Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf

Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Verbindendverklaring CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

BESLUIT VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID VAN 28 DECEMBER 2004 TOT ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST OPLEIDINGS- EN ONTWIKKELINGSFONDS MOTORVOERTUIGENBEDRIJF EN TWEEWIELERBEDRIJF (OOMT)

UAW Nr. 10274

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelezen het verzoek van de Stichting Vakraad Metaal & Techniek namens partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Partij(en) te ener zijde: de BOVAG en de Nederlandse Vereniging van Bergingsspecialisten (VBS);

Partij(en) te anderer zijde: FNV Bondgenoten, CNV BedrijvenBond en De Unie, Vakbond voor industrie en dienstverlening.

Naar aanleiding van dit verzoek zijn schriftelijke bedenkingen ingebracht door:

– de Belangenvereniging Tankstations (BETA), DGV Exploitatie b.v. en Exploitatiemaatschappij voor Benzinestations b.v. mede namens de Landelijke Bedrijfsvereniging Verkeer (LBV), CAO-partijen bij de CAO Opleidingsfonds Tankstations (CAO-OFT);

– de Belangenvereniging Carwash-, Truckwash- en Poetsbedrijven (CTP) mede namens de Landelijke Bedrijfsvereniging Verkeer (LBV), CAO-partijen bij de CTB-CAO;

Deze bedenkingen kunnen als volgt worden samengevat: Verzoek om dispensatie van de leden van Belangenvereniging BETA, DGV Exploitatie b.v. en Exploitatiemaatschappij voor Benzinestations b.v. en

verzoek om dispensatie van de leden van de Belangenvereniging CTP, zulks in verband met het hebben van een eigen rechtsgeldige CAO.

Overwegende ten aanzien van de bedenkingen:

Op de ingebrachte bedenkingen wordt dispensatie verleend van het AVV-besluit aan werkgevers die direct gebonden zijn aan een andere rechtsgeldige CAO.

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

Dictum I

Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, zulks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, III, IV, V en VI is bepaald:

Artikel 1 Definities

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

  • stichting:

  • de Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf;

  • werkgever:

  • de in Nederland wonende natuurlijke persoon of de in Nederland gevestigde rechtspersoon dan wel de maatschap, de vennootschap onder firma of de commanditaire vennootschap gevormd door twee of meer zodanige natuurlijke en/of rechtspersonen gezamenlijk, alsmede de in het Rijk in Europa gevestigde nevenvestiging van een daarbuiten wonende natuurlijke persoon en/of een daarbuiten gevestigde rechtspersoon (al dan niet geconstitueerd naar of vallend onder buitenlands recht), waarvoor op grond van de Handelsregisterwet 1996 een verplichting tot inschrijving in het Handelsregister bestaat, die ressorteert onder de werkingssfeer van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

  • werknemer:

  • degene die in dienst van een werkgever tegen salaris arbeid verricht, tenzij in de hierna volgende artikelen of in reglementen van de stichting anders is bepaald.

Artikel 2 Stichting opleidings- en ontwikkelingsfonds

  • 1. Er is een stichting „Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf" (OOMT).

  • 2. De in lid 1 genoemde stichting heeft ten doel het geheel of gedeeltelijk financieren en/of subsidiëren van de volgende kosten:

    • a. het (doen) verrichten van scholingsactiviteiten, ontwikkelen van lesmateriaal, vormings- en ontwikkelingswerk, en het informeren hierover, ten behoeve van werkgevers en werknemers, teneinde een goede werking van de arbeidsmarkt in de bedrijfstak te bewerkstelligen en de employability van werknemers in de bedrijfstak te verbeteren;

    • b. het (doen) bevorderen en stimuleren van de opleiding van jeugdigen en anderen in het (beroeps)onderwijs ten behoeve van de bedrijfstak, alsmede het voorlichten hierover;

    • c. het (doen) waarborgen, bevorderen, ontwikkelen en verzorgen van bij-, her-, na- en opscholing van werkgevers en werknemers die in de bedrijfstak werkzaam zijn, alsmede het voorlichten hierover, om op deze wijze de vakbekwaamheid van werkgevers en werknemers in de bedrijfstak te bewerkstelligen respectievelijk te verhogen;

    • d. het (doen) verzorgen van werkgelegenheidstrajecten voor arbeidsgehandicapten, mensen zonder werk of met werkloosheid bedreigde werknemers door middel van het aanbieden van een (vak)opleiding ter vervulling van vacatures in de bedrijfstak;

    • e. het (doen) bevorderen van de arbeidsdeelname van vooral vrouwen in de bedrijfstak en blijvende arbeidsparticipatie van mannen en vrouwen in de bedrijfstak door het leveren van een bijdrage aan kinderopvang in de bedrijfstak;

    • f. het doen van onderzoek naar en vertalen van het belang voor de bedrijfstak van (nieuwe) technologische ontwikkelingen op het vakgebied;

    • g. het (doen) verrichten van en informeren over onderzoek op de hierboven genoemde terreinen met het oog op het ontwikkelen van beleid op bedrijfs- en sectorniveau in de bedrijfstak;

    • h. de inzet van adviseurs, die het bestuur ondersteunen bij zijn activiteiten en die tevens voorlichting en informatie met name op het gebied van scholing, vorming, arbeidsomstandigheden en arbeidsmarktbeleid aan ondernemingen in de bedrijfstak kunnen verstrekken.

Artikel 3 Bijdrage

  • 1. De werkgever in de bedrijfstak is jaarlijks aan de stichting een bijdrage verschuldigd waarvan de hoogte wordt vastgesteld overeenkomstig het te dezer zake bepaalde in de statuten van de stichting. Ten behoeve van de uitvoering van deze regeling doet de werkgever aan de administrateur van de stichting opgave van de bij hem in dienst zijnde werknemers, met de bij die werknemers behorende jaarsalarissen en naam, adres, woonplaats en geboortedatum.

