het bestuur kan zijn stem alleen tijdens een vergadering uitbrengen.

4. Blanco stemmen worden beschouwd als niet uitgebrachte stemmen.

5. In het verslag, bedoeld in artikel 2.3, derde lid van dit reglement, wordt een besluitenlijst opgenomen.

Artikel 2.5 Besluitvorming buiten vergadering

1. In door de president te bepalen gevallen kan buiten een vergadering een besluit worden genomen.

2. In de in het vorige lid bedoelde gevallen wordt aan alle leden van het bestuur een schriftelijk voorstel daartoe, voorzien van een motivering, voorgelegd.

3. Indien geen van de bestuursleden binnen twee werkdagen te kennen geeft dat hij het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering geplaatst wil hebben, stelt de president vast dat het bestuur het betreffende besluit heeft genomen, onder vermelding van de datum van vaststelling

4. Het besluit wordt opgenomen in de besluitenlijst van de eerstvolgende vergadering.

Artikel 2.6 Onverwijlde besluitvorming

1. Indien door ontstentenis het in artikel 2.4, eerste lid, bedoelde aantal leden niet aanwezig is en onverwijlde besluitvorming nodig is, is de president gemachtigd te beslissen. Hij doet dit in overeenstemming met de leden van het bestuur die wel aanwezig zijn.

2. De besluitvorming, bedoeld in het eerste lid, is niet toepasbaar op de in artikel 2.2, derde lid, onder a tot en met c van dit reglement genoemde onderwerpen.

3. Over de besluiten, bedoeld in het eerste lid, licht de president terstond de andere leden van het bestuur in. De besluiten worden ter beoordeling geagendeerd voor de eerstvolgende bijeenkomst.

Artikel 2.7 Tekenbevoegdheid

1. Zowel de president als de directeur bedrijfsvoering zijn bevoegd besluiten te ondertekenen namens het bestuur.

2. Waar voorts in dit bestuursreglement mandaat wordt verleend, omvat dit mandaat tevens de tekenbevoegdheid op dat terrein.

Artikel 2.8 Vervanging bestuursleden

1. Indien de president verhinderd is zijn taak uit te oefenen wordt hij, voor zoveel mogelijk na overleg met hem, vervangen door het in anciënniteit als bestuurslid oudste lid, tevens rechterlijk ambtenaar.

2. Indien de directeur bedrijfsvoering verhinderd is zijn taak uit te oefenen wordt hij, voor zoveel mogelijk na overleg met hem, vervangen door het hoofd van de sectie beleidsondersteuning.

3. Indien een sectorvoorzitter langer dan dertig dagen verhinderd is zijn taken als bestuurder uit te oefenen kan het bestuur beslissen dat hij, voor zoveel mogelijk na overleg met hem, wordt vervangen door een rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast uit dezelfde sector, die het bestuur, gehoord de sector en gehoord het advies van de ondernemingsraad, tevoren daartoe heeft aangewezen. De vervanging als bestuurslid kan onmiddellijk ingaan indien reeds aanstonds duidelijk is dat de verhindering langer dan dertig dagen zal duren.

4. Een vervanger als bedoeld in de leden 1, 2 en 3 van dit artikel heeft dezelfde rechten als het lid dat hij vervangt. Hij ontvangt als de vervanging dertig dagen of langer duurt de daarvoor vastgestelde vervangingstoelage.

5. De vervanging eindigt:

a. als het betreffende lid zijn plaats in het bestuur weer inneemt of een nieuw benoemd bestuurslid in zijn plaats is getreden;

b. als de vervanger het bestuur hierom schriftelijk verzoekt. Het bestuur voorziet alsdan zo spoedig mogelijk in nadere vervanging.

Artikel 2.9 Taakverdeling binnen het bestuur

1. De president heeft een algemeen initiërende, stimulerende en coördinerende taak en in het bijzonder heeft hij als taken het bewaken van de samenhang en de eenheid van de rechtbank, het bevorderen van de externe positionering van de rechtbank, het fungeren als de eerst aangewezen gesprekspartner voor de Raad voor de rechtspraak en andere externe partijen, het bevorderen van een doelmatige en effectieve besluitvorming, het zorgdragen voor de interne en externe verantwoordingslijnen, het bewaken van de uitvoering van het jaarplan van de rechtbank.

2. De directeur bedrijfsvoering heeft de dagelijkse leiding over de algemene dienst, het bedrijfsbureau en het bestuurssecretariaat.

3. De bestuursleden-sectorvoorzitters hebben de dagelijkse leiding over hun sector.

4. Als bestuurder in het overleg met de ondernemingsraad treden op de president en de directeur bedrijfsvoering of een van hen.

5. De in de vorige leden van dit artikel genoemde taakverdeling laat de collectieve verantwoordelijkheid van het bestuur onverlet.

