Bestuursreglement rechtbank 's-Hertogenbosch

Vastgesteld door het gerechtsbestuur op 10 december 2002 (versie 3 gewijzigd op 31 augustus 2004 per bestuursbesluit)

Hoofdstuk 1 De organisatie van de rechtbank

Artikel 1 Onderdelen van de organisatie van de rechtbank

De rechtbank te 's-Hertogenbosch kent in ieder geval de volgende onderdelen:

a. het bestuur;

b. het centraal bedrijfsbureau;

c. het bureau bestuursondersteuning;

d. de sector bestuursrecht;

e. de sector civiel recht;

f. de sector familie- en jeugdrecht;

g. de sector kanton;

h. de sector strafrecht;

i. de rechtbankvergadering;

j. de sectorvergaderingen.

Hoofdstuk 2 Het bestuur

Artikel 2.1 Werkwijze van het bestuur

1. Het bestuur komt in de regel eenmaal per veertien dagen bijeen.

2. Het bestuur komt in ieder geval bijeen:

a. voor de bespreking en vaststelling van de algemene beleidskaders voor de onderwerpen in de Wet op de rechterlijke organisatie genoemd,

b. op verzoek van de president, of

c. op verzoek van ten minste twee andere leden van het bestuur, en

d. voor de bespreking en vaststelling van het bestuursreglement, van de klachtenregeling en van de jaarstukken, een en ander zoals genoemd in de Wet op de rechterlijke organisatie.

3. Het bestuur vergadert volgens een tevoren vastgesteld schema. De president doet daartoe een voorstel.

4. Een bijeenkomst als bedoeld in het tweede lid, onder c, wordt gehouden binnen veertien dagen nadat het verzoek bij de president is binnengekomen.

5. Het bestuur komt tweemaal per jaar bijeen voor het evalueren van zijn werkwijze. Artikel 2.2 leden 2 en 4 zijn van overeenkomstige toepassing.

6. Het bijeenroepen geschiedt door een schriftelijke kennisgeving aan de leden van het bestuur.

Artikel 2.2 Agenda en verslag

1. De president is verantwoordelijk voor het opstellen van een agenda voor elke bijeenkomst. De agenda wordt tijdens de bijeenkomst vastgesteld. De president plaatst in ieder geval op de agenda:

a. de door een lid van het bestuur opgegeven onderwerpen;

b. het in het derde lid bedoelde verslag van de vorige bijeenkomst.

2. De president is verantwoordelijk voor de verzending van de schriftelijke kennisgeving, bedoeld in artikel 2.1, zesde lid, de agenda en eventuele overige stukken aan de leden van het bestuur. Dit gebeurt in beginsel vóór het weekeinde voorafgaand aan de bijeenkomst en in elk geval uiterlijk twee werkdagen tevoren. De agenda wordt op de meest geëigende manier en zo spoedig mogelijk openbaar gemaakt.

3. De president is verantwoordelijk voor het opstellen van een beknopt verslag zo spoedig mogelijk na een bijeenkomst. Het bestuur kan besluiten dat beraadslagingen of besluiten over een of meer onderwerpen niet worden opgenomen in het openbaar te maken gedeelte van het verslag.

4. Het verslag, bedoeld in het derde lid, wordt in de eerstvolgende bijeenkomst vastgesteld en vervolgens op de meest geëigende manier en zo spoedig mogelijk openbaar gemaakt.

Artikel 2.3 Orde

1. Besluiten kunnen slechts worden genomen in een bijeenkomst waarin ten minste de helft van het aantal leden van het bestuur aanwezig is.

2. Een bijeenkomst wordt voorgezeten door de president.

3. Indien de president afwezig is, zit een ander lid van het bestuur de bijeenkomst voor. Dit lid wordt door de president of, indien deze daartoe niet in staat is, door het bestuur aangewezen.

4. De voorzitter kan de bijeenkomst schorsen. Hij bepaalt de duur van de schorsing en het moment van hervatten van de bijeenkomst.

Artikel 2.4 Besluitvorming

1. Het bestuur beslist bij meerderheid van stemmen. Indien de stemmen staken, geeft de stem van de president de doorslag.

2. Tot de vaststelling van het jaarplan en van het meerjarenplan van de rechtbank kan het bestuur slechts besluiten wanneer de president tot de meerderheid behoort die voor de vaststelling stemt.

3. Een lid van het bestuur kan zijn stem alleen tijdens een bijeenkomst uitbrengen.

4. Blanco stemmen worden beschouwd als niet uitgebrachte stemmen.

5. De president is verantwoordelijk voor het opnemen van een besluitenlijst in het verslag, bedoeld in artikel 2.2, derde lid.

