Arboplusconvenant primair en voortgezet onderwijs inzake reïntegratie, verzuimbeleid en agressie en geweld

Ondergetekenden,

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de heer H.A.L. van Hoof, handelend als bestuursorgaan,

hierna te noemen: de overheid,

enerzijds,

en de werkgeversorganisaties in het primair en voortgezet onderwijs:

Bond KBO, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer Th.J. Joosten, voorzitter,

Vereniging KBVO, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer J.J.M. Reulen, voorzitter,

Vereniging Verenigde Bijzondere Scholen voor onderwijs op algemene grondslag (VBS), rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer mr. S.J. Steen, algemeen directeur,

Vereniging Besturenraad, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer P.A. Taapke RA, bestuurslid Vervangingsfonds,

Vereniging van openbare en algemeen toegankelijke scholen (VOS/ABB), rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer mr. N. Ph. Geelkerken, algemeen directeur;

en de werknemersorganisaties in het primair en voortgezet onderwijs:

Christelijke Centrale van Overheids- en Onderwijspersoneel (CCOOP), rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer E.W. de Jong, bestuurder primair onderwijs,

Ambtenarencentrum (AC), rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer A.J.F. Duif, directeur Algemene Vereniging Schoolleiders,

Centrale van Middelbare en Hogere Functionarissen bij Overheid en Onderwijs, Bedrijven en Instellingen (CMHF), rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer mr. H.K. Evers, voorzitter Federatie Onderwijsbonden CMHF/MHP,

Algemene Centrale van Overheidspersoneel (ACOP), rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer M. Knoop, algemeen secretaris AOb,

hierna te noemen: de organisaties,

anderzijds,

Verder te noemen: partijen;

Overwegende dat,

• het kabinet Balkenende I extra gelden beschikbaar heeft gesteld voor uitbreiding van bestaande convenanten dan wel het afsluiten van nieuwe convenanten waarin met nadruk in bedrijfstakken aandacht wordt besteed aan versterking van verzuim- en reïntegratiebeleid en vermindering van de WAO-instroom;

• de basis en verantwoording voor het afsluiten van deze convenanten is neergelegd in de nota `Arboconvenanten nieuwe stijl: beleidsstrategie voor de komende vier jaar (1999-2002)' en de nota `Tweede fase convenanten', beide te vinden op www.arboconvenanten.szw.nl en www.arbo.nl;

• goede arbeidsomstandigheden bijdragen aan de vermindering van gezondheidsschade, ziekteverzuim en de arbeidsongeschiktheid, alsmede aan een verbetering van de motivatie en productiviteit van werknemers;

• de regelgeving met betrekking tot arbeidsomstandigheden werkgevers verplicht algemeen zorg te dragen voor de veiligheid, gezondheid en welzijn van werknemers;

• verdere verbetering van de arbeidsomstandigheden, verzuimbegeleiding en vroegtijdige reïntegratie via maatwerk op bedrijfstakniveau en in individuele bedrijven tot stand moet komen;

• maatregelen zo dicht mogelijk bij de bron het meest effectief zijn;

• partijen belang hechten aan goede arbeidsomstandigheden;

• de werkgevers- en werknemersorganisaties in het primair en voortgezet onderwijs reeds vanaf 1992 gezamenlijk op centraal niveau, via de Stichting Vervangingsfonds/BGZ, beleid ontwikkelen op het terrein van ziekteverzuim, arbeidsomstandigheden en reïntegratie;

• de maatregelen van de Stichting VF/BGZ (Vervangingsfonds), aangevuld met de maatregelen uit het eerstefaseconvenant Arbo- en Verzuimbeleid Onderwijs en Wetenschappen d.d. 28 november 2000 en de deelconvenanten Verzuimbegeleiding en reïntegratie primair en voortgezet onderwijs d.d. 22 mei 2000 en Preventie psychische belasting (werkdruk) primair en voortgezet onderwijs d.d. 28 november 2000, mede hebben geleid tot een sterke daling van ziekteverzuim en de instroom in de WAO in het primair en voortgezet onderwijs, en dat continuering van dit beleid gewenst is;

• de partijen op 20 april 2004 de intentieverklaring Primair en Voortgezet Onderwijs hebben ondertekend om te komen tot het afsluiten van een arboplusconvenant Primair en Voortgezet Onderwijs inzake Reïntegratie, Ziekteverzuim, en Agressie en geweld, als bedoeld in de nota `Tweede fase convenanten' (AVB/SRA/03 48238);

