Arboplusconvenant sector recreatie

Arboplusconvenant sector recreatie inzake verzuim- en reïntegratiebeleid, fysieke belasting, agressie en geweld, en fysische werkomstandigheden (klimaat, geluid, stoffen) in zwembaden

Ondergetekenden,

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de heer H.A.L. van Hoof, handelend als bestuursorgaan,

hierna te noemen: de overheid,

enerzijds,

en

Vereniging van Recreatieondernemers Nederland (RECRON), rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer T.F.A.M. Bolweg, directeur;

ABVAKABO FNV, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer E.D. Haneveld, landelijk onderhandelaar;

CNV BedrijvenBond, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer J. Jongejan, voorzitter;

FNV Horecabond, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer B.C. Francooy, voorzitter,

hierna te noemen: de organisaties,

anderzijds,

Verder te noemen: partijen;

Overwegende dat,

- het kabinet Balkenende I extra gelden beschikbaar heeft gesteld voor uitbreiding van bestaande convenanten dan wel het afsluiten van nieuwe convenanten waarin met nadruk in bedrijfstakken aandacht wordt besteed aan versterking van verzuim- en reïntegratiebeleid en vermindering van de WAO-instroom;

- de basis en verantwoording voor het afsluiten van deze convenanten is neergelegd in de nota `Arboconvenanten nieuwe stijl: beleidsstrategie voor de komende vier jaar (1999-2002)' en de nota `Tweede fase convenanten', beide te vinden op www.arboconvenanten.szw.nl en www.arbo.nl;

- goede arbeidsomstandigheden bijdragen aan de vermindering van gezondheidsschade, ziekteverzuim en de arbeidsongeschiktheid, alsmede aan een verbetering van de motivatie en productiviteit van werknemers;

- de regelgeving met betrekking tot arbeidsomstandigheden werkgevers verplicht algemeen zorg te dragen voor de veiligheid, gezondheid en welzijn van werknemers;

- verdere verbetering van de arbeidsomstandigheden, verzuimbegeleiding en vroegtijdige reïntegratie via maatwerk op bedrijfstakniveau en in individuele bedrijven tot stand moet komen;

- maatregelen zo dicht mogelijk bij de bron het meest effectief zijn;

- de organisaties op 20 oktober 2003 met de Staatssecretaris de Intentieverklaring Verblijfsrecreatie en Zweminrichtingen hebben gesloten om te komen tot het afsluiten van het Arboplusconvenant Verblijfsrecreatie en Zweminrichtingen als bedoeld in de nota `Tweede fase convenanten';

komen het volgende overeen:

Definities

Artikel 1

Werkgever: een werkgever als bedoeld in artikel 1, eerste en tweede lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998;

werknemer: een werknemer als bedoeld in artikel 1, eerste en tweede lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998;

branchebegeleidingscommissie (BBC): de commissie, bestaande uit vertegenwoordigers van de ondertekenende partijen, ingesteld ten behoeve van de totstandkoming, aansturing, begeleiding en evaluatie van het Arboplusconvenant;

stand van de wetenschap: de thans of in de toekomst mogelijke maatregelen ter vermindering van gezondheidsrisico's, ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid die door vakdeskundigen in brede zin zijn aanvaard, ofwel aantoonbaar effectief en praktisch uitvoerbaar zijn. Hierbij dient rekening gehouden te worden met hetgeen gezondheidskundig wenselijk en bedrijfseconomisch haalbaar is;

monitoring: het systematisch en periodiek verzamelen van informatie over de mate waarin de doelstellingen van het Arboplusconvenant worden bereikt. Metingen vinden plaats voorafgaand aan, dan wel vlak na de inwerkingtreding van het Arboplusconvenant (nulmeting); eventueel tijdens de looptijd van het Arboplusconvenant (tussen- of vervolgmetingen); en aan het eind van de looptijd van het Arboplusconvenant (slot- of eindmeting);