  • 2. Naast de in lid 1 bedoelde verschuldigde bijdrage bestaat voor:

    • de werkgever in de bedrijfstak,

    • de werkgever die de verkeersopleidingen verzorgt,

    • de werkgever die het waterrecreatiebedrijf uitoefent,

  • de mogelijkheid om op vrijwillige basis een bestemmingsbijdrage te voldoen ten behoeve van bijscholing.

Artikel 4 Scholingsverlof

  • 1. Onder scholing in de zin van dit artikel worden verstaan opleidingen en/of cursussen, die gericht zijn op het bijhouden en/of verbreden dan wel verdiepen van kennis en/of vaardigheden van de werknemer, die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van zijn huidige en/of toekomstige functie in het bedrijf van de werkgever.

  • 2. De in lid 1 bedoelde opleidingen en/of cursussen worden aangewezen door het bestuur van de stichting.

  • 3. De werkgever stelt de werknemer in de gelegenheid tot het volgen van scholing, zulks met doorbetaling van salaris.

  • De werkgever stelt in overleg met de Ondernemingsraad dan wel de personeelsvertegenwoordiging dan wel de werknemers, een scholingsrooster per kalenderjaar vast.

  • 4. De wijze waarop en de voorwaarden waaronder het scholingsverlof, als in het voorgaande lid bedoeld, wordt gegeven dan wel genoten, is nader bepaald in het uitkeringsreglement.

Artikel 5

De bepalingen van de statuten, van het bijdragereglement alsmede van het uitkeringsreglement van de stichting worden geacht deel uit te maken van deze CAO.

Artikel 6 Werkingssfeer

  • 1. In deze CAO wordt onder „Metaal en Techniek" verstaan de navolgende takken van bedrijf: het carrosseriebedrijf, de goud- en zilvernijverheid, het isolatiebedrijf, het metaalbewerkingsbedrijf; het motorvoertuigenbedrijf en het tweewielerbedrijf of het technisch installatiebedrijf.

  • 2. Onder „werkgever in de Metaal en Techniek" wordt in deze CAO verstaan de werkgever bij wie het aantal overeengekomen arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers die betrokken zijn bij de werkzaamheden zoals uitgeoefend in de in het eerste lid genoemde takken van bedrijf, groter is dan het aantal overeengekomen arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers die betrokken zijn bij werkzaamheden uitgeoefend in enige andere tak van bedrijf, blijvende bij de hiervoren omschreven vergelijking de economische functie van elk der werkzaamheden buiten beschouwing.

  • 3. Onder „werkgever in de bedrijfstak" wordt in deze CAO verstaan de „werkgever in de Metaal en Techniek" bij wie het aantal overeengekomen arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers, die betrokken zijn bij de werkzaamheden zoals genoemd in lid 4, groter is dan het aantal overeengekomen arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers die betrokken zijn bij werkzaamheden uitgeoefend in enige andere tak van bedrijf in de Metaal en Techniek.

  • In geval het aantal overeengekomen arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers in enige tak van bedrijf in de Metaal en Techniek gelijk is aan het aantal overeengekomen arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers betrokken bij een andere tak van bedrijf in de Metaal en Techniek, geeft de hoogte van de loonsommen van de betrokken werknemers in de maand januari de doorslag.

  • 4. Deze overeenkomst geldt voor werkgevers in de bedrijfstak, en werknemers in de tak van het motorvoertuigenbedrijf en tweewielerbedrijf waaronder wordt verstaan:

    • a. het herstellen, veranderen, onderhouden, monteren, reviseren of vervangen van een of meer onderdelen of van delen daarvan van motorvoertuigen en/of tweewielers en/of caravans en/of aanhangwagens;

    • b. aan het publiek verkopen van motorvoertuigen en/of tweewielers en/of caravans en/of aanhangwagens, onderdelen of delen daarvan, en/of motorbrandstoffen en/of smeermiddelen,;

    • c. het stallen en/of wassen van motorvoertuigen en/of tweewielers en/of caravans en/of aanhangwagens;

    • d. het verhuren van motorvoertuigen, en/of tweewielers, en/of caravans en/of aanhangwagens;

    • e. het takelen en bergen van motorvoertuigen;

  • Te dezen wordt verstaan onder:

    • motorvoertuigen: personenauto's, bedrijfsauto's, trucks en opleggers, kampeerauto's, race-auto's;

    • tweewielers: motorrijwielen, bromfietsen, heren-, dames- en kinderfietsen, transportfietsen, invalidewagens en carriers (driewielers);

    • caravans: toercaravans, vouwcaravans, vouwwagens, stacaravans;

    • onderdelen of delen daarvan: motor, chassis, frame, wielen, vering, stuurinrichting, instrumenten, transmissiesysteem, remsysteem, brandstoftoevoersysteem, uitlaatsysteem, koelsysteem, schokdempers, vloeistof voor krachtoverbrenging, hydraulische systemen, remvloeistof, alsmede die electrotechnische uitrustingsstukken, welke bestemd zijn om permanent op het circuit te worden aangesloten en tevens een wezenlijk bestanddeel van het mechanisme vormen.