Komen het volgende overeen:

Definities

Artikel 1

Werkgever: een werkgever als bedoeld in artikel 1, eerste en tweede lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998;

werknemer: een werknemer als bedoeld in artikel 1, eerste en tweede lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998;

branchebegeleidingscommissie (BBC): de commissie, bestaande uit vertegenwoordigers van de ondertekenende partijen, ingesteld ten behoeve van de totstandkoming, aansturing, begeleiding en evaluatie van het Arboplusconvenant;

reïntegratie: het terugleiden naar werk naar de eigen of een andere werkgever na een periode van verzuim;

preventie van verzuim: het voorkomen van ziekteverzuim;

agressie en geweld: elke vorm van verbale of fysieke bedreiging of handelen, tussen leerlingen onderling, tussen leerlingen en personeel en tussen ouders en personeel;

stand van de wetenschap1: de thans of in de toekomst mogelijke maatregelen ter vermindering van gezondheidsrisico's, ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid die door vakdeskundigen in brede zin zijn aanvaard, ofwel aantoonbaar effectief en praktisch uitvoerbaar zijn; hierbij dient rekening gehouden te worden met hetgeen gezondheidskundig wenselijk en bedrijfseconomisch haalbaar is;

monitoring: het systematisch en periodiek verzamelen van informatie over de mate waarin de doelstellingen van het Arboplusconvenant worden bereikt; metingen vinden plaats: voorafgaand aan dan wel vlak na de inwerkingtreding van het Arboplusconvenant (nulmeting); eventueel tijdens de looptijd van het Arboplusconvenant (tussen- of vervolgmetingen); en aan het eind van de looptijd van het Arboplusconvenant (slot- of eindmeting);

evaluatieonderzoek: systematisch en onafhankelijk onderzoek aan het einde van de looptijd, gebaseerd op feiten; hierbij worden in elk geval de volgende aspecten vastgesteld: de effecten en resultaten van het Arboplusconvenant, de wijze waarop het Arboplusconvenant is uitgevoerd, de good practices en de wijze waarop de borging van afspraken heeft plaatsgevonden en de kosten en baten van de in het Arboplusconvenant gedane investeringen;

evaluatie: de beleidsmatige beoordeling van het Arboplusconvenant door de BBC, met name gebaseerd op de resultaten van het evaluatieonderzoek;

medezeggenschapsorganen: alle organen van medezeggenschap in het primair en voortgezet onderwijs, zoals bij wet is bepaald;

Arboplusconvenant: tripartiete overeenkomst op bedrijfstakniveau tussen werkgeversvertegenwoordigers, werknemersvertegenwoordigers en de overheid over het verminderen van arbeidsrisico's en het terugdringen van het ziekteverzuim en de WAO-instroom in de sectoren primair en voortgezet onderwijs;

Plan van Aanpak: bijlage die onlosmakelijk deel uitmaakt van het Arboplusconvenant, met (minimaal) een begroting en afspraken over implementatie, communicatie, medezeggenschap en monitoring en evaluatieonderzoek van de voorgenomen maatregelen;

expiratiefase: een periode aan het einde van de looptijd van het Arboplusconvenant van maximaal zes maanden die gebruikt wordt voor de afronding van het Arboplusconvenant;

percentage langdurig zieken: het aantal personen dat in het jaar T langer dan 52 weken ziek was, gedeeld door het aantal personeelsleden ultimo jaar T-1 * 100%.

Kwantitatieve doelstellingen

Artikel 2

1. Partijen stellen zich met betrekking tot het beoogde effect van het Arboplusconvenant het volgende ten doel:

a) reductie van het ziekteverzuimpercentage met 10% ten opzichte van het ziekteverzuimpercentage in 2003, uiterlijk op 31 december 2006;

b) reductie van het percentage langdurig zieken (langer dan 52 weken ziek) met 20 procent ten opzichte van het jaar 2003, uiterlijk op 31 december 2006;

c) reductie van ziekteverzuimpercentage met 1 procentpunt ten opzichte van het jaar 2003, uiterlijk op 31 december 2006, bij instellingen die werken met het veiligheidsplan, dat wordt ondersteund door de interventiecoach agressie en geweld.