Artikel 2.10 Toewijzing aandachtsgebieden

1. Het bestuur kan op voorstel van de president aandachtsgebieden toewijzen aan de leden van het bestuur.

2. De president heeft als aandachtsgebied de zorg voor de juridische en organisatorische kwaliteit en personeelszorg in algemene zin, dit laatste in samenspraak met de directeur bedrijfsvoering.

3. De directeur bedrijfsvoering heeft als aandachtsgebied de bedrijfsvoering in algemene zin en voor zover deze ziet op personeelszorg dit in samenspraak met de president.

4. De overige aandachtsgebieden, zoals opleidingen, communicatie, bijzondere projecten etc, worden jaarlijks, tegelijk met de beslissing over de bezetting van de sectoren, verdeeld onder de bestuursleden.

5. De bij of krachtens dit artikel geregelde taakverdeling laat de collectieve verantwoordelijkheid van het bestuur onverlet.

Artikel 2.11 Bevoegdheden en mandateringen in het algemeen

1. Het bestuur houdt regelingen met een sectoroverstijgend karakter aan zich en verleent aan de bestuursleden, ieder voor het organisatieonderdeel waarover hij de leiding heeft, mandaat tot het uitoefenen van zijn taken binnen de grenzen van het door het bestuur vastgestelde beleid.

2. Het bestuur stelt jaarlijks de rechtbankformatie en de formatie met de daarbij behorende budgetten van de sectoren alsmede van het bedrijfsbureau, de algemene dienst en het bestuurssecretariaat vast. Het bestuur verleent aan de bestuursleden, ieder voor het organisatieonderdeel waarover hij de leiding heeft, mandaat maar dit uitsluitend ten aanzien van gerechtsambtenaren met uitzondering van de sleutelfiguren genoemd in art. 2.12, tweede en derde lid van dit reglement, binnen de grenzen van de door het bestuur vastgestelde formatie beslissingen te nemen.

3. Het bestuur verleent de bestuursleden, ieder voor het organisatieonderdeel waarover hij de leiding heeft, mandaat op te treden als bevoegd gezag dan wel functionele autoriteit in de zin van de Ambtenarenwet, de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en aanverwante wet- en regelgeving, dit met uitzondering van disciplinaire maatregelen en ontslag anders dan op eigen verzoek.

4. Het bestuur beslist inzake de verdeling van het totale rechtbankbudget en verleent aan de bestuursleden, ieder voor het organisatieonderdeel waarover hij de leiding heeft, binnen de grenzen van het door het bestuur vastgestelde beleid, mandaat tot het verdelen van het budget voor de sector dan wel bedrijfsbureau, de algemene dienst en het bestuurssecretariaat. Het bestuur verleent mandaat aan de directeur bedrijfsvoering binnen de grenzen van het door het bestuur vastgestelde beleid tot het beslissen over het rechtbankbudget voor zover het niet aan de sectoren is toegekend.

5. Het bestuur verleent de sectorvoorzitters, ieder voor het organisatieonderdeel waarover hij de leiding heeft, mandaat te beslissen overeenkomstig artikel 6, derde lid van de Wet op de rechterlijke organisatie over uitbreiding van de meervoudige kamer tot vier of meer leden.

6. Het bestuur verleent de bevoegdheid tot het uitoefenen van de in de artikelen 30 lid 3 en 35 tot en met 39 van de Wet bescherming persoonsgegevens genoemde taken aan de president.

7. Het bestuur verleent de bevoegdheid tot het uitoefenen van de in de artikelen 33 en 34 van de Wet bescherming persoonsgegevens genoemde taken aan

a. de sectorvoorzitters, ieder voor hun sector;

b. de directeur bedrijfsvoering , voor het bedrijfsbureau, de algemene dienst en het bestuurssecretariaat;

c. de president voor algemene, niet onder a en b voornoemd vallende, taken.

Artikel 2.12 Ondermandatering

1. Het bestuur staat toe dat degene aan wie op grond van dit bestuursreglement mandaat is verleend naar zijn inzicht ondermandaat verleent.

2. Dit ondermandaat kan wat de sectoren betreft alleen worden verleend aan de sector- manager en/of de locatiemanager.

3. Wat het bedrijfsbureau en de algemene dienst betreft kan het ondermandaat slechts worden verleend aan de sectiehoofden, het hoofd facilitair bedrijf, het hoofd huisvesting en beveiliging, aan de kasbeheerder, de functioneel beheerder van de sectie financiën, de medewerkers van de afdeling inkoop, de leidinggevenden van de interne dienst, de bibliothecaresses en de eerste medewerker huisvesting. De verlening van ondermandaat geschiedt door de directeur bedrijfsvoering.