  • Deze CAO is niet van toepassing op de werkgever die voldoet aan de volgende cumulatieve vereisten:

    • a. de bedrijfsactiviteiten van de werkgever bestaan uitsluitend uit het ter beschikking stellen van arbeidskrachten als bedoeld in artikel 7:690 BW én

    • b. het aantal overeengekomen arbeidsuren van de bij deze werkgever in dienst zijnde werknemers die betrokken zijn bij de werkzaamheden zoals uitgeoefend in de in artikel 6 lid 1 genoemde takken van bedrijf bedraagt minder dan 75% van het totaal aantal overeengekomen arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers, dat wil zeggen dat tenminste 25% van het aantal arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers betrekking heeft op werkzaamheden uitgeoefend in enige andere tak van bedrijf dan in artikel 6 lid 1 genoemd én

    • c. de werkgever zendt voor tenminste 15% van het totale premieplichtige loon op jaarbasis uit op basis van uitzendovereenkomsten met uitzendbeding als bedoeld in artikel 7:691 lid 2 Burgerlijk Wetboek, zoals nader gedefinieerd in artikel 1, lid 1 en 2, en artikel 2 van het Besluit Indeling Uitzendbedrijven van het LISV d.d. 6 oktober 1999, gepubliceerd in de Staatscourant nummer 49 van 9 maart 2000. De werkgever heeft aan dit criterium voldaan indien en voor zover dit door de uitvoeringsinstelling dan wel het LISV als zodanig is vastgesteld, én

    • d. de werkgever is geen onderdeel van een concern dat rechtstreeks of door algemeen verbindend verklaring gebonden is aan de CAO van een der bedrijfstakken zoals genoemd in artikel 6 lid 1 én

    • e. de werkgever is geen paritair afgesproken arbeidspool én

    • f. de werkgever viel op 1 december 1999 niet onder de (algemeen verbindend verklaarde bepalingen van de) CAO Vervroegd Uittreden Metaal en Technische Bedrijfstakken.

  • Voor de toepassing van de onderdelen a. en b. blijven buiten beschouwing de werknemers, c.q. het aantal arbeidsuren van werknemers, wier functie geheel ten dienste staat aan de bedrijfsactiviteit „ter beschikking stellen" zoals administratie en bemiddeling.

STATUTEN VAN DE STICHTING OPLEIDINGS- EN ONTWIKKELINGSFONDS MOTORVOERTUIGENBEDRIJF EN TWEEWIELERBEDRIJF

Artikel 1 Naam en zetel

De stichting is genaamd: Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf, afgekort stichting OOMT, en is gevestigd te Rijswijk (ZH).

Artikel 2 Begripsbepalingen

In deze statuten wordt verstaan onder:

  • CAO:

  • de collectieve arbeidsovereenkomst Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf;

  • werkgever:

  • degene die als zodanig is gedefinieerd in de CAO;

  • werknemer:

  • degene die als zodanig is gedefinieerd in de CAO;

  • bedrijfstak:

  • motorvoertuigenbedrijf en tweewielerbedrijf, als bedoeld in de CAO.

Artikel 3 Doel

De in artikel 1 genoemde stichting heeft ten doel het geheel of gedeeltelijk financieren en/of subsidiëren van de volgende kosten:

  • 1. het (doen) verrichten van scholingsactiviteiten, ontwikkelen van lesmateriaal, vormings- en ontwikkelingswerk, en het informeren hierover, ten behoeve van werkgevers en werknemers, teneinde een goede werking van de arbeidsmarkt in de bedrijfstak te bewerkstelligen en de employability van werknemers in de bedrijfstak te verbeteren;

  • 2. het (doen) bevorderen en stimuleren van de opleiding van jeugdigen en anderen in het (beroeps)onderwijs ten behoeve van de bedrijfstak, alsmede het voorlichten hierover;

  • 3. het (doen) waarborgen, bevorderen, ontwikkelen en verzorgen van bij-, her-, na- en omscholing van werkgevers en werknemers die in de bedrijfstak werkzaam zijn, alsmede het voorlichten hierover, om op deze wijze de vakbekwaamheid van werkgevers en werknemers in de bedrijfstak te bewerkstelligen respectievelijk te verhogen;

  • 4. het (doen) verzorgen van werkgelegenheidstrajecten voor arbeidsgehandicapten, mensen zonder werk of met werkloosheid bedreigde werknemers door middel van het aanbieden van een (vak)opleiding ter vervulling van vacatures in de bedrijfstak;

  • 5. het (doen) bevorderen van de arbeidsdeelname van vooral vrouwen in de bedrijfstak en blijvende arbeidsparticipatie van mannen en vrouwen in de bedrijfstak door het leveren van een bijdrage aan kinderopvang in de bedrijfstak;

  • 6. het doen van onderzoek naar en vertalen van het belang voor de bedrijfstak van (nieuwe) technologische ontwikkelingen op het vakgebied;

  • 7. het (doen) verrichten van en informeren over onderzoek op de hierboven genoemde terreinen met het oog op het ontwikkelen van beleid op bedrijfs- en sectorniveau in de bedrijfstak;

  • 8. de inzet van adviseurs, die het bestuur ondersteunen bij zijn activiteiten en die tevens voorlichting en informatie met name op het gebied van scholing, vorming, arbeidsomstandigheden en arbeidsmarktbeleid aan ondernemingen in de bedrijfstak kunnen verstrekken.

Artikel 4 Bestuur: bevoegdheden en vertegenwoordiging

  • 1. De stichting wordt geleid door een bestuur bestaande uit acht natuurlijke personen.

  • 2. Het bestuur is, behoudens beperkingen volgens de statuten, belast met het besturen van de zaken van de stichting, het beheer van haar vermogen, alsmede het innen van gelden en het doen van uitkeringen.

  • Het bestuur is bevoegd, met inachtneming van het in deze statuten bepaalde, tot het verrichten van alle rechtshandelingen, geen uitgezonderd, met name ook tot het sluiten van die overeenkomsten, waarvoor het regelend recht een beperking kent.

  • 3. De stichting wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door de voorzitter en de vice-voorzitter gezamenlijk.

Artikel 5 Bestuur: samenstelling en benoeming

  • a. De BOVAG – hierna ook aan te duiden als de werkgeversorganisatie – benoemt vier bestuurders.

  • b. FNV Bondgenoten, CNV BedrijvenBond en De Unie, vakbond voor industrie en dienstverlening, – hierna ook aan te duiden als de werknemersorganisaties – benoemen respectievelijk twee, één en één bestuurder.