2. Bij de in lid 1 genoemde kwantitatieve doelstellingen wordt opgemerkt dat eventuele effecten van beleid, die op het moment van ondertekening van het Arboplusconvenant niet exact bekend zijn, doch die de hoogte van het ziekteverzuim en het percentage langdurig zieken binnen het primair en voortgezet onderwijs wel beïnvloeden, in de eindevaluatie worden verwerkt.

3. Bij de vaststelling van de doelstelling, genoemd onder lid 1a, wordt uitgegaan van het in opdracht van de Stichting VF/BGZ (Vervangingsfonds) en het Ministerie van OCW uitgevoerde onderzoek naar het ziekteverzuim van onderwijspersoneel in het primair en voortgezet onderwijs2.

4. Voor het jaar 2003 zijn de volgende ziekteverzuimpercentages berekend: basisonderwijs 6,8%, speciaal onderwijs (Wet op de expertisecentra, WEC) 7,6% en voortgezet onderwijs 5,8% ('Verzuim onder personeel in het onderwijs in 2002', Regioplan Onderwijs en Arbeidsmarkt).

5. Bij de vaststelling van de doelstelling, genoemd onder lid 1b, wordt uitgegaan van gegevens uit het in opdracht van de Stichting Vervangingsfonds en het Ministerie van OCW uitgevoerde onderzoek naar het ziekteverzuim van onderwijspersoneel in het primair en voortgezet onderwijs.

6. Voor het jaar 2003 wordt het percentage langdurig zieken voor het primair onderwijs 2,09% en voor het voortgezet onderwijs 1,96% gehanteerd. Voor de berekening van deze cijfers is gebruik gemaakt van de gegevens die zijn verzameld door Regioplan ten behoeve van het jaarlijkse verzuimonderzoek (zie art. 2 lid 3).

7. Bij de vaststelling van de doelstelling, genoemd onder lid 1c, wordt uitgegaan van de ziekteverzuimgegevens op schoolniveau, die de Stichting Vervangingsfonds halfjaarlijks verzamelt.

8. De ziekteverzuimcijfers, die als uitgangspunt gelden voor de doelstelling, genoemd onder lid 1c, worden berekend, nadat is vastgesteld welke scholen in de beoogde doelgroep vallen.

Overige doelstellingen

Artikel 3

Partijen stellen zich ten doel om naast de in artikel 2 genoemde kwantitatieve doelstellingen de volgende maatregelen op het gebied van preventie, verzuimbegeleiding, reïntegratie, agressie en geweld, en communicatie zoals omschreven in de artikelen 4, 5 en 6 van onderhavig Arboplusconvenant, uiterlijk op 31 december 2006 te hebben gerealiseerd.

Maatregelen

Artikel 4

1. De in dit artikel genoemde maatregelen zijn additioneel aan de maatregelen die de Stichting VF/BGZ (Vervangingsfonds) regulier uitvoert ten behoeve van een adequaat ziekteverzuim-, arbo-, reïntegratie- en personeelsbeleid op scholen in het primair en voortgezet onderwijs.

2. Om de in de artikelen 2 en 3 genoemde doelstellingen te realiseren, verplichten partijen zich uitvoering te geven aan het Plan van Aanpak, dat onlosmakelijk deel uitmaakt van onderhavig Arboplusconvenant.

3. Indien op grond van onderzoek of op andere wijze, blijkt dat de maatregelen niet leiden tot de realisatie van de gewenste kwantitatieve doelstellingen, beraadt de BBC zich er over welke maatregelen noodzakelijk worden geacht om de voortgang in lijn te brengen met de doelstellingen en bevordert de BBC dat deze maatregelen worden uitgevoerd.

4. Met betrekking tot het onderwerp preventie van ziekteverzuim zijn de volgende activiteiten in het Plan van Aanpak opgenomen:

a) de inzet van regioadviseurs die bevorderen dat bij minimaal 400 scholen een systematisch verzuimbeleid wordt opgezet, dat is ingebed in het totale personeelsbeleid;

b) bij ten minste 60% van de scholen, die worden begeleid door de regioadviseur, zullen na afloop van het begeleidingstraject in het kader van het verzuimbeleid verzuimgesprekken worden gevoerd en is ziekteverzuim een onderdeel van de (ten minste jaarlijkse) functioneringsgesprekken;

c) de ontwikkeling en de bevordering van het gebruik van een welzijns-PAGO ten behoeve van onderwijsondersteunend personeel.