Artikel 2.5 Besluitvorming buiten bijeenkomst

1. In door de president te bepalen gevallen kan buiten een bijeenkomst een besluit worden genomen.

2. In de in het vorige lid bedoelde gevallen wordt alle leden van het bestuur een schriftelijk voorstel daartoe, voorzien van een motivering, voorgelegd.

3. Indien geen van de bestuursleden te kennen geeft dat hij het voorstel op de agenda van de eerstvolgende bijeenkomst geplaatst wil hebben, neemt de president namens het bestuur het desbetreffende besluit.

4. Het besluit wordt opgenomen in de besluitenlijst van de eerstvolgende bijeenkomst.

Artikel 2.6 Onverwijlde besluitvorming

1. Indien door ontstentenis het in artikel 2.3, eerste lid, bedoelde aantal leden niet aanwezig is en besluitvorming onverwijld gewenst is, is de president gemachtigd te beslissen. Hij doet dit na overleg met de leden van het bestuur die wel aanwezig zijn.

2. De besluitvorming, bedoeld in het eerste lid, kan geen betrekking hebben op de in artikel 2.1, tweede lid, onder a en d, genoemde onderwerpen.

3. Over de besluiten, bedoeld in het eerste lid, licht de president terstond de andere leden van het bestuur in. De besluiten worden geagendeerd voor de eerstvolgende bijeenkomst.

Artikel 2.7 Uitgaande stukken

Namens de rechtbank uitgaande stukken, niet zijnde processtukken en correspondentie die op gerechtelijke procedures betrekking heeft, worden door de president dan wel het meest betrokken lid van het bestuur ondertekend.

Artikel 2.8 Vervanging bestuursleden

1. De president kan als lid van het bestuur indien hij niet in staat is aan de werkzaamheden van het bestuur deel te nemen, na overleg met hem, vervangen worden door een van te voren door het bestuur aan te wijzen rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast.

2. Alvorens de vervanger van de president als lid van het bestuur aan te wijzen, raadpleegt het bestuur de ondernemingsraad van de rechtbank.

3. a. Een sectorvoorzitter kan als lid van het bestuur indien hij niet in staat is aan de werkzaamheden van het bestuur deel te nemen, na overleg met hem, vervangen worden door een van te voren, op voorstel van de president, door het bestuur aangewezen rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast.

b. Alvorens de vervangende ambtenaar met rechtspraak belast aan te wijzen, peilt de president het gevoelen van de sectorvergadering.

4. De vervanger komt uit dezelfde sector als het te vervangen bestuurslid en is bij voorkeur tevens lid van het managementteam van die betreffende sector.

5. De directeur bedrijfsvoering kan als lid van het bestuur indien hij niet in staat is aan de werkzaamheden van het bestuur deel te nemen, na overleg met hem, vervangen worden door een van te voren door het bestuur aan te wijzen gerechtsambtenaar.

6. Een vervanger als bedoeld in de vorige leden heeft dezelfde rechten als het lid van het bestuur dat hij vervangt.

7. De vervanger ontvangt een vervangingstoelage indien de vervanging langer dan 30 dagen duurt, met uitzondering van de vervanger zoals bedoeld in lid 3b.

8. De vervanging eindigt:

a. als het vervangen lid zijn plaats in het bestuur weer inneemt;

b. als de vervanger hierom schriftelijk het bestuur verzoekt;

c. indien het bestuur hiertoe besluit.

Artikel 2.9 Mandatering

1. Het bestuur kan een of meer van zijn bevoegdheden mandateren aan een of meer leden van het bestuur of aan een of meer vervangers zoals bedoeld in artikel 2.8.

2. Mandaat aan een of meer bestuursleden geschiedt altijd schriftelijk.

3. Van alle aan een of meer bestuursleden gemandateerde bevoegdheden wordt een register bij gehouden.

4. Het bestuur blijft bevoegd de gemandateerde bevoegdheid of bevoegdheden uit te oefenen.

5. Het bestuur kan te allen tijde aanwijzingen geven over de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid.

6. Het bestuur kan het mandaat te allen tijde intrekken.

7. Intrekking van het mandaat door het bestuur geschiedt altijd schriftelijk.

8. Het bestuur staat slechts na schriftelijke toestemming toe dat een door het bestuur aan het bestuurslid gemandateerde bevoegdheid wordt ondergemandateerd.