4. Het ondermandaat wordt steeds schriftelijk verleend en wordt ter kennis gebracht van het bestuur.

Artikel 2.13 Begrippen

1. Onder mandaat in dit bestuursreglement wordt mandaat verstaan als bedoeld in afdeling 10.1.1. van de Algemene wet bestuursrecht.

2. Onder ondermandaat in dit bestuursreglement wordt ondermandaat verstaan als bedoeld in afdeling 10.1.1. van de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 3 Het bedrijfsbureau, de algemene dienst en het bestuurssecretariaat

Artikel 3.1 Algemeen

1. Het bestuur doet zich bijstaan door het bedrijfsbureau, de algemene dienst en het bestuurssecretariaat.

2. Dit bedrijfsbureau en de algemene dienst zijn tevens belast met het adviseren en ondersteunen van de leidinggevenden, de sectoren en overige onderdelen van de organisatie.

Artikel 3.2 Taken van het bedrijfsbureau, de algemene dienst en het bestuurssecretariaat

1. De kerntaken van het bedrijfsbureau bestaan uit beleids- en organisatieontwikkeling, informatievoorziening, planning & control, personele aangelegenheden, financiën en communicatie.

2. De kerntaken van de algemene dienst bewegen zich op het terrein van bibliotheekvoorziening, bodewerkzaamheden, inkoop en leveranties, reprowerkzaamheden, centrale archivering, klantenservice, telecommunicatie, huisvesting en beveiliging.

3. De kerntaken van het bestuurssecretariaat bestaan uit secretariële ondersteuning voor de president en de directeur bedrijfsvoering, secretariële ondersteuning ten behoeve van de bestuursvergaderingen, alsmede de uitvoering van enkele aan de griffier opgedragen taken en de uitvoering van bijzondere secretaristaken.

4. Het bedrijfsbureau en de algemene dienst kunnen op basis van tevoren gemaakte en schriftelijk vastgelegde afspraken diensten leveren aan derden.

Artikel 3.3 De directeur bedrijfsvoering

1. De directeur bedrijfsvoering is belast met de dagelijkse leiding van de algemene dienst, het bedrijfsbureau en het bestuurssecretariaat en bevordert daarbinnen het werkoverleg en de kwaliteit van de dienstverlening.

2. Binnen de kaders door het bestuur gesteld heeft hij binnen het bedrijfsbureau, de algemene dienst en het bestuurssecretariaat de bevoegdheden, bedoeld in artikel 4.1, derde lid van dit reglement.

Artikel 3.4 De vervanging van de directeur bedrijfsvoering

1. Indien de directeur bedrijfsvoering verhinderd is de dagelijkse leiding van de algemene dienst, het bedrijfsbureau en het bestuurssecretariaat uit te voeren, wordt hij, voor zover mogelijk na overleg met hem, vervangen door het hoofd van de sectie beleidsondersteuning.

2. De vervanger als bedoeld in het eerste lid van dit artikel heeft dezelfde rechten als de directeur bedrijfsvoering die hij vervangt.

3. De vervanging eindigt:

a. als de directeur bedrijfsvoering zijn plaats weer inneemt of een nieuwe directeur bedrijfsvoering in zijn plaats is getreden;

b. als de vervanger het bestuur hierom schriftelijk verzoekt. Het bestuur voorziet alsdan zo spoedig mogelijk in nadere vervanging.

Hoofdstuk 4 De sectoren

Artikel 4.1 De sectorvoorzitter

1. De sectorvoorzitter is belast met de dagelijkse leiding van de sector.

2. De sectorvoorzitter bevordert de kwaliteit van het primaire proces binnen zijn sector.

3. Binnen de kaders door het bestuur gesteld heeft de sectorvoorzitter binnen de sector bevoegdheden ten aanzien van:

a. personeelsaangelegenheden, waaronder in ieder geval:

1. de aanstelling van gerechtsambtenaren;

2. het voeren van evaluatiegesprekken met rechterlijke ambtenaren;

3. het voeren van beoordelings- en functioneringsgesprekken met gerechtsambtenaren.

4. het voeren van een loopbaanbeleid.

b. budgetbeheer;

c. automatisering en bestuurlijke informatievoorziening;

d. werkwijzen;

e. huisvesting en beveiliging;

f. professionalisering.

4. De sectorvoorzitter bevordert binnen de sector het werkoverleg.

Artikel 4.2 De vervanging van de sectorvoorzitter

1. Indien de sectorvoorzitter verhinderd is als voorzitter van de sector op te treden wordt hij, voor zover mogelijk na overleg met hem, vervangen door de rechterlijke ambtenaar met rechtspraak belast die op basis van artikel 2.8, derde lid van dit bestuursreglement is aangewezen. In afwijking van het daar bepaalde vangt de vervanging als sectorvoorzitter steeds aan vanaf het moment van verhindering van de sectorvoorzitter.

