Richtlijn voor strafvordering regelgeving ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

In de Richtlijn voor strafvordering regelgeving Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (2003R002) zijn de volgende wijzigingen aangebracht.

* Naam richtlijn: De naam van het ministerie is gewijzigd in Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De naam van de richtlijn is dientengevolge ook aangepast.

* Polaris: Onder het kopje Polaris is een korte extra toelichting opgenomen.

* Samenvatting: In de opsomming van de hoofdstukken vervalt `de Wet op de bedrijfsorganisatie'. Bestaande autonome verordeningen zijn met ingang van 1 juli 2003 vervallen. Verordeningen slechts gebaseerd op de Wet op de bedrijfsorganisatie zullen enkel bij uitzondering strafrechtelijk handhaafbare overtredingen kennen. Verordeningen in medebewind zullen opgenomen worden onder de desbetreffende departementale wet.

* Hoofdstuk III: In paragraaf III.1 Tarieflijst Destructiewet zijn enkele drukfouten hersteld.

* Hoofdstuk VI: Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD): Dit hoofdstuk is in zijn geheel vernieuwd. In de oude richtlijn zijn onder hoofdstuk VI in willekeurige volgorde regelingen opgenomen waarvoor een richtlijn strafvordering voorhanden was. Voor alle overtredingen is de in dezen gangbare recidiveregeling van toepassing: enkelvoudige recidive + 50%, meervoudige recidive + 100%.

Hierna is opgenomen de richtlijn voor zover het deze wijzigingen betreft.

Categorie: Opsporing, Vervolging, Strafvordering

Rechtskarakter: Aanwijzing in de zin van art. 130, lid 4 Wet RO

Afzender: College van procureurs-generaal

Adressaat: Hoofden van parketten

Registratienummer: 2003R002

Datum vaststelling: 11-03-2003 van de wijziging 06-07-2004

Datum inwerkingtreding: 01-04-2003 van de wijziging 01-10-2004

Geldigheidsduur: 01-04-2007

Publicatie in Stcrt.: 2003, 63 en 2004, 177

Vervallen beleidsregels:

- Richtlijn voor strafvordering regelgeving Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (Stcrt. 1999, 61)

- Tarieflijst destructiewet d.d. 1 oktober 1997 (Stcrt. 1997, 74) thans opgenomen in Hoofdstuk III, par. III.1

- Richtlijn Transactie- en strafvorderingsbeleid inzake pitbull-terriërs (overtreding van art 73, tweede lid Gezondheids- en welzijnswet voor dieren) van 1 juni 1993 (Stcrt. 1993, 96), thans opgenomen in Hoofdstuk VI, par. VI.8

- Richtlijn voor strafvordering Flora- en faunawet (2002R003), (Stcrt. 2002, 12), thans opgenomen in Hoofdstuk V

- Richtlijn voor strafvordering stelsel van pluimveerechten op grond van hoofdstuk V van de meststoffenwet (2001R003), (Stcrt. 2001, 242), thans opgenomen in Hoofdstuk X, par. X.3

- Richtlijn voor strafvordering wet herstructurering varkenshouderij (2001R004), (Stcrt 2001, 242), thans opgenomen om Hoofdstuk XVI

Relevante beleidsregels OM: -

Relevante wetsbepalingen: -

Relevante jurisprudentie: -

Bijlage(n): -

Achtergrond

Het Openbaar Ministerie kan via het aanbieden van een transactie - artikel 74 Wetboek van Strafrecht (WvSr) - of via dagvaarding een strafzaak afhandelen. Voor gedragingen, als economisch delict strafbaar gesteld in de Wet op de economische delicten (WED) geeft art. 36 WED de mogelijkheid extra voorwaarden te stellen.

Indien het Openbaar Ministerie een zaak afdoet met inachtneming van bovengenoemde artikelen, zal het voorwaarden stellen bij vrijwillige voldoening waaraan het recht tot strafvordering vervalt. Met het oog op de gewenste eenheid in strafvorderingsbeleid in strafzaken heeft het College van procureurs-generaal de onderhavige aanwijzing gegeven.

Recente voorvallen in de voedselindustrie hebben voor grote maatschappelijke onrust gezorgd. Zowel het toenemende aantal BSE-gevallen als dierziekte-uitbraken hebben een grote invloed op zowel de landbouweconomie als op het vertrouwen van de consument in de veiligheid van de producten afkomstig uit de vleesindustrie.

De maatschappelijke opvattingen over dierenwelzijn zijn veranderd. Regelgeving door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna ook: LNV) bestrijkt, onder meer, het gebied van voedselveiligheid, diergezondheid en dierenwelzijn. Beleidsterreinen die van een enorme maatschappelijke en economische importantie zijn gebleken. Het is dan ook van belang de handhaving van genoemde regelgeving te blijven toetsen aan de maatschappelijke en economische impact.

Deze richtlijn geeft regels voor het vervolgingsbeleid voor het geval de regelgeving op het gebied van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit niet wordt nageleefd.

De afspraken inzake verbaliseringsbeleid tussen OM en de Algemene Inspectiedienst - een bijzondere opsporingsdienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit - zijn eveneens in de onderhavige richtlijn opgenomen.

Afwijking aangegeven bedragen

De aangegeven bedragen zijn bedoeld voor standaardzaken. Onder standaardzaken worden verstaan zaken die een minder ernstig karakter dragen - bijvoorbeeld omdat de verdachte `first offender' is, of omdat hem slechts een gering verwijt kan worden gemaakt - of als blijkt dat de verdachte ernaar streeft de overtredingstoestand te beëindigen.

Binnen de door de wet gestelde grenzen kan worden afgeweken van de aangegeven bedragen, hetzij naar beneden, hetzij naar boven, indien de omstandigheden waaronder het delict is gepleegd daartoe aanleiding geven.

Daarnaast geldt onverkort de Richtlijn voor strafvordering ontneming (Stcrt. 2002, 208).

Polaris

Anticiperend op de invoering van de Polaris-systematiek, ook voor de afdoening van economische delicten, zal in de onderhavige richtlijn voor strafvordering gebruik gemaakt worden van het Polaris-puntensysteem.

Het Polaris-puntensysteem is een stelsel van samenhangende richlijnen voor strafvordering van het Openbaar Ministerie. Het gebruik van de richtlijn uniformeert en expliciteert de beoordeling aan de hand van beoordelingscriteria. Afwijken van de criteria is mogelijk, maar zal dan ook gemotiveerd moeten worden.

De `waarde' van 1 sanctiepunt is gelijk aan € 22.

Samenvatting

De richtlijn bestaat uit de hoofdstukken I t/m XVII.

De respectievelijke hoofdstukken zien op wetten op het gebied van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, wetten met zowel commune delicten als wel wetten waarin opgenomen gedragingen welke als economisch delict strafbaar zijn gesteld in de Wet op de Economische delicten.

Daarbij zijn slechts die wetten opgenomen bij of krachtens welke gedragingen zijn strafbaar gesteld voor welke het opnemen van een aanwijzing in de zin van art. 130, lid 4 Wet RO vanwege het College van procureurs-generaal in de rede ligt.

Hoofdstuk I de Bestrijdingsmiddelenwet

Hoofdstuk II de Boswet

Hoofdstuk III de Destructiewet

Hoofdstuk IV Diergeneesmiddelenwet

Hoofdstuk V de Flora- en faunawet

Hoofdstuk VI De Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

Hoofdstuks VII Kaderwet diervoeders

Hoofdstuk VIII De Landbouwkwaliteitswet

Hoofdstuk IX De Landbouwwet

Hoofdstuk X de Meststoffenwet / Wet verplaatsing meststoffen

Hoofdstuk XI de Plantenziektenwet

Hoofdstuk XII de Veewet

Hoofdstuk XIII de Visserijwet

Hoofdstuk XIV de Vleeskeuringswet

Hoofdstuk XV de Wet Bodembescherming

Hoofdstuk XVI de Wet herstructurering varkenshouderij

Hoofdstuk XVII de Zaaizaad en plantgoedwet

Overgangsrecht

Deze richtlijn voor strafvordering geldt met onmiddellijke ingang vanaf de datum van inwerkingtreding.

-------------------------------------

III.1 Tarieflijst destructiewet

Achtergrond

Voor het Openbaar Ministerie bestaat de mogelijkheid om via het aanbieden van een transactie (artikel 74 Wetboek van Strafrecht jo. artikel 36 Wet op de economische delicten) of via dagvaarding een strafzaak af te handelen.

Indien het Openbaar Ministerie een zaak afdoet met inachtneming van bovengenoemde artikelen zal het voorwaarden stellen bij vrijwillige voldoening waaraan het recht tot strafvervolging vervalt. De voorwaarden staan vermeld in de artikelen 74 Sr en 36 WED.

Met het oog op de gewenste eenheid in het strafvorderingsbeleid ten aanzien van overtredingen van de Destructiewet hebben de procureurs-generaal tarieven vastgesteld die landelijk als uitgangspunt dienen voor de bepaling van de bedragen welke als transactie c.q. eis ter zitting worden gehanteerd.

Het is ter beslissing aan de Officier van Justitie of een zaak via transactie of behandeling ter zitting wordt afgedaan. Voor sommige delicten zijn uitgangspunten geformuleerd voor de keuze tussen transactie een dagvaarden.

De tarieflijst

Onder verantwoordelijkheid van de Coördinatiecommissie Milieu van het Openbaar Ministerie is de Tarieflijst Destructiewet door de OM-Werkgroep Groen opgesteld. Bij het opstellen zijn de ervaringen van de meestbetrokken arrondissementsparketten en de met de handhaving van de betref-fende regels belaste opsporingsdiensten, te weten de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en de politie betrokken.

De tarieflijst is zodanig opgesteld dat:

a. er 'in zwaarte' voldoende evenwicht bestaat tussen de diverse overtredingen;

b. er geen specifieke berekeningen in het proces-verbaal behoeven te worden gerelateerd, uitgezonderd een eventuele voordeelberekening;

c. de lijst op een vrij gemakkelijke en praktische manier is te hanteren.

De tarieven gelden in alle gevallen als uitgangspunt, zowel voor het schikkingsvoorstel als voor de eis ter terechtzitting. De officier van justitie kan - al naar gelang de omstandigheden en binnen de door de wet gestelde grenzen - het bedrag verhogen c.q. verlagen. Een indicatie voor een verhoging is in elk geval recidive. Voor de overtredingen waarop deze tarieflijst ziet geldt in beginsel dat bij recidive binnen 2 jaar het basisbedrag met 50% wordt verhoogd.

Waar mogelijk zal in het proces-verbaal gemotiveerd het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel worden aangegeven Dit bedrag kan dan in daarvoor in aanmerking komende gevallen aan de verdachte worden ontnomen.

Opzet van de tarieflijst

De tarieflijst ziet op de meest voorkomende overtredingen van regels die bij of krachtens de Destructiewet zijn gesteld. Deze regels betreffen het verbod op onttrekking van destructiemateriaal uit artikel 4 en de op basis van artikel 12 gestelde regels voor eigenaren en houders van destructiemateriaal.

Laatstbedoelde regels zijn opgenomen in de Regeling eisen eigenaar of houder van hoog- en laag-risicomateriaal, hierna te noemen 'regeling'.

De overtredingen waarop de tarieflijst ziet zijn zowel feitelijk als middels een opgave van het overtreden voorschrift aangeduid. De hoogte van de transactie verschilt ten aanzien van dezelfde overtreding naar gelang de soort destructiemateriaal. Dit onderscheid heeft te maken met twee factoren. Op de eerste plaats behoeven schapen, anders dan paarden, runderen en varkens geen dagelijkse verzorging. Daardoor bestaat er in het algemeen een verschil in verwijtbaarheid tussen het niet tijdig reageren op en/of melden van een kadaver van een schaap en van andere dieren. Daarnaast speelt bij kadavers van varkens en runderen het risico van dierziekteverspreiding een belangrijker rol dan bij kadavers van schapen. Bij paarden is de kans op verspreiding van ziektes zelfs nog kleiner.

Vanwege het in beide gevallen aanzienlijke risico van dierziekteverspreiding is er ook geen onderscheid gemaakt tussen overtredingen met betrekking tot volwassen varkens en biggen.

Slachtafval is in de tarieflijst als afzonderlijke categorie opgenomen.

De tarieflijst ziet niet op overtredingen met betrekking tot ander destructiemateriaal dan de expliciet genoemde categorieën.

Tarieflijst

artikel 4 Destructiewet; onttrekken destructiemateriaal aan verwerking

per schaap € 220

per rund / paard / varken* € 450

slachtafval € 340

artikel 12 destructiewet jo. artikel 2 regeling; geen aangifte doen van destructiemateriaal

per schaap € 110 / € 45 voor elk schaap meer

per rund/ paard/varken* € 220 / € 65 voor elk dier meer

artikel 12 Destructiewet jo. artikel 3 regeling: op verkeerde dag aanbieden

basisbedrag € 220

artikel 12 destructiewet jo. artikel 4 regeling: niet goed afgedekt aanbieden bij tweede overtreding na een (geregistreerde) waarschuwing bij eerste overtreding)

per schaap € 220

per rund / paard / varken* € 450

artikel 12 Destructiewet jo. artikel 4: niet afgedekt aanbieden (bij eerste overtreding)

per schaap € 220

per rund / paard / varken* € 450

*: Bij overtredingen met betrekking tot varkens geldt bij cumulatie een maximum van € 1.100.

Ten aanzien van overtreding van artikel 4 van de regeling is een onderscheid gemaakt tussen het niet goed en het geheel niet afdekken van het destructiemateriaal. Het niet goed afgedekt zijn van het materiaal kan een andere oorzaak hebben dan onwilligheid bij de eigenaar of houder. In deze gevallen dient primair getracht te worden te bevorderen dat in de toekomst zorgvuldiger wordt gehandeld.

Het geheel achterwege laten van afdekking gebeurt altijd opzettelijk en dient steeds tot een proces-verbaal te leiden.

