Besluit tot wijziging van het Besluit uurloonschatting 1999

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,

Gelet op het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten;

Besluit:

Artikel I

Het Besluit uurloonschatting 1999 en de daarbij behorende bijlage worden als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1

1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen voert ter zake van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling, voor zover een uurloonvergelijking van toepassing is, een beleid als weergegeven in de bijlage bij dit besluit.

2. Vanaf 1 oktober 2004 wordt dit besluit nog slechts toegepast ter zake van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling van degene

a. van wie het recht op uitkering is ingegaan voor 1 oktober 2004, en

b. die voor of op 1 juli 1949 is geboren dan wel op wie het tot 1 januari 1987 of het tot 1 augustus 1993 geldende arbeidsongeschiktheidscriterium van toepassing is.

B

In onderdeel 1 Inleiding in de bijlage wordt `Bij het duiden van functies met behulp van het FIS worden bij toepassing van het nieuwe arbeidsongeschiktheidscriterium in eerste instantie functies geduid met een urenomvang die valt binnen een hierna nader aangeduide vastgestelde bandbreedte.' vervangen door:

Bij het selecteren van functies met behulp van het CBBS wordt bij toepassing van het nieuwe arbeidsongeschiktheidscriterium een combinatie van functies geselecteerd die leidt tot de hoogst mogelijke resterende verdiencapaciteit.

C

Onderdeel 2 Bandbreedte methode in de bijlage bij het besluit komt te luiden:

Bij de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid ligt het accent op de arbeid die de cliënt nog wèl kan verrichten. Er wordt geen rekening mee gehouden of die arbeid met het oog op opleiding en vroeger beroep in billijkheid is op te dragen. Bij het bepalen van de arbeidsmogelijkheden stapt men over de grenzen van het vroegere functie- en beroepsniveau heen, zowel in de diepte (lagere functie-eisen) als in de breedte (andere functie-eisen). Tot hoever men hier kan gaan wordt begrensd door iemands krachten (fysiek en psychisch) en bekwaamheden.

Het Schattingsbesluit schrijft voor dat bij de berekening van hetgeen betrokkene met arbeid kan verdienen, wordt uitgegaan van de urenomvang van de maatmanarbeid. In de toelichting wordt dit genuanceerd en wordt uitgegaan van ongeveer de urenomvang van de maatmanarbeid. Bij de toepassing van deze bepaling wordt een bandbreedte vastgesteld. De omvang van deze bandbreedte is afhankelijk van de omvang van de maatmanarbeid en is drie, vier of vijf uren volgens onderstaand schema.

Omvang maatman Bandbreedte

0 t/m 15 uur omvang maatman

per week plus 3 uren

16 t/m 30 uur omvang maatman

per week plus 4 uren

> 30 uur omvang maatman

per week plus 5 uren

Bijvoorbeeld: bij een maatmanomvang van 12 uur per week is de bandbreedte 12 tot en met 15 uur.

Bij het duiden van functies zijn er de volgende mogelijkheden:

1. Een SBC-code duiden waarbij de urenomvang van de functie(s) binnen de bandbreedte valt. Wordt daarbij niet voldaan aan de voorwaarde van minimaal zeven arbeidsplaatsen per SBC-code, dan worden één of meer functies met een urenomvang boven dan wel onder de bandbreedte toegevoegd.

2. Een SBC-code duiden waarbij zowel een functie met een urenomvang boven als een functie met een urenomvang onder de bandbreedte wordt geselecteerd, waardoor aannemelijk is dat binnen de SBC-code ook functies voorkomen met een urenomvang binnen de bandbreedte.

3. Een SBC-code duiden waarbij de urenomvang van de functie(s) kleiner is dan de urenomvang van de maatmanarbeid.

De hiervoor weergegeven mogelijkheden worden zodanig toegepast dat een combinatie van minimaal drie SBC-codes wordt geselecteerd, die leidt tot de hoogst mogelijke resterende verdiencapaciteit. Vervolgens wordt bij de berekening van de resterende verdiencapaciteit als volgt rekening gehouden met de urenomvang van de maatmanarbeid. Worden uitsluitend functies geduid met toepassing van de mogelijkheden 1 en 2, dan wordt de resterende verdiencapaciteit zonder meer vastgesteld op het mediane uurloon. Wordt minimaal 1 SBC-code geduid volgens mogelijkheid 3, dan wordt het mediane uurloon vermenigvuldigd met een factor a/b. Hierbij is a gelijk aan de urenomvang van de geduide arbeid en is b gelijk aan de urenomvang van de maatmanarbeid. De urenomvang onder a wordt als volgt vastgesteld. Eerst wordt de urenomvang per SBC-code gesteld op de grootste urenomvang van de binnen die SBC-code geselecteerde functies. Vervolgens wordt van de drie bij de schatting gehanteerde SBC-codes de kleinste urenomvang aangehouden. Het principe van deze methode van uurloonvergelijking vindt plaats in verschillende situaties of combinaties van situaties zoals voltijd, deeltijd, meer dan voltijd, (doorwerkende) zelfstandigen, inkomsten uit arbeid en medische urenbeperking. Voor de laatste twee situaties gelden aanvullende bepalingen.

D

Onderdeel 5 Medische urenbeperking in de bijlage bij het besluit komt te luiden:

Wordt de cliënt op medische gronden slechts gedurende een beperkt aantal uren belastbaar geacht dan worden slechts functies geduid met een omvang van maximaal dit aantal uren.