2. De vervanger als bedoeld in het eerste lid van dit artikel heeft dezelfde rechten als de sectorvoorzitter die hij vervangt.

3. De vervanging eindigt:

a. als de sectorvoorzitter zijn plaats weer inneemt of een nieuwe sectorvoorzitter in zijn plaats is getreden;

b. als de vervanger het bestuur hierom schriftelijk verzoekt. Het bestuur voorziet alsdan zo spoedig mogelijk in nadere vervanging.

Artikel 4.3 Sectorvergadering

1. De sectorvergadering wordt gevormd door de binnen de sector werkzame rechterlijke ambtenaren, rechterlijke ambtenaren in opleiding en gerechtsambtenaren, met uitzondering van de rechters-plaatsvervangers die niet zijn aangewezen voor het vervullen van een gehele of gedeeltelijke taak. De laatsten kunnen op uitnodiging van de sectorvoorzitter aan de sectorvergadering deelnemen.

2. De sectorvoorzitter zit de sectorvergadering voor.

3. De sectorvergadering kan bepalen dat zij, in de regel of voor bepaalde onderwerpen, niet voltallig bijeenkomt, maar via afgevaardigden uit de in het eerste lid genoemde geledingen.

4. De sectorvergadering komt bijeen volgens een tevoren vastgesteld schema. De sectorvoorzitter doet daartoe een voorstel.

5. De sectorvergadering wordt geraadpleegd op verzoek van de sectorvoorzitter of op verzoek van ten minste een kwart van de bij de sector werkzame rechterlijke ambtenaren en gerechtsambtenaren en voorts in ieder geval:

a. voor het vaststellen van een reglement als bedoeld in het zesde lid van dit artikel;

b. voor het bespreken van een advies als bedoeld in artikel 28 van de Wet op de rechterlijke organisatie;

c. voor het bespreken van een sectorjaarplan.

6. Raadpleging en besluitvorming kunnen plaatsvinden ter vergadering dan wel op andere wijze.

7. De sectorvergadering kan bij reglement nadere regels vaststellen met betrekking tot in ieder geval de:

a. wijze van bijeenkomen;

b. wijze van vaststellen van afvaardiging als bedoeld in het derde lid van dit artikel;

c. wijze van besluitvorming;

d. wijze van verslaglegging.

8. Het sectorreglement is onderworpen aan de goedkeuring van het bestuur.

Artikel 4.4 Besluitvorming buiten vergadering

1. In door de sectorvoorzitter te bepalen gevallen kan buiten een vergadering een besluit worden genomen.

2. In de in het vorige lid bedoelde gevallen wordt aan alle leden van de vergadering c.q. aan de afgevaardigden een schriftelijk voorstel daartoe, voorzien van een motivering, voorgelegd.

3. Tenzij een van de afgevaardigden dan wel in het geval van ontbreken van afgevaardigden ten minste een kwart van de stemgerechtigde leden te kennen geeft het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering geplaatst te willen hebben, stelt de sectorvoorzitter vast dat de sectorvergadering het betreffende besluit heeft genomen.

4. Het besluit wordt opgenomen in de besluitenlijst van de eerstvolgende bijeenkomst onder vermelding van de datum van vaststelling.

Hoofdstuk 5 Rechtbankvergadering

Artikel 5.1 Algemeen

1. De rechtbankvergadering wordt gevormd door de bij het gerecht werkzame rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast, de gerechtsauditeurs die tevens rechter-plaatsvervanger zijn en de rechterlijke ambtenaren in opleiding. De bij het gerecht werkzame gerechtsambtenaren, gerechtsauditeurs die niet tevens rechter-plaatsvervanger zijn en de rechters-plaatsvervangers die niet zijn aangewezen voor het vervullen van een gehele of gedeeltelijke taak, kunnen op uitnodiging van de president aan de vergadering deelnemen.

2. De president zit de vergadering voor.

3. De rechtbankvergadering komt ten minste éénmaal per jaar in vergadering bijeen.

4. De rechtbankvergadering wordt geraadpleegd op verzoek van de president of op verzoek van ten minste een kwart van de gezamenlijke bij de rechtbank werkzame rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast en rechterlijke ambtenaren in opleiding en voorts in ieder geval voor het opstellen van een advies als bedoeld in artikel 28 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

5. Raadpleging en besluitvorming kunnen plaatsvinden ter vergadering dan wel op andere wijze.

6. Het bijeenroepen geschiedt door een schriftelijke kennisgeving van de president. Hij doet dit ten minste zeven dagen voorafgaand aan de bijeenkomst.