  • c. De benoeming geldt voor een periode van ten hoogste drie jaar.

Artikel 6 Bestuur: herbenoeming en rooster van aftreden

(Her)benoeming van een bestuurder kan slechts plaatsvinden wanneer de betrokkene de leeftijd van vijf en zestig jaar nog niet heeft bereikt.

Het bestuur stelt een rooster van aftreden vast, zo, dat telkenjare een zoveel mogelijk gelijk aantal bestuurders aftreedt. Bij tussentijdse vervulling van een vacature geldt de benoeming voor de lopende periode.

Artikel 7 Einde bestuurslidmaatschap

  • a. Het bestuurslidmaatschap eindigt door het verstrijken van de benoemingsperiode en door tussentijds aftreden.

  • b. Het bestuurslidmaatschap eindigt voorts door een daartoe strekkend besluit van de benoemende organisatie.

Artikel 8 Bestuur: functieverdeling

  • 1. De functie van voorzitter wordt jaarlijks bij toerbeurt vervuld door een bestuurder benoemd door de werkgeversorganisatie respectievelijk door de werknemersorganisaties.

  • De aanwijzing van de voorzitter geschiedt door de betrokken groep van bestuurders uit haar midden.

  • Voor het jaar waarin de ene groepering de voorzitter levert, wijst de andere groepering een vice-voorzitter aan, die in principe het volgende jaar tot voorzitter wordt benoemd.

  • De vice-voorzitter treedt als voorzitter op bij belet of ontstentenis van de voorzitter.

  • 2. Het bestuur benoemt uit zijn midden een penningmeester.

  • 3. Het bestuur benoemt, ten behoeve van de uitvoering van de werkzaamheden verbonden aan het secretariaat, een ambtelijk secretaris.

  • 4. Indien door de Minister belast met sociale zaken daartoe de wens te kennen wordt gegeven, wordt in overleg tussen het bestuur en de bedoelde Minister een waarnemer toegelaten. Deze waarnemer is gerechtigd tot het bijwonen van alle bestuursvergaderingen. Hij ontvangt alle ter zake dienende stukken.

  • 5. Het bestuur kan toestaan, dat waarnemers en/of adviseurs tot de vergaderingen worden toegelaten.

Artikel 9 Bureau

  • 1. Het bestuur kan de uitvoering van de werkzaamheden, verbonden aan het secretariaat en het penningmeesterschap, zomede andere door het bestuur te bepalen taken, opdragen aan een secretaris. De secretaris handelt in deze in opdracht van en onder verantwoordelijkheid van het bestuur.

  • 2. De secretaris wordt benoemd en ontslagen door het bestuur, het overige personeel van de stichting wordt benoemd en ontslagen door het bestuur, op voorstel van de secretaris.

Artikel 10 Bestuursvergaderingen

  • 1. Het bestuur vergadert ten minste twee maal per jaar en verder zo dikwijls de voorzitter ofwel ten minste twee bestuursleden dit gewenst achten.

  • 2. De secretaris zorgt voor tijdige – dat is op een termijn van ten minste twee weken – convocatie van de vergaderingen, schriftelijk onder opgave van de agenda.

Artikel 11 Besluitvorming

  • 1. Voor het nemen van rechtsgeldige besluiten is de aanwezigheid vereist van ten minste vijf bestuursleden en/of bij volmacht vertegenwoordigde leden, waarbij in ieder geval twee werknemersorganisaties moeten zijn vertegenwoordigd en bij de stemming zich aan elke zijde ten minste vier stemmen voor aanvaarding van het besluit verklaren.

  • 2. De gezamenlijke werkgeversleden brengen, evenals de gezamenlijke werknemersleden in het bestuur in het totaal zeven stemmen uit, met dien verstande dat ieder bestuurslid aan werkgeverszijde afzonderlijk een aantal stemmen uitbrengt dat gelijk is aan het quotiënt dat gevormd wordt door het getal zeven te delen door het aantal aanwezige of bij volmacht vertegenwoordigde leden van zijn groep. Aan werknemerszijde brengt het aantal aanwezige of bij volmacht vertegenwoordigde leden van FNV Bondgenoten, CNV BedrijvenBond en De Unie,vakbond voor industrie en dienstverlening, in totaal respectievelijk vier, twee en één stemmen uit.

  • 3. In afwijking van lid 1 kan een besluit tot vaststelling, wijziging of aanvulling van de statuten of reglementen en een besluit tot ontbinding van de stichting ex artikel 19 slechts rechtsgeldig genomen worden indien ten minste zes bestuursleden en/of bij volmacht vertegenwoordigde leden, waarbij in ieder geval twee werknemersorganisaties moeten zijn vertegenwoordigd, zich voor aanvaarding van het besluit verklaren en bij de stemming zich aan elke zijde ten minste vier stemmen voor aanvaarding van het besluit verklaren.

  • 4. Over zaken wordt bij voorkeur mondeling en over personen schriftelijk gestemd. Schriftelijke stemming geschiedt met behulp van stembriefjes, welke een naar de groep van bestuurders onderscheiden waarmerk dragen.

  • 5. De bestuurders zijn bevoegd zich door een daartoe schriftelijk gevolmachtigd ander lid van het bestuur te doen vertegenwoordigen.

  • 6. Het bestuur is bevoegd buiten de vergadering besluiten te nemen. In dat geval is vereist dat alle bestuursleden hun stem schriftelijk (telegrafisch, per telex, per e-mail of per telefax) uitbrengen. Een dergelijk besluit staat gelijk met een besluit genomen in een vergadering.

Artikel 12 Samenwerking

  • 1. Het bestuur is bevoegd samenwerkingsovereenkomsten aan te gaan met andere rechtspersonen, ter uitvoering van de doelstellingen van de stichting.

  • 2. Als vormvereiste voor de onder lid 1 bedoelde samenwerkingsovereenkomsten geldt een schriftelijke overeenkomst.

