Tijdelijke beleidsregel NV Service Centrum Grond

De directie van de N.V. Service Centrum Grond,

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

I

In afwijking van het reglement van de N.V. Service Centrum Grond, vastgesteld op 16 juni 2000 en bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant van 27 juni 2000, en laatstelijk gewijzigd op 9 oktober 2003 (Nederlandse Staatscourant van 30 oktober 2003, nr. 210, in werking tredend per 1 januari 2004) geldt voor de periode van een jaar het volgende.

A. Bij de aanvraag voor een verklaring inzake de reinigbaarheid van verontreinigde grond krachtens het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen en de Wet belastingen op milieugrondslag mag in afwijking van artikel 8d van het reglement van de N.V. Service Centrum Grond de voorbehandeling en de analyse van de monsters zijn uitgevoerd overeenkomstig ISO/IEC 17025 dan wel EN 45001 indien de aanvraag betrekking heeft op een partij residu die is vrijgekomen bij de procesmatige reiniging van grond.

B. Voor de beoordeling van een partij residu die is vrijgekomen bij de procesmatige reiniging van grond en waarbij de voorbehandeling en analyse zijn uitgevoerd overeenkomstig ISO/IEC 17025 danwel EN 45001, worden de gemiddelde analyseresultaten voor de in tabel 1 opgenomen verontreinigingen gedeeld door de in tabel 1 opgenomen omrekenfactoren.

Tabel 1: Omrekenfactoren sterlab analyses voor residu van reiniging

Verontreiniging

Omrekenfactor

Arseen

1

Cadmium

1.33

Chroom

1.27

Koper

1.55

Kwik

1

Lood

1.69

Nikkel

1.69

Zink

1.43

II

Deze beleidsregel treedt in werking 2 dagen na de datum van publicatie in de Nederlandse Staatscourant.

III

Deze beleidsregel vervalt één jaar na haar inwerkingtreding.

Houten, 15 januari 2004.
De directie van het SCG.

Deze tijdelijke beleidsregel zal met toelichting in de Nederlandse Staatscourant worden geplaatst.

Deze tijdelijke beleidsregel is op 24 januari 2003 goedgekeurd door de Raad van Commissarissen van de N.V. SCG en is op 16 januari 2004 ter kennis gebracht van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Toelichting

Op 1 november 2001 is de regeling depotkeuring in werking getreden. Vanaf dat moment dienen voor een verklaring inzake verontreinigde grond krachtens het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen en de Wet belastingen op milieugrondslag partijen in depot te worden geplaatst en te worden gekeurd volgens protocol VKB-1018 (2 maal 50 grepen per maximaal 2000 ton). De voorbehandeling en analyse van de monsters moet plaats vinden volgens het accreditatieprogramma bouwstoffenbesluit (AP04).

Reeds bij de start van de invoering van de regeling depotkeuringen heeft de Nederlandse vereniging voor procesmatige grondreinigingsbedrijven (NVPG) aangegeven de reden van invoering van de regeling depotkeuringen van harte te ondersteunen. Tevens heeft de NVPG aangegeven zorgen te hebben bij de lange proceduretijd van de AP04 analyses en de daaraan gekoppelde lange opslagduur van residuen. In veel vergunningen van grondreinigingsbedrijven krachtens de Wet milieubeheer is vastgelegd dat vanwege stankoverlast en de sterke verontreinigingsgraad de residuen van de reiniging van grond zo snel mogelijk afgevoerd moeten worden. Daarnaast is in veel gevallen de opslagcapaciteit beperkt. De langere proceduretijden van de AP04 bepalingen leiden daarmee tot vergunningstechnische en logistieke problemen.

Om te onderzoeken of de proceduretijd bekort kan worden heeft de NVPG een onderzoek [Onderzoek vergelijkbaarheid analyseresultaten depotkeuring residu extractieve grondreiniging AP-04 onderzoek versus NEN 5740, UDM/02.01.068] uitgevoerd naar de vergelijkbaarheid van de resultaten conform AP04 en de resultaten conform NEN-sterlab, welke een kortere doorlooptijd hebben.

Het onderzoek heeft zich gericht op een vergelijking van het chemisch-analytisch onderzoek volgens de voorschriften van AP04. Zie hiervoor paragraaf 4.2 van het Accreditatieprogramma Bouwstoffenbesluit, onderdeel Samenstelling Grond (AP04-SG).