De cumulatieregeling bij overtredingen met betrekking tot varkens is opgenomen in verband met de in het algemeen intensieve wijze waarop deze dieren worden gehouden. De kans op het gelijktijdig met betrekking tot meerdere dieren niet naleven van de regels is groter dan bij dieren die in kleinere aantallen worden gehouden.

Vanzelfsprekend kunnen de omstandigheden van het geval voor de officier van justitie aanleiding zijn om in een geval waarop de cumulatieregeling ziet toch een hoger transactiebedrag dan € 1.100 te hanteren of zelfs tot dagvaarding over te gaan.

Hoofdstuk VI

De Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

Richtlijn voor Strafvordering Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

Hoofdstuk II: De zorg voor de gezondheid van dieren

De hierna ingevoegde richtlijnen voor strafvordering zijn gebaseerd op Hoofdstuk II `De zorg voor de gezondheid van dieren' van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.

Achtergrond

Deze richtlijn voor strafvordering voor de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren bevat indicaties voor transactiebedragen en de eis ter zitting.

De nadruk in het hoofdstuk m.b.t. de zorg voor de gezondheid van dieren ligt op het weren van besmettelijke dierziekten.

Afdeling 1 geeft bepalingen over de algemene gezondheidstoestand van dieren. Op basis van die bepalingen kunnen eisen worden gesteld aan bedrijfsinrichting, hygiëne, gebruik van antibiotica, bestrijding van ongedierte als ook een basis voor een identificatie- en registratiesysteem.

Afdeling 2 geeft regels en de mogelijkheid regels te stellen tot het weren van besmettelijke dierziekten.

De prioriteit bij de handhaving van Gezondheids- en welzijnswet voor dieren ligt bij het weren van besmettelijke dierziekten.

Transactiebedragen / Eis ter zitting

Deze richtlijn strafvordering geeft regels voor het bepalen van de transactie c.q. eis ter zitting in geval van het niet naleven van de betreffende regelgeving.

Bij niet betalen van een aangeboden transactie wordt voor het bepalen van de eis ter zitting het aangeboden transactiebedrag met 20% verhoogd.

Transactie of dagvaarden

Bij overtreding van kernbepalingen uit de Gezondheids- en welzijnswet zal in beginsel altijd proces-verbaal opgemaakt moeten worden.

Bij eenvoudige strafzaken zal, gelet op de aard en de geringe inbreuk op de te beschermen belangen, de meest passende reactie in de regel een transactievoorstel zijn. Daarbij geldt dat in gevallen van (economische en) milieudelicten de hoogte van de aan te bieden transactie geen beletsel voor transigeren vormt.

Uitgangspunt bij complexe zaken is dagvaarding. De rechtvaardiging is gelegen in de veelal grotere bedreiging die van de overtredingen uitgaat ten aanzien van (mogelijke) schade aan de te beschermen belangen veelal in combinatie met het doelbewust en calculerend overtreden van wettelijke voorschriften.

Recidive

Naast het in de richtlijnen strafvordering, gebaseerd op hoofdstuk II van de GWWD, m.b.t. recidive bepaalde is de reguliere recidive-regeling van toepassing;

- bij eenmalige recidive volgt een verhoging van het transactiebedrag of de eis ter zitting van 50%;

- bij meervoudige recidive volgt een verhoging van het transactiebedrag of de eis ter zitting van 100%.

Is in de betreffende richtlijnen m.b.t. recidive niets bepaald dan is de bovenstaande regeling het uitgangspunt.

Meer strafbare feiten in een zaak

Indien sprake is van meer strafbare feiten in één strafdossier, dan dienen de door middel van Polaris bepaalde punten per feit bij elkaar opgeteld te worden. De formulering van een transactie in geval van economische delicten vindt plaats voor het totaal van de feiten in een zaak.

Daarnaast geldt onverkort de Richtlijn voor strafvordering ontneming (Stcrt. 2002, 208).

Van belangzijnde besluiten / regelingen op basis van hoofdstuk II: De zorg voor de gezondheid van dieren

Afdeling 1: Algemene gezondheidseisen

1:1 Besluit gebruik sera en entstoffen, p.m.

1:2 Regeling identificatie en registratie van dieren 2003

1:3 Besluit eisen dierlijk sperma en spermawincentra, p.m.

Afdeling 2: Het weren van besmettelijke dierziekten

2:1 Regeling keuring en handel dierlijke producten, p.m.

2:2 Regeling handel levende dieren en levende producten, p.m.

2:3 Regeling inzake hygiëne voorschriften besmettelijke Dierziekten 2000

2:4 Regeling betreffende het bijeenbrengen van dieren 2000

Afdeling 3: De preventie en de bestrijding van besmettelijke dierziekten

3:1 Besluit bescherming tegen bepaalde zoönosen en bestrijding besmettelijke dierziekten, p.m.

3:2 Regeling varkensleveringen

3:3 Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten

3:4 Maatregelen i.v.m. BSE, p.m.

3:5 Regeling vaccinatie Newcastle disease, p.m.

3:6 art. 19, lid 1 GWWD (meldplicht)

3:7 art. 20 GWWD (inlichtingen en medewerkingsplicht)

3:8 art. 25 GWWD (vervoersverbod)

3:9 Regeling inzake het verlaten van besmette of van besmetting verdachte gebouwen en terreinen, p.m.

3:10 art. 29 GWWD (verblijfsplicht)

3:11 Tijdelijke regeling handel runderen en rundvlees i.v.m. BSE, p.m.

3:12 Regeling betreffende maatregelen ter voorkoming van overbrenging besmetting, p.m.

3:13 Crisisregelgeving

Afdeling 1: Algemene gezondheidseisen.

1:1 Besluit gebruik sera en entstoffen

Gelet op artikel 3, onderdeel f, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

1:2 Regeling identificatie en registratie van dieren 2003

Gelet op de artikelen 105 en 107 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en op artikel 3 van het Besluit identificatie en registratie van dieren:

Achtergrond

Recente ontwikkelingen op het gebied van besmettelijke dierziekten onderstrepen de noodzaak van een adequaat functionerend systeem van identificatie en registratie. Door middel van een goed functionerend systeem inzake Identificatie & Registratie (I&R) kan de centrale overheid de volksgezondheid en de bestrijding van dierziekten adequater aanpakken. Bescherming van beide wordt als taak van de overheid gezien en om die reden is per 1 januari 2002 besloten het medebewind, met uitzondering van de I&R Paarden, inzake handhaving van het Productschap voor vee en vlees (PVV) te beëindigen

De Regeling identificatie en registratie dieren 2003 strekt tot vervanging van de Regeling I&R 2002. In de nieuwe regeling zijn een aantal wijzigingen doorgevoerd. In het geval van I&R bij schapen en geiten betekent dit dat met ingang van 1 mei 2003 alle op een bedrijf aanwezige schapen en geiten moeten zijn gemerkt. In de voorgaande periode gold die verplichting nog niet voor de al op een bedrijf aanwezige schapen en geiten ouder dan een maand. Hierdoor kon het voorkomen dat er op bedrijven ongemerkte schapen en geiten aanwezig waren die de handhaving bemoeilijkten en daarnaast fraudemogelijkheden creëerden. In de nieuwe Regeling is dan ook gekozen voor een algehele merkplicht om een adequate tracering bij uitbraak van een besmettelijke dierziekte mogelijk te kunnen maken.

Daarnaast wordt aan anderen dan de houder van een rund de mogelijkheid geboden om aan de hand van het voice response systeem in het I&R rund na te gaan of er een verplaatsingsverbod op een rund rust. Op deze manier kunnen houders die een rund willen kopen zich ervan vergewissen of de te kopen runderen volledig geïdentificeerd en geregistreerd zijn.

De regeling geeft naast algemene regels inzake Identificatie & Registratie in een drietal paragrafen aparte regels voor de runderen (pr. 5), varkens (pr.6) en schapen en geiten (pr.8). In die paragrafen worden per diersoort onder andere eisen gesteld aan de manier waarop gemerkt moet worden. Daarnaast worden eisen gesteld aan de afvoer, het vervoer en aanvoer van dieren van en naar een bedrijf en hoe het bedrijfsregister inzake I&R moet worden bijgehouden. In paragraaf 8 zijn vervolgens nog een aantal overige bepalingen opgenomen zoals de verboden ter zake het houden, verhandelen en verplaatsen van dieren in de artikelen 39 en 40.

Art. 39 verbiedt het houden, verhandelen, vervoeren, aan of afvoeren van dieren die niet overeenkomstig de regeling I&R dieren 2003 zijn geïdentificeerd of zijn geregistreerd.

Art. 39 regardeert de dieren t.a.v. welke de overtreding is gepleegd.

Art. 40 verbiedt het aan- en afvoeren of verhandelen van runderen van bedrijven in situaties bedoeld in verordening 494/98 e.a.

Art. 40 regardeert de bedrijven in een nader bepaalde situatie.

Deze aanwijzing geeft regels voor de hoogte van transactie bedragen, voor het aanbrengen ter zitting en de eis ter zitting in geval van overtreding.

Uitgangspunt

In het algemeen geldt, tenzij anders aangegeven:

• Op het niet voldoen aan voorschriften wordt gereageerd met een transactie zoals omschreven;

• Ingeval van recidive wordt verdachte gedagvaard;

• Bij eenmalige recidive volgt een verhoging van het tarief met 50%;

• Bij meervoudige recidive volgt een verhoging met 100%;

• Ingeval van overtreding van meer bepalingen van deze Regeling I&R wordt verdachte gedagvaard;

• Indien de verdachte in de sfeer van de veehandel werkzaam is dienen de tarieven met 25% te worden verhoogd omdat van hen een extra voorbeeldfunctie, extra zorgvuldigheid mag worden verwacht en zij veel met deze regels werken;

• Op het afvoeren van niet identificeerbare of niet geregistreerde runderen wordt naast het ontnemen van het genoten voordeel gereageerd met een geldboete;

Vervolgings- / verbaliseringsbeleid op basis van de Regeling identificatie en registratie van dieren 2003

§ 2, 3, 4 en 5: Identificatie en registratie van runderen

• Merkplicht algemeen

 

– Het niet overeenkomstig de regeling registreren van dieren door houders.

 

art. 2, 4,6

11 pnt./houder/Uniekbedrijfsnummer (UBN)

– Verkeerde dieren merken, 12 lid 2 sub a

11 punt/rund

  

• Niet voldoen aan de eisen van de merkplicht

 

– Niet voldoen aan eisen van merk, art. 8

7 punt/rund

– Merken zonder toestemming van de minister, art. 10

7 punt/rund

– Niet op de juiste wijze aanbrengen, 11 lid 1

7 punt/rund

– Merken aan de hand van onjuiste gegevens, 12 lid 2 sub b/c

7 punt/rund

– Niet merken van runderen binnen de gestelde termijn, art. 15

7 punt/rund

  

• Eisen aan handelen wanneer merk geplaatst is

 

– Er geen zorg voor dragen dat de merken bevestigd blijven, 11 lid 2

11 punt/rund

– Het niet melden van het verwijderen van merk, 11 lid 3

11 punt/rund

– Het niet hermerken indien rund merk verloren heeft, art. 16

7 punt/rund

  

• Losse merken onterecht verstrekken of voorhanden hebben.

 

Art. 12 lid 1

7 pnt./merk

  

• Het hergebruiken van merken,

 

11 lid 4

11 punt/rund

  

• Niet (juist) bijhouden van het voorgeschreven bedrijfsregister,

 

art. 19 jo. 43

11 pnt./UBN

  

• Niet (tijdig) melden van gegevens in het I&R systeem rund

 

artt. 22, 23

11 pnt./melding

  

• Verwijderen merken door slachthuis voor weging.

 

art. 25

11pnt./rund

  

• Niet melden van onjuistheden in merking door slachthuis aan De Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees (RVV)

 

art. 26

22 pnt./gebeurtenis

  

§ 2, 3, 4 en 6: Identificatie en registratie van varkens

 
  

• Merkplicht algemeen

 

– Het niet overeenkomstig de regeling registreren van dieren door houders.

 

artt. 2, 4, 6

11 pnt./houder/UBN

– Verkeerde dieren merken, 12 lid 2 sub a

1 punt/varken

  

• Niet voldoen aan de eisen van de merkplicht

 

– Niet voldoen aan eisen van merk, art. 8

1 punt/varken

– Merken zonder toestemming van de minister, art. 10

1 punt/varken

– Niet op de juiste wijze aanbrengen, 11 lid 1

1 punt/varken

– Merken aan de hand van onjuiste gegevens, 12 lid 2 sub b/c

1 punt/varken

– Niet merken van varkens binnen de gestelde termijn, art. 29

1 punt/varken

  

• Eisen aan handelen wanneer merk geplaatst is

 

– Er geen zorg voor dragen dat de merken bevestigd blijven, 11 lid 2

2 punt/varken

– Het niet melden van het verwijderen van merk, 11 lid 3

2 punt/varken

– Het niet hermerken indien varken merk verloren heeft, art. 29 lid 5

1 punt/varken

  

• Losse merken onterecht verstrekken of voorhanden hebben.

 

art. 12 lid 1

4 pnt./merk

  

• Het hergebruiken van merken,

 

11 lid 4

7 punt/ varken

  

• Niet (juist) bijhouden van het voorgeschreven bedrijfsregister,

 

art. 31 jo. 43

9 pnt./UBN

  

• Niet (tijdig) melden van gegevens in het I&R systeem varken

 

artt. 13 en 32

11pnt./melding

  

• Aan- / Afvoer en vervoer zonder vervoersdocumenten.

 

art. 30

11 pnt./transport

  

• Niet melden van onjuistheden in merking door slachthuis aan de Voedsel en Warenautoriteit (VWA)

 

art. 33

22 pnt./gebeurtenis

  

§ 2, 3, 4 en 7. Identificatie en registratie van schapen en geiten

 
  

• Merkplicht algemeen

 

– Het niet overeenkomstig de regeling registreren van dieren door houders.