5. Met betrekking tot het onderwerp reïntegratie zijn de volgende activiteiten in het Plan van Aanpak opgenomen:

a) de inzet van reïntegratieadviseurs ten behoeve van zieke personeelsleden, die langer dan 6 maanden ziek zijn en waarvan het reïntegratietraject niet optimaal verloopt;

b) de reïntegratiedeskundige begeleidt minimaal 650 reïntegratietrajecten;

c) uitgangspunt is dat bij ten minste 50% van de door de reïntegratie-deskundige ondersteunde trajecten werkhervatting wordt gerealiseerd.

6. Met betrekking tot het onderwerp agressie en geweld zijn de volgende activiteiten in het Plan van Aanpak opgenomen:

a) een inventarisatie van de maatregelen die zijn ontwikkeld tegen agressie en geweld;

b) de ontwikkeling van een cursus `Interventiecoach agressie en geweld';

c) een pilot bij 20 scholen, waar ervaring wordt opgedaan met de `Interventiecoach';

d) het opleiden van 700 personeelsleden uit het primair en voortgezet onderwijs tot `Interventiecoach'.

7. Met betrekking tot het onderwerp monitoring en evaluatieonderzoek zijn activiteiten in het Plan van Aanpak opgenomen conform het gestelde in artikel 10.

Communicatie

Artikel 5

1. Om de in de artikelen 2, 3 en 4 genoemde doelstellingen en maatregelen te realiseren, verplichten partijen zich onderhavig Arboplusconvenant met gerichte communicatie te ondersteunen. Daartoe zijn in het bij dit Arboplusconvenant behorende Plan van Aanpak specifieke maatregelen opgenomen.

2. De organisaties informeren hun leden zo spoedig mogelijk na de ondertekening van onderhavig Arboplusconvenant door middel van publicaties in hun periodieken over het convenant in het algemeen en over de maatregelen van het Arboplusconvenant zoals bedoeld in artikel 4 in het bijzonder.

Rol van de medezeggenschapsorganen

Artikel 6

Om de in de artikelen 2, 3 en 4 genoemde doelstellingen en maatregelen te realiseren, verplichten partijen zich te bevorderen dat medezeggenschapsraden, conform het in de Wet op de Medezeggenschapsorganen (WMO) en de Arbowet 1998 vastgestelde, en het op bestuursniveau vastgestelde MR-reglement, actief bij de implementatie van de activiteiten uit het bij dit Arboplusconvenant behorende Plan van Aanpak worden betrokken, in het bijzonder bij de maatregelen op instellingsniveau.

Rol van de arbeidsinspectie

Artikel 7

1. Indien de Arbeidsinspectie (AI) op grond van haar wettelijke taak gedurende de looptijd van het Arboplusconvenant een inspectieproject initieert specifiek gericht op het primair en/of voortgezet onderwijs, en dat zich richt op een onderwerp dat ook dit convenant raakt, zullen de organisaties, en de BBC, hier op voorhand over geïnformeerd worden.

2. De afspraken, vastgelegd in dit Arboplusconvenant, laten onverlet dat de AI het reguliere handhavingsbeleid blijft toepassen. Dit houdt in dat de AI handhaaft op reeds bestaande wettelijke normen en afspraken en reageert op de melding van klachten en ongevallen.

3. De afspraken met betrekking tot de maatregelen, zoals vastgelegd in het bij het Arboplusconvenant horende Plan van Aanpak, zullen - nadat in de evaluatie de effectiviteit is vastgesteld en door de BBC beoordeeld - met ingang van 1 juli 2007 door de AI als onderdeel van de stand van de wetenschap worden beschouwd.

Bekendmaking

Artikel 8

De tekst van onderhavig Arboplusconvenant wordt zo spoedig mogelijk na ondertekening in de Staatscourant gepubliceerd.

BBC

Artikel 9

1. De BBC bestaat uit vertegenwoordigers van werkgeversorganisaties, werknemersorganisaties en de overheid. De ondertekende partijen wijzen de leden en plaatsvervangende leden aan voor zitting in de BBC. De BBC stelt een voorzitter aan. Aan de BBC neemt tevens een adviseur van de Stichting VF/BGZ (Vervangingsfonds).

2. De BBC onderneemt de volgende activiteiten:

a) het monitoren van de maatregelen zoals omschreven in het Plan van Aanpak;

b) het monitoren van de financiële verplichtingen;

c) het doen van voorstellen voor eventuele aanpassing van de maatregelen zoals omschreven in het Plan van Aanpak;

d) het nemen van besluiten ten aanzien van de maatregelen zoals omschreven in het Plan van Aanpak.