Ten aanzien van de uitvoering van dit vergelijkingsonderzoek volgens AP04 is een opmerkingen op zijn plaats. Het onderzoek is uitgevoerd op 31 partijen residu van de reiniging van grond. Dit betreft partijen die qua samenstelling (sterk verontreinigd en een fijne structuur) in hoge mate met elkaar overeenstemmen. In het vergelijkingsonderzoek volgens AP04 dient het onderzoek uitgevoerd te worden op partijen met een brede range aan gehaltes verontreinigingen en met een brede range aan fysische samenstelling. Gezien het specifieke karakter van de residuen is in het vergelijkingsonderzoek vanzelfsprekend op dit punt afgeweken van de onderzoeksopzet volgens de vergelijkbaarheidstoets van AP04;

De resultaten van het onderzoek zijn door TNO geanalyseerd [De keuring van grondreinigingsresidu, NITG 02-201-B]. Hieruit komen onder andere de volgende conclusies naar voren:

• de methodes NEN-sterlab en AP04 zijn niet vergelijkbaar conform de vergelijkbaarheidstoets uit AP04 voor de parameters koper, kwik, lood, EOX en PAK's;

• voor de zware metalen die volgens de toets niet vergelijkbaar zijn, is wel een 95% betrouwbaarheidsfactor af te leiden. Deze factor geeft per metaal aan dat bij een bepaling conform AP04 de dan gevonden meetwaarde met 95% betrouwbaarheid ligt boven de NEN-sterlab meetwaarde gedeeld door de factor. Bij een factor 2 en een NEN-sterlab meetwaarde van 100 mg/kg d.s. betekent dit dat de meetwaarde indien uitgevoerd conform AP04 met een betrouwbaarheid van 95% boven de 50 mg/kg d.s. ligt;

• de kwalificatie van de partijen grondreinigingsresidu (31 stuks) die betrokken zijn in het onderzoek is in alle gevallen gelijk bij bepaling conform AP04 en bij bepaling conform NEN-sterlab inclusief de 95% betrouwbaarheidsfactoren.

In tabel 1 zijn de 95% betrouwbaarheidsfactoren weergegeven als omrekenfactoren.

Uit de resultaten van het onderzoek heeft het SCG de conclusie getrokken dat ten behoeve van de beoordeling van de reinigbaarheid van partijen residu van de reiniging van grond volstaan kan worden met NEN-sterlab analyses mits daar de 95% betrouwbaarheidfactoren bij worden betrokken. Indien de 95% betrouwbaarheidfactoren erbij worden betrokken, zijn deze analyses - uitsluitend ten behoeve van de beoordeling van de reinigbaarheid van de residuen van de reiniging van grond - van een vergelijkbaar niveau als AP04 analyses.

Het SCG heeft daarom besloten om - voorlopig voor één jaar - toe te staan dat wordt volstaan met NEN-sterlab analyses inclusief de 95% betrouwbaarheidfactoren. Dit laat onverlet dat de beoordeling tevens op basis van AP04 analyses zonder betrouwbaarheidsfactoren kan geschieden.

De beperking tot één jaar is gebaseerd op overwegingen van zorgvuldigheid. In deze periode zal het SCG 10 % van de conform NEN-sterlab onderzochte partijen residu van de reiniging van grond onderzoeken conform AP04. Daardoor wordt gemonitord of de NEN-sterlab-analyses inderdaad een voldoende betrouwbaar resultaat geven.

Bij dit besluit heeft het SCG tevens het algemeen belang van het AP04 programma en de uitstraling daarvan in termen van kwaliteitsborging meegewogen. Afwijkingen van AP04 moeten zoveel mogelijk worden beperkt. Er is toch gekozen voor de mogelijkheid om van AP04 af te wijken, omdat:

1) hier sprake is van een zeer specifieke materiaalstroom die per definitie niet beoordeeld wordt in het kader van het Bouwstoffenbesluit;

2) de afwijking van AP04 met een uitgebreid onderzoek is onderbouwd.

Dit besluit geldt alleen voor de residuen van de reiniging van grond, omdat de resultaten van het verrichte onderzoek slechts toepasbaar zijn voor de residuen van de reiniging van grond. In dit onderzoek zijn namelijk uitsluitend partijen residu betrokken. Bovendien is de NEN-sterlab methode inclusief de 95% betrouwbaarheidsfactor niet toepasbaar voor andere grondstromen omdat deze een minder eenduidig karakter hebben en voor hun kwalificatie tevens worden beoordeeld op organische contaminanten. Voor de kwalificatie van de partijen residu van de reiniging van grond zijn (in tegenstelling tot andere grond) uitsluitend de gehalten aan zware metalen van belang. Indien de zware metalen beneden de interventiewaarde liggen zoals die geldt na thermische reiniging zijn de partijen thermisch reinigbaar, liggen ze daarboven dan zijn de partijen niet-reinigbaar.

Deze tijdelijke beleidsregel doet daarom niets af aan de betekenis van AP04 voor de keuring van andere grond die op andere wijze vrijkomt (sanering, grondverzet, hergebruik).

Indien het gebruik van NEN-sterlab analyses en 95% betrouwbaarheidsfactoren leidt tot het weigeren van de aangevraagde verklaring kan uiteraard de partij opnieuw worden gekeurd volgens AP04 en kan op basis van deze keuringsresultaten wederom een verklaring worden aangevraagd.

Omdat dit besluit een tijdelijk karakter heeft, is het niet in het reglement van het SCG verwerkt.

Naar boven