5 pnt./houder < 30 dieren/uniek bedrijfsnummer

artt. 2, 4, 6 34 lid 1 en 5, 37

11pnt./houder

≥ 30 dieren/UBN

– Verkeerde dieren merken, 12 lid 2 sub a

2 punt/schaap

  

• Niet voldoen aan de eisen van de merkplicht

 

– Niet voldoen aan eisen van merk, art. 8

2 punt/dier

– Merken zonder toestemming van de minister, art. 10

2 punt/dier

– Niet op de juiste wijze aanbrengen, 11 lid 1

2 punt/dier

– Merken aan de hand van onjuiste gegevens, 12 lid 2 sub b/c

2 punt/dier

– Niet merken van schapen/geiten binnen de gestelde termijn, art. 34 lid 2 en 3

7 punt/dier

  

• Eisen aan handelen wanneer merk geplaatst is

 

– Er geen zorg voor dragen dat de merken bevestigd blijven, 11 lid 2

11 punt/dier

– Het niet melden van het verwijderen van merk, 11 lid 3

11 punt/dier

– Het niet hermerken indien schaap/geit merk verloren heeft, art. 34 lid 6

7 punt/dier

  

• Losse merken onterecht verstrekken of voorhanden hebben

 

art. 12 lid 1

2 pnt./merk

  

• Niet (juist) bijhouden van het voorgeschreven bedrijfsregister.

 

art. 36 jo. 43

9 pnt./UBN

  

• Aan- /afvoer en vervoer zonder vervoersdocumenten

 

art. 35

11 pnt./transport

  

• Niet melden onjuistheden door slachthuis aan VWA

 

art. 38

22 pnt./gebeurtenis

  

Algemeen

 
  

• Houden van niet overeenkomstig regeling geïdentificeerd of geregistreerd dier, art. 39

11 pnt./rund

3 pnt./varken

 
 

3 pnt./schaap of geit

  

• Verhandelen, vervoeren aan- of afvoeren niet overeenkomstig regeling geïdentificeerd of geregistreerd dier, art. 39.

 

– Onjuist geïdentificeerd of geregistreerd rund

17 pnt./rund

– Niet geïdentificeerd of geregistreerd rund

50 pnt./rund

– Niet of onjuist geïdentificeerd of geregistreerd varken

3 pnt./varken

– Niet of onjuist geïdentificeerd of geregistreerd schapen of geiten

3 pnt./schaap of geit

  

• Het aanvoeren op, afvoeren van een bedrijf, dan wel het vervoeren of verhandelen van runderen van bedrijven in de situatie als bedoeld in art. 40 van de regeling

 

(maximaal 300 pnt./gebeurtenis)

70 pnt./rund

  

• Niet naar waarheid melden, bijhouden, vermelden gegevens.

 

art. 43

11 pnt./gebeurtenis1

1:3 Besluit eisen dierlijk sperma en spermawincentra

Gelet op de artikelen 3, 4, 6, 7, 96 en 108 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

Afdeling 2: Het weren van besmettelijke dierziekten

2:1 Regeling keuring en handel dierlijke producten

Gelet op de artikelen 10, 11, eerste lid, onderdeel b, 13, tweede lid, 81, tweede tot en met vierde lid, 105 en 107 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, de artikelen 19, 26, 27 en 28 van de Landbouwwet, artikel 2, onderdeel b, van het Besluit uitvoer dieren en producten van dierlijke oorsprong en de artikelen 2, 4, 5 en 6 van het Besluit inzake het in de handel brengen van dieren en producten en de toepassing van maatregelen met betrekking tot in Nederland gebrachte dieren en producten;

De veterinairrechtelijke voorschriften van de regeling zijn gebaseerd op de GWWD.

2:2 Regeling handel levende dieren en levende producten

Gelet op de artikelen 10, 11, 12, 13, 77, 81, 94, eerste lid, 107 en 108 van de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren, op artikel 19 van de Landbouwwet, op artikel 2 van het Besluit uitvoer dieren en producten van dierlijke oorsprong en op de artikelen 2, 4 en 8 van het Besluit inzake het in de handel brengen van dieren en producten en de toepassing van maatregelen met betrekking tot in Nederland gebrachte dieren en producten;

2:3 Regeling inzake hygiëne voorschriften besmettelijke Dierziekten 2000

Gelet op de artikelen 10, eerste en tweede lid, onderdeel b, 11, eerste lid, 17, 18, en 30 van de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren;

Achtergrond

Deze richtlijn voor strafvordering geeft regels voor het bepalen van de transactie c.q. de eis ter zitting in het geval van het niet naleven van de regelgeving met betrekking tot:

• Het reinigen en/of ontsmetten van vervoermiddelen van evenhoevige dieren al dan niet afkomstig uit risico landen (varkens, runderen, schapen, geiten en herten).

• Het vervoer van evenhoevige dieren.

• Voorzieningen voor de reiniging en ontsmetting van vervoermiddelen voor evenhoevige dieren.

• Het ontvangen van evenhoevige dieren bij een temperatuur van 0o C of lager.

• Het ontvangen-, het houden-, dan wel het ten vervoer afstaan van evenhoevige dieren.

Een van de manieren waarop dierziekten zoals o.a. Varkenspest en Mond- en Klauwzeer (MKZ) worden verspreid is het contact van dieren met niet goed gereinigde en ontsmette diertransport middelen. Deze ongereinigde transportmiddelen en gebruikte hulpmiddelen kunnen dierziekten ongemerkt over grote afstanden verspreiden.

Het internationale transport van dieren vormt een extra risico voor de insleep van dierziekten vanuit landen waar deze ziekten voorkomen.

Het `snelle economisch gewin' door een veewagen `even' niet (goed) schoon te maken en te ontsmetten kan lijden tot grote economisch schade voor niet alleen de veehouderij maar de gehele Nederlandse economie (Varkenspest 1997, MKZ 2001) bij het uitbreken van een besmettelijke dierziekte.

Het doel van de Regeling inzake hygiënevoorschriften besmettelijke dierziekten is gericht op het voorkomen van versleping van die smetstof(fen) door veevervoermiddelen en daardoor bijdragen aan het ontstaan of de uitbreiding van dierziektecrises.

Vervolgings- / verbaliseringsbeleid

Vervoer:

Door het grote verschil in de omvang van vervoermiddelen is het wenselijk in het transactie bedrag een onderscheid te maken tussen een kleine kar achter een personenauto, een vrachtwagen eventueel met daarachter een aanhanger, hierdoor zijn de tarieven vermeld per vervoerseenheid. Het reinigen en ontsmetten (R&O) van een grote veewagen kost meer tijd en moeite dan van een kleine kar waardoor groter economisch voordeel wordt genoten bij het niet R&O.

Met een vrachtwagen wordt een vervoermiddel bedoeld met een beschikbaar laadoppervlak groter dan 10m2.

Leeg vervoermiddel vuil c.q. ongereinigd en niet ontsmet na lossing of op openbare weg:

vrachtwagen 25 pnt. (vervoerder)

Art. 1 jo. art. 6 of 7

aanhanger 25 pnt.

 

kleine kar 20 pnt.

  

Vervoermiddel onvoldoende gereinigd en ontsmet:

Art. 1 jo. art. 6 of 7 en 16

vrachtwagen 20 pnt. (vervoerder)

aanhanger 20 pnt.

kleine kar 15 pnt.

  
  
 

Vervoer meerder diersoorten tegelijk:

Art. 1, jo. art. 8

15 pnt. per vervoerseenheid (vervoerder)

  

Niet geheel lossen op plaats van lossing:

Art. 1, jo art. 10, lid 1

15 pnt. per vervoerseenheid (vervoerder)

  

Geen medewerking geven aan R&O:

art. 1, jo. art. 10, lid 2

15 pnt. per geval (degene waar evenhoevigen worden gelost)

  

Het niet reinigen en ontsmetten op een geregistreerde wasplaats na viermaal afleveren van evenhoevigen op een plaats zonder geregistreerde wasplaats, en het niet R&O wielen en wielkasten

Art. 1, jo art. 10, lid 3 of 4 en art. 10a

15 pnt. (vervoerder)

  

Toelaten ongereinigde veewagen op veehouderij

Art. 1, jo art. 15

15 pnt. (veehouder)

  

Geen ontsmettingsboekje of niet of onjuist vermelden R&O in ontsmettingsboekje

Art. 1, jo. art. 17, leden 1, 2a, 5, 6, 7, 10, 11 en art. 19

15 pnt. (vervoerder)

  

Niet bijhouden registers R&O of niet verstrekken ontsmettingsverklaring

Art. 1, jo. 17, leden 2b en 3, art. 21, art. 22, art. 22a

15 pnt. (exploitant wasplaats)

  

Niet bewaren vervoersdocumenten 10 dagen in auto daarna op bedrijf

Art. 1, jo art. 17, leden 8 en 9

10 pnt. (vervoerder)

  

Verliezen uitwerpselen, strooisel en voeder

15 pnt. ( vervoerder)

  

Art. 3a

 
  

Ontvangen evenhoevigen zonder voorgeschreven wasplaats op:

 

– Veehouderij (art. 5, lid 1 en 3)

10 pnt. per ontvangst dag (veehouder)

– Slachthuis met geringe (slacht)capaciteit

 

(art. 5, lid 2)

30 pnt. per ontvangst dag (eigenaar slachthuis)

– Verzamelcentrum zonder geregistreerde wasplaats

 

Art. 5, lid 2

50 pnt. per ontvangst dag (eigenaar verzamelcentrum)

– Slachthuis met grote capaciteit zonder geregistreerde wasplaats

50 pnt. per ontvangst dag (eigenaar slachthuis)

Art. 5, lid 2

 

+ het opleggen van een voorlopige maatregel bij recidive.

 
  

Niet binnen 24 uur aantonen R&O na terugkeer uit buitenland (vervoerder)

10 pnt. per niet gedane melding

Art. 12 en 13 Risicolanden Controle Veetransporten(RICOVEE)

 
  

Niet R&O op geregistreerde wasplaats na buitenlandse rit

Art. 12 en 13 RICOVEE

25 pnt. per buitenlandse rit (vervoerder)

  

Op ander plaats brengen dan voor R&O na buitenlandse rit

25 pnt. per geval (vervoerder)

Art. 14 RICOVEE

 
  

Hygiënevoorschriften varkenshouderij:

(veehouder)

  

Artikel 24

 

Erfafsluiting lid 1

8 pnt.

Bezoekersregister lid 2 en 3

8 pnt.

Sloten op deuren lid 4

8 pnt.

In varkensstal andere evenhoevigen lid 5

8 pnt.

Ongediertebestrijding lid 6

8 pnt.

Aanwezige vervoermiddel gereinigd en ontsmet lid 7

10 pnt.

Voorwerpen van buiten R&O lid 8

8 pnt.

Bedrijfskleding en laarzen lid 9

10 pnt. per persoon

Kadaverplaatsen lid 10

10 pnt.

Aanwezigheid drijfschotten en merktang

4 pnt.

Onzorgvuldigheid en niet melden dierziekte lid 12 en 13

40 pnt.

Kadavers leveren voor sectie lid 14

40 pnt.

Hygiëne check lid 15

20 pnt. per jaar

  

Niet terstond, volledig , juist en naar waarheid bijhouden, of vermelden gegevens

 

Art. 25

50 pnt.

  

Voor alle hiervoor vermelde gevallen geldt:

Ten tijde van uitbraak van/heersende besmettelijke dierziekte worden de tarieven met 100% verhoogd.

Bij recidive ten tijde van uitbraak van/heersende besmettelijke dierziekte zal in alle gevallen tot dagvaarding worden overgegaan.

  

2:4 Regeling betreffende het bijeenbrengen van dieren 2000

Gelet op de artikelen 10, eerste en tweede lid, onderdeel c, 11, eerste lid, 17, 18, 30, 77, 81 en 94 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

  

Achtergrond

 
  

Deze richtlijn voor strafvordering geeft regels voor het bepalen van de transactie c.q. de eis ter zitting in het geval van het niet naleven van de regelgeving met betrekking tot:

– Het verzamelen van varkens

 

– Het verzamelen van runderen

 

– Het verzamelen van schapen en geiten

 

– Regels voor keuringen en tentoonstellingen

 

– Het bijeenbrengen van pluimvee, loopvogels en postduiven

 
  

Omdat besmettelijke dierziekten zich via het bijeenbrengen van dieren kunnen verspreiden zijn hieraan stringente regels gesteld.

  

Vervolgings- / verbaliseringsbeleid

 
  

Varkens:

 
  

Verzamelen varkens zonder erkenning Minister

7 pnt. per illegaal verzameld varken

Art. 2

 
  

Onjuist bijladen/lossen varkens

4 pnt. per varken

Art.3

 
  

Overtreding eisen erkend varkens verzamelcentrum

50 pnt.

Art. 6

 
  

Aanvoeren varkens zonder meldingen aan RVV

10 pnt. per geval

Art. 8

 
  

Onjuiste afvoer van varkens verzamelcentrum

4 pnt. per varken

Art. 9

 
  

Runderen:

 
  

Verzamelen runderen zonder erkenning Minister

20 pnt. per illegaal verzameld rund

Art. 9a lid 1

 
  

Onjuist bijladen/ lossen runderen

10 pnt. per rund

Art. 9a lid 3 en 4

 
  

Afvoer runderen van slachthuis

20 pnt. per rund

Art. 9a lid 6

 
  

Overtreden eisen erkend runderverzamelcentrum

50 pnt.

Artikel 9d

 
  

Overtreding eisen afvoer runderen

10 pnt. per rund

Art. 9 e, 9d, 9f, 9fa, 9g, 9h

 
  

Schapen en geiten:

 
  

Verzamelen schapen/geiten zonder erkenning Minister

Art. 9k

5 pnt. per illegaal verzamelde schaap/geit

  

Onjuist bijladen/ lossen schapen/geiten

3 pnt. per schaap/geit

Art. 9k leden 3 t/m 8

 
  

Overtreding eisen erkend schapen/geiten verzamelcentrum

50 pnt.