evaluatieonderzoek: systematisch en onafhankelijk onderzoek aan het einde van de looptijd, gebaseerd op feiten. Hierbij worden in elk geval de volgende aspecten vastgesteld: de effecten en resultaten van het Arboplusconvenant, de wijze waarop het convenant is uitgevoerd, de good practices en de wijze waarop de borging van afspraken heeft plaatsgevonden en de kosten en baten van de in het Arboplusconvenant gedane investeringen;

evaluatie: de beleidsmatige beoordeling van het convenant door de BBC, met name gebaseerd op de resultaten van het evaluatieonderzoek;

medezeggenschapsorganen: alle organen van medezeggenschap op bedrijfs- en sectorniveau, zoals ondernemingsraden, personeelsvertegenwoordigingen, medezeggenschapsraden en -platforms;

Arboplusconvenant: tripartiete overeenkomst op bedrijfstakniveau tussen werkgeversvertegenwoordigers, werknemersvertegenwoordigers en de overheid over het verminderen van arbeidsrisico's en het terugdringen van het ziekteverzuim en de WAO-instroom in de sector recreatie;

Plan van Aanpak: bijlage die onlosmakelijk deel uitmaakt van het Arboplusconvenant, met (minimaal) een begroting en afspraken over implementatie, communicatie, medezeggenschap en monitoring en evaluatieonderzoek van de voorgenomen maatregelen;

expiratiefase: een periode aan het einde van de looptijd van het Arboplusconvenant van maximaal zes maanden die gebruikt wordt voor de afronding van het Arboplusconvenant.

Kwantitatieve doelstellingen

Artikel 2

I. Partijen streven ernaar aan het eind van de convenantperiode het ziekteverzuim in totaal met 20% te hebben gereduceerd. De aandacht zal hierbij vooral uitgaan naar maatregelen gericht op vermindering van het aandeel werkgerelateerd verzuim in het bijzonder voor de functiegroepen `techniek en groen', `schoonmaak en logistiek' en `zwembadmedewerkers'.

II. Partijen streven ernaar de risicopopulatie welke is blootgesteld aan fysieke belasting te reduceren. Het percentage werknemers dat aangeeft klachten van het bewegingsapparaat geheel of gedeeltelijk toe te schrijven aan het werk - naar aanleiding van tillen, houding en repeterende bewegingen - is aan het einde van de convenantperiode met 20% gereduceerd, van 43% naar 35%.

III. Partijen streven ernaar de risicopopulatie welke is blootgesteld aan agressie en geweld te reduceren. Het percentage werknemers dat aangeeft de afgelopen 12 maanden één of meerdere keren blootgesteld te zijn aan agressie en geweld, specifiek gekeken naar lastig gedrag enerzijds en serieuze bedreiging en/of lichamelijke agressie anderzijds is aan het einde van de convenantperiode met 20% gereduceerd van respectievelijk 47% naar 38% en van 16% naar 13%.

IV. Partijen spreken af dat de risicopopulatie, welke is blootgesteld aan belastende fysische werkomstandigheden in zweminrichtingen - te weten geluid, temperatuur, vochtigheid en chloor of andere chemische stoffen in de lucht - de volle aandacht van partijen krijgen, waarbij reductie wordt gestreefd van deze risicopopulatie aan het einde van de convenantperiode.

Aandacht van partijen gaat in het bijzonder uit naar een aanzienlijke reductie van het percentage werknemers, werkzaam in zweminrichtingen, dat aangeeft altijd of vaak last te hebben van een hinderlijke galm van geluid en/of hinderlijk lawaai door machines, aan het einde van de convenantperiode.

V. Bij de realisatie van de onder I tot en met IV genoemde doelstellingen is de nulmeting `Arbeidsomstandigheden in de Verblijfsrecreatie en Zweminrichtingen' steeds de uitgangssituatie.