Wordt de cliënt op medische gronden gedurende een geringer aantal uren belastbaar geacht dan het aantal maatmanuren, dan wordt eerst het mediane uurloon van de geduide functies gemaximeerd op het maatmaninkomen per uur en wordt vervolgens de reductiefactor toegepast, als beschreven in onderdeel 2 van deze bijlage.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 2004 en werkt voor artikel I onder B en C terug tot en met 1 april 1999 en voor artikel I onder D terug tot en met 11 maart 2003.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Amsterdam, 13 september 2004.
J.M. Linthorst, voorzitter Raad van bestuur UWV.

Toelichting

Algemeen

Op verschillende gronden is er aanleiding het Besluit uurloonschatting 1999 (BUS 1999) aan te passen. Enerzijds is aanpassing noodzakelijk als gevolg van de wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten per 1 oktober 2004. Anderzijds dient het besluit in overeenstemming te worden gebracht met de uitvoeringspraktijk en met het standpunt van de CRvB inzake het duiden van functies voor degene die slechts een beperkt aantal uren belastbaar is.

Artikel I, onderdeel A

Het BUS 1999 is geënt op het Schattingsbesluit, zoals dat per 31 december 1997 is gewijzigd. De wijziging van het Schattingsbesluit per 1 oktober 2004 heeft tot gevolg dat de beleidsregels van het BUS 1999 niet meer in alle gevallen kunnen worden toegepast. Voor degenen voor wie de per 1 oktober 2004 vastgestelde wijzigingen van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten niet gelden, is het bepaalde in het BUS 1999 nog wel relevant. Met de aanvulling van artikel 1 van het BUS 1999 wordt bereikt dat dit besluit vanaf 1 oktober 2004 nog slechts geldt voor de arbeidsongeschiktheidsbeoordelingen, waarop de per 1 oktober 2004 gewijzigde bepalingen van het Schattingsbesluit niet van toepassing zijn. In een nieuw besluit `Beleidsregels uurloonschatting 2004' wordt voorzien in beleidsregels voor arbeidsongeschiktheidsbeoordelingen die wél met toepassing van het gewijzigde Schattingsbesluit plaatsvinden.

Artikel I, onderdelen B en C

De bewoordingen van het BUS 1999 suggereren dat de selectie van functies volgens bepaalde `stappen' plaatsvindt, waarbij pas nádat een `stap' onvoldoende functies heeft opgeleverd wordt overgegaan tot toepassing van de volgende `stap'. In de uitvoeringspraktijk worden echter alle stappen tegelijkertijd toegepast, zodanig dat díe functies worden geselecteerd, die leiden tot een zo hoog mogelijke resterende verdiencapaciteit. Met de aanpassing van de onderdelen 1 en 2 van de bijlage bij het BUS 1999 worden deze in overeenstemming gebracht met de sinds de inwerkingtreding van het BUS 1999 bestaande uitvoeringspraktijk.

Onder functies wordt in de uitvoeringspraktijk verstaan: SBC-codes. In een SBC-code zijn gelijksoortige functies samengevoegd.

Artikel I, onderdeel D

In onderdeel 5 van de bijlage bij het BUS 1999 was bepaald dat functies met een urenomvang, groter dan het aantal uren dat betrokkene volgens de verzekeringsarts belastbaar wordt geacht, geselecteerd worden, mits deze binnen de bandbreedte liggen. Een dergelijke functie werd bij de schatting gebruikt als de verzekeringsgeneeskundige en de arbeidsdeskundige in overleg vaststelden dat betrokkene in staat moest worden geacht de functie uit te oefenen. De CRvB heeft in een uitspraak van 11 maart 2003 (RSV 2003/161) deze werkwijze niet acceptabel geacht. Daarbij overwoog de CRvB dat, indien een strikte urenbeperking is vastgesteld, van de juistheid daarvan moet kunnen worden uitgegaan. De CRvB aanvaardt niet dat de verzekeringsgeneeskundige en de arbeidsdeskundige achteraf overgaan tot een nadere beoordeling of het in eerste instantie met betrekking tot de urenbeperking vastgelegde medische uitgangspunt vatbaar is voor een zekere relativering. In verband hiermee is de uitvoeringspraktijk aangepast en wordt nu ook het BUS 1999 met het standpunt van de CRvB in overeenstemming gebracht.

De uitspraak van de CRvB heeft overigens betrekking op een met behulp van het Functie Informatie Systeem (FIS) verrichte schatting. Het FIS is inmiddels vervangen door het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS). De door de verzekeringsarts in het CBBS aangegeven urenomvang is geen strikte grens doch slechts een indicatieve waarde, die de verzekeringsarts in de toelichting of in zijn rapportage nader kan specificeren en waarbij dan eventueel een absolute bovengrens kan worden aangegeven.

Daarnaast is in onderdeel 5 - onveranderd - aangegeven dat het mediane uurloon eerst wordt gemaximeerd op het maatmaninkomen per uur, als geregeld in artikel 10 van het Schattingsbesluit en dat daarna de reductiefactor wordt toegepast.

Artikel II

Nu de beperking van het toepassingsbereik van het BUS 1999 het gevolg is van de wijzigingen in het Schattingsbesluit per 1 oktober 2004, treedt dit besluit tot wijziging van het BUS 1999 eveneens per 1 oktober 2004 in werking. De wijzigingen, opgenomen in artikel I, onder B en C, beogen het besluit in overeenstemming te brengen met de al sinds 1 april 1999 geldende uitvoeringspraktijk en werken daarom terug tot en met 1 april 1999. De wijziging, opgenomen in artikel I, onder D, van dit besluit gaat in op de datum waarop de uitspraak van de CRvB wijziging noodzakelijk maakt.

Amsterdam, 13 september 2004

J.M. Linthorst, voorzitter

Raad van bestuur UWV.

Naar boven