Besluit dermatologie en venerologie

Besluit van 10 mei 2004 houdende opleidings- en erkenningseisen voor het medisch specialisme dermatologie en venerologie

Het Centraal College Medische Specialismen,

Gelet op artikel 14, tweede lid, onder c, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg en artikel 12, eerste lid, van de Regeling specialisten geneeskunst van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst;

Gezien het advies van het federatiebestuur van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst, de Orde van Medisch Specialisten, de Landelijke vereniging van Artsen in Dienstverband, de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venerologie en de Medisch Specialisten Registratie Commissie;

Besluit:

Hoofdstuk A Algemene bepalingen

A.1. Begripsomschrijvingen

In dit besluit wordt verstaan onder dermatologie en venerologie: het specialisme dat zich richt op de diagnostiek, behandeling en preventie van ziekten van de huid en subcutis, de aangrenzende slijmvliezen en huidaanhangsels, van huidmanifestaties van systemische ziekten en systemische manifestaties van huidziekten, van seksueel overdraagbare infecties en andere afwijkingen van de tractus anogenitalis.

A.2. Toepassingsbereik besluit

Op de opleiding en de erkenning voor het medisch specialisme dermatologie en venerologie zijn, naast de in dit besluit genoemde eisen, alle eisen van toepassing zoals opgenomen in het Kaderbesluit CCMS.

Hoofdstuk B De opleiding

B.1. Duur

De duur van de opleiding bedraagt vijf jaar.

B.2. Opleidingsschema en plichten van de aios

1. De aios verricht gedurende ten minste een half jaar klinische werkzaamheden en gedurende ten minste drieëneenhalf jaar poliklinische werkzaamheden en volgt een keuzeperiode van ten hoogste zes maanden.

2. De aios volgt de volgende onderdelen:

a. ten minste dertig maanden algemene dermatologie;

b. ten minste twee en ten hoogste vier maanden in elk van de volgende onderdelen:

i. venerologie;

ii. allergologie en arbeidsdermatologie;

iii. dermatopathologie;

iv. flebologie, lymfologie en proctologie;

v. dermatochirurgie;

vi. dermato-oncologie.

3. Een periode in een opleidinginrichting die uitsluitend een stage verzorgt, vindt niet eerder plaats dan in het tweede opleidingsjaar.

B.3. Eindtermen

De aios voldoet aan het eind van de opleiding aan de eindtermen genoemd in de bijlage bij dit besluit.

Hoofdstuk C De erkenning tot opleider en opleidingsinrichting

Titel I De opleider

C.1. Verplichtingen opleider

De opleider van de inrichting die een gedeelte van de opleiding verzorgt vormt samen met de opleider van een academische opleidingsinrichting een opleidingscommissie die de doelstellingen van de opleiding voor een gedeelte van de opleiding bewaakt.

C.2. Verplichtingen stageopleider

De stageopleider voldoet aan de volgende verplichtingen:

a. artikel C.1. is van overeenkomstige toepassing;

b. bij het afronden van de stage stelt de stageopleider een beoordeling en stageverslag op schrift en licht deze toe in de stageopleidingscommissie.

Titel II De opleidingsinrichting voor de totale opleiding

C.3. Eisen voor erkenning

De inrichting voldoet aan de volgende eisen:

a. de bibliotheek, genoemd in artikel C.10., eerste lid onder b van het Kaderbesluit CCMS, beschikt over ten minste tien abonnementen op dermatologische en venerologische tijdschriften;

b. beschikt over ruimte voor sneldiagnostiek in de nabijheid van de poliklinische afdeling om de gangbare dermatovenerologische laboratoriumonderzoekingen te kunnen verrichten;

c. beschikt over onderzoeksruimte voor speciale dermatologische onderzoekingen, zoals allergologisch onderzoek, lichttesten en flebologisch onderzoek;

d. beschikt over behandelingsruimte voor de gangbare dermatologische en venerologische therapieën en een ziekenhuisapotheek;

e. beschikt over een polikliniek. Het aantal nieuwe ingeschreven poliklinische patiënten voor de dermatologie en venerologie bedraagt ten minste 4000 eerste polikliniekbezoeken per jaar. Er is een voldoende aantal en voldoende variëteit in patiënten, blijkend uit het diagnoseregister;

f. in de inrichting zijn behalve de opleider nog ten minste twee dermatologen ten minste 80% van een volledige werkweek werkzaam die lid zijn van de opleidingsgroep;

g. in de inrichting zijn werkzaam een chirurg, een internist, een patholoog, een keel- neus- oorarts, een kinderarts, een longarts, een neuroloog, een oogarts, een psychiater, een radioloog, een reumatoloog, een uroloog en een gynaecoloog;

h. in de inrichting kunnen regelmatig als consulent worden geraadpleegd een klinisch geneticus, een plastisch chirurg, een radiotherapeut en een revalidatiearts.

C.4. Verplichtingen opleidingsinrichting

De opleidingsinrichting voldoet aan de verplichting dat het aantal werkzame aios te allen tijde ten minste zes bedraagt.

Titel III De opleidingsinrichting voor een gedeelte van de opleiding of een stage

C.5. Eisen en verplichtingen voor de erkenning gedeelte opleiding

1. Een inrichting kan erkend worden voor het verzorgen van een gedeelte van de opleiding van ten hoogste tweeëneenhalf jaar indien deze voldoet aan de eisen van artikel C.3., onder a tot en met g.