Art. 9n

 
  

Onjuiste afvoer schapen/geiten

3 pnt. per schaap/geit

Art. 9o

 
  

Tentoonstellingen en keuringen:

 
  

Niet 30 dagen vooraf melden bij RVV

20 pnt. (organisatie)

Art. 9t lid 1

 
  

Klinisch onderzoek

10 pnt. (houder of eigenaar)

Art. 9t lid 2 en 3

 
  

Toelaten dieren zonder verklaring klinisch onderzoek

3 pnt. per dier (organisatie)

Art. 9t lid 4

 
  

Onjuiste aanwezigheid, aanvoer of afvoer dieren

3 pnt. per dier (organisatie)

Art. 9t lid 6 t/m 9

 
  

Geen schoeisel ontsmetting

10 pnt. (organisatie)

Art. 9u lid 1

 
  

Geen R&O installatie

25 pnt. (organisatie)

Art. 9u lid 2 t/m 6

 
  

Niet R&O terrein na afloop

25 pnt. (organisatie)

Art. 9u lid 7

 
  

Administratieve verplichtingen

15 pnt. (organisatie)

Art. 9v

 
  

Pluimvee, loopvogels en postduiven:

 
  

Markten, organiseren wedvluchten of bijeenbrengen zonder te voldoen aan de voorwaarden

1 pnt. per dier (organisatie)

Art. 13 t/m 15

 
  

Voor alle hiervoor vermelde gevallen geldt:

 

Ten tijde van uitbraak van/heersende besmettelijke dierziekte worden de tarieven met 100% verhoogd.

Bij recidive ten tijde van uitbraak van/heersende besmettelijke dierziekte zal in alle gevallen tot dagvaarding worden overgegaan.

Afdeling 3: De preventie en de bestrijding van besmettelijke dierziekten

3:1 Besluit bescherming tegen bepaalde zoönosen en bestrijding besmettelijke dierziekten

Gelet op de artikelen 15, vierde lid, 25, eerste lid, 86, tweede lid, 97, 108 en 111 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

3:2 Regeling varkensleveringen

Gelet op de artikelen 17, eerste lid, 18 en 30, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

Achtergrond

Per 1 april 2000 is in werking getreden de Regeling varkensleveringen (RVL).

De regeling vervangt de Regeling vervoersbeperkingen varkens, deze laatste werd vastgesteld in september 1997 naar aanleiding van de varkenspestepidemie in 1997.

De Regeling varkensleveringen stelt het aantal toegestane contacten afhankelijk van de veterinaire waarborgen die het desbetreffende bedrijf biedt. Gekozen kan worden uit 4 regimes. Bij elk type bedrijf hoort een specifiek eisenpakket, dat bepalend is voor het toegestaan aantal contacten met andere varkenshouderijbedrijven. Ondernemers kunnen kiezen voor het regime dat het beste bij hun bedrijfsvoering past.

Vervolgings- / verbaliseringsbeleid

Verbaliseringsbeleid:

• Op een eerste overtreding zal gereageerd worden met een waarschuwing

• Bij overtreding binnen 2 jaar na een waarschuwing zal, naast de bestuursrechtelijk aanzegging van een last onder dwangsom, proces-verbaal worden opgemaakt

• Bij overtreding binnen 2 jaar na veroordeling gaat de recidiveregeling in.

In die gevallen waarin sprake is van een verboden handeling als bedoeld in Hoofdstuk 3 van de regeling varkensleveringen gelden de volgende transactiebedragen:

• de exploitant van een varkenshouderijbedrijf

50 pnt.

• in geval van recidive

+ 50%

• meermalen recidive

+ 100%

• tijdens epidemie van besmettelijke varkensziekte

+ 100%

  

Dagvaarden:

 

• In geval van samenloop met commune en/of economische delicten

 
  

In die gevallen waarin sprake is van een handeling in strijd met de bepaling als opgenomen in Hoofdstuk 4 van de Regeling varkensleveringen gelden de volgende tarieven:

  

Het niet melden van een vervoer 2 dagen van tevoren en het is een niet toegestaan vervoer

 

(art. 16, lid 1of lid 7 RVL)

 

• Varkenshouder

30 pnt.

  

Het niet melden van een vervoer 2 dagen van tevoren en het is een toegestaan vervoer

 

(art. 16, lid 1 of art. 16, lid 7 RVL)

 

• Varkenshouder

10 pnt.

  

Het ontvangen van een vervoer zonder bevestigde melding

 

(art. 17, lid 1 of art. 17, lid 3 RVL)

 

• Varkenshouder

10 pnt.

• Exportverzamelplaats

10 pnt.

  

Het niet kunnen tonen van een bevestigde melding bij het transport

 

(art. 16, lid 2 of art. 17, lid 2 RVL)

 

• Varkenshouder

10 pnt.

• Vervoerder

10 pnt.

  

Het niet bewaren van bevestigde meldingen gedurende 6 maanden

 

(art. 16, lid 4 RVL)

 

• Varkenshouder

5 pnt.

3:3 Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten

Gelet op de artikelen 17, 18 eerste en tweede lid, 30, eerste en vierde lid, 31 en 77 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

Achtergrond

Deze richtlijn voor strafvordering geeft regels voor het bepalen van de transactie c.q. de eis ter zitting in het geval van het niet naleven van de regelgeving met betrekking tot:

• Voorschriften voor personen die beroepsmatig bedrijven bezoeken waar evenhoevigen aanwezig zijn.

• Bezoekersregister voor bedrijven waar evenhoevigen verblijven.

• Afvoer evenhoevigen van bedrijf binnen 21 dagen na aanvoer evenhoevigen.

• Verbod op het bijeenbrengen van andere evenhoevigen dan runderen, varkens, schapen en geiten voor een periode korter dan 21 dagen.

• Afleveren van evenhoevigen, die binnen Nederland zijn gebracht, op één bedrijf.

• Verbod op uitladen van evenhoevigen op halteplaats.

De artikelen 1 t/m 6 zijn slapend danwel ingetrokken.

De Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten vervangt de Regeling compartimentering Nederland mond- en klauwzeer 2001 III en behelst thans nog bovenstaande voorschriften.

Vervolgings-/verbaliseringsbeleid

Het niet in acht nemen van de hygiënevoorschriften door een persoon die ter uitoefening van beroep of bedrijf in contact komt met evenhoevigen dan wel een deel van een bedrijfsgebouw betreedt waarbinnen evenhoevigen verblijven.

Artikel 7, lid 1

10 pnt.

  

Het niet, danwel onvolledig, bijhouden door de houder van evenhoevigen van een register van alle bedrijfsmatige bezoeken.

Artikel 7, lid 2

8 pnt.

 

Het niet bewaren van bedoeld register gedurende ten minste 3 maanden.

Artikel 7, lid 3

8 pnt.

  

Het afvoeren van evenhoevigen van een bedrijf of andere plaats, niet zijnde een erkend runderverzamelcentrum is verboden indien binnen een periode van 21 dagen voorafgaand aan het voorgenomen vervoer evenhoevigen zijn aangevoerd.

Artikel 10, lid 1

rund 20 pnt./ rund

 

overige dieren 5 pnt./dier

  

Het is verboden om op een bedrijf, niet zijnde een erkend varkens- of runderverzamelcentrum, waarop evenhoevigen worden gehouden verboden om op dezelfde dag evenhoevigen aan te voeren en af te voeren.

Artikel 10, lid 6

rund 10 pnt./ rund

 

overige dieren 5 pnt./ dier

  

Het is verboden evenhoevigen, niet zijnde runderen, varkens, schapen of geiten, bijeen te brengen voor een periode korter dan 21 dagen.

Artikel 12, lid 1

5 pnt./ dier

  

Het is verboden evenhoevigen , niet zijnde runderen, varkens, schapen of geiten, af te voeren van een slachthuis.

Artikel 12, lid 3

10 pnt.

  

Evenhoevigen die binnen Nederland gebracht worden, worden rechtstreeks vervoerd naar en afgeleverd op één bedrijf.

Artikel 13, lid 1

20 pnt.

  

Het is, in afwijking van de Regeling halteplaatsen, verboden evenhoevigen tijdens het vervoer uit te laden op een halteplaats.

Artikel 14

5 pnt./dier

Voor alle hiervoor vermelde gevallen geldt:

Ten tijde van uitbraak van/heersende besmettelijke dierziekte worden de tarieven met 100% verhoogd.

Bij recidive ten tijde van uitbraak van/heersende besmettelijke dierziekte zal in alle gevallen tot dagvaarding worden overgegaan.

3:4: Maatregelen i.v.m. Bovine Spongiforme encefalopathie (BSE)

Gelet op artikel 10 en 17 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

3:5 Regeling vaccinatie Newcastle disease

Gelet op de artikelen 17, 18 en 30 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en op de artikelen 2 en 3 van het Besluit gebruik sera en entstoffen;

3:6 Art. 19, lid 1 GWWD (meldplicht)

Achtergrond

In het kader van effectieve preventie en bestrijding van besmettelijke dierziekten is een houder van een dier verplicht aangifte te doen van verschijnselen van een besmettelijke ziekte bij dat dier bij de burgemeester van de gemeente waarin het dier zich bevindt.

Artikel 19

1. Indien een dier verschijnselen van een besmettelijke dierziekte vertoont of indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een dier in de gelegenheid is geweest om te worden besmet of drager van smetstof is, geeft de houder hiervan terstond kennis aan een ambtenaar als bedoeld in artikel 114, tweede lid.

Schapen: 6 pnt./dier met verschijnselen gerelateerd aan de vaststelling van de VWA dierenarts

Geiten: 6 pnt./dier met verschijnselen gerelateerd aan de vaststelling van de VWA dierenarts

Varkens: 6 pnt./dier met verschijnselen gerelateerd aan de vaststelling van de VWA dierenarts

Runderen: 30 pnt./dier met verschijnselen gerelateerd aan de vaststelling van de VWA dierenarts

pluimvee: 0,5 pnt./dier met verschijnselen gerelateerd aan de vaststelling van de VWA dierenarts

Overige dieren 8 pnt./dier met verschijnselen gerelateerd aan de vaststelling van de VWA dierenarts.

Tarieven, indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een dier in de gelegenheid is geweest om te worden besmet, halveren.

2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de wijze van kennis geven, bedoeld in het eerste lid, die voor iedere besmettelijke dierziekte kunnen verschillen.

3. Indien een besmettelijke dierziekte is aangewezen in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, worden de in het tweede lid bedoelde regels in overeenstemming met die minister gesteld.

3:7 Art. 20 GWWD (inlichtingen en medewerkingsplicht)

Artikel 20

Achtergrond

Om te kunnen vaststellen of er in een bepaald geval sprake is van een besmettelijke dierziekte en om de oorsprong daarvan zo snel mogelijk op te kunnen sporen is het van groot belang dat een houder van dieren desgewenst inlichtingen en medewerking verleent.

1. De houder, bedoeld in artikel 19, eerste lid, verstrekt naar waarheid alle inlichtingen en verleent alle medewerking aan een ambtenaar als bedoeld in artikel 114, tweede lid, die deze redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig heeft en doet al datgene dat in zijn vermogen ligt om de aard van de besmettelijke dierziekte zo spoedig mogelijk te doen vaststellen.

  

Bij opzettelijke tegenwerking, onwaarheden of verzwijgen van informatie

200 pnt. per geval

Bij overige zaken

100 pnt. per geval

  

2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een houder van een dier die door een ambtenaar als bedoeld in 114, tweede lid, op de hoogte is gesteld van het vermoeden dat dat dier door een besmettelijke dierziekte is aangetast of drager van smetstof is.

  

Bij opzettelijke tegenwerking, onwaarheden of verzwijgen van informatie

200 pnt. per geval

Bij overige zaken

100 pnt. per geval

3:8 Art. 25 GWWD (vervoersverbod)

Artikel 25

Achtergrond

Om verdere verspreiding van een besmettelijke dierziekte te voorkomen legt art. 25 door middel van een vervoersverbod het vervoer van of naar gebouwen waar een `kenteken als in art. 22' is geplaatst aan banden.

1. Het is verboden dieren van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen soorten of categorieën van dieren, danwel bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen producten of voorwerpen te vervoeren van of naar gebouwen en terreinen, waar een kenteken, als bedoeld in artikel 22, eerste lid, is geplaatst.

Bij vervoer van dieren producten of voorwerpen van een gebouw of terrein met kenteken:

- In beslag name dieren en producten of voorwerpen ter ontsmetting of onmiddellijke vernietiging + 100 pnt.

- Indien in beslag name niet is uitgevoerd, de geschatte waarde van de dieren of producten of voorwerpen + 100 pnt.

- Indien onder voorwaarden mag worden afgevoerd, bij niet nakomen van de voorwaarden 100 pnt.

Bij vervoer van producten of dieren naar een gebouw of terrein met kenteken:

- 100 pnt.

- Indien onder voorwaarden mag worden aangevoerd, bij het niet nakomen van de voorwaarden 50 pnt.

2. De toegang tot gebouwen of terreinen, waar een kenteken, als bedoeld in artikel 22, eerste lid, is geplaatst of door Onze Minister aangewezen gedeelten daarvan, is aan anderen dan door Onze Minister aan te wijzen personen of groepen van personen verboden.

Bij overtreding verbod 100 pnt. per persoon.

Indien betreden onder voorwaarden is toegestaan, bij niet voldoen aan de voorwaarden 50 pnt. per persoon.

3:9 Regeling inzake het verlaten van besmette of van besmetting verdachte gebouwen en terreinen

Gelet op artikel 26, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

3:10 Art. 29 GWWD (verblijfsplicht)

Artikel 29

Achtergrond

In het kader van adequate preventie en bestrijding van een besmettelijke dierziekte moet een houder van een ziek of verdacht dier er zorg voor dragen dat dit dier zijn verblijfplaats niet verlaat.