3. De BBC komt uiterlijk binnen twee maanden na inwerkingtreding van onderhavig Arboplusconvenant bij elkaar. In deze bijeenkomst wordt de definitieve samenstelling en werkwijze van de BBC bepaald.

4. De BBC kan, indien nodig en gewenst, uit haar midden werkgroepen instellen voor de behandeling van afzonderlijke onderwerpen.

5. De secretariële ondersteuning van de BBC wordt gepositioneerd bij het bestuursbureau van de Stichting VF/BGZ (Vervangingsfonds).

6. De BBC legt de uitvoering van de in artikel 4 omschreven activiteiten bij de Stichting VF/BGZ (Vervangingsfonds).

Monitoring en evaluatieonderzoek

Artikel 10

1. Partijen leggen in het Plan van Aanpak afspraken vast over monitor- en evaluatieactiviteiten. Hierbij wordt in elk geval aandacht besteed aan de inhoudelijke aspecten en de momenten waarop onderzoek zal plaatsvinden.

2. De monitoractiviteiten zullen in elk geval betrekking hebben op de omvang van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid en het aantal reïntegratietrajecten dat wordt gestart en het percentage uitvallers bij deze reïntegratietrajecten. Ook de mate waarin de overeengekomen maatregelen uit het Plan van Aanpak zijn geïmplementeerd, maakt onderdeel uit van de monitoractiviteiten. De nul- en vervolgmetingen, bedoeld om de ontwikkelingen in de loop van de tijd te kunnen volgen, worden met dezelfde methodiek uitgevoerd, zodat de resultaten vergelijkbaar zijn.

3. Het evaluatieonderzoek beantwoordt in elk geval de volgende vragen:

a) Zijn de kwantitatieve doeleinden, zoals vastgelegd in het Arboplusconvenant, gehaald?

b) In welke mate zijn de maatregelen, zoals vastgelegd in het Plan van Aanpak of later toegevoegd, daadwerkelijk geïmplementeerd?

c) Hoe is de implementatie van maatregelen verlopen, wat zijn de succes- en faalfactoren geweest en welke maatregelen zijn te bestempelen als good practices?

d) Welke maatregelen die als good practices zijn te bestempelen kunnen ook buiten convenantverband om - dat wil zeggen in andere sectoren - succesvol worden toegepast en hoe kunnen die overgedragen/verspreid worden?

e) Zijn er structurele voorzieningen getroffen voor duurzame doorwerking van de veranderingen die met het Arboplusconvenant zijn gerealiseerd en zo ja, in welke mate en in welke vorm?

f) Wat heeft het Aarboplusconvenant uiteindelijk gekost en wegen de opbrengsten ervan - in de vorm van de geheel of gedeeltelijk gerealiseerde kwantitatieve doelstellingen - hier tegenop?

4. De resultaten van de monitor en het evaluatieonderzoek worden vastgelegd in een of meerdere onderzoeksrapporten, die worden gepubliceerd in de zogenaamde SZW-Arboconvenantenreeks.

5. De onderzoeksgegevens van de monitor - dat wil zeggen de door de opdrachtnemer ten behoeve van de monitor verzamelde en al dan niet bewerkte en al of niet in rapporten neergelegde gegevens - worden ter beschikking gesteld aan het bureau dat het evaluatieonderzoek zal gaan uitvoeren.

Financiering

Artikel 11

1. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stelt voor de uitvoering en evaluatie van dit Arboplusconvenant een bedrag van maximaal 2 miljoen euro ter beschikking, ongeacht het feit of de in lid 6 genoemde subsidieaanvrager BTW kan verrekenen. De sociale partners in de sector primair en voortgezet onderwijs stellen, via de Stichting Vervangingsfonds, voor de uitvoering en evaluatie van dit Arboplusconvenant een bedrag van maximaal 2 miljoen euro ter beschikking. Daarnaast worden de nietbestede middelen uit het eerstefaseconvenant, te weten in totaal € 440.000,-, voor zowel de bijdrage van het Ministerie van SZW als voor de bijdrage van sociale partners, toegevoegd aan de begroting van het Arboplusconvenant, waardoor de totale begroting uitkomt op € 4.440.000,-.