9. Er is een mandaatregeling, deze regeling ligt voor een ieder ter inzage bij het bureau bestuursondersteuning.

10. Op dit artikel is afdeling 10.1.1. van de Algemene wet bestuursrecht overeenkomstig van toepassing.

Artikel 2.10 Toewijzing aandachtsgebieden

1. Het bestuur kan op voorstel van de president aandachtsgebieden (“portefeuilles”) toewijzen aan de leden van het bestuur. Een portefeuille omvat een samenhangend geheel aan bestuurstaken waarvan de voorbereiding en het toezicht op de uitvoering in het bijzonder aan het desbetreffende lid van het bestuur ( de “portefeuillehouder”) zijn toevertrouwd. De toewijzing van portefeuilles laat de verantwoordelijkheid van het bestuur onverlet.

2. Het bestuur verbindt een termijn aan de toewijzing, bedoeld in het eerste lid.

3. De toewijzing, bedoeld in het eerste lid, wordt openbaar gemaakt.

Hoofdstuk 3 De president

Artikel 3 Taken en vervanging president

1. De president is voorzitter van het bestuur en van de rechtbankvergadering.

2. De president vertegenwoordigt de rechtbank, onder meer in de verhouding tot de Raad voor de rechtspraak.

3. De president bewaakt de voortgang van de uitvoering van het jaarplan en voert daartoe regelmatig overleg met de sectorvoorzitters.

4. De president kan een of meer leden van het bestuur aanwijzen als zijn vervanger voor bepaalde taken bij zijn ontstentenis anders dan in het geval bedoeld in artikel 2.8, eerste lid.

Hoofdstuk 4 De directeur bedrijfsvoering

Artikel 4 Taken directeur bedrijfsvoering

1. De directeur bedrijfsvoering is binnen de door het bestuur gestelde kaders belast met de algemene leiding, de organisatie en de bedrijfsvoering van het centraal bedrijfsbureau en van het bureau bestuursondersteuning.

2. De directeur bedrijfsvoering bevordert binnen het centraal bedrijfsbureau en het bureau bestuursondersteuning het werkoverleg.

3. Binnen de kaders door het bestuur gesteld heeft de directeur bedrijfsvoering met betrekking tot het centraal bedrijfsbureau en het bureau bestuursondersteuning bevoegdheden ten aanzien van:

a. personeelsaangelegenheden, waaronder in ieder geval:

1° het doen van een voorstel voor de aanstelling van gerechtsambtenaren;

2° het voeren van functionerings- en beoordelingsgesprekken met gerechtsambtenaren;

3° het voeren van een loopbaanbeleid.

b. budgetbeheer;

c. automatisering en bestuurlijke informatievoorziening;

d. bestuurlijke-organisatorische werkwijze;

e. huisvesting en beveiliging;

f. professionalisering.

4. De directeur bedrijfsvoering houdt toezicht op de planningcyclus van de rechtbank.

Hoofdstuk 5 De sectoren

Artikel 5.1 Sectorvoorzitter

1. De sectorvoorzitter is belast met de dagelijkse leiding van de sector.

2. De sectorvoorzitter bevordert de juridische kwaliteit, de uniforme rechtstoepassing en de kwaliteit van het primaire proces binnen zijn sector.

3. Binnen de kaders door het bestuur gesteld heeft de sectorvoorzitter binnen de sector bevoegdheden ten aanzien van:

a. personeelsaangelegenheden, waaronder in ieder geval:

1° het doen van een voorstel, na overleg met de opleidingscoördinator, aan het bestuur voor benoeming tot rechter van personen, die binnen zijn sector zijn opgeleid alsmede aanstelling van gerechtsambtenaren;

2° het voeren van functionerings- en beoordelingsgesprekken met rechterlijke ambtenaren en gerechtsambtenaren;

3° het voeren van een loopbaanbeleid.

b. budgetbeheer;

c. automatisering en bestuurlijke informatievoorziening;

d. bestuurlijke-organisatorische werkwijze;

e. huisvesting en beveiliging;

f. professionalisering.

4. De sectorvoorzitter bevordert binnen de sector het werkoverleg.

Artikel 5.2 Afdelingen

1. Op voorstel van de sectorvoorzitter kan het bestuur besluiten dat binnen de desbetreffende sector afdelingen worden gevormd. Een afdeling kan worden geleid door een afdelingsvoorzitter die belast kan worden met de dagelijkse leiding, de organisatie en de bedrijfsvoering van de afdeling.

2. Binnen de kaders door het bestuur gesteld en met in achtneming van hetgeen bepaald is in artikel 2.9 van dit reglement bepaalt de sectorvoorzitter welke van zijn bevoegdheden namens hem worden uitgeoefend door de afdelingsvoorzitters

3. Binnen de sector kanton kan een afdeling een of meer nevenvestigingen van de rechtbank omvatten.

Artikel 5.3 Verdere mandatering

1. De sectorvoorzitter kan zich laten bijstaan door rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast met de titel van kamervoorzitter, sectorcoördinator, door een hoofd juridische ondersteuning, door een hoofd administratie en een of meer stafmedewerkers. Binnen de kaders door het bestuur gesteld bepaalt de sectorvoorzitter welke van zijn bevoegdheden namens hem worden uitgeoefend door deze functionarissen.