2. De opleidingsinrichting die een gedeelte van de opleiding verzorgt voldoet aan de volgende verplichtingen:

a. het aantal werkzame aios bedraagt te allen tijde ten minste twee;

b. de aios wordt wekelijks tenminste drie dagdelen uitgeroosterd van directe patiëntenzorg voor administratie, zelfstudie, onderzoek of onderwijs; van deze drie dagdelen wordt tenminste één dagdeel doorgebracht in de academische opleidingsinrichting;

c. de aios wordt in de gelegenheid gesteld om in de inrichting te houden relevante besprekingen of bijeenkomsten bij te wonen.

C.6. Verplichtingen opleidingsinrichting die een stage verzorgt

Op de opleidingsinrichting die uitsluitend een stage verzorgt is artikel C.5., tweede lid, onder b en c, van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk D Slotbepalingen

D.1. Overgangsbepaling

Artikel E.1. van het Kaderbesluit CCMS is van overeenkomstige toepassing.

D.2. Publicatie

1. Dit besluit wordt, met uitzondering van de bijlage als bedoeld in artikel B.3., gelijktijdig met het besluit van de Minister, inhoudende de goedkeuring van dit besluit, gepubliceerd in de Staatscourant.

2. In het officiële orgaan van de KNMG wordt mededeling gedaan van dit besluit.

D.3. Inwerkingtreding

1. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2005.

2. Indien de Staatscourant waarin dit besluit en het goedkeuringsbesluit, bedoeld in artikel D.2., eerste lid, worden geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2004, treedt dit besluit in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 1 januari 2005.

D.4. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit dermatologie en venerologie.

Utrecht, 26 mei 2004.
C.M.T. Plasmans, voorzitter CCMS.
V.J. Schelfhout-van Deventer, secretaris colleges.

Toelichting

Algemeen

Dit besluit bevat de aanvullende opleidings- en erkenningseisen voor het medisch specialisme dermatologie en venerologie.

Artikelsgewijs

Artikel B.1.

Dit is een nadere invulling van het bepaalde in artikel B.3., eerste lid, van het Kaderbesluit CCMS. Deze duur is een jaar meer dan het minimum van de aanbeveling van de Union Européenne des Médecins Spécialistes (UEMS), en twee jaar langer dan de minimale duur zoals bedoeld in bijlage C bij Richtlijn 93/16/EEG.

De eindtermen van de opleiding dermatologie en venerologie in Nederland zijn omvattender dan die in de meeste Europese lidstaten en maken een opleidingsduur van vijf jaar noodzakelijk. Ter illustratie kan de opleidingsduur in de U.K. en Ierland voor alleen de specialismen dermatologie van vier jaar, respectievelijk venerologie van vier jaar genoemd worden. In Nederland wordt opgeleid voor beide specialismen. De in de richtlijn genoemde opleidingsduur betreft de minimale opleidingsduur. Het in de richtlijn genoemde specialisme `Dermato-Venereologie' heeft slechts overeenkomst in naam met het Nederlandse specialisme dermatologie en venerologie maar is op het gebied van inhoud en eindtermen volstrekt niet vergelijkbaar.

In de aanbeveling van de UEMS wordt voorafgaand aan, tijdens of na de minimum opleidingsduur van vier jaar nog een periode met algemene common trunk training aanbevolen. Gedeelten van de common trunk maken deel uit van de vijfjarige Nederlandse opleiding en het is gewenst dat dit zo blijft.

Artikel B.2.

Dit is een aanvulling op het bepaalde in artikel B.5. van het Kaderbesluit CCMS. Of de aios voldoet aan de opleidingseisen en de gestelde eindtermen, moet blijken uit het portfolio dat hij op grond van artikel B.5., eerste lid, onder g, van het Kaderbesluit CCMS bijhoudt.

De periode, bedoeld in het derde lid, vindt bij voorkeur plaats in het vierde en niet in het laatste half jaar.

Artikel B.3.

Dit is een nadere invulling van het bepaalde in artikel B.2., tweede lid, van het Kaderbesluit CCMS. De integrale tekst van de bijlage bij dit besluit is bij de tekst van dit besluit terug te vinden op www.knmg.nl/ore.

Artikel C.1.

Dit is een aanvulling op het bepaalde in artikel C.3. van het Kaderbesluit CCMS.

De extra procedurele bepalingen zijn ingegeven door de wens om de kwaliteit van de opleiding voor een gedeelte van de opleiding en de stage zeker te stellen. De hier genoemde opleidingscommissie moet worden onderscheiden van de centrale opleidingscommissie in elke inrichting, bedoeld in artikel C.3. van het Kaderbesluit CCMS.

Artikel C.2.

Dit is een aanvulling op het bepaalde in artikel C.9. van het Kaderbesluit CCMS.

Artikel C.3.

Dit is een aanvulling op het bepaalde in artikel C.10. van het Kaderbesluit CCMS.

Artikel C.4.

Dit is een aanvulling op het bepaalde in artikel C.12. van het Kaderbesluit CCMS.

Artikel C.5.

Dit is een aanvulling op het bepaalde in artikel C.16. van het Kaderbesluit CCMS.

De directe patiëntenzorg, genoemd in het tweede lid, onder b, betreft onder andere spreekuren en ingrepen. De relevante besprekingen of bijeenkomsten, genoemd onder c, zijn onder andere patiënten-, dermatopathologie- en oncologiebesprekingen, patiëntendemonstraties, lezingen en onderwijs.

Artikel C.6.

Dit is een aanvulling op het bepaalde in artikel C.17. van het Kaderbesluit CCMS.

Naar boven