Overige doelstellingen

Artikel 3

Partijen stellen zich ten doel om naast de in artikel 2 genoemde kwantitatieve doelstellingen de maatregelen terzake verzuim- en reïntegratiebeleid, fysieke belasting, agressie en geweld en fysische werkomstandigheden (klimaat, geluid, stoffen) in zwembaden zoals omschreven in de artikelen 4, 5 en 6 van onderhavig Arboplusconvenant, uiterlijk op 1 april 2007 te hebben gerealiseerd.

Maatregelen

Artikel 4

1. Om de in de artikelen 2 en 3 genoemde doelstellingen te realiseren, verplichten partijen zich uitvoering te geven aan het Plan van Aanpak, dat onlosmakelijk deel uitmaakt van onderhavig Arboplusconvenant.

2. Indien op grond van onderzoek of op andere wijze, blijkt dat de maatregelen niet leiden tot de realisatie van de gewenste kwantitatieve doelstellingen, beraadt de BBC zich erover welke maatregelen noodzakelijk worden geacht om de voortgang in lijn te brengen met de doelstellingen en bevordert de BBC dat deze maatregelen worden uitgevoerd.

3. Als algemene maatregelen in het Plan van Aanpak zijn opgenomen:

a. instellen van een brancheloket;

b. inzetten van een arbo-, verzuim- en reïntegratieconsulent die via bedrijfsbezoeken contacten met (individuele) bedrijven onderhoudt;

c. organiseren en houden van expertgroepen en netwerkbijeenkomsten;

d. inrichten van pilotgroepen;

e. maken van afspraken met het Sociaal Fonds Recreatie1 terzake van scholingsbeleid.

4. Met betrekking tot het onderwerp verzuim- en reïntegratiebeleid is afgesproken een sectoraal verzuimmanagementsysteem te ontwikkelen waarvan in het Plan van Aanpak de volgende onderdelen zijn opgenomen:

a. ontwikkelen van een sectorale aanpak arbodienstverlening;

b. opstellen van een model voor een branchespecifieke risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E);

c. het ontwikkelen en het implementeren van een eenduidige verzuimregistratie;

d. ontwikkelen van een cursus Verzuimbegeleiding voor leidinggevenden;

e. introductie van een toolkit casemanagement;

f. ontwikkelen van innovatieve - regionale en intersectorale - activiteiten op het gebied van reïntegratie;

g. inventariseren van best practices en het opzetten van pilots ten aanzien van preventie van langdurend verzuim c.q. WAO-instroom van vrouwelijke werknemers.

5. Met betrekking tot het onderwerp fysieke belasting zijn de volgende activiteiten van technische, gedragsmatige en organisatorische aard in het Plan van Aanpak opgenomen:

a. bekend maken van normen en richtlijnen;

b. blijvend actualiseren van oplossingen;

c. knelpunten, oplossingen en hulpmiddelen inventariseren aan de hand van een te ontwikkelen methodiek;

d. laten ontwikkelen en geven van cursussen;

e. werken met praktijkcoaches.

6. Met betrekking tot het onderwerp agressie en geweld zijn de volgende activiteiten in het Plan van Aanpak opgenomen:

a. houden van pilots voor incidentenregistratie, normen en waardentraject, toezicht en opvang, alsmede het branchebreed implementeren;

b. geven van voorlichting;

c. ontwikkelen en geven cursussen en instrueren van werknemers door middel van gedrags- en vaardigheidstrainingen en van werkinstructies en protocollen;

d. ontwikkelen van een module agressie en geweld in een branchespecifieke RI&E.

7. Met betrekking tot het onderwerp fysische werkomstandigheden in zweminrichtingen zijn de volgende activiteiten in het Plan van Aanpak opgenomen:

a. voor geluid wordt een pilot gestart gericht op het bepalen van de blootstelling door middel van metingen, een steekproef auditief onderzoek, en ontwikkeling van instrumenten om de blootstelling te reduceren en bewustwording van werknemers;

b. voor chloor en andere chemische stoffen wordt nader onderzoek verricht naar de specifieke knelpunten daarbij en de mogelijke oplossingen daarvoor. Daartoe wordt er medewerking verleend aan het parallel aan dit Arboplusconvenant onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van SZW gestarte onderzoek naar mogelijk werkgerelateerde astma bij zwembadpersoneel, op basis waarvan eventuele (preventieve) maatregelen worden overlegd en, indien aan de orde, de implementatie daarvan wordt bevorderd.