1. Iedere houder van een ziek of verdacht dier is verplicht ervoor zorg te dragen, dat dit dier zijn verblijfplaats niet verlaat, tenzij met toestemming of krachtens bevel van Onze Minister.

Schapen: 6 pnt./dier met verschijnselen gerelateerd aan de vaststelling van de VWA dierenarts

Geiten: 6 pnt./dier met verschijnselen gerelateerd aan de vaststelling van de VWA dierenarts

Varkens: 6 pnt./dier met verschijnselen gerelateerd aan de vaststelling van de VWA dierenarts

Runderen: 30 pnt./dier met verschijnselen gerelateerd aan de vaststelling van de VWA dierenarts

pluimvee: 0,5 pnt./dier met verschijnselen gerelateerd aan de vaststelling van de VWA dierenarts

Overige dieren 8 pnt./dier met verschijnselen gerelateerd aan de vaststelling van de VWA dierenarts

2. De toestemming kan onder beperkingen worden verleend en daaraan kunnen voorschriften worden verbonden.

Bij niet voldoen aan de voorwaarden voor toestemming

Schapen: 3 pnt./dier met verschijnselen gerelateerd aan de vaststelling van de VWA dierenarts

Geiten: 3 pnt./dier met verschijnselen gerelateerd aan de vaststelling van de VWA dierenarts

Varkens: 3 pnt./dier met verschijnselen gerelateerd aan de vaststelling van de VWA dierenarts

Runderen: 15 pnt./dier met verschijnselen gerelateerd aan de vaststelling van de VWA dierenarts

Pluimvee: 0,25 pnt./dier met verschijnselen gerelateerd aan de vaststelling van de VWA dierenarts

Overige dieren 4 pnt./dier met verschijnselen gerelateerd aan de vaststelling van de VWA dierenarts

3:11 Tijdelijke regeling handel runderen en rundvlees i.v.m. BSE

Gelet op artikel 30 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

3:12 Regeling betreffende maatregelen ter voorkoming van overbrenging van besmetting

Gelet op de artikelen 17 en 30 van de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren;

3:13 Crisisregelgeving

Achtergrond

Indien in het belang van de bestrijding van besmettelijke dierziekten naar het oordeel van Onze Minister onverwijlde voorzieningen noodzakelijk zijn, kan hij bepalen dat door hem in het kader van bestrijding ernstige besmettelijke dierziekten genomen maatregelen onmiddellijk na bekendmaking in werking treden.

Als een crisissituatie zich voordoet is van cruciaal belang dat teneinde verdere verspreiding te voorkomen terstond maatregelen genomen worden. Wil een dergelijk crisisinterventie succes hebben dan is naleving van de genomen maatregelen een vereiste.

Het is daarom van belang dat in het handhavingsbeleid het gewicht van een stipte naleving tot uitdrukking komt.

De te nemen maatregelen zullen in verhouding staan tot het te beschermen belang. Als een bepaalde maatregel genomen is, is deze uit het oogpunt van crisisbestrijding noodzakelijk. Bij het vaststellen van de tarieven die gehanteerd worden bij overtreding van bedoelde `crisisregelgeving' is verdere precisering naar geschonden belang dan ook niet noodzakelijk.

Een verwijzing naar concrete regelgeving en artikelen is niet mogelijk, aangezien het hier regelgeving betreft die in geval van een uitbraak alsdan opgesteld en afgekondigd wordt.

Een reeds vooraf opgesteld handhavingsdocument bevordert de snelheid van handelen en de duidelijkheid tijdens een crisis.

Vervolgings- / verbaliseringsbeleid

Het vervoeren van dieren waarvoor een vervoersverbod geldt.

Overtreden van de vervoersbepalingen:

 

• Reguliere veehouder

225 pnt.

• Particulier/hobby veehouder

110 pnt.

• Beroepstransporteur

225 pnt.

• Chauffeur

45 pnt.

  

Verboden uitrijden/onjuist toedienen van mest:

 

• Regulier veehouder

90 pnt.

• Particulier/hobby veehouder

45 pnt.

• Beroepstransporteur

90 pnt.

• Chauffeur

20 pnt.

  

Verboden vervoer veevoer/grondstoffen veevoer:

 

• Beroepstransporteur

90 pnt.

• Chauffeur

20 pnt.

  

Negeren verbod om aangeduide compartimentsgrenzen te overschrijden:

 

• Beroepstransporteur

90 pnt.

• Chauffeur

20 pnt.

  

Niet voldoen aan stickerverplichting tijdens compartimentering:

 

• Beroepstransporteur

45 pnt.

• Chauffeur

10 pnt.

Bij fraudeleus handelen met stickers verhoging met 100%.

 
  

Verboden vervoer van destructiemateriaal of verbod dierlijke producten zoals melk of sperma, eicellen embryo’s:

• Beroepstransporteur

90 pnt.

• Chauffeur

20 pnt.

  

Vervoer van vuile lege veewagens:

 

• Beroepstransporteur

110 pnt.

• Chauffeur

20 pnt.

  

Vervoer van schone lege veewagens:

 

• Beroepstransporteur

45 pnt.

• Chauffeur

10 pnt.

  

Niet of onvoldoende reinigen en ontsmetten buitenkant vervoermiddel bij verlaten van het bedrijf:

• Beroepstransporteur

90 pnt.

• Chauffeur

20 pnt.

  

Niet voldoen aan administratieve verplichtingen tijdens het vervoer van mest/dieren:

• Beroepstransporteur

45 pnt.

• Chauffeur

10 pnt.

  

Niet in acht nemen bezoekersregeling of niet in acht nemen hygiënevoorschriften:

• Bedrijfsmatige bezoeker van percelen of gebouwen met vatbare dieren

20 pnt.

• Particuliere bezoeker van percelen of gebouwen met vatbare dieren

20 pnt.

• Reguliere veehouder die bezoek toelaat

40 pnt.

• Particuliere dierhouder/hobbyist die bezoek toelaat

10 pnt.

• Betreden overige percelen bijv. jacht of rapen kievitseieren

10 pnt.

  

Overige items:

 

Onbevoegd betreden bedrijven met kenteken ingevolge Regeling toegang personen of groepen van personen tot van besmetting verdachte of besmette gebouwen en terreinen

225 pnt.

  

Overtreding besluit vervoer van en naar besmette of van besmetting verdachte gebouwen of terreinen

225 pnt.

Overtreding van Destructiewet en Regeling eisen eigenaar of houder van destructiemateriaal normale transactie met 100% verhogen tijdens voorkomen besmettelijke dierziekte voor vatbare diersoorten (bijv. niet goed afdekken kadavers)

Overtreding Regeling inzake hygiëne voorschriften besmettelijke dierziekten 2000 normale transactie met 100% verhogen tijdens voorkomen besmettelijke dierziekte.

Hoofdstuk III GWWD: De zorg voor het welzijn van dieren

De hierna ingevoegde richtlijnen voor strafvordering zijn gebaseerd op Hoofdstuk III `De zorg voor het welzijn van dieren' van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.

Achtergrond

Deze richtlijn voor strafvordering voor de Gezondheids- en welzijnswet (GWWD) voor dieren bevat indicaties voor transactiebedragen en de eis ter zitting.

In hoofdstuk III van de GWWD worden in negen verschillende afdelingen regels gesteld met betrekking tot het welzijn van dieren. De gedachte achter deze bepalingen is dat het welzijn en daarmee de intrinsieke waarde van een dier kunnen worden beschermd.

Op basis van de afdeling 1 kunnen algemene regels worden gesteld ten aanzien van de manier waarop dieren moeten worden gehouden.

In afdeling 2 worden regels gesteld ten aanzien van lichamelijke ingrepen bij dieren. Daarbij kan worden gedacht aan regels omtrent het verwijderen of beschadigen lichaamsdelen van dieren. Daarnaast wordt om welzijnsredenen de wijze waarop embryotransplantaties worden uitgevoerd aan banden gelegd. Afdeling 3 maakt het mogelijk regels te stellen voor de gevallen waarin en de manier waarop dieren mogen worden gedood of ritueel worden geslacht.

Belangrijk uitgangspunt van deze eerste drie afdelingen is het `nee-tenzij' beginsel. Dit betekent dat de gedragingen op basis van afdeling 1 (algemeen houden van dieren), afdeling 2 (Lichamelijke ingrepen) en afdeling 3 (Het doden van dieren) in principe verboden zijn tenzij dat uitdrukkelijk is toegestaan.

Afdeling 4 geeft de basis voor het stellen van regels voor de huisvesting van dieren. Daarbij gaat het om de eisen waaraan de huisvesting en de huisvestingssystemen van bepaalde aangewezen soorten of categorieën van dieren moeten voldoen.

Op basis van afdeling 5 en 6 kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van het fokken en verkopen, verhuren en verloten van dieren.

Afdeling 7 biedt de mogelijkheid door middel van AmvB's nadere regels omtrent het vervoer van dieren te stellen.

Op grond van afdeling 8 kunnen regels worden opgemaakt ten aanzien van vele aspecten van dierenwedstrijden. In deze kan gedacht worden aan doping, hindernisbouw en de verplichte aanwezigheid van een dierenarts.

Ten slotte kunnen op basis van afdeling 9 regelen worden gesteld omtrent het houden van keuringen, markten, verkopingen, tentoonstellingen of andere plaatsen waar dieren worden gehouden of aan het publiek worden getoond.

Transactiebedragen/Eis ter zitting

Deze richtlijn strafvordering geeft regels voor het bepalen van de transactie c.q. eis ter zitting in geval van het niet naleven van de betreffende regelgeving.

Bij niet betalen van een aangeboden transactie wordt voor het bepalen van de eis ter zitting het aangeboden transactiebedrag met 20% verhoogd.

Transactie of dagvaarden

Bij overtreding van kernbepalingen uit de Gezondheids- en welzijnswet zal in beginsel altijd proces-verbaal opgemaakt moeten worden.

Bij eenvoudige strafzaken zal, gelet op de aard en de geringe inbreuk op de te beschermen belangen, de meest passende reactie in de regel een transactievoorstel zijn. In principe wordt geen transactiegrens gehanteerd bij (economische en) milieudelicten.

Uitgangspunt bij complexe zaken is dagvaarding. De rechtvaardiging is gelegen in de veelal grotere bedreiging die van de overtredingen uitgaat ten aanzien van (mogelijke) schade aan de te beschermen belangen veelal in combinatie met het doelbewust en calculerend overtreden van wettelijke voorschriften.

Recidive

Naast het in de richtlijnen strafvordering, gebaseerd op hoofdstuk III van de GWWD, m.b.t. recidive bepaalde is de reguliere recidive-regeling van toepassing:

- bij eenmalige recidive volgt een verhoging van het transactiebedrag of de eis ter zitting van 50%;

- bij meervoudige recidive volgt een verhoging van het transactiebedrag of de eis ter zitting van 100%.

Is in de betreffende richtlijnen m.b.t. recidive niets bepaald dan is de bovenstaande regeling het uitgangspunt.

Meer strafbare feiten in een zaak

Indien sprake is van meer strafbare feiten in één strafdossier, dan dienen de door middel van Polaris bepaalde punten per feit bij elkaar opgeteld te worden. De formulering van een transactie vindt plaats voor het totaal van de feiten in een zaak. Gezien de aard van de delicten geldt de afnemend strafnut regeling niet voor economische delicten.

Daarnaast geldt onverkort de Richtlijn voor strafvordering ontneming (Stcrt. 2002, 208).

Van belangzijnde besluiten/ regelingen op basis van hoofdstuk III: De zorg voor het welzijn van dieren

Afdeling 1:Algemene Bepalingen

1:1 Kalverenbesluit, p.m.

1:2 Varkensbesluit, p.m.

1:3 Besluit Welzijn productiedieren, p.m.

1:4 Dierentuinbesluit, p.m.

1:5 Honden- en Kattenbesluit, p.m.

Afdeling 2: Lichamelijke ingrepen bij dieren

2:1 art. 40, Ingrepenverbod, p.m.

2:2 Ingrepenbesluit, p.m.

2:3 art.41:Tentoonstellingsverbod, p.m.

Afdeling 3: Het doden van dieren

3:1 Regeling aanwijzing slachtinrichting, p.m.

3:2 Besluit Ritueel slachten, p.m.

3:3 Besluit doden van dieren, p.m.

Afdeling 7: Het vervoeren van dieren

7:1 Besluit Dierenvervoer 1994

7:2 Regeling dierenvervoer

7:3 Richtlijn 91/628/EG

Afdeling 1: Algemene Bepalingen

1:1 Kalverenbesluit

Gelet op artikel 35, 38, 45 en 111 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

1:2 Varkensbesluit

Gelet op de artikelen 35, 38, 39, 45 en 111 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

1:3 Besluit Welzijn productiedieren

Gelet op de artikelen 35, 38, 45 en 111 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

1:4 Dierentuinbesluit

Gelet op de artikelen 35, 38, 45, 65 en 111 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en artikel 3, eerste lid en derde tot en met achtste lid, van de Wet op de dierenbescherming;

1:5 Honden- en Kattenbesluit

Gelet op de artikelen 3, eerste lid, onderdeel f, 38, 45, 55, 56, 65 en 96 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

Afdeling 2: Lichamelijke ingrepen bij dieren

2:1 art. 40, Ingrepenverbod

2:2 Ingrepenbesluit

Gelet op artikel 40, tweede lid, onderdeel c, en derde lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

2:3: art.41:Tentoonstellingsverbod

Afdeling 3: Het doden van dieren

3:1 Regeling aanwijzing slachtinrichting

Gelet op artikel 44, vierde en zevende lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

3:2 Besluit Ritueel slachten

Gelet op artikel 44, negende lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

3:3 Besluit doden van dieren

Gelet op de artikelen 1, tweede lid, 38 en 44, eerste en tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

Afdeling 7: Het vervoeren van dieren

7:1 Besluit Dierenvervoer 1994.