7. Een bijeenkomst op verzoek van ten minste een kwart van de gezamenlijke bij de rechtbank werkzame rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast en rechterlijke ambtenaren in opleiding wordt binnen veertien dagen gehouden nadat het verzoek bij de president is binnengekomen.

8. De artikelen 2.3, eerste lid, eerste en tweede volzin, en tweede, derde en vierde lid en 2.4. van dit reglement zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:

a. de rechtbankvergadering bij meerderheid van stemmen beslist;

b. stemming over personen schriftelijk en geheim geschiedt.

Artikel 5.2 Besluitvorming buiten bijeenkomst

1. In door de president te bepalen gevallen kan buiten een bijeenkomst een besluit worden genomen.

2. In de in het vorige lid bedoelde gevallen wordt alle leden van de rechtbankvergadering een schriftelijk voorstel daartoe, voorzien van een motivering, voorgelegd.

3. Indien ten minste een kwart van de leden van de rechtbankvergadering te kennen geeft dat zij het voorstel op de agenda van de eerstvolgende bijeenkomst geplaatst wil hebben, geschiedt dit. Anders stelt de president vast dat de vergadering het desbetreffende besluit heeft genomen.

4. Het besluit wordt opgenomen in de besluitenlijst van de eerstvolgende bijeenkomst, onder vermelding van de datum van vaststelling.

Hoofdstuk 6 Benoemingen en beëdigingen

Artikel 6.1 Bepaling bestuursstandpunt bij benoeming van bestuursleden

Voor het bepalen van zijn standpunt inzake de benoeming van een lid van het bestuur zal het bestuur:

a. de betreffende sectorvergadering horen, indien de opengevallen plaats in het bestuur een sectorvoorzitter betreft;

b. de gerechtsambtenaren werkzaam bij het bedrijfsbureau, de algemene dienst en het bestuurssecretariaat horen, indien de opengevallen plaats in het bestuur de directeur bedrijfsvoering betreft;

c. de ondernemingsraad in de gelegenheid stellen zijn standpunt kenbaar te maken, van welk standpunt de Raad voor de rechtspraak op de hoogte wordt gesteld.

Artikel 6.2 Benoeming commissieleden voor het college van afgevaardigden

Het bestuur draagt er zorg voor dat er vergaderingen worden belegd waarin de rechterlijke ambtenaren uit hun midden een rechterlijk ambtenaar als lid van de commissie ex artikel 3 lid 2 van het Besluit College van afgevaardigden aanwijzen en waarin de gerechtsambtenaren uit hun midden een gerechtsambtenaar als lid van die commissie aanwijzen.

Artikel 6.3 Benoeming leden klachtadviescommissie

1. Het bestuur benoemt jaarlijks, tegelijk met de beslissing over de bezetting van de sectoren, de voorzitter, de secretaris en de overige leden van de klachtadviescommissie alsmede hun plaatsvervangers. Zij vormen zoveel mogelijk een afspiegeling van de rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast en de gerechtsambtenaren in de rechtbank Breda. De voorzitter vormt uit deze groep in concrete gevallen een klachtadviescommissie en ziet erop toe dat degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft, voor zover deze lid is van de klachtadviescommissie, daarvan alsdan geen deel uitmaakt.

2. Indien noodzakelijk kan het bestuur tussentijds wijziging aanbrengen in hetgeen overeenkomstig het eerste lid van dit artikel is bepaald.

Artikel 6.4 Beëdigingen

1. De president beëdigt de rechterlijke ambtenaren met de rechtspraak belast, de gerechtsauditeurs en de officieren van justitie bij het arrondissementsparket Breda.

2. Een van de bestuursleden beëdigt namens het bestuur de gerechtsambtenaren.

3. De sectorvoorzitter beëdigt namens het bestuur de buitengriffiers.

Hoofdstuk 7 Control

Artikel 7.1 Control

Ter ondersteuning van de president in zijn taken genoemd in artikel 2.9, eerste lid, zoals met name het bevorderen van een effectieve besluitvorming, het zorgdragen voor de interne en externe verantwoordingslijnen en het bewaken van de uitvoering van het jaarplan, kan het bestuur een gerechtsambtenaar als controller aanstellen.

Hoofdstuk 8 Organisatie van de rechtspleging

Artikel 8.1 Verdeling van zaken over de sectoren

1. De sector bestuursrecht behandelt en beslist alle door de wet aan de rechtbank opgedragen zaken van bestuursrechtelijke aard, voor zover niet zijnde kantonzaken. Onder bestuursrechtelijke zaken zijn begrepen de vreemdelingenzaken welke de rechtbank als nevenzittingsplaats van de rechtbank te 's-Gravenhage behandelt in de vreemdelingenkamer van de sector bestuursrecht.