2. De afdelingsvoorzitter kan zich laten bijstaan door een hoofd juridische ondersteuning en door een hoofd administratie. Binnen de kaders door het bestuur en de sectorvoorzitter gesteld bepaalt de afdelingsvoorzitter welke van zijn bevoegdheden namens de sectorvoorzitter worden uitgeoefend door deze functionarissen.

Hoofdstuk 6 Het centraal bedrijfsbureau en het bureau bestuursondersteuning

Artikel 6 Taken van het centraal bedrijfsbureau en het bureau bestuursondersteuning

1. Er is een centraal bedrijfsbureau, dat is belast met de beleidsontwikkeling, de advisering en de ondersteuning van het bestuur en van de leidinggevenden van de sectoren, in het bijzonder op de gebieden van personeel en organisatie, informatievoorziening, organisatie, planning en control, financiën, automatisering, communicatie en voorlichting en huisvesting.

2. Naast het centraal bedrijfsbureau laat het bestuur zich op het gebied van algemene beleidsontwikkeling, beleidsuitvoering en secretariële ondersteuning bijstaan door een bureau bestuursondersteuning.

Hoofdstuk 7 De vergaderingen

Artikel 7.1 Rechtbankvergadering

1. De bij de rechtbank werkzame rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast, de gerechtsauditeurs en de rechterlijke ambtenaren in opleiding vormen tezamen de rechtbankvergadering. De bij de rechtbank werkzame gerechtsambtenaren en de in artikel 2.1.7 van de Wet op de rechterlijke organisatie bedoelde rechters-plaatsvervangers kunnen op uitnodiging deelnemen aan deze vergadering.

2. De rechtbankvergadering komt ten minste eenmaal per jaar bijeen. De vorm en opzet van deze bijeenkomst is vrij;

3. De rechtbankvergadering kan naast de in het tweede lid genoemde jaarlijkse bijeenkomst bijeenkomen op verzoek van het bestuur of op verzoek van ten minste een kwart van de gezamenlijke bij de rechtbank werkzame rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast, gerechtsauditeurs en rechterlijke ambtenaren in opleiding, voor het bespreken van een advies over sectoroverstijgende beleidsvorming ten aanzien van de juridische kwaliteit en de uniforme rechtstoepassing (artikel 2.2.2.6 van de Wet op de rechterlijke organisatie) en in de gevallen als bedoeld in artikel 9.1, negende lid, van dit reglement.

4. Het bijeenroepen geschiedt door een schriftelijke kennisgeving van de president. Hij doet dit ten minste zeven dagen voorafgaand aan de bijeenkomst.

5. Een bijeenkomst als bedoeld in het tweede lid, anders dan op verzoek van het bestuur, wordt gehouden binnen veertien dagen nadat het verzoek bij het bestuur is ingekomen.

6. De president is verantwoordelijk voor het opstellen van een verslag zo spoedig mogelijk na een bijeenkomst. Het verslag wordt in de eerstvolgende bijeenkomst vastgesteld.

7. Besluitvorming tijdens een bijeenkomst geschiedt bij meerderheid van stemmen. Een stem kan alleen tijdens de bijeenkomst worden uitgebracht.

8. Besluitvorming kan, op voorstel van het bestuur, ook buiten een bijeenkomst plaatsvinden door aanvaarding van een door het bestuur aan alle stemgerechtigde leden van de rechtbankvergadering schriftelijk of elektronisch voorgelegd voorstel. Als datum van het besluit van de rechtbankvergadering geldt dan de laatste dag van de termijn waarbinnen op het voorstel van het bestuur kan worden gereageerd.

9. Stemrecht komt uitsluitend toe aan de personen genoemd in de eerste volzin van het eerste lid.

Artikel 7.2 Sectorvergadering

1. De bij de sector werkzame rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast, de gerechtsauditeurs, de rechterlijke ambtenaren in opleiding en de gerechtsambtenaren vormen tezamen de sectorvergadering. De bij de sector werkzame rechters-plaatsvervangers als bedoeld in artikel 2.1.7 van de Wet op de rechterlijke organisatie kunnen op uitnodiging deelnemen aan deze vergadering.

2. De sectorvergadering kan besluiten dat zij, in de regel of voor bepaalde onderwerpen, niet voltallig bijeenkomt, maar via vertegenwoordigers van alle in het eerste lid genoemde geledingen. De overige leden van dit artikel zijn ook van toepassing op bijeenkomsten van zodanige vertegenwoordigers.