8. Met betrekking tot het onderwerp monitoring en evaluatieonderzoek zijn activiteiten in het Plan van Aanpak opgenomen conform het gestelde in artikel 10.

Communicatie

Artikel 5

1. Om de in de artikelen 2 en 3 genoemde doelstellingen te realiseren, verplichten partijen zich onderhavig Arboplusconvenant met gerichte communicatie te ondersteunen. Daartoe is in het Plan van Aanpak een communicatieplan opgenomen.

2. De communicatie wordt gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

a) Informeren, zodat het kennisniveau van de doelgroepen op het gewenste niveau wordt gebracht;

b) faciliteren van werkgevers en werknemers;

c) zoveel mogelijk aansluiten bij het reguliere arbeidsproces;

d) enerzijds 1-op-1-aanpak (tijdens bedrijfsbezoeken) en anderzijds gestructureerde ondersteuning met schriftelijke en audiovisuele instrumenten;

e) herhaling van de boodschap;

f) aansluiten bij bestaande communicatiekanalen;

g) gebruik maken van `opinion leaders';

h) inspringen op actuele gebeurtenissen;

i) aparte benadering seizoen- en vakantiemedewerkers.

j) informatieverstrekking en inschakelen deskundigen via het brancheloket.

3. De volgende onderwerpen maken deel uit van het communicatieplan:

a. bedrijfsbezoeken;

b. samenstelling van groepen werkgevers en groepen werknemers voor de expertmeetings;

c. ontwikkelen van een website;

d. periodieke nieuwsbrief;

e. ontwikkelen van een presentatie die gebruikt kan worden in bijvoorbeeld het werkoverleg of tijdens een districtsledenvergadering;

f. ontwikkelen van themabrochures over fysieke belasting, agressie en geweld en fysische werkomstandigheden in zweminrichtingen, aansluitend bij het reguliere arbeidsproces;

g. specifiek communicatieplan inzake agressie en geweld;

h. specifiek voorlichtingsmateriaal ten behoeve van regionaal georganiseerde voorlichtingsbijeenkomsten (voor zowel werkgevers als werknemers).

Rol van de medezeggenschapsorganen

Artikel 6

Om de in de artikelen 2 en 3 genoemde doelstellingen te realiseren, verplichten partijen zich om de medezeggenschapsorganen actief bij de implementatie van het Plan van Aanpak te betrekken, in het bijzonder bij de maatregelen op bedrijfsniveau.

Rol van de arbeidsinspectie

Artikel 7

1. De afspraken, vastgelegd in dit Arboplusconvenant, laten onverlet dat de Arbeidsinspectie (AI) het reguliere handhavingsbeleid blijft toepassen. Dit houdt in dat de AI handhaaft op reeds bestaande wettelijke normen en afspraken en reageert op de melding van klachten en ongevallen.

2. Indien de AI op grond van haar wettelijke taak gedurende de looptijd van het Arboplusconvenant een inspectieproject initieert specifiek gericht op één of meerdere bedrijfstakken die onder het Arboplusconvenant vallen, zullen - in het geval het inspectieproject onderwerpen uit het Arboplusconvenant betreft - de werkgevers- en werknemersorganisaties hier op voorhand over geïnformeerd worden.

3. De afspraken met betrekking tot de maatregelen, zoals vastgelegd in het bij het Arboplusconvenant horende Plan van Aanpak, zullen met ingang van 1 juli 2007 door de AI als onderdeel van de stand van de wetenschap beschouwd worden.