Gelet op de artikelen 38, 44, eerste en tweede lid, 58, 60 en 111 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

Achtergrond

Door middel van het Besluit Dierenvervoer 1994 worden in de eerste plaats regels gesteld omtrent alle aspecten van het vervoer van gezonde levende dieren. De voorschriften hebben betrekking op de toestand van het dier, de vervoermiddelen, de behandeling van het dier tijdens het vervoer en bij het in- en uitladen, de verplichtingen van de vervoerders en de controle van het dierenvervoer. Ook zijn in het besluit bijzondere regels opgenomen ter zake het vervoer van meer dan licht ziek of licht gewond (zogenaamd wrak) vee.

De inhoud van de voorschriften is grotendeels bepaald door richtlijn 91/628/EEG.

Vervolgings- en verbaliseringsbeleid

De in deze paragraaf opgenomen sanctiepunten gelden in geval van binnenlands vervoer.

Het besluit dierenvervoer 1994 ziet op het welzijn van de te vervoeren dieren. Een factor die van invloed is op het welzijn van de dieren is de duur van het vervoer. Wordt er al niet aan de eisen gesteld in het besluit voldaan dan zal de impact daarvan groter zijn naarmate het vervoer langer duurt. Vervoer naar andere landen zal in het algemeen over grotere afstand en daarmee gedurende langere tijd plaatsvinden. Ook gaat grensoverschrijdend vervoer gepaard met grotere omzetten. Een weging van het aantal punten ligt derhalve in de rede. Om deze verzwarende factoren mee te wegen wordt in voorkomende gevallen het aantal sanctiepunten met een factor 10 verhoogd.

Bij overtreding wordt direct proces-verbaal opgemaakt, tenzij anders staat vermeld.

Vervoer van dieren die niet geschikt zijn voor de reis en zonder dat voorzieningen zijn getroffen voor de verzorging van dieren tijdens de reis.

(artikel 5, lid 1)

34 pnt.*

  

Aanbieden ten vervoer/afstaan ten vervoer/aannemen ten vervoer/vervoeren van licht gewonde of licht zieke dieren waarvoor dit vervoer onnodig lijden tot gevolg heeft.

(artikel 5, lid 2 a)

22 pnt.*

  

Aanbieden ten vervoer/afstaan ten vervoer/aannemen ten vervoer/vervoeren van zieke of gewonde dieren naar een plaats voor diergeneeskundige verzorging of een noodslachtplaats, terwijl dat vervoer onnodig lijden of een slechte behandeling tot gevolg heeft.

(artikel 5, lid 2 b)

22 pnt.*

  

Aanbieden ten vervoer/afstaan ten vervoer/aannemen ten vervoer/vervoeren van meer dan licht gewonde of licht zieke dieren, anders dan naar een plaats voor diergeneeskundige verzorging of een noodslachtplaats.

(artikel 5, lid 2 b)

22 pnt.*

  

Aanbieden ten vervoer/afstaan ten vervoer/aannemen ten vervoer/vervoeren van meer dan licht ziek of meer dan licht gewond vee naar een plaats voor diergeneeskundige verzorging of een noodslachtplaats, terwijl dat vervoer niet geschiedt overeenkomstig de artikelen 10 t/m 14.

(artikel 5 juncto artikelen. 10 t/m 14)

22 pnt.*

  

Vervoer van dieren terwijl deze dieren worden blootgesteld aan letsel of onnodig lijden.

(artikel 6, lid 1 a)

16 pnt.*

  

Vervoerder gewist zich niet dat dieren zonder vertraging naar de plaats van bestemming worden vervoerd

(artikel 6, lid 1 b)

34 pnt.

  

Vervoer van aangewezen dieren bij reistijden langer dan acht (8) uur zonder reisschema.

(artikel 6, lid 2)

34 pnt.

  

Vervoerder gewist zich er niet van dat het origineel reisschema op het juiste moment door de juiste personen wordt ingevuld.

(artikel 6, lid 3 a)

11 pnt.

  

Vervoerder gewist zich er niet van dat de met het vervoer belaste personen in het reisschema de tijdstippen en plaatsen vermelden waarop de vervoerde dieren tijdens de reis zijn gevoederd en gedrenkt.

(artikel 6, lid 3 c)

22 pnt.

  

Onttrekken aan keuring van geschiktheid voor verder vervoer na een reis van acht uur bij uitvoer naar een derde land.

(artikel 6, lid 3 d)

90 pnt.

  

Het niet terugzenden van het reisschema na terugkeer in Nederland naar de RVV.

(artikel 6, lid 3 e)

22 pnt.

Bij herhaald overtreden (geconstateerd door RVV of AID) wordt proces-verbaal opgemaakt.

  

De vervoerder levert geen bewijs dat maatregelen zijn genomen om te voorzien in de behoeften aan voedsel en drinken van de vervoerde dieren tijdens de reis.

(artikel 6, lid 4 onder b)

68 pnt.

Indien de vervoerder op eerste verzoek niet aan vereiste voldoet, worden de benodigde maatregelen getroffen, middels het toepassen van bestuursdwang.

  

Het zich niet vergewissen dat tijdens de reis de aangewezen dieren worden gedrenkt en gevoederd.

(artikel 6, lid 4 sub c)

68 pnt.

  

Het niet bewaren van het duplicaat van het reisschema door de vervoerder gedurende zes (6) maanden.

(artikel 6 lid 5)

11 pnt.

  

Het niet verlenen van eerste hulp en zonodig passende diergeneeskundige behandeling van dieren die tijdens het vervoer ziek of gewond raken.

(artikel 6, lid 6)

45 pnt.*

  

Vervoersonderneming niet ingeschreven in het register.

 

(artikel 8, lid 1)

11 pnt.

Bij overtreding eerst waarschuwend optreden, bij herhaling wordt proces-verbaal opgemaakt.

  

Vervoersonderneming die gewervelde dieren vervoert zonder geldige erkenning.

(artikel 8, lid 2)

22 pnt.

  

Vervoersonderneming gevestigd in andere lidstaat of in derde land zonder erkenning.

(artikel 8. lid 3)

22 pnt.

  

Het vervoer van vee uit hoofde van beroep onderneming of bedrijf zonder geldig bewijsstuk, alsmede wanneer de geldigheid van de goedkeuring meer dan vier maanden geleden is verlopen.

(artikel 9, lid 1)

13 pnt.

  

Vervoersonderneming die gewervelde dieren vervoert waarvan de erkenning door of namens de Minister is geschorst of ingetrokken.

(artikel 17, lid 4)

90 pnt.

* Bij grensoverschrijdend vervoer worden de sanctiepunten met een factor 10 verhoogd.

7:2 Regeling dierenvervoer.

Gelet op artikel 94, eerste lid, onderdeel g, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en artikel 1, onderdeel f, onder 4o, artikel 4, derde lid, onderdeel b, artikel 7, vijfde lid, artikel 9, tweede lid, en artikel 18, derde lid, van het Besluit dierenvervoer 1994;

Achtergrond

De Regeling Dierenvervoer geeft uitvoering aan een aantal artikelen van het Besluit Dierenvervoer 1994.

Vervolgings- en verbaliseringsbeleid

De in deze paragraaf opgenomen sanctiepunten gelden in geval van binnenlands vervoer.

De regeling dierenvervoer ziet op het welzijn van de te vervoeren dieren. Een factor die van invloed op het welzijn van de dieren is is de duur van het vervoer. Wordt er al niet aan de eisen gesteld in de regeling voldaan dan zal de impact daarvan groter zijn naarmate het vervoer langer duurt. Vervoer naar andere landen zal in het algemeen over grotere afstand en daarmee gedurende langere tijd plaatsvinden. Ook gaat grensoverschrijdend vervoer gepaard met grotere omzetten. Een weging van het aantal punten ligt derhalve in de rede. Om deze verzwarende factoren mee te wegen wordt in voorkomende gevallen het aantal sanctiepunten met een factor 10 verhoogd.

Bij overtreding wordt direct proces-verbaal opgemaakt, tenzij anders staat vermeld.

Vervoer van vee zonder dat op het vervoermiddel de vereist dierenvervoerplaat juist is bevestigd.

(artikel 9 lid 2)

9 pnt.*

In eerst instantie waarschuwend optreden, bij herhaling wordt proces-verbaal opgemaakt.

  

Het vervoeren van vee waarbij wordt vastgesteld dat het voertuig niet meer aan de gestelde eisen voldoet waarvoor eerder goedkeuring plaatsvond.

(artikel 9, lid 4)

13 pnt.*

  

Het vervoer van eenhoevig grootvee almede het vervoer van ander grootvee waarbij de vrije hoogte boven de laadvloer lager is dan respectievelijk 175 en 155 cm.

(artikel 11, lid 2)

13 pnt.*

  

Vervoer van kalveren met een kruishoogte tussen de 80 en 110 cm waarbij de vrije hoogte boven de laadvloer minder dan 125 cm bedraagt.

(artikel 12)

13 pnt.*

  

Vervoer van varkens, met een schofthoogte van 80 cm of minder, niet zijnde biggen, waarbij de vrije hoogte boven de laadvloer minder is dan 90 cm.

(artikel 14 onder b)

13 pnt.*

  

Vervoer van varkens met een schofthoogte van meer dan 80 cm waarbij de vrije hoogte boven de laadvloer minder dan 110 cm bedraagt.

(artikel 14 onder b)

13 pnt.*

  

Vervoer van biggen waarbij de vrije hoogte boven de laadvloer minder dan 60 cm bedraagt.

(artikel 15 onder c)

13 pnt.*

  

Het inladen van vee zonder dat de laadruimte goed is verlicht.

(artikel 16, lid 1)

9 pnt.*

Bij overtreding wordt eerst waarschuwend opgetreden, bij herhaling wordt proces-verbaal opgemaakt.

  

Vervoer van vee in een zwanenhals van oplegger zonder dat de verhoogde laadruimte op de voorgeschreven wijze is afgesloten.

(artikel 16, lid 2)

13 pnt.*

  

Het gebruiken als laadruimte voor het vervoer van vee van de ruimte die wordt begrensd door enerzijds de voorkant en de achterkant van een voertuig, danwel de voorkant en de achterkant van het gedeelte waarin het vee wordt vervoerd en anderzijds het wegdek en de bovenkant van de banden.

(artikel 16, lid 3)

13 pnt.*

  

Het vervoer van stieren die elkaar kunnen bespringen.

 

(artikel 17)

13 pnt.*

  

Het vervoer van fokstieren zonder dat deze zijn vastgezet met een stevig halster.

(artikel 17)

9 pnt.*

  

Vervoer van grootvee met een vrije ruimte boven het hoofd dan wel de kop van minder dan 20 cm.

(artikel 18)

13 pnt.*

  

Vervoer van kalveren met een kruishoogte van 80 tot 110 cm en van klein vee met een kruishoogte van ten hoogste 80 cm zonder schot of hek ter afsluiten van de lading en niet op een afstand van ten hoogste 5 meter.

Het voer van runderen met een kruishoogte van ten hoogste 80 cm zonder schotten of hekken op een afstand van ten hoogste 3 meter.

(artikel 19)

11 pnt.*

  

Vervoer van fokvarkens of biggen zonder dat op afstanden van ten minste 3 meter alsmede ter afsluiting van de lading degelijke schotten of hekken zijn aangebracht.

(artikel 22 lid 1)

11 pnt.*

  

Vervoer van slachtvarkens zonder dat op een afstand van ten hoogste 3 meter een hek is aangebracht alsmede ter afsluiting van de lading geen schot of hek is aangebracht.

(artikel 22 lid 2)

11 pnt.*

  

Vervoer van groot vee zonder dat er afsluiting van de lading op een hoogte van ongeveer 1 meter boven de laadvloer de vereiste voorziening is aangebracht.

(artikel 24)

11 pnt.*

  

Het vervoer van varkens dat langer duurt dan 8 uur zonder dat er per laadvloer een drinknippel installatie dan wel een voeder - en drinktrog aanwezig is.

(artikel 31)

45 pnt.

  

Het vervoer van pluimvee, niet zijnde eendagskuikens, in andere dan nieuwe verpakkingen welke niet te voren goed zijn gereinigd.

(artikel 33)

45 pnt.*

  

Het vervoer van pluimvee, niet zijnde eendagskuikens, in verpakkingen met een hoogte kleiner dan 24 cm.

(artikel 33)

45 pnt.*

  

Het vervoer door de lucht van vee zonder dat er boven de kop dan wel hoofd van een paard geen vrije ruimte aanwezig is van ten minste 10 cm.

(artikel 38)

200 pnt.

  

Het vervoer van vee in een luchtvaartuig zonder dat de uitstekende delen van de laadruimte en van de transportuitrusting die met de dieren in contact kunnen rond zijn afgewerkt.

(artikel 39)

200 pnt.

* Bij grensoverschrijdend vervoer worden de sanctiepunten met een factor 10 verhoogd.

7:3 Richtlijn 91/628/EG

Achtergrond

De voorschriften als gesteld in de Bijlage bij de richtlijn 91/628/EEG (gewijzigd bij richtlijn 95/29/EG, PbEG L 148) worden onverkort overgenomen in de nationale regelgeving krachtens artikel 7 van het Besluit dierenvervoer:

Art. 7 Besluit dierenvervoer lid 1. Het vervoer van de onderscheiden soorten en categorieën van dieren, de belading, de reis- en rusttijden en de tussenpozen voor het voederen en drenken voldoen ten minste aan het terzake voor de desbetreffende soort of categorie (zie artikel 1 richtlijn) bepaalde in de bijlage bij richtlijn 91/628/EEG, onverminderd verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 december 1985 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer (PbEG L 370).

Vervolgings- en verbaliseringsbeleid

De in deze paragraaf opgenomen sanctiepunten gelden in geval van binnenlands vervoer.