3. De sectorvergadering kan bij reglement nadere regels vaststellen met betrekking tot in ieder geval de:

a. wijze van bijeenkomen;

b. frequentie van bijeenkomen;

c. wijze van besluitvorming;

d. wijze van verslaglegging en bekendmaking daarvan.

4. De sectorvergadering bespreekt het jaarlijks op te stellen sectorplan;

5. Gerechtsambtenaren nemen niet deel aan een stemming over adviezen aangaande de juridische kwaliteit en de uniforme rechtstoepassing.

Artikel 7.3 Afdelingsvergadering

1. De bij een afdeling werkzame rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast, de gerechtsauditeurs, de rechterlijke ambtenaren in opleiding en de gerechtsambtenaren vormen tezamen de afdelingsvergadering. De bij de afdeling werkzame rechters-plaatsvervangers als bedoeld in artikel 2.1.7 van de Wet op de rechterlijke organisatie kunnen op uitnodiging deelnemen aan deze vergadering.

2. De afdelingsvergadering kan besluiten dat zij, in de regel of voor bepaalde onderwerpen, niet voltallig bijeenkomt, maar via vertegenwoordigers van alle in het eerste lid genoemde geledingen. De overige leden van dit artikel zijn ook van toepassing op bijeenkomsten van zodanige vertegenwoordigers.

3. De afdelingsvergadering kan bij reglement nadere regels vaststellen met betrekking tot in ieder geval de:

a. wijze van bijeenkomen;

b. frequentie van bijeenkomen;

c. wijze van besluitvorming;

d. wijze van verslaglegging en bekendmaking daarvan.

4. Gerechtsambtenaren nemen niet deel aan een stemming over adviezen aangaande de juridische kwaliteit en de uniforme rechtstoepassing.

Hoofdstuk 8 De ondernemingsraad

Artikel 8.1

1. Het gerecht kent een ondernemingsraad in de zin van de Wet op de ondernemingsraden.

2. In de ondernemingsraad zijn zowel de ambtenaren met rechtspraak belast als de gerechtsambtenaren gezamenlijk vertegenwoordigd.

3. Op de instelling en werkwijze van de ondernemingsraad is de Wet op de ondernemingsraden van toepassing.

Hoofdstuk 9 Kamers en nevenvestigingsplaatsen

Artikel 9.1 Plaats van behandeling van zaken

1. De behandeling door een enkelvoudige dan wel meervoudige kamer van de rechtbank met betrekking tot alle burgerlijke zaken, bestuurszaken en strafzaken, niet zijnde kantonzaken, vindt in beginsel altijd plaats in de hoofdvestiging van de rechtbank plaats, zijnde 's-Hertogenbosch.

2. In de nevenvestigingsplaatsen Eindhoven, Helmond en Boxmeer kunnen, indien nodig geacht, alle burgerlijke zaken, bestuurszaken en strafzaken, niet zijnde kantonzaken, door een enkelvoudige dan wel meervoudige kamer van de rechtbank behandeld worden.

3. De voorzitter van een sector kan bepalen dat behandeling van een zaak, niet zijnde een kantonzaak, in een van de nevenvestigingsplaatsen dient plaats te vinden.

4. De in lid 2 van dit artikel bedoelde behandeling zal eerst kunnen plaatsvinden na overleg hierover met de sectorvoorzitter kanton. De overige sectorvoorzitters worden hiervan op de hoogte gebracht.

Artikel 9.2 Plaats van rolzitting

1. Het gerechtsbestuur bepaalt dat burgerlijke zaken die met een dagvaarding worden ingeleid, niet zijnde kantonzaken, en die in een van de nevenvestigingsplaatsen van de rechtbank worden of kunnen worden behandeld, dat behandeling ter rolle van die burgerlijke zaken uitsluitend en alleen in de hoofdplaats van de rechtbank zal plaatsvinden zijnde 's-Hertogenbosch.

2. De dagvaarding van een burgerlijke zaak bedoeld als in lid 1 van dit artikel kan slechts en alleen ingediend worden in de hoofdplaats van de rechtbank zijnde 's-Hertogenbosch.

Artikel 9.3 Behandeling van kantonzaken

1. Het gerechtsbestuur heeft aan de voorzitter van de sector kanton de bevoegdheid gemandateerd om, in geval dat een kantonzaak in meer dan één plaats kan worden behandeld en indien het verzoekschrift dan wel de dagvaarding niet de plaats vermeldt waar de kantonzaak wordt behandeld, te bepalen in welke plaats deze kantonzaak behandeld wordt.

2. In beginsel is de bijlage behorend bij het Besluit nevenvestigings- en nevenzittingsplaasten bepalend voor de plaats waar de behandeling van een kantonzaak plaatsvindt.