2. De sector handelsrecht behandelt en beslist alle door de wet aan de rechtbank opgedragen zaken van civielrechtelijke aard, voor zover niet zijnde kantonzaken en voor zover deze zaken niet zijn toegedeeld aan de sector familierecht, en alle door de wet aan de rechtbank opgedragen zaken die niet zijn toegedeeld aan de overige sectoren.

3. De sector familierecht behandelt en beslist alle door de wet aan de rechtbank opgedragen zaken, aangebracht op basis van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, voor zover niet zijnde kantonzaken en voor zover deze zaken niet zijn spoedeisende zaken als bedoeld in artikel 50 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De sector familierecht behandelt en beslist tevens alle door de wet aan de rechtbank opgedragen zaken op basis van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen en verhaalszaken op grond van de Algemene bijstandswet die zijn gerelateerd aan boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

4. De sector kanton behandelt en beslist alle kantonzaken.

5. De sector strafrecht behandelt en beslist alle door de wet aan de rechtbank opgedragen zaken van strafrechtelijke aard, voor zover niet zijnde kantonzaken.

Artikel 8.2 De bezetting van de sectoren

1. Het bestuur verdeelt, met inachtneming van artikel 47, derde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, jaarlijks de rechterlijke ambtenaren over de sectoren.

2. Het bestuur wijst uit de bij de rechtbank werkzame rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast rechters-commissarissen aan, belast met de behandeling van strafzaken.

3. Indien noodzakelijk kan het bestuur tussentijds wijziging aanbrengen in hetgeen overeenkomstig het eerste en tweede lid van dit artikel is bepaald.

4. Het bestuur verleent aan ieder van de sectorvoorzitters mandaat rechters-plaatsvervangers op te roepen voor de behandeling en beslissing van zaken.

5. Het bestuur verleent mandaat aan ieder van de sectorvoorzitters incidenteel bij een andere sectorvoorzitter om hulp en steun uit diens sector te vragen.

6. Alle gerechtsambtenaren, werkzaam in de sectoren en alle rechterlijke ambtenaren in opleiding of gerechtsauditeurs, voor zover belast met griffierswerkzaamheden, worden uit hoofde van hun functie geacht te zijn aangewezen door het bestuur tot het verrichten van werkzaamheden die bij of krachtens de wet aan de griffier zijn opgedragen.

7. Het bestuur verleent aan ieder van de sectorvoorzitters mandaat personen, niet zijnde rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast, gerechtsambtenaar, rechterlijke ambtenaar in opleiding of gerechtsauditeur te benoemen tot buitengriffier en hen op te roepen tot het verrichten van werkzaamheden die bij of krachtens de wet aan de griffier zijn opgedragen.

Artikel 8.3 De bezetting van de wrakingskamer

1. Het bestuur wijst jaarlijks, tegelijk met de beslissing over de bezetting van de sectoren, de voorzitter en de overige leden van de wrakingskamer aan alsmede hun plaatsvervangers. Zij vormen zoveel mogelijk een afspiegeling van de rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast in de rechtbank Breda. De voorzitter vormt uit deze groep in de concrete gevallen een wrakingskamer en ziet erop toe dat daarin geen rechterlijk ambtenaar zitting heeft die afkomstig is uit dezelfde sector als de gewraakte rechterlijk ambtenaar.

2. Indien noodzakelijk kan het bestuur tussentijds wijziging aanbrengen in hetgeen overeenkomstig het eerste lid van dit artikel is bepaald.

Artikel 8.4 Vorming van kamers

1. Ter behandeling van de zaken die overeenkomstig artikel 8.1. van dit reglement aan de sectoren zijn opgedragen bestaan in de sectoren ten minste de kamers die in de volgende leden zijn genoemd.

2. In de sector bestuursrecht bestaan:

a. de enkelvoudige kamer als bedoeld in artikel 50 van de Wet op de rechterlijke organisatie (voorzieningenrechter);

b. de enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van bodemzaken;

c. de meervoudige kamer, belast met de behandeling van bodemzaken.

3. In de sector handelsrecht bestaan:

a. de enkelvoudige kamer als bedoeld in artikel 50 van de Wet op de rechterlijke organisatie (voorzieningenrechter met de aanspreektitel president in kort geding);

b. de enkelvoudige kamer, belast met de rolzitting;

c. de enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van bodemzaken;

d. de meervoudige kamer, belast met de behandeling van bodemzaken;

4. In de sector familierecht bestaan:

a. de enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van bodemzaken;

b. de meervoudige kamer, belast met de behandeling van bodemzaken;

c. de enkelvoudige kamer belast met de behandeling van civiele kinderzaken (kinderrechter);

5. In de sector kanton bestaan:

a. de enkelvoudige kamer als bedoeld in artikel 50 van de Wet op de rechterlijke organisatie (voorzieningenrechter);

b. drie enkelvoudige kamers, belast met de rolzitting (kantonrechter) resp. in Breda, Bergen op Zoom en Tilburg;

c. de enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van bodemzaken (kantonrechter),

d. de meervoudige kamer, belast met de behandeling van pachtzaken (pachtkamer).