2. Voor de totale kosten van de in het Plan van Aanpak opgenomen activiteiten kan binnen het kader van de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden tot een maximum van 50% subsidie worden verstrekt. De totale subsidie voor activiteiten in de convenantfase is begrensd tot 50% van de totale in het Plan van Aanpak geraamde kosten, echter, tot het maximale subsidiebedrag zoals genoemd in lid 1.

3. Voor de uitvoering van de activiteiten, genoemd in artikel 3 van de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden (Stcrt. 1999, 187) draagt de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij aan de kosten, met inachtneming van de in deze subsidieregeling vastgelegde voorwaarden en criteria en het in het eerste lid bedoelde subsidieplafond.

4. Voor de toepassing van het vorige lid worden slechts die activiteiten in aanmerking genomen die tot subsidiëring kunnen leiden. Bestaande projecten en individuele instellingsinvesteringen worden niet in aanmerking genomen.

5. De financiering van de afzonderlijke activiteiten is vastgelegd in een meerjarenbegroting die onlosmakelijk onderdeel uitmaakt van het Plan van Aanpak. De begroting volgt de indeling van het Plan van Aanpak en is op jaarbasis opgesteld.

6. De partijen dragen er zorg voor dat conform het bepaalde in artikel 73 van de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden de Stichting Vervangingsfonds zal optreden als subsidievrager.

7. De subsidieaanvraag in het kader van de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden wordt ingediend conform de door SZW verstrekte uitvoeringsregels voor het aanvragen van subsidies volgens de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden (document AVB/SBA/03, zie www.arboconvenanten.szw.nl).

Relatie tot CAO

Artikel 12

Als bij CAO-onderhandelingen blijkt dat onderwerpen uit het Arboplusconvenant zich lenen voor vastlegging in de CAO, zullen sociale partners ernaar streven om de afspraken over deze onderwerpen, zoals verwoord in dit Arboplusconvenant, op te nemen in de CAO.

Inwerkingtreding en looptijd

Artikel 13

Dit Arboplusconvenant treedt in werking op 1 oktober 2004 en eindigt op 1 juli 2007.

Wijziging of voortijdige beëindiging

Artikel 14

1. De BBC overlegt over de noodzaak van wijziging van dit Arboplusconvenant indien:

a) de afspraken uit dit Arboplusconvenant niet worden nagekomen;

b) er zich omstandigheden voordoen (waaronder in elk geval begrepen wijzigingen in wet- en regelgeving) die van dien aard zijn dat het Arboplusconvenant redelijkerwijs niet kan worden voortgezet;

c) door anderen dan de convenantpartijen de wens te kennen wordt gegeven om tot dit Arboplusconvenant toe te treden;

d) de besluitvorming in de BBC bij voortduring wordt bemoeilijkt door verschil in opvattingen tussen partijen.

e) bij een ingrijpende wijziging van het Plan van Aanpak of dit Arboplusconvenant, zal de BBC een voorstel tot wijziging ter goedkeuring voorleggen aan alle ondertekenende partijen.

2. De BBC overlegt over de uitbreiding van dit Arboplusconvenant wanneer door één van de convenantpartijen een aanvullend onderwerp wordt voorgedragen voor opname in het Arboplusconvenant.

3. De BBC komt in vergadering bijeen voor overleg als bedoeld in de leden 1 en 2 binnen zes weken nadat een partij de wens daartoe schriftelijk heeft kenbaar gemaakt. Indien het overleg niet binnen een termijn van vier weken tot overeenstemming heeft geleid, is elke partij gerechtigd het Arboplusconvenant schriftelijk op te zeggen.

4. De BBC kan unaniem besluiten de termijn van vier weken, bedoeld in lid 3, te verlengen, tot een maximum van twaalf weken.

Evaluatie

Artikel 15

De BBC evalueert - op basis van de resultaten van het evaluatieonderzoek en op basis van de eigen ervaringen en perceptie - voor 1 juli 2007 de uitvoering en de resultaten van onderhavig Arboplusconvenant.

Expiratiefase

Artikel 16

1. De expiratiefase vangt aan op het moment dat de in artikel 4 omschreven activiteiten zijn beëindigd, uiterlijk op 31 december 2006. De expiratiefase eindigt op de in artikel 13 genoemde einddatum van het Arboplusconvenant, namelijk 1 juli 2007.