3. Voor het overige zijn de regels van de relatieve competentie van toepassing.

Artikel 9.4 Aanwijzing van nevenzittingsplaats

Indien de Raad voor de rechtspraak ingevolge artikel 6b van het Besluit nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen voor een of meer zaken of categorieën van zaken op verzoek van het bestuur een nevenzittingsplaats buiten het arrondissement heeft aangewezen, worden de in dat verzoek aangeduide zaken of categorieën van zaken behandeld in de door de Raad voor de rechtspraak aangewezen nevenzittingsplaats, behoudens andersluidende beslissing van het gerechtsbestuur.

Artikel 9.5 Megastrafzaken

Megastrafzaken in de zin van artikel 1 van het Aanwijzingsbesluit nevenzittingsplaatsen megastrafzaken worden, indien de landelijke coördinator megazaken daartoe aan het bestuur een voorstel heeft gedaan, behandeld in de door deze voorgestelde nevenzittingsplaats, behoudens andersluidende beslissing van het gerechtsbestuur.

Artikel 9.6 Griffier

Gerechtsambtenaren aangesteld bij de rechtbank zijn tevens bevoegd griffierswerkzaamheden te verrichten in zaken die de rechtbank behandelt als nevenszittings- of nevenvestigingsplaats van andere gerechten, indien en voorzover deze griffierswerkzaamheden door of namens het gerechtsbestuur aan hem zijn opgedragen.

Artikel 9.7 Behandeling van zaken betrokkenheid personeelslid

De behandeling van zaken waarbij een personeelslid van de rechtbank betrokken is, geschiedt in de nevenzittingsplaats Breda, behoudens andersluidende beslissing van het gerechtsbestuur.

Artikel 9.8 Deponering ter griffie.

1. Onafhankelijke van waar de behandeling van de zaak, niet zijnde een kantonzaak, plaatsvindt, dienen stukken of roerende zaken te worden gedeponeerd ter griffie van de hoofdvestigingsplaats van de rechtbank.

2. In het geval het een kantonzaak betreft, dienen stukken te worden ingediend of roerende zaken te worden gedeponeerd ter griffie van de hoofdvestigingsplaats of nevenvestigingsplaats afhankelijk van waar de behandeling van de kantonzaak plaatsvindt.

Artikel 9.9 Kamers en zittingen

1. De rechtbank kent enkelvoudige en meervoudige kamers voor de behandeling van burgerlijke zaken, bestuurszaken, strafzaken en kantonzaken.

2. Gerechtelijke ambtenaren met rechtspraak belast kunnen lid zijn van een of meerdere kamers van de rechtbank.

3. Deze kamers zullen zittingen houden op maandag tot en met vrijdag volgens een van te voren vastgesteld rooster. Indien nodig kan van dit rooster worden afgeweken.

4. De vaststelling van het rooster en de afwijking daarvan geschiedt door middel van mandatering van het bestuur aan de sectorvoorzitter, door de sectorvoorzitter.

5. Op algemeen erkende feestdagen zoals bedoeld in artikel 3 van de Algemene Termijnenwet zullen geen zittingen gehouden worden.

6. Onder bijzondere omstandigheden en in het geval van zeer spoedeisende zaken kunnen de enkelvoudige kamers op zaterdag of op zon- en feestdagen zitting houden. De voorzitter van de kamer die het aangaat bepaalt hiertoe.

7. In de gevallen van lid 3 van dit artikel kan het mogelijk zijn om buiten het gerechtsgebouw zitting te houden. De voorzitter van de kamer die het aangaat bepaalt hiertoe.

Artikel 9.10 Vorming en werkwijze kamers

1. Binnen de sectoren van de rechtbank zullen zoveel enkelvoudige en meervoudige kamers als nodig zijn voor de behandeling van burgerlijke zaken, bestuurszaken, strafzaken en kantonzaken, worden gevormd.

2. De bepaling van het aantal kamers voor enkelvoudige of meervoudige behandeling van burgerlijke zaken, bestuurszaken, strafzaken en kanton zaken, alsook de bezetting van die kamers, wordt door middel van mandatering van het bestuur aan de sectorvoorzitters van de sectoren, door de desbetreffende voorzitters van de sectoren gedaan.

3. De werkwijze van de kamers zal bepaald worden door de sectorvoorzitters.

Artikel 9.11 Vorming en bezetting kamers

1. De bepalingen van paragraaf 2.3.3.1 van Wet op de rechterlijke organisatie zijn op de artikelen 9.6 en 9.7 van toepassing.

2. De aan het bestuur toekomende bevoegdheden zoals genoemd in paragraaf 2.3.3.1 van de Wet op de rechterlijke organisatie kunnen door middel van mandatering aan de leiding van de verschillende sectoren worden overgedragen.