Een factor die van invloed is op het welzijn van de dieren is de duur van het vervoer. Wordt er al niet aan de gestelde eisen voldaan, dan zal de impact groter zijn naarmate het vervoer langer duurt. Vervoer naar andere landen zal in het algemeen over grotere afstand en daarmede gedurende langere tijd plaatsvinden. Ook gaat grensoverschrijdend vervoer gepaard met grotere omzetten. Een weging van het aantal punten ligt derhalve in de rede. Om deze verzwarende factoren mee te wegen wordt in voorkomende gevallen, tenzij anders vermeld*, het aantal sanctiepunten met een factor 10 verhoogd.

Bij overtreding wordt direct proces-verbaal opgemaakt, tenzij anders vermeld.

BIJLAGE

Hoofdstuk I

 

Als huisdier gehouden eenhoevigen, runderen, schapen, geiten en varkens

  

A. Algemene bepalingen

 
  

1. Niet geschikt geacht voor vervoer: drachtige dieren die tijdens het vervoer waarschijnlijk zullen werpen of dieren die minder dan 48 uur tevoren hebben geworpen, en pasgeboren dieren waarbij de navel nog niet helemaal is genezen.

9 pnt.

  

2. a) De dieren moeten over voldoende ruimte beschikken om in hun natuurlijke houding rechtop te blijven staan en zo nodig moeten zij door hekken tegen de bewegingen van het vervoermiddel worden beschermd. Zij moeten plaats hebben om te gaan liggen, tenzij dit om speciale redenen in verband met de bescherming van de dieren ongewenst is.

34 pnt.

b) De vervoermiddelen en de containers moeten zo zijn geconstrueerd en worden gebruikt dat de dieren worden beschermd tegen slechte weersomstandigheden en grote verschillen in klimaat. De luchtverversing en de hoeveelheid lucht moeten aangepast zijn aan de omstandigheden waarin het vervoer plaatsvindt en geschikt zijn voor de vervoerde diersoort.

 

In de dierenafdeling en in elk van de niveaus daarvan dient een vrije ruimte te worden gelaten die toereikend is voor een adequate luchtverversing boven de dieren wanneer deze op natuurlijke wijze rechtop staan, en die hun natuurlijke bewegingen op generlei wijze belemmert.

22 pnt.

c) De vervoermiddelen en de containers moeten gemakkelijk te reinigen zijn, zo zijn ingericht dat de dieren niet kunnen ontsnappen, zo zijn geconstrueerd dat verwondingen of onnodig lijden van de dieren worden voorkomen en zo zijn uitgerust dat hun veiligheid gegarandeerd is. Containers waarin dieren worden vervoerd, moeten voorzien zijn van een symbool waaruit de aanwezigheid van levende dieren blijkt en van een teken dat aangeeft in welke positie de dieren zich bevinden. Voorts moeten de dieren kunnen worden onderzocht en verzorgd en moeten de containers zo zijn gestuwd dat de luchtcirculatie niet wordt gehinderd. Tijdens het vervoer en de hantering moeten de containers steeds rechtop blijven en mogen zij niet worden blootgesteld aan schokken of heftige stoten.

22 pnt.

d) Tijdens het vervoer moeten de dieren met de daarvoor in hoofdstuk VII – van deze bijlage – vastgestelde tussenpozen worden gedrenkt en met geschikt voer worden gevoederd.

90 pnt.

(* aangezien dit vervoer nagenoeg altijd grensoverschrijdend plaatsvindt geen verhoging)

 

e) Eenhoevigen moeten gedurende het vervoer een halster dragen. Deze verplichting geldt niet voor niet afgerichte veulens en voor in individuele hokken vervoerde dieren.

22 pnt.

f) Wanneer de dieren vastgebonden worden, moet het daarvoor gebruikte materiaal zo sterk zijn dat het onder normale vervoersomstandigheden niet kan breken en lang genoeg zijn om de dieren, indien nodig, de gelegenheid te geven te gaan liggen, te eten en te drinken. Voorts moet dit materiaal zo ontworpen zijn dat ieder risico van wurging of verwonding wordt voorkomen. De dieren mogen niet aan de hoorns of aan neusringen worden vastgebonden.

22 pnt.

g) Eenhoevigen moeten in individuele hokken worden vervoerd die zo ontworpen zijn dat zij tegen schokken worden beschermd. Deze dieren mogen evenwel vervoerd worden in groepen in die omstandigheden dient erop te worden toegezien dat elkaar vijandig gezinde dieren niet samen worden vervoerd. Wanneer zij in groep worden vervoerd, moeten zij onbeslagen achterhoeven hebben.

22 pnt.

h) Eenhoevigen mogen niet vervoerd worden in voertuigen met verscheidene niveaus.

22 pnt.

  

3. a) Wanneer dieren van verschillende soort in hetzelfde vervoermiddel worden vervoerd, moeten zij naar soort worden gescheiden, tenzij het gaat om gezellen die door de scheiding van streek zouden raken. Bovendien moeten bijzondere maatregelen worden genomen ter vermijding van nadelige gevolgen die kunnen voortvloeien uit het gezamenlijke vervoer van soorten die elkaar van nature vijandig gezind zijn. Wanneer dieren van verschillende leeftijd worden vervoerd met hetzelfde vervoermiddel, moeten de volwassen dieren gescheiden worden gehouden van de jonge dieren deze beperking geldt evenwel niet voor vrouwelijke dieren die worden vervoerd met hun jongen die zij zogen. Niet gecastreerde volwassen mannelijke dieren moeten gescheiden worden gehouden van vrouwelijke dieren. Fokberen moeten van elkaar worden gescheiden.

11 pnt.

Dat geldt eveneens voor hengsten.

22 pnt.

b) In de afdelingen waarin zich dieren bevinden, mogen geen goederen zijn opgeslagen die nadelig kunnen zijn voor hun welzijn.

22 pnt.

  

4. Bij het in- en uitladen van de dieren moet gebruik worden gemaakt van daarvoor geschikte middelen, zoals bruggen, vlonders of loopplanken. Dit middel moet zijn voorzien van een vloer die zodanig is geconstrueerd dat uitglijden wordt tegengegaan en, indien noodzakelijk, van een beschermende zijkant. Tijdens het vervoer mogen de dieren niet met mechanische middelen in een hangende positie worden gehouden en evenmin bij kop, horens, poten, staart of vacht worden opgetild of over de grond gesleept. Bovendien moet het gebruik van apparaten met elektrische ontlading zoveel mogelijk worden vermeden.

22 pnt.

  

5. De vloer van de vervoermiddelen of de containers moet sterk genoeg zijn om het gewicht van de vervoerde dieren te dragen.

22 pnt.

Hij moet zo geconstrueerd zijn dat uitglijden wordt voorkomen. Indien er spleten of gaten in zijn, moet hij zo zijn ontworpen dat er geen scherpe uitsteeksels zijn waaraan de dieren zich zouden kunnen verwonden. Hij moet bedekt zijn met een voldoende laag strooisel voor het absorberen van uitwerpselen, tenzij hierin op een andere wijze kan worden voorzien die ten minste dezelfde voordelen biedt of tenzij de uitwerpselen regelmatig worden verwijderd.

11 pnt.

  

6. Ten einde tijdens het vervoer de nodige verzorging van de dieren te waarborgen, dienen zij te worden vergezeld door een begeleider,

22 pnt.

tenzij:

 

a) de dieren worden vervoerd in degelijke containers die behoorlijk worden geventileerd en die, zo nodig, in tegen morsen beveiligde verdeelautomaten, voldoende voedsel en water bevatten voor een reis die dubbel zo lang duurt als de verwachte reisduur

 

b) de vervoerder als begeleider optreedt

 

c) de verzender een gemachtigde heeft belast met verzorging van de dieren op daarvoor geschikte halteplaatsen.

 
  

7) De begeleider of de gemachtigde van de verzender dient de dieren te verzorgen, te drenken, te voederen en zo nodig te melken.

22 pnt.

a) Melkgevende koeien moeten met tussenpozen van ongeveer twaalf uur, maar niet langer dan vijftien uur, worden gemolken.

 

b) Om de begeleider tot deze verzorging in staat te stellen moet hij zo nodig kunnen beschikken over een geschikte verlichtingsapparatuur.

11 pnt.

  

8. De dieren mogen uitsluitend in vervoermiddelen worden geladen die zorgvuldig zijn gereinigd en zo nodig ontsmet. Dode dieren, vervuild strooisel en uitwerpselen moeten zo spoedig mogelijk worden verwijderd.

16 pnt.

  

B. Bijzondere bepalingen voor vervoer per spoor

 
  

9. Elke spoorwagon die voor het vervoer van dieren wordt gebruikt, moet worden gemerkt met een symbool waaruit de aanwezigheid van levende dieren blijkt, tenzij de dieren worden vervoerd in containers. Als geen speciaal voor het vervoer van dieren ingerichte wagons beschikbaar zijn, moeten de dieren worden vervoerd in overdekte wagons die met hoge snelheid kunnen rijden en die voorzien zijn van voldoende grote ventilatieopeningen of beschikken over een ook bij lage snelheid adequaat ventilatiesysteem. De binnenwanden van deze wagons moeten van hout zijn of van een ander volledig glad materiaal en moeten op een passende hoogte voorzien zijn van ringen of staven voor het geval dat de dieren moeten worden vastgemaakt.

22 pnt.

  

10. Eenhoevige dieren moeten, wanneer zij niet in individuele hokken worden vervoerd, hetzij langs dezelfde wand hetzij met de hoofden naar elkaar toe worden vastgemaakt. Veulens en niet afgerichte dieren mogen echter niet worden vastgebonden.

16 pnt.

  

11. Grote dieren moeten zo in de wagons worden geladen dat de begeleider tussen hen door kan lopen.

11 pnt.

  

12. Wanneer overeenkomstig het bepaalde in punt 3, onder a., dieren van elkaar gescheiden moeten worden gehouden, kan dat gebeuren door hen in aparte delen van de wagon vast te binden, indien daartoe voldoende ruimte is, of door middel van daarvoor geschikte tussenschotten.

11 pnt.

  

13. Bij het samenstellen van treinen en bij elke andere verplaatsing van de wagons moeten de nodige voorzorgen worden genomen om heftige schokken tegen wagons waarin zich dieren bevinden, te voorkomen.

11 pnt.

  

C. Bijzondere bepalingen voor het vervoer over de weg

 
  

14. De voertuigen moeten zo zijn geconstrueerd dat de dieren niet kunnen ontsnappen en dat hun veiligheid wordt gegarandeerd zij moeten ook voorzien zijn van een dak dat afdoende bescherming biedt tegen slechte weersomstandigheden.

22 pnt.

  

15. In voertuigen die worden gebruikt voor het vervoer van grote dieren die normaliter moeten worden vastgebonden, dienen de daartoe vereiste voorzieningen aanwezig te zijn. Wanneer de voertuigen in afzonderlijke ruimten moeten worden verdeeld, moeten stevige tussenschotten worden gebruikt.

22 pnt.

  

16. De voertuigen moeten zijn voorzien van een passende uitrusting die voldoet aan de in punt 4 vastgestelde eisen.

22 pnt.

  

D. Bijzondere bepalingen voor het vervoer over water

 
  

Voor alle onder de punten 17 tot en met 26 genoemde bepalingen betreffende het vervoer over water.

22 pnt.

  

E. Bijzondere bepalingen voor het vervoer door de lucht

 
  

* Aangezien het vervoer door de lucht nagenoeg altijd grensoverschrijdend plaatsvindt geen verhoging.

 
  

27. De dieren moeten worden vervoerd in voor de soort geschikte containers of hokken die ten minste voldoen aan de meest recente voorschriften voor het vervoer van levende dieren van de IATA.

200 pnt.

  

28. De nodige voorzorgsmaatregelen moeten worden getroffen om te hoge of te lage temperaturen aan boord te vermijden, waarbij rekening moet worden gehouden met de diersoort. Bovendien moeten grote luchtdrukverschillen worden vermeden.

200 pnt.

  

29. Aan boord van vrachtvliegtuigen moet een door de bevoegde autoriteit goedgekeurd instrument aanwezig zijn om de dieren zo nodig te doden.

22 pnt.

  

Hoofdstuk II

 

Pluimvee en als huisdier gehouden vogels en konijnen

 
  

30. De hierna vermelde punten van hoofdstuk I zijn mutatis mutandis van toepassing op het vervoer van pluimvee en als huisdier gehouden vogels en konijnen. Het aantal sanctiepunten toegekend aan punt 2 onder a, b en c en de punten 3, 5, 6, 8, 9, 13, 17 tot en met 22, 24 en 26 tot en met 29 van hst. I is hier dus eveneens van toepassing.

 
  

31. Geschikt voer en water moeten in voldoende hoeveelheden beschikbaar zijn, tenzij:

 

– de reis minder dan twaalf uur duurt, in- en uitladen niet meegerekend

 

– de reis minder dan 24 uur duurt, wanneer het gaat om jonge vogels ongeacht de soort, mits de reis eindigt binnen 72 uur nadat zij uit het ei zijn gekomen.

22 pnt.

  

Hoofdstuk III

 

Als huisdier gehouden honden en katten

 
  

32. Onverminderd het bepaalde in artikel 1, lid 2, onder a (van de richtlijn), zijn de hierna vermelde punten van hoofdstuk I mutatis mutandis van toepassing op het vervoer van als huisdier gehouden honden en katten. Het aantal sanctiepunten toegekend aan punt 1, punt 2, onder a, b en c; de punten 3, 5 en 6, punt 7, onder a en c, en de punten 8, 9, 12, 13, 15 en 17 tot en met 29 van hst. I is hier dus eveneens van toepassing.

 
  

33. Tijdens het vervoer moeten de dieren ten minste om de 24 uur worden gevoederd en om de twaalf uur worden gedrenkt.

90 pnt.

Er dienen duidelijke schriftelijke instructies aanwezig te zijn betreffende het voederen en drenken.

9 pnt.