Bekendmaking

Artikel 8

1. De werkgevers- en werknemersorganisaties informeren hun leden zo spoedig mogelijk na de ondertekening van onderhavig Arboplusconvenant met publicaties in hun periodieken over het Arboplusconvenant in het algemeen en over de maatregelen van het Arboplusconvenant zoals bedoeld in artikel 4 in het bijzonder.

2. De tekst van onderhavig Arboplusconvenant wordt zo spoedig mogelijk na ondertekening in de Staatscourant gepubliceerd.

BBC

Artikel 9

1. De BBC komt uiterlijk binnen twee maanden na ondertekening van onderhavig Arboplusconvenant bij elkaar. Bij deze bijeenkomst wordt bepaald of de tot dan toe gebruikelijke samenstelling en werkwijze van de BBC wordt voortgezet, dan wel dat voor een nieuwe samenstelling en/of werkwijze wordt gekozen. Indien de BBC in een nieuwe samenstelling verder gaat, dienen in ieder geval alle ondertekenende partijen vertegenwoordigd te zijn.

2. De BBC kan, indien nodig en gewenst, uit haar midden werkgroepen instellen voor de behandeling van afzonderlijke onderwerpen.

3. De BBC beslist bij welke van haar taken en bevoegdheden de inzet van een uitvoeringsorganisatie noodzakelijk is. De uitvoeringsorganisatie wordt uiterlijk binnen twee maanden na ondertekening van onderhavig Arboplusconvenant opgericht.

4. De BBC wijst conform artikel 7 van de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden (Stcrt. 1999, 187) een rechtspersoon aan, die optreedt als opdrachtgever van de in artikel 4 omschreven activiteiten.

Monitoring en evaluatieonderzoek

Artikel 10

1. Partijen leggen in het Plan van Aanpak afspraken vast over monitor- en evaluatieactiviteiten. Hierbij wordt in elk geval aandacht besteed aan de inhoudelijke aspecten en de momenten waarop onderzoek zal plaatsvinden.

2. De monitor heeft in elk geval betrekking op de mate van blootstelling aan de arbeidsrisico's fysieke belasting, agressie en geweld en fysische werkomstandigheden in zwembaden op werknemersniveau en op de omvang van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid. De nulmeting, de eventuele vervolgmeting en de eindmeting, bedoeld om de ontwikkelingen in de loop der tijd te kunnen volgen, worden op grond van dezelfde methodiek uitgevoerd, zodat de resultaten vergelijkbaar zijn. Voor het meten van de blootstelling aan de arbeidsrisico's en het ziekteverzuim wordt - indien mogelijk - de Monitor Arboconvenanten gebruikt.

3. Het evaluatieonderzoek beantwoordt in elk geval de volgende vragen:

a. Zijn de kwantitatieve doeleinden, zoals vastgelegd in het Arboplusconvenant, gehaald?

b. In welke mate zijn de maatregelen, zoals vastgelegd in het Plan van Aanpak, of later toegevoegd, daadwerkelijk geïmplementeerd?

c. Hoe is de implementatie van maatregelen verlopen, wat zijn de succes- en faalfactoren geweest en welke maatregelen zijn te bestempelen als good practices?

d. Welke maatregelen die als good practices zijn te bestempelen kunnen ook buiten convenantverband om - dat wil zeggen in andere sectoren - succesvol worden toegepast en hoe kunnen die overgedragen/verspreid worden?

e. Zijn er structurele voorzieningen getroffen voor duurzame doorwerking van de veranderingen die met het Arboplusconvenant zijn gerealiseerd en zo ja, in welke mate en in welke vorm?

f. Wat heeft het Arboplusconvenant uiteindelijk gekost en wegen de opbrengsten ervan - in de vorm van de geheel of gedeeltelijk gerealiseerde kwantitatieve doelstellingen - hier tegenop?