6. In de sector strafrecht bestaan:

a. de enkelvoudige kamer als bedoeld in artikel 51 van de Wet op de rechterlijke organisatie (politierechter);

b. de enkelvoudige economische kamer, belast met de behandeling van economische delicten (economische politierechter);

c. de enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van strafrechtelijke kinderzaken (kinderrechter);

d. de enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van strafzaken in raadkamer;

e. de meervoudige kamer,

f. de meervoudige economische kamer, belast met de behandeling van economische delicten (economische kamer);

g. de meervoudige kamer, belast met de behandeling van strafrechtelijke kinderzaken h. de meervoudige kamer, belast met de behandeling van strafzaken in raadkamer.

7. Daarnaast bestaat de meervoudige kamer, belast met de behandeling van wrakingszaken.

Artikel 8.5 Verdeling van de zaken over de kamers en de bezetting ervan

Voor zover de wet hieromtrent geen regels geeft mandateert het bestuur de verdeling van de zaken over de enkelvoudige kamer(s), en de meervoudige kamer(s), en de bezetting van die kamers aan de sectorvoorzitters, ieder voor de sector waarover hij de leiding heeft.

Artikel 8.6 Verdeling van de zaken over de hoofdplaats en de nevenvestigingsplaatsen

1. De verdeling van zaken behorende tot de competentie van de sector kanton over hoofdplaats en nevenvestigingsplaatsen geschiedt overeenkomstig artikel 7, eerste lid en tweede lid, eerste volzin, van het Besluit nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen.2. Voor het overige worden de zaken behandeld in de hoofdplaats, te weten Breda.

3. Het bestuur verleent aan de sectorvoorzitters, ieder voor de sector waarover hij de leiding heeft, mandaat in afwijking van het bepaalde in het tweede lid van dit artikel te bepalen dat zittingen worden gehouden in de nevenvestigingsplaatsen Bergen op Zoom en Tilburg. Dit mandaat geldt niet voor de civiele rolzitting van de sector handelsrecht .

4. Het bestuur verleent aan de voorzitter van de sector strafrecht mandaat in afwijking van het bepaalde in het tweede lid van dit artikel te bepalen dat zittingen van meervoudige kamers van die sector worden gehouden in de nevenzittingsplaatsen Amsterdam en Rotterdam.

5. Het bestuur verleent aan de voorzieningenrechter mandaat in afwijking van het bepaalde in het tweede lid van dit artikel te bepalen dat de zittingen van de voorzieningenrechter plaatsvinden op iedere plaats binnen het arrondissement Breda.

Artikel 8.7 Zittingen

1. De civiele rolzitting voor de sector handelsrecht wordt gehouden op de dag en het tijdstip die zijn bepaald in het landelijk rolreglement en voorts zo vaak als de voorzitter van de sector handelsrecht bepaalt. De rolzitting vindt plaats in Breda, vestiging Cosunpark.

2. De civiele rolzitting van de sector kanton wordt in de hoofdplaats Breda en in de nevenvestigingsplaatsen Bergen op Zoom en Tilburg op iedere woensdag om 10.00 uur gehouden en voorts zo vaak als de voorzitter van de sector kanton bepaalt.

3. De rolzitting van de meervoudige kamer belast met de behandeling van pachtzaken wordt in de hoofdplaats Breda en in de nevenvestigingsplaatsen Bergen op Zoom en Tilburg elke eerste woensdag van de maand om 10.00 uur gehouden en voorts zo vaak als de voorzitter van de sector kanton bepaalt.

4. Zittingen voor behandeling van voorzieningen als bedoeld in artikel 50 van de Wet op de rechterlijke organisatie worden gehouden op door de voorzieningenrechter te bepalen dagen en uren.

5. Zittingen van de wrakingskamer vinden plaats op door of namens de voorzitter van de wrakingskamer te bepalen dagen en uren.

6. Door de in dit reglement genoemde kamers, met uitzondering van de kamers die in de leden 1 tot en met 5 van dit artikel zijn genoemd, wordt -tenzij daaraan geen behoefte bestaat- een keer per week of zoveel meer als de sectorvoorzitter bepaalt een zitting gehouden op een door de hem te bepalen dag of dagen. De zittingen vangen aan om 09.00 uur tenzij de sectorvoorzitter anders bepaalt.

7. Op de in artikel 3 van de Algemene termijnenwet bedoelde dagen worden geen zittingen gehouden, tenzij in geval van noodzaak daartoe, te bepalen door de voorzieningenrechter.