Loopse wijfjes moeten van de mannetjes gescheiden worden gehouden.

22 pnt.

  

Hoofdstuk IV

 

Andere zoogdieren en vogels

 
  

34. a) Het bepaalde in dit hoofdstuk is van toepassing op het vervoer van zoogdieren en vogels die niet onder de voorgaande hoofdstukken vallen.

 

b) De hierna volgende punten van hoofdstuk I zijn mutatis mutandis van toepassing op het vervoer van de in dit hoofdstuk bedoelde soorten. Het aantal sanctiepunten toegekend aan punt 1, punt 2, onder a, b en c, punt 3, onder b; de punten 4, 5 en 6, punt 7, onder a en c, en de punten 8, 9 en 13 tot en met 29 van hst. I is hier dus eveneens van toepassing.

 
  

35. Onverminderd het bepaalde in artikel 3, lid 1, onder b, mogen alleen voor vervoer geschikte en gezonde dieren worden vervoerd.

22 pnt.

  

Dieren die duidelijk geruime tijd drachtig zijn of die recentelijk hebben geworpen en jongen die zich nog niet zelfstandig kunnen voeden en niet vergezeld zijn van hun moeder, mogen niet als voor vervoer geschikt worden beschouwd.

9 pnt.

  

In uitzonderlijke gevallen mag van deze bepaling worden afgeweken indien het dier in zijn belang moet worden vervoerd naar een plaats waar het adequaat kan worden behandeld.

 
  

36. Sedativa mogen alleen in uitzonderlijke omstandigheden worden toegediend en dan nog uitsluitend onder rechtstreeks toezicht van een dierenarts. Een document met gegevens over het toedienen van sedativa moet het betrokken dier vergezellen tot op zijn bestemming.

9 pnt.

  

37. De dieren mogen uitsluitend worden vervoerd in daarvoor geschikte vervoermiddelen waarop zo nodig is aangegeven dat zich daarin wilde, schuwe of gevaarlijke dieren bevinden.

22 pnt.

Bovendien dienen duidelijke, schriftelijke instructies aanwezig te zijn betreffende het voederen en drenken en de bijzondere verzorging die de dieren behoeven.

11 pnt.

  

Dieren die onder de werkingssfeer van Cites vallen, moeten worden vervoerd overeenkomstig de meest recente richtlijnen van Cites inzake het vervoer en het voor vervoer gereedmaken van levende specimens van de wilde flora en fauna. Bij vervoer door de lucht moeten zij ten minste worden vervoerd overeenkomstig de meest recente voorschriften van de IATA voor het vervoer van levende dieren. Zij moeten zo spoedig mogelijk naar hun bestemming worden vervoerd.

22 pnt.

  

38. De onder dit hoofdstuk vallende dieren moeten worden verzorgd overeenkomstig de in punt 37 bedoelde instructies en richtlijnen.

22 pnt.

  

39. De dieren moeten vóór het vervoer gedurende een adequate periode in gevangenschap worden gehouden en worden voorbereid op het vervoer, en dienen in die periode zo nodig geleidelijk in hun container te worden geplaatst.

9 pnt.

  

40. Dieren van verschillende soorten mogen niet in een zelfde container worden geplaatst.

 

Bovendien mogen ook dieren van dezelfde soort alleen dan samen in een zelfde container worden geplaatst als bekend is dat zij elkaars aanwezigheid verdragen.

9 pnt.

  

41. Geweidragende dieren mogen niet worden vervoerd in de periode waarin nieuwe geweien worden gevormd.

9 pnt.

  

42. Vogels moeten in het halfduister worden gehouden.

9 pnt.

  

43. Onverminderd de overeenkomstig artikel 3, lid 3, te nemen bijzondere maatregelen moet op zeezoogdieren voortdurend toezicht worden gehouden door een bevoegd persoon. De vervoermiddelen mogen niet worden gestapeld.

22 pnt.

  

44. a) Met het oog op een voortdurende adequate luchtverversing moeten in de wanden van de container gaten met passende afmetingen worden gemaakt om te zorgen voor een permanente, passende luchtstroom. De gaten moeten zodanige afmetingen hebben dat de dieren niet in aanraking kunnen komen met personen die de container hanteren of dat de dieren zich niet kunnen verwonden.

22 pnt.

b) Alle zijwanden, bodems en bovenwanden van de containers moeten voorzien zijn van afstandhouders, zodat lucht vrij tussen de kisten kan circuleren en de dieren kan bereiken ingeval zij worden gestapeld of dicht tegen elkaar opgeslagen.

22 pnt.

  

45. De dieren mogen niet worden geplaatst in de nabijheid van voeder of in vertrekken die toegankelijk zijn voor onbevoegden.

11 pnt.

  

Hoofdstuk V

 

Andere gewervelde dieren en koudbloedige dieren

 
  

46. Andere gewervelde dieren en koudbloedige dieren moeten worden vervoerd in passende verpakkingen en in zodanige omstandigheden, in het bijzonder ten aanzien van ruimte, luchtverversing, temperatuur en veiligheid, en met zodanige watervoorziening en zuurstoftoevoer als voor die soort nodig wordt geacht.

 

Binnen de werkingssfeer van Cites vallende soorten moeten worden vervoerd overeenkomstig de richtlijnen van Cites inzake het vervoer en het voor vervoer gereedmaken van levende specimens van de wilde flora en fauna.

 

Bij vervoer door de lucht moeten zij ten minste worden vervoerd overeenkomstig de meest recente voorschriften van de IATA voor het vervoer van levende dieren.

22 pnt.

Zij moeten zo spoedig mogelijk naar hun bestemming worden vervoerd.

9 pnt.

  

Hoofdstuk VI

 

Beladingsdichtheid

 
  

47. Met betrekking tot vervoer per spoor, over de weg (wegvervoer), per lucht (luchtvervoer) en over de zeeweg (zeevervoer). De beladingvoorschriften gelden voor eenhoevige huisdieren, runderen, schapen/geiten, varkens en pluimvee.

 
  

Bij overbelading wordt uitgegaan van 34 sanctiepungen

34 pnt.

Bedraagt de overbelading meer dan 30%, wordt het aantal sanctiepunten verdubbeld

68 pnt.

  

Hoofdstuk VII

 

(zie Hoofdstuk I.A.2d)

 

De hierna ingevoegde richtlijn voor strafvordering Gezondheids- en welzijnswet voor dieren Hoofdstuk V `Regelen met betrekking tot agressieve dieren' maakt onderdeel uit van het Handhavingsdocument Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.

Van belangzijnde besluiten/regelingen op basis van hoofdstuk V

Regeling agressieve dieren

Algemeen

Transactiebedragen/Eis ter zitting

Deze richtlijn strafvordering geeft regels voor het bepalen van de transactie c.q. eis ter zitting in geval van het niet naleven van de betreffende regelgeving.

Bij niet betalen van een aangeboden transactie wordt voor het bepalen van de eis ter zitting het aangeboden transactiebedrag met 20 % verhoogd.

Transactie of dagvaarden

Bij overtreding van kernbepalingen uit de Gezondheids- en welzijnswet zal in beginsel altijd proces-verbaal opgemaakt moeten worden.

Bij eenvoudige strafzaken zal, gelet op de aard en de geringe inbreuk op de te beschermen belangen, de meest passende reactie in de regel een transactievoorstel zijn. In principe wordt geen transactiegrens gehanteerd bij (economische en) milieudelicten.

Uitgangspunt bij complexe zaken is dagvaarding. De rechtvaardiging is gelegen in de veelal grotere bedreiging die van de overtredingen uitgaat ten aanzien van (mogelijke) schade aan de te beschermen belangen veelal in combinatie met het doelbewust en calculerend overtreden van wettelijke voorschriften.

Recidive

Naast het in de richtlijn strafvordering, gebaseerd op hoofdstuk V van de GWWD, m.b.t. recidive bepaalde is de reguliere recidive-regeling van toepassing;

- bij eenmalige recidive volgt een verhoging van het transactiebedrag of de eis ter zitting van 50%;

- bij meervoudige recidive volgt een verhoging van het transactiebedrag of de eis ter zitting van 100%.

Is in de betreffende richtlijn m.b.t. recidive niets bepaald dan is de bovenstaande regeling het uitgangspunt.

Meer strafbare feiten in een zaak

Indien sprake is van meer strafbare feiten in één strafdossier, dan dienen de door middel van Polaris bepaalde punten per feit bij elkaar opgeteld te worden. De formulering van een transactie vindt plaats voor het totaal van de feiten in een zaak. Gezien de aard van de delicten geldt de afnemend strafnut regeling niet voor economische delicten.

Daarnaast geldt onverkort de Richtlijn voor strafvordering ontneming (Stcrt. 2002, 208).

Regeling agressieve dieren

Gelet op artikel 73 en artikel 107 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

Achtergrond

In artikel 73, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren is het verbod opgenomen om dieren voorhanden te hebben, die behoren tot een, ingevolge artikel 73, eerste lid, door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aangewezen soort of categorie. Als diersoorten en categorieën van dieren, als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de wet zijn in de Regeling agressieve dieren aangewezen, de honden van het Pitbull-Terriër-type.

Op grond van artikel 107 van de wet is tevens in deze regeling vrijstelling/ontheffing verleend voor onder andere het in artikel 73, eerste lid, van de wet opgenomen verbod, mits aan de in de regeling opgenomen voorschriften en voorwaarden wordt voldaan.

Gedragingen in strijd met de voorschriften vastgesteld bij of krachtens artikel 73, tweede lid, is ingevolge artikel 121 van deze wet een misdrijf. Deze richtlijn heeft tot doel om landelijk tot een eenvormig transactie- en strafvorderingsbeleid te komen, met betrekking tot de overtreding van artikel 73, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.

Voorschriften en voorwaarden opgenomen in de regeling agressieve dieren

In de regeling agressieve dieren zijn in artikel 3 de voorschriften en voorwaarden opgenomen, die zijn verbonden aan de vrijstelling/ontheffing voor artikel 73, tweede lid, van de wet. Deze voorschriften en voorwaarden zijn hierna per onderdeel weergegeven.

Artikel 73, tweede lid, van de wet is niet van toepassing indien wordt voldaan aan het gestelde in:

artikel 3, tweede lid, onder a, van de Regeling agressieve dieren

de houder beschikt over een dierenpaspoort dan wel een geldig ontvangstbewijs als bedoeld in artikel 7, derde lid, dat is voorzien van een identificatiemerk, waaruit blijkt dat sprake is van een dier dat behoort tot de aangewezen soort of categorie.

artikel 3, tweede lid, onder b, van de Regeling agressieve dieren

het dier is voorzien van een door middel van tatoeage aangebracht identificatiemerk, dat gelijk is aan het in het dierenpaspoort aangebrachte identificatiemerk.

artikel 3, tweede lid, onder c, van de Regeling agressieve dieren

het dier ingeval het zich op een voor het publiek toegankelijk terrein of op het terrein van een ander bevindt, kort is aangelijnd en is voorzien van een muilkorf en de houder het dierenpaspoort/ontvangstbewijs bij zich draagt en dit op eerste vordering van een daartoe bevoegde ambtenaar ter inzage geeft.

Vervolgings- / verbaliseringsbeleid

In alle gevallen dient tegen de houder van het dier proces-verbaal te worden opgemaakt. Indien inbeslagname heeft plaatsgevonden, wordt het proces-verbaal met de kennisgeving van inbeslagneming en een eventuele afstandsverklaring die door de rechthebbende is ondertekend binnen 2 x 24 uur aan het openbaar ministerie gezonden.

I. Paspoort, tatoeage en identificatiemerk

  

Indien niet wordt voldaan aan de voorschriften en voorwaarden, zoals deze zijn opgenomen in artikel 3, tweede lid, onder a en b van de Regeling agressieve dieren, luidt de richtlijn als volgt:

inbeslagname van de hond;

 

– met afstandverklaring

20 pnt. + onttrekking aan het verkeer van de inbeslag genomen hond

– geen afstandverklaring dagvaarden van de houder, eis ter zitting:

20 pnt. (verhoogd met 20%) + onttrekking aan het verkeer van de inbeslag genomen hond

  

II. Niet kort aangelijnd en/of niet voorzien van een muilkorf

  

Wanneer niet is voldaan aan de voorschriften en voorwaarden het dier kort aan te lijnen en het dier te voorzien van een muilkorf, zoals deze zijn opgenomen in artikel 3, tweede lid, onder c van de Regeling agressieve dieren, luidt de richtlijn als volgt:

• niet (op de juiste wijze) kort aangelijnd en niet (op de juiste wijze) voorzien van een muilkorf

14 pnt.

• niet (op de juiste wijze) voorzien van een muilkorf

10 pnt.

• niet (op de juiste wijze) kort aangelijnd

6 pnt.

  

III. Schade, letsel of gevaarzetting

  

Inbeslagname van de hond; dagvaarden van de houder, eis ter zitting:

minimaal 50 pnt. en onttrekking aan het verkeer van de inbeslag genomen hond (2). Het bedrag van de boete kan worden verhoogd gelet op de schade en/of het letsel.

  

IV. Niet tonen paspoort/ontvangstbewijs

 
  

Indien uitsluitend niet is voldaan aan de voorschriften en voorwaarden, het dierenpaspoort of ontvangstbewijs bij zich te dragen en dit op eerste vordering van een daartoe bevoegde ambtenaar ter inzage af te geven, zoals deze zijn opgenomen in artikel 3, eerste lid, onder c van de Regeling agressieve dieren.

 

5 pnt.

De richtlijnen voor het beleid van het openbaar ministerie en de politie inzake inbeslagneming van 11 oktober 1978 (Stcrt. 1980, 103, d.d. 2 juni 1980) zijn van toepassing.

Eindnoten

1. Bij het vaststellen van de hoogte van de boete is rekening gehouden met de waarde van de hond.

2. Bij het vaststellen van de hoogte van de boete is rekening gehouden met de waarde van de hond.

Naar boven