4. De resultaten van de monitor en het evaluatieonderzoek worden vastgelegd in een of meerdere onderzoeksrapporten, die worden gepubliceerd in de zogenaamde SZW-Arboconvenantenreeks.

5. De onderzoeksgegevens van de monitor - dat wil zeggen de door de opdrachtnemer ten behoeve van de monitor verzamelde en al dan niet bewerkte en al of niet in rapporten neergelegde gegevens - worden ter beschikking gesteld aan het bureau dat het evaluatieonderzoek zal gaan uitvoeren. Indien bij de meting gebruik is gemaakt van de Monitor Arboconvenanten, worden de data in geanonimiseerde vorm eveneens ter beschikking gesteld aan Stichting Kwaliteitsbevordering Bedrijfsgezondheidszorg Vragenlijst Services, die het verzamelbestand beheert.

Financiering

Artikel 11

1. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stelt voor de uitvoering en evaluatie van dit Arboplusconvenant een bedrag van maximaal € 625.000,<\m> ter beschikking, ongeacht het feit of de in lid 6 genoemde subsidieaanvrager BTW kan verrekenen.

De sociale partners stellen voor de uitvoering en evaluatie van dit Arboplusconvenant een bedrag van maximaal € 750.000,<\m> ter beschikking.

2. Voor de uitvoering van de activiteiten, genoemd in artikel 3 van de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden (Stcrt. 1999, 187) draagt de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij aan de kosten, met inachtneming van de in deze subsidieregeling vastgelegde voorwaarden en criteria en het in het eerste lid bedoelde subsidieplafond.

3. Voor de totale kosten van de in het Plan van Aanpak opgenomen activiteiten kan binnen het kader van de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden tot een maximum van 50% subsidie worden verstrekt. De totale subsidie voor activiteiten in de convenantfase is begrensd tot 50% van de totale in het Plan van Aanpak geraamde kosten, echter, tot het maximale subsidiebedrag zoals genoemd in lid 1.

4. Voor de toepassing van het vorige lid worden slechts die activiteiten in aanmerking genomen die tot subsidiëring kunnen leiden. Bestaande projecten en individuele bedrijfsinvesteringen worden niet in aanmerking genomen.

5. De financiering van de afzonderlijke activiteiten is vastgelegd in een meerjarenbegroting die onlosmakelijk onderdeel uitmaakt van het Plan van Aanpak. De begroting volgt de indeling van het Plan van Aanpak en is op jaarbasis opgesteld.

6. De partijen dragen er zorg voor dat conform het bepaalde in artikel 7 van de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden als subsidieaanvrager zal optreden het Sociaal Fonds Recreatie.

7. De subsidieaanvraag in het kader van de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden wordt ingediend conform de door SZW verstrekte uitvoeringsregels voor het aanvragen van subsidies volgens de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden.

Inwerkingtreding en looptijd

Artikel 12

Dit Arboplusconvenant treedt in werking onmiddellijk na ondertekening door alle convenantpartijen en eindigt op 1 juli 2007.

Wijziging of voortijdige beëindiging

Artikel 13

1. De BBC treedt in overleg over de noodzaak van wijziging van dit Arboplusconvenant indien:

a. de afspraken uit dit Arboplusconvenant niet worden nagekomen;

b. er zich onvoorziene omstandigheden voordoen (waaronder in elk geval begrepen wijzigingen in wet- en regelgeving) die van dien aard zijn dat het Arboplusconvenant redelijkerwijs niet kan worden voortgezet;

c. door anderen dan de convenantpartijen de wens te kennen wordt gegeven om tot dit Arboplusconvenant toe te treden;

d. de besluitvorming in de BBC bij voortduring wordt bemoeilijkt door verschil in opvattingen tussen partijen.

2. De BBC treedt in overleg over uitbreiding van dit Arboplusconvenant wanneer door één van de convenantpartijen een aanvullend onderwerp wordt voorgedragen voor opname in het Arboplusconvenant.