8. Ten aanzien van het houden van zittingen op dagen die bij koninklijk besluit zijn gelijkgesteld met de in het zevende lid van dit artikel bedoelde dagen wordt door de president van geval tot geval beslist.

9. De president kan, telkens als het dienstbelang dit vordert, terechtzittingen doen houden in aanvulling op en/of in afwijking van de zittingen in dit artikel voorzien.

Artikel 8.8 De griffie

1. De griffie van de hoofdplaats is voor de zaken die in de nevenvestigingsplaatsen worden behandeld mede daar gevestigd.

2. In de hoofdplaats, te weten Breda, en in de nevenvestigingsplaatsen, te weten Bergen op Zoom en Tilburg, is de griffie op alle werkdagen geopend van 08.30 uur tot 17.00 uur. Daarnaast kan tot een kwartier na beëindiging van een zitting, voor zover deze eindigt na 17.00 uur, bij de griffier van die zitting appèl worden ingesteld, maar dit uitsluitend in zaken waarin op die zitting uitspraak is gedaan.

3. Op zaterdagen, zondagen en dagen die bij of krachtens de Algemene termijnenwet zijn aangemerkt als algemeen erkende feestdagen is de griffie uitsluitend geopend als op een dergelijke dag daadwerkelijk zitting wordt gehouden en dan vanaf een half uur voor aanvang van de zitting tot een kwartier na beëindiging van de zitting. Hetzelfde geldt voor dagen die bij koninklijk besluit zijn gelijkgesteld met de in dit artikel bedoelde dagen.

Artikel 8.9 Inzage van stukken in strafzaken

1. In strafzaken waarin de stukken ingevolge de wet aan de griffie moeten worden toegezonden of ter griffie ter inzage moeten worden gelegd kunnen rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast, de gerechtsambtenaren van de sector strafrecht, de ambtenaren van het openbaar ministerie en de raadslieden van verdachten, uiterlijk twee weken voor de zitting waarop de stukken betrekking hebben dient inzage krijgen tijdens de uren waarop de griffie geopend is en wel op de locatie waar de betreffende zaak zal dienen. In afwijking hiervan kunnen voor de kamer, belast met de behandeling van strafzaken in raadkamer en voor de zogenaamde snelrechtzittingen een kortere termijn dan de genoemde twee weken worden gesteld.

2. Tijdens de openingstijden van de griffie krijgen verdachte en zijn raadsman, als zij ingevolge de wet bevoegd zijn kennis nemen van processtukken, daartoe de gelegenheid, een en ander overeenkomstig het besluit orde van dienst gerechten.

Artikel 8.10 Indienen van stukken en deponeren van zaken

1. Onverminderd het bepaalde in artikel 8.8, eerste lid van dit reglement worden stukken ingediend en zaken gedeponeerd bij de griffie in de plaats waar de zaak wordt behandeld.

2. Stukken en zaken kunnen alleen in de nevenvestigingsplaats worden ingediend en gedeponeerd als ze betrekking hebben op rechtszaken die daadwerkelijk in die plaats worden behandeld.

Hoofdstuk 9 Wijzigingsprocedure

Artikel 9.1 Wijziging bestuursreglement

1. Dit reglement kan worden gewijzigd door het bestuur.

2. Alvorens definitief tot wijziging van dit reglement te besluiten, wint het bestuur het advies in van de ondernemingsraad.

3. Na goedkeuring door de Raad voor de rechtspraak wordt het reglement door het bestuur voor een ieder ter inzage gelegd en gepubliceerd in de Staatscourant.

Hoofdstuk 10 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 10.1 Overgangsbepalingen

1. Personen die op 31 december 2001 reeds als waarnemend griffiers en buitengriffiers waren benoemd worden geacht overeenkomstig het bestuursreglement door het bestuur te zijn aangewezen voor het verrichten van griffierstaken.

2. De op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestuursreglement reeds benoemde rechterlijk ambtenaar in opleiding en gerechtsauditeurs voor zover ze op dat moment waren belast met griffierstaken, worden geacht overeenkomstig het bestuursreglement door het bestuur te zijn aangewezen voor het verrichten van griffierstaken.

3. Dit bestuursreglement, zoals gewijzigd bij bestuursbesluit van 22 januari 2004, treedt in werking op (datum publicatie Staatscourant).

Artikel 10.2 Slotbepalingen

Dit besluit kan worden aangehaald als Bestuursreglement rechtbank Breda 2003.

Breda, 7 maart 2002, laatstelijk gewijzigd op (datum publicatie Staatscourant).
Het bestuur van de rechtbank Breda,
Mr. M.M. Steenbeek, president.

Naar boven