Artikel 9.12 Openingstijden griffie

1. De griffie van de rechtbank is geopend op maandag tot en met vrijdag, voor zover deze dagen niet algemeen erkende feestdagen zijn zoals bedoeld in artikel 3 van de Algemene Termijnenwet.

2. De griffie van de hoofdvestigingsplaats van de rechtbank en de nevenvestigingsplaatsen is geopend van ten minste een half uur voor aanvang van de eerste zitting tot ten minste 16.00 uur.

Hoofdstuk 10 De benoeming en beëdiging

Artikel 10.1 Benoeming rechter, rechter-plaatsvervanger of gerechtsauditeur

1. Het bestuur is verantwoordelijk voor het opstellen van een lijst van aanbeveling voor de benoeming van rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast en van gerechtsauditeurs, met inachtneming van het navolgende.

2. Er is een selectieadviescommissie die het bestuur adviseert omtrent de opstelling van een lijst van aanbeveling voor de benoeming van rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast.

3. De selectieadviescommissie bestaat uit twee rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast uit iedere sector. Uit elke sector kan één plaatsvervangend lid worden benoemd. De commissie komt bijeen in een samenstelling van zo mogelijk vijf leden of plaatsvervangende leden.

4. De leden van de selectieadviescommissie worden benoemd door het bestuur voor de duur van twee jaar. De leden kunnen aansluitend worden herbenoemd.

5. De selectieadviescommissie wijst uit haar midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter aan. Zij legt haar werkwijze vast.

6. De selectie wordt verricht aan de hand van het voor de betrokken functie vastgesteld competentieprofiel.

7. De selectieadviescommissie heeft tot taak het geven van advies aan het bestuur ter zake van aanbevelingen voor de benoeming tot rechter, tot rechter-plaatsvervanger en tot gerechtsauditeur.

8. De selectieadviescommissie brengt schriftelijk advies uit aan het bestuur. Indien er meer dan één geschikte kandidaat is voor de vervulling van een vacature, geeft de commissie een met redenen omklede volgorde van voorkeur aan.

9. Indien het bestuur het advies van de selectieadviescommissie niet opvolgt en nader overleg tussen het bestuur en de commissie niet alsnog tot overeenstemming leidt, legt het bestuur de kwestie ter nadere advisering voor aan de gerechtsvergadering. In een zodanig geval beslist het bestuur, gehoord het advies van de gerechtsvergadering.

Artikel 10.2 Vervulling sleutelfuncties

1. Het bestuur bepaalt zijn standpunt inzake de benoeming van een lid van het bestuur, een coördinerend vice-president of een vice-president en benoemt personen in de functie van afdelingsvoorzitter, eerste rechter, hoofd juridische ondersteuning en hoofd administratie met inachtneming van het navolgende.

2. Indien zich een vacature voordoet van sectorvoorzitter, directeur bedrijfsvoering, afdelingsvoorzitter, coördinerend vice-president, vice-president, eerste rechter, hoofd juridische ondersteuning en hoofd administratie wordt een selectieadviescommissie ingesteld, die het bestuur adviseert omtrent de vervulling van de vacature.

3. Elke selectieadviescommissie heeft ten hoogste zeven leden, bestaande uit rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast, niet zijnde bestuursleden, en gerechtsambtenaren. Indien de vacature in een bepaalde sector bestaat, zijn vier van deze leden zijn afkomstig uit deze sector. Indien het de vacature van directeur bedrijfsvoering betreft, zijn ten minste twee leden van de commissie afkomstig van het bedrijfsbureau.

4. De benoeming van de leden van de selectieadviescommissie geschiedt door het bestuur.

5. De selectieadviescommissie wijst uit haar midden een voorzitter en plaatsvervangend voorzitter aan en bepaalt haar eigen werkwijze.

6. De selectie wordt onder meer en indien beschikbaar verricht aan de hand van het voor de betrokken functie vastgesteld competentieprofiel.

7. De selectieadviescommissie brengt schriftelijk advies uit aan het bestuur. Kandidaten krijgen het advies van de selectieadviescommissie. Indien er meer dan één geschikte kandidaat is voor de vervulling van een vacature, geeft de selectie-adviescommissie aan het bestuur een met redenen omklede volgorde van voorkeur aan.

8. Indien het bestuur wil afwijken van het advies van de selectie-adviescommissie, dan zal de president nader overleggen met de voorzitter van de commissie om te bezien of er alsnog overeenstemming te bereiken valt.