3. De BBC komt in vergadering bijeen voor overleg als bedoeld in de leden 1 en 2 binnen zes weken nadat een partij de wens daartoe schriftelijk heeft kenbaar gemaakt. Indien het overleg niet binnen een termijn van vier weken tot overeenstemming heeft geleid, is elke partij gerechtigd het Arboplusconvenant schriftelijk op te zeggen.

4. De BBC kan unaniem besluiten de termijn van vier weken, bedoeld in lid 3, te verlengen, tot een maximum van twaalf weken.

Evaluatie

Artikel 14

De BBC evalueert - op basis van de resultaten van het evaluatieonderzoek en op basis van de eigen ervaringen en perceptie - voor uiterlijk 1 juli 2007 de uitvoering en de resultaten van onderhavig Arboplusconvenant.

Expiratiefase

Artikel 15

1. De expiratiefase vangt aan op het moment dat de in artikel 4 omschreven activiteiten zijn beëindigd, uiterlijk op 1 april 2007. De expiratiefase eindigt op de in artikel 12 genoemde einddatum van het Arboplusconvenant: 1 juli 2007.

2. De volgende werkzaamheden kunnen plaatsvinden in de expiratiefase:

a. het evaluatieonderzoek naar de uitvoering en de resultaten van onderhavig Arboplusconvenant, zoals bedoeld in artikel 10;

b. de evaluatie door de BBC van de uitvoering en de resultaten van onderhavig Arboplusconvenant, zoals bedoeld in artikel 14;

c. overleg over een mogelijke voortzetting van convenantactiviteiten na beëindiging van het Arboplusconvenant;

d. communicatie gericht op de evaluatie, beëindiging en mogelijke voortzetting van convenantactiviteiten;

e. de afrondende werkzaamheden van de uitvoeringsorganisatie.

3. De werkzaamheden die plaatsvinden in de expiratiefase worden vastgelegd in het Plan van Aanpak en de bijbehorende begroting.

4. Uiterlijk in de laatste vergadering van de BBC komen in ieder geval de volgende onderwerpen aan de orde:

a. de formele vaststelling van de eindresultaten van alle activiteiten (inclusief de activiteiten genoemd onder lid 2) die in opdracht van de BBC zijn verricht;

b. de financiële afwikkelingsregels (onderdeel van de door SZW verstrekte uitvoeringsregels voor het aanvragen van subsidies volgens de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden) voor de in artikel 9, lid 4 genoemde rechtspersoon, zodat deze rechtspersoon kan voldoen aan de in de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden gestelde voorwaarden.

Toetredingsregeling

Artikel 16

1. Voor andere dan convenantpartijen bestaat de mogelijkheid om tot het Arboplusconvenant als partij toe te treden.

2. De andere partij maakt haar verzoek tot toetreding schriftelijk bekend aan de BBC.

Zodra de BBC schriftelijk heeft ingestemd met het verzoek tot toetreding, ontvangt de toetredende partij de status van partij van het Arboplusconvenant en gelden voor die partij de voor haar uit het Arboplusconvenant voortvloeiende rechten en verplichtingen.

3. Het verzoek tot toetreding en de verklaring tot instemming worden in afschrift als bijlage aan het Arboplusconvenant gehecht.

4. Van de toetreding wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

Artikel 17

Onderhavig Arboplusconvenant is niet (in rechte) afdwingbaar.

Zeewolde, 9 december 2004.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de heer H.A.L. van Hoof.Namens deze:
de directeur-generaal Arbeidsomstandigheden en Sociale Verzekeringen,
J.A.M. Hilgersom.
Vereniging van Recreatieondernemers Nederland (RECRON),
T.F.A.M. Bolweg.
ABVAKABO FNV,
E.D. Haneveld.
CNV BedrijvenBond,
J. Jongejan.
FNV Horecabond,
B.C. Francooy.

1 Tot 1 januari 2005 Sociaal Fonds Verblijfsrecreatie genaamd.

Naar boven