2. De volgende werkzaamheden zullen plaatsvinden in de expiratiefase:

a) het evaluatieonderzoek naar de uitvoering en de resultaten van onderhavig Arboplusconvenant, zoals bedoeld in artikel 10;

b) de evaluatie door de BBC van de uitvoering en de resultaten van onderhavig Arboplusconvenant zoals bedoeld in artikel 15;

c) overleg over een mogelijke voortzetting van convenantactiviteiten na beëindiging van het Arboplusconvenant;

d) communicatie gericht op de evaluatie, beëindiging en mogelijke voortzetting van convenantactiviteiten;

e) de afrondende werkzaamheden van de uitvoeringsorganisatie.

3. De werkzaamheden die zullen plaatsvinden in de expiratiefase worden vastgelegd in het Plan van Aanpak en de bijbehorende begroting.

4. Uiterlijk in de laatste vergadering van de BBC komen in elk geval de volgende onderwerpen aan de orde:

a) de formele vaststelling van de eindresultaten van alle activiteiten (inclusief de activiteiten genoemd onder lid 2) die in opdracht van de BBC zijn verricht;

b) de financiële afwikkeling (onderdeel van de door SZW verstrekte uitvoeringsregels Subsidies arboconvenanten) door de Stichting VF/BGZ (Vervangingsfonds), zodat deze rechtspersoon kan voldoen aan de in de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden gestelde voorwaarden.

Slotbepalingen

Artikel 17

Onderhavig Arboplusconvenant is niet in rechte afdwingbaar.

Artikel 18

1. Op het onderhavige Arboplusconvenant gelden de uitvoeringsregels voor het aanvragen van subsidies, volgens de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden, ten tijde van de ondertekening van dit Arboplusconvenant en zoals vastgelegd in de Subsidieregeling Convenanten arbeidsomstandigheden.

2. Voorgenomen noodzakelijke wijzigingen in de uitvoeringsregels worden tijdig door het Ministerie van SZW voorgelegd aan de BBC. Indien deze wijzigingen problemen geven zal daarover nader overleg plaatsvinden.

Voorburg, 8 november 2004.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de heer H.A.L. van Hoof,namens deze:
de Directeur-Generaal Arbeidsomstandigheden en Sociale Verzekeringen,
J.A.M. Hilgersom.
Bond KBO,
Th.J. Joosten.
Vereniging KBVO,
J.J.M. Reulen.
Verenigde Bijzondere Scholen voor onderwijs op algemene grondslag (VBS),
S.J. Steen.
Vereniging Besturenraad,
P.A. Taapke RA.
Vereniging van openbare en algemeen toegankelijke scholen (VOS/ABB),
N. Ph. Geelkerken.
Christelijke Centrale van Overheids- en Onderwijspersoneel (CCOOP),
E.W. de Jong.
Ambtenarencentrum (AC),
A.J.F. Duif.
Centrale van Middelbare en Hogere Functionarissen (CMHF),
H.K. Evers.
Algemene Centrale van Overheidspersoneel (ACOP),
M. Knoop.

1 Algemeen erkend begrip, gehanteerd door de Arbeidsinspectie.

2 Elk jaar wordt er, in opdracht van de Stichting Vervangingsfonds/BGZ voor het onderwijs en het Ministerie van OCenW, onderzoek verricht naar het (ziekte-)verzuim van onderwijsgevend en onderwijsondersteunend personeel in het primair en voortgezet onderwijs. De cijfers van 2003 die via Stichting Vervangingsfonds/BGZ beschikbaar zijn gekomen, worden hier als uitgangspunt genomen. Het volledige onderzoeksrapport over de verzuimcijfers 2003, dat wordt uitgevoerd door Regioplan, is ten tijde van de opstelling van dit convenant nog niet gereed. Het wordt in oktober 2004 gepubliceerd.

3 Artikel 7 (indiening subsidieaanvraag)

1. De subsidieaanvraag, waarover overeenstemming bestaat tussen de gezamenlijke partijen bij een intentieverklaring of convenant, wordt namens de gezamenlijke partijen ingediend door:

a. een rechtspersoon die partij is bij een intentieverklaring of convenant, of

b. een andere rechtspersoon die wordt bestuurd door één of meerdere rechtspersonen die partij is, onderscheidenlijk zijn, bij een intentieverklaring of convenant.

2. De rechtspersoon die de subsidie aanvraagt wordt aangemerkt als de subsidieontvanger.

Naar boven