9. Het bestuur beslist, gehoord de kandidaten en gezien het advies van de selectie-adviescommissie.

10. In geval van vervulling van een vacature van rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast, inclusief afdelingsvoorzitter, in de sector kanton, niet zijnde de te benoemen voorzitter van de sector kanton, wint het bestuur in afwijking van het bepaalde in het tweede tot en met het negende lid, het advies in van de sectorvergadering van de sector kanton. Het bestuur zal het advies in aanmerking nemen bij het opmaken van de lijst van aanbeveling bedoeld in artikel 1 e eerste lid van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.

11. Indien het bestuur van het sectoradvies wil afwijken zal het bestuur eerst nader overleggen met (een delegatie van) de sectorvergadering van de sector kanton. Indien dat overleg niet alsnog tot overeenstemming leidt, legt het bestuur de kwestie ter nadere advisering voor aan de gerechtsvergadering. In een zodanig geval beslist het bestuur, gehoord het advies van de gerechtsvergadering. Het bestuur zal het sectoradvies in ieder geval ter kennis brengen van de Raad voor de rechtspraak.

12. In geval van vervulling van de vacature van voorzitter van de sector kanton, wint het bestuur het advies in van de ondernemingsraad, en voorts, in afwijking van het bepaalde in het tweede tot en met het zevende lid, van de sectorvergadering van de sector kanton. Het bestuur zal dat advies in aanmerking nemen bij het uitbrengen van zijn advies aan de Raad voor de rechtspraak.

13. Indien het bestuur van het sectoradvies wil afwijken zal het bestuur eerst nader overleggen met (een delegatie van) de sectorvergadering van de sector kanton.

14. Indien genoemd overleg niet alsnog tot overeenstemming leidt, legt het bestuur de kwestie ter nadere advisering voor aan de gerechtsvergadering. In een zodanig geval beslist het bestuur, gehoord het advies van de gerechtsvergadering. Het bestuur zal het sectoradvies in ieder geval ter kennis brengen van de Raad voor de rechtspraak.

Artikel 10.3 Beëdiging van rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast

Beëdigingen als bedoeld in artikel 9a van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren worden door de president gedaan. In geval van ziekte of andere verhindering van de president, kan deze worden vervangen door de sectorvoorzitters of de voorzitters van de enkelvoudige of meervoudige kamers.

Artikel 10.4 Beëdiging van gerechtsambtenaren

1. Het bestuur is bevoegd gerechtsambtenaren te beëdigen.

2. Het bestuur verklaart tevens de sectorvoorzitters alsmede de directeur bedrijfsvoering bevoegd gerechtsambtenaren te beëdigen.

Artikel 10.5 Benoeming en beëdiging van buitengriffiers

1. Het bestuur heeft de bevoegdheid buitengriffiers te benoemen, te beëdigen en op te roepen om werkzaamheden te verrichten die bij of krachtens de wet aan de griffier zijn opgedragen.

2. Het bestuur verklaart tevens de sectorvoorzitters bevoegd buitengriffiers te benoemen, te beëdigen en op te roepen om werkzaamheden te verrichten die bij of krachtens de wet aan de griffier zijn opgedragen.

Hoofdstuk 11 Planning en verantwoording

Artikel 11.1 Planning

Het bestuur is verantwoordelijk voor de planning, bedoeld in paragraaf 2.2.3 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Het bestuur stelt hiervoor een procedure vast, waarin in ieder geval zijn geregeld:

a. de totstandkoming van het jaarplan, inclusief het meerjarenplan, bedoeld in artikel 2.2.3.3, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie;

b. de totstandkoming van het jaarverslag, bedoeld in artikel 2.2.3.7, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie;

c. de wijze van informatieverschaffing door de verschillende onderdelen van de rechtbank;

d. de wijze van behandeling van de stukken, genoemd in het eerste en tweede lid, door het bestuur;

e. de presentatie van de stukken, genoemd in het eerste en tweede lid.

Artikel 11.2 Verantwoording

De president is verantwoordelijk voor het laten plaatsvinden van verantwoording en is gerechtigd tot opdrachtverlening terzake. Het bestuur stelt op voorstel van de president hiervoor een procedure vast, waarin in ieder geval zijn geregeld:

a. wat onderwerp van verantwoording kan zijn,

b. in welke vorm de verantwoording plaatsvindt,

c. wat de resultaten van verantwoording kunnen zijn en

d. hoe de resultaten worden bekendgemaakt.

Hoofdstuk 12 Vaststelling en wijziging reglement

Artikel 12

1. Een voorstel tot wijziging van dit reglement kan worden gedaan door een lid van het bestuur.

2. In afwijking van artikel 2.4, eerste lid, is voor een zodanige wijziging eenparigheid van stemmen vereist.

3. Dit reglement en iedere wijziging daarvan behoeven de goedkeuring van de Raad voor de rechtspraak.

Naar boven