Artikel 13 Aanvraag om subsidie

  • 1. Bij een aanvraag om subsidie dient een gespecificeerde begroting, overeenkomstig hetgeen is beschreven in artikel 3 van de statuten, betreffende de besteding van de aangevraagde gelden te worden ingezonden.

  • 2. Jaarlijks dient de subsidie-ontvangende instelling een door een registeraccountant of accountants-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid gecontroleerde verklaring te overleggen over de besteding van de subsidiegelden, welke verklaring (tenminste) moet zijn gespecificeerd volgens hetgeen in artikel 3 is beschreven en moet geïntegreerd onderdeel uitmaken van het financieel jaarverslag.

  • 3. Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidieaanvraag mee te zenden begroting c.q. de schriftelijke verantwoording dient te voldoen.

Artikel 14 Geldmiddelen

  • 1. De geldmiddelen van de stichting bestaan uit:

    • a. subsidies van overheidswege;

    • b. bijdragen van werkgevers ingevolge de desbetreffende bepaling van de collectieve arbeidsovereenkomst;

    • c. de inkomsten uit het vermogen van de stichting;

    • d. andere inkomsten uit het vermogen van de stichting

  • 2. De stichting heft geen andere bijdragen dan die, welke zijn vastgesteld bij of krachtens de collectieve arbeidsovereenkomst.

  • 3. De uitgaven van de stichting bestaan uit;

    • a. de uitgaven voortvloeiend uit de realisatie van het geen in artikel 3 is omschreven;

    • b. de overige uitgaven.

  • 4. Ten aanzien van kinderopvang geldt:

  • Er is een kinderopvangregeling welke wordt uitgevoerd door de Stichting Kinderopvang Metaal en Technische Bedrijfstakken (SKM). De kosten van de regeling komen voor rekening van de SKM.

  • De SKM zal daartoe het van de voor kinderopvang bestemde deel van de bijdragen via een schriftelijk onderbouwd verzoek bij de Stichting opvragen.

  • Verstrekking voor kinderopvangregeling vindt plaats op de wijze en onder de voorwaarden zoals opgenomen onder artikel 74c en de daarbij behorende bijlage 10 van de CAO voor het motorvoertuigenbedrijf en het tweewielerbedrijf. Een verzoek tot verstrekking als hier bedoeld kan door de werknemer worden ingediend bij de uitvoerder van de regeling, Stichting Kintent, Maliebaan 87, Postbus 8545, 3503 RM Utrecht, tel.: 030-2323100.

Artikel 15 Boekjaar en begroting

  • 1. Het boekjaar loopt van één januari tot en met één en dertig december daaropvolgend.

  • 2. Uiterlijk in de maand november biedt de penningmeester aan het bestuur de begroting van inkomsten en van uitgaven voor het eerstvolgende kalenderjaar aan. De begroting omvat:

    • a. de inkomsten als bedoeld in artikel 14 van de statuten;

    • b. de uitgaven als bedoeld in artikel 14 lid 3 van de statuten waarbij:

      • 1. de uitgaven als bedoeld in lid 3 onder a worden gespecificeerd overeenkomstig hetgeen in artikel 1 is omschreven;

      • 2. de overige uitgaven als bedoeld in lid 3 onder b worden gespecificeerd naar kosten van administratie en bestuur en eventuele andere kosten.

  • 3. De begroting wordt voor de betrokkenen ten kantore van de stichting ter inzage gelegd en een afschrift daarvan zal op verzoek worden toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

Artikel 16 Jaarverslag; rekening en verantwoording

1. Jaarlijks, binnen zes maanden na afloop van het boekjaar, is het bestuur verplicht een balans en een staat van baten en lasten van de stichting op te maken.

  • 2. Het verslag moet overeenkomstig hetgeen in artikel 3 is beschreven zijn gespecificeerd en gecontroleerd door een door het bestuur aangewezen externe registeraccountant, uit welke stukken moet blijken dat de uitgaven overeenkomstig de bestedingsdoelen zijn gedaan.

  • 3. Het verslag en accountantsverklaring worden ter inzage van de bij de stichting betrokken werkgevers en werknemers neergelegd:

  • a. ten kantore van de stichting

  • b. op een of meer door de Minister belast met sociale zaken aan te wijzen plaatsen.

  • 4. Het verslag en accountantsverklaring wordt op aanvraag van de bij de stichting betrokken werkgevers en werknemers toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

  • 5. Het bestuur is verplicht de in dit artikel genoemde bescheiden tien jaren lang te bewaren.

Artikel 17 Werkgeversbijdragen

  • 1. De methode van de berekening van de bijdragen, bedoeld in artikel 14, lid 1, sub b, alsmede de wijze van incassering daarvan, worden bij reglement als bedoeld in artikel 18 vastgesteld.

  • 2. De hoogte van de jaarlijks door de werkgever in de bedrijfstak verschuldigde bijdrage wordt door het bestuur van de stichting OOMT vastgesteld overeenkomstig het door de CAO-partners vastgestelde percentage van de loonsom. De hoogte van de bestemmingsbijdrage wordt in individuele gevallen door het bestuur van de stichting OOMT vastgesteld.

  • 3. Tot gerechtelijke invordering der bijdragen wordt niet overgegaan dan krachtens besluit van het bestuur.

Artikel 18 Reglementen

  • 1. Het bestuur kan voor de uitvoering van zijn taak één of meer reglementen vaststellen.

  • 2. De in lid 1 bedoelde reglementen mogen geen bepalingen bevatten welke in strijd zijn met deze statuten.

  • 3. Een vastgesteld reglement kan door het bestuur worden gewijzigd.

Artikel 19 Ontbinding

Het bestuur is bevoegd de stichting te ontbinden. Op het daartoe te nemen besluit is toepasselijk hetgeen in artikel 11 lid 3 van deze statuten is bepaald aangaande een besluit tot wijziging van de statuten.

Artikel 20 Vereffening

  • 1. De vereffening geschiedt door het bestuur of door de bij het ontbindingsbesluit aangewezen vereffenaar(s).

  • 2. De stichting blijft na haar ontbinding voortbestaan indien en voorzover dit voor de vereffening van haar zaken nodig is.

  • 3. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van de statuten voor zoveel mogelijk en nodig van kracht.

  • 4. In stukken en aankondigingen, die van de stichting uitgaan, moeten aan haar naam worden toegevoegd de woorden „in liquidatie".

  • 5. Het bestuur bepaalt bij het ontbindingsbesluit welke bestemming aan een batig saldo van de vereffening zal, met dien verstande, dat het saldo zal moeten worden bestemd voor een doel hetwelk het doel van de stichting zoveel mogelijk nabij komt.

  • Het besluit tot bestemming van het batig saldo is onderworpen aan de goedkeuring van de werkgeversorganisatie en de werknemersorganisaties.

Artikel 21 Slotbepaling

In alle gevallen waarin door de statuten of reglementen van de stichting niet is voorzien, beslist het bestuur.

BIJDRAGEREGLEMENT VAN DE STICHTING OPLEIDINGS- EN ONTWIKKELINGSFONDS MOTORVOERTUIGENBEDRIJF EN TWEEWIELERBEDRIJF

Artikel 1 Definities

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • werkgever:

  • de werkgever in de bedrijfstak als bedoeld in artikel 6 lid 3 van de CAO Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor het Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf.

  • werknemer:

  • degene die in dienst van de werkgever tegen loon arbeid verricht, met uitzondering van:

    • a. bestuurders van naamloze vennootschappen of van besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, die als zodanig zijn ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel;

    • b. degene die op 1 januari van het jaar, waarover de bijdrage verschuldigd is, de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt;

    • c. personen die geen eigenlijke bedrijfsarbeid verrichten en wier dienstverband tevens een tijdelijk karakter draagt en/of geen volledige normale dagtaak meebrengt;

    • d. stagiair(e)s.

  • jaarsalaris:

    • a. bij salarisbetaling per maand 12,96 maal het voor de betrokken werknemer vastgestelde salaris over de maand januari van het jaar waarop de bijdrage betrekking heeft;

    • b. bij salarisbetaling per vier-weken-periode 14,09 maal het voor de betrokken werknemer vastgestelde salaris over de tweede vier-weken-periode van het jaar waarop de bijdrage betrekking heeft waarbij het percentage waarmee de salarissen na 1 januari van dat jaar zijn verhoogd krachtens CAO-afspraken in de Metaal en Techniek, buiten beschouwing blijft;

  • Indien het dienstverband in de loop van een jaar wordt beëindigd dan wel wordt aangevangen, wordt het jaarsalaris berekend met inachtneming van de duur van de periode van het dienstverband in dat jaar.

  • Indien het inkomen mede is gebaseerd op provisie, wordt bij de bepaling van het jaarsalaris bovendien meegerekend de op jaarbasis herleide provisie welke in het voorafgaande kalenderjaar bij dezelfde werkgever is verdiend, onafhankelijk van de datum van uitbetaling van deze provisie. Bovendien worden, voorzover van toepassing, bij de bepaling van het jaarsalaris mede in aanmerking genomen de navolgende elementen: loon in natura voorzover gekwantificeerd aangegeven in de loonstaten van de werkgever, toeslagen op grond van een overheidsbesluit, verdiensten op grond van een, in de onderneming geldend, beloningssysteem (tarief, meritrating e.d.) en ploegentoeslag, alsmede een, naar de periode waarover het loon werd genoten, evenredig gedeelte van elke met de werkgever schriftelijk overeengekomen vaste jaarlijkse uitkering onder welke benaming ook, zoals 13e maand, vaste eindejaarsuitkering, gegarandeerde tantième, e.d. Vergoedingen terzake van overwerk, reisuren, onkosten, alsmede gratificaties, winstdelingsregelingen en soortgelijke emolumenten blijven buiten beschouwing, terwijl de vakantiebijslag in de hierboven onder a en b bedoelde factoren geacht worden te zijn verwerkt. Tot het jaarsalaris behoort niet de overhevelingstoeslag.

  • loonsom:

  • het totaal van de jaarsalarissen van alle bij de werkgever in dienst zijnde werknemers.

  • Bedrijfspensioenfonds:

  • de stichting „Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek", gevestigd te 's-Gravenhage.

Artikel 2 Bijdrage

  • 1. De werkgever is jaarlijks aan de stichting een bijdrage verschuldigd welke door het Bestuur van de stichting wordt vastgesteld krachtens het bepaalde in artikel 16 van de statuten van de stichting.

  • 2. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 1 wordt deze bijdrage per werknemer, berekend over maximaal het maximum-jaarsalaris zoals vastgesteld op grond van het bepaalde in artikel II.2.3 sub a van het pensioenreglement van het bedrijfspensioenfonds.

  • 3. De hoogte van de bestemmingsbijdrage als bedoeld in artikel 3 lid 2 van de CAO OOMT alsmede de wijze en termijn van betaling wordt in individuele gevallen door het bestuur van de stichting OOMT vastgeteld.

Artikel 3 Nota

  • 1. Vanaf door het bestuur te bepalen tijdstippen wordt de werkgever, door middel van het toezenden van nota's met begeleidend schrijven, door de administrateur op de hoogte gebracht van de bijdrage welke hij over het in de nota's vermelde tijdvak aan de stichting is verschuldigd. De bijdragen worden geheven in vier kwartaaltermijnen. Het verschuldigde over het eerste kwartaal is een schatting indien het salaris van het betreffende jaar dan nog niet bekend is. Daartoe wordt het jaarsalaris van het voorafgaande jaar aangepast met het percentage waarmee volgens de uitkomsten van het CAO-overleg in de bedrijfstak, de salarissen na januari van het voorafgaande jaar zijn gewijzigd.

  • 2. De in het vorige lid genoemde nota's hebben de vorm van een premienota met een specificatie, vermeldende ten minste de naam en adres van de werkgever, de werknemers met bijbehorende salarisgegevens, het tijdvak waarover de bijdrage is verschuldigd, alsmede de hoogte van de bijdrage.

  • 3. De werkgever dient de nota aan de stichting te voldoen binnen de daartoe door het bestuur blijkens mededeling op de acceptgiro(formulier) gestelde termijn.

  • 4. Bij niet tijdige betaling van de verschuldigde bijdrage is de werkgever door het enkele verloop van de termijn in gebreke.

  • De stichting is dan bevoegd te vorderen:

    • rente over het verschuldigde bedrag vanaf de dag dat het verschuldigde bedrag betaald had moeten zijn en

    • vergoeding van buiten-gerechtelijke invorderingskosten, vast te stellen op 15% van de vordering met een minimum van € 25,00, onverminderd de overige kosten van vervolging, verschuldigd volgens de Wet.

  • De rente wordt berekend naar het percentage van de wettelijke rente bedoeld in de artikelen 6:119 en 6:120 van het Burgerlijk Wetboek, dat geldt voor de periode waarover de rente door de stichting wordt gevorderd.

Artikel 4 Opgave loonsom

  • 1. De werkgever is gehouden jaarlijks aan de administrateur van de stichting opgave te doen van de bij hem in dienst zijnde werknemers, met de bij die werknemers behorende jaarsalarissen en naam, adres, woonplaats en geboortedatum. De werkgever dient elke in- en uitdiensttreding van een werknemer binnen een maand na die in- dan wel uitdiensttreding schriftelijk aan de administrateur van de stichting te melden.

  • 2. Ingeval de werkgever niet aan het gestelde in de vorige alinea voldoet, zal het bestuur bij besluit bepalen welke loonsom aangehouden moet worden ter berekening van de bijdrage van de werkgever.

Artikel 5 Administratie

Het bestuur kan de administratie en de inning van de in dit reglement bedoelde bijdragen aan derden opdragen. De delegatie van het administratief en/of geldelijk beheer geschiedt onder blijvende verantwoordelijkheid van het bestuur.

De werkgever is verplicht alle gegevens en inlichtingen te verschaffen, alsmede iedere medewerking te verlenen, die noodzakelijk of gewenst worden geacht door personen of instellingen die, door of namens de stichting zijn belast met de inning van de bijdrage en de controle op de naleving van het gestelde in de statuten en dit reglement.

UITKERINGSREGLEMENT VAN DE STICHTING OPLEIDINGS- EN ONTWIKKELINGSFONDS MOTORVOERTUIGENBEDRIJF EN TWEEWIELERBEDRIJF

Artikel 1 Definities

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • werkgever:

  • de werkgever in de bedrijfstak als bedoeld in artikel 6 lid 3 van de CAO Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor het Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf.

  • werknemer:

  • degene die in dienst van de werkgever tegen loon arbeid verricht, met uitzondering van:

    • a. bestuurders van naamloze vennootschappen of van besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, die als zodanig zijn ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel;

    • b. degene die op 1 januari van het jaar, waarover de bijdrage verschuldigd is, de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt;

    • c. personen die geen eigenlijke bedrijfsarbeid verrichten en wier dienstverband tevens een tijdelijk karakter draagt en/of geen volledige normale dagtaak meebrengt;

    • d. stagiair(e)s, tenzij een leer- en stageovereenkomst voor volledig praktijkvervangende opleiding is gesloten als bedoeld in het beleidsplan dat door de stichting is opgesteld in het kader van de Bijdrageregeling Vakopleiding Jeugdigen.

  • de leerling:

  • degene die ten minste gemiddeld 2½ dag per week bij de werkgever in dienst is en met wie ten overstaan van het landelijk opleidingsorgaan, – de stichting Beroepopleiding VAM –, door de werkgever een praktijkovereenkomst als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) is afgesloten.

  • scholingsverlofdag:

  • de dag die de werknemer, met behoud van salaris en met instemming van de werkgever, aanwendt tot het volgen van scholing, via een door het bestuur van de stichting aangewezen opleiding of cursus.

Artikel 2 Jeugdplan

Vergoedingen

  • 1. De stichting verstrekt, onder de voorwaarden als in dit reglement bepaald, jaarlijks aan de werkgever een vergoeding, ter tegemoetkoming in de kosten van het eerste en/of tweede leerjaar van de beroepsbegeleidende praktijkopleiding van de bij de werkgever in dienst zijnde leerling(en) binnen de kaders van het geldende Jeugdplan.

  • 2. De hoogte van de vergoeding wordt jaarlijks door het bestuur van de stichting vastgesteld, waarbij het volgende in acht wordt genomen:

    • a. het bestuur bepaalt jaarlijks de duur, alsmede de aanvang en het einde van een leerjaar;

    • b. de vergoeding wordt gerelateerd aan het aantal weken dat de leerling(en) in een leerjaar bij de werkgever in opleiding was (waren);

    • c. de vergoeding per week voor een leerling kan per soort van opleiding verschillen naar hoogte, terwijl de vergoeding op nihil kan worden gesteld indien uit andere hoofde, reeds een (gedeeltelijke) vergoeding wordt genoten.

  • 3. Het bestuur stelt jaarlijks de werkgever schriftelijk in kennis van de besluiten, bedoeld in het vorige lid onder a, b en c.

Toekenning van de vergoeding

  • 4. De vergoeding, dient door de werkgever die deze wenst te ontvangen schriftelijk te worden aangevraagd door inzending van één of meer formulieren, waarvan het model door de stichting is vastgesteld, onder bijvoeging van de naar het oordeel van de stichting benodigde stukken.

  • 5. Het verzoek om vergoeding wordt ingewilligd, indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a. het aantal door de werkgever opgegeven leerlingen en het aantal weken gedurende welke zij in het betreffende leerjaar in opleiding waren bij de werkgever, komen overeen met de opgave dienaangaande van het landelijk opleidingsorgaan, welke laatstgenoemde opgave – bij verschil van mening – beslissend is, behoudens tegenbewijs van de werkgever;

    • b. de werkgever heeft de heffingen die hem door de stichting in rekening zijn gebracht, betaald.

Artikel 3 Scholingsverlof

Aanspraak op de scholingsverlofdagen

  • 1. In elk vol kalenderjaar hebben de bij een werkgever in dienst zijnde werknemers gezamenlijk recht op een aantal scholingsverlofdagen, dat gelijk is aan het aantal per 1 januari van het betrokken kalenderjaar in dienst zijnde werknemers.

  • 2. De werkgever stelt in nauw overleg met de ondernemingsraad dan wel de werknemers een scholingsrooster per kalenderjaar vast.

Scholing

  • 3. Het bestuur van de stichting brengt jaarlijks een brochure uit waarin de door de stichting gestimuleerde cursussen staan vermeld.

Scholingsaanvrage en plaatsing

  • 4. De werkgever regelt in direkt overleg en onder eigen verantwoordelijkheid met een opleidings- en/of cursusgevende instantie de deelneming door een werknemer aan de opleidingen en/of cursussen.

Algemene bepalingen

  • 5. De stichting is niet aansprakelijk voor fouten (en/of voor daaruit voortvloeiende of daarmede verband houdende schade) gemaakt in het kader van de normale uitoefening van de werkzaamheden van een opleidingen/of cursusgevende instantie, voor, tijdens of na het deelnemen van een in dit artikel bedoelde opleiding en/of cursus door een werknemer van een onderneming.

  • 6. De stichting is niet aansprakelijk voor fouten (en/of voor daaruit voortvloeiende of daarmede verband houdende schade), gemaakt in het kader van de normale uitoefening van de werkzaamheden, in de gegeven informatie omtrent opleidingen en/of cursussen opgenomen in periodieke mededelingen als bedoeld in lid 3.

Artikel 4 Langdurig werklozen

  • 1. De stichting stelt, onder voorwaarden als in dit reglement bepaald, vergoedingen beschikbaar aan projecten die langdurig werklozen een arbeidsplaats in het motorvoertuigen- en het tweewielerbedrijf bieden, ter tegemoetkoming in de kosten van het leertraject dat hiervoor noodzakelijk is.

  • 2.

    • a. De vergoeding wordt aangevraagd door middel van een schriftelijk projectplan.

    • b. Het projectplan dient het bestuur van de stichting inzicht te geven in de wijze van organisatie van het project, de geplande uitvoering en de financiële verantwoording van de bij de stichting aangevraagde bijdragen in de opleidingskosten.

  • 3. De hoogte van de vergoeding wordt door het bestuur van de stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf per project vastgesteld, waarbij het volgende in acht wordt genomen:

    • de vergoeding geldt voor projecten die door de stichting worden aangewezen en waarvan het projectplan is goedgekeurd;

    • de vergoeding wordt verstrekt aan door het bestuur aan te wijzen partijen betrokken bij een project of (rechts)personen die deel uit maken van partijen;

    • de vergoeding wordt gerelateerd aan de opleidingskosten die gemaakt moeten worden.

  • 4. De vergoeding wordt gegeven op basis van in te zenden declaraties door rechthebbenden, door inzending van een of meer formulieren, waarvan het model door de stichting is goedgekeurd.

Artikel 5 Uitbetaling van de vergoeding

De vergoeding die, op grond van het gestelde in de artikelen 2, 3 en 4 is toegekend, wordt – behoudens bijzondere omstandigheden – uitbetaald binnen één maand nadat het verzoek om vergoeding werd gedaan.

Artikel 6 Overige bestedingen

Naast dan wel in plaats van de vergoeding aan werkgevers als bedoeld in de artikelen 2, 3 en 4 kan het bestuur van de stichting besluiten de geldmiddelen van het fonds aan te wenden voor de gehele of gedeeltelijke financiering (dan wel subsidiëring) van één of meer activiteiten als genoemd in artikel 3 lid 1 sub a van de statuten van de stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf.

Een dergelijk besluit wordt genomen op grond van omschrijving van de activiteiten en van de begroting van de daaraan verbonden kosten. Ter vaststelling van de werkelijke kosten dient een door een registeraccountant opgemaakte rekening en verantwoording aan de stichting te worden overgelegd.

Artikel 7 Slotbepaling

Dit reglement treedt in werking op de datum waarop de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst welke ten grondslag ligt aan de onderhavige regeling algemeen verbindend zijn verklaard en blijft van kracht totdat uit een nader reglement van het tegendeel blijkt.

Dictum II

De in dictum I opgenomen bepalingen zijn algemeen verbindend verklaard tot en met 31 december 2009.

Dictum III

Voorzover de in dictum I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.

Dictum IV

Dit besluit is niet van toepassing op werkgevers die reeds voor de inwerkingtreding van dit besluit direct gebonden zijn aan de eigen rechtsgeldige CAO voor de Carwash-, Truckwash- en Poetsbedrijven (CTP-CAO) of de CAO Opleidingsfonds Tankstations (CAO-OFT).

Dictum V

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2005 en vervalt met ingang van 1 januari 2010 en heeft geen terugwerkende kracht.

Dictum VI

Dit besluit zal in een bijvoegsel bij de Staatscourant worden geplaatst. Van deze plaatsing zal mededeling worden gedaan in de Staatscourant.

's-Gravenhage, 28 december 2004

De Minister van sociale Zaken en Werkgelegenheid

Names deze,

De directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving,

Mr. M. H. M. van der Goes